Indian Days at Banff".
Een zangers carrière
Tentoonstelling van Arti,
Amsterdam.
Veel merkwaardigs gaat geleidelijk verdwijnen
Geruchten om aartshertog
Otto houden aan.
Rotterdam heeft reeds zijn
tienduizend schepen.
WOENSDAG 11 NOV. 1936
Alleenwonende weduwe in
haar woning overvallen.
De Zaanlandsche Bank.
Hawai-eilanden door de
staking gedupeerd.
Spaansche zaakgelastigde uit
Berlijn gevlucht.
Graaf Ciano te Weenen.
)e bioscoop aan de Parklaan.
H.M. de Koningin exposeert.
De tachtigjarige Jan Visser gehuldigd.
Monniclcendam en Schulman onderscheiden.
Kamp der Stoney Indianen bij Banff.
De Laatste der Roode mannen, zoo eindigde
ik mijn laatsten brief. De Indianen hebben
veel geleden, door den strijd met de blanken
niet alleen, maar vooral door de vuurwapenen
die huil onderlinge oorlogen zooveel gevaar
lijker maakten. En het ergste wat de blanke
man den Indiaan heeft gebracht waren de
pokken. De stam der Zwartvoeten, waarvan de
Stoney's een onderdeel uitmaken, telde toen
zij hun verdrag met de blanken sloten 8000 a
9000 man. De pokken lieten er een kleine
2000 van over. Op het oogenblik leven er nog
een dikke 100.000 volbloed-Indianen, maar
hun aantal neemt thans toe. Meer en meer
laten ze zich naturaliseeren als Canadees,
want als Indiaan worden ze als onmondig
beschouwd, hebben o.a. geen stemrecht, wel
bijzondere rechten voor jacht en visscherij
en landeigendom, die ze bij naturalisatie ver
liezen.
Maar deze dikke 100.000 Indianen zullen
langzaam opgaan in het uit den aard der zaak
toch reeds sterk gemengde Canadeesche volk.
Canada zal er beter en rijker door worden,
maar er zal wel veel eigenaardigs verdwijnen
Daarom ben ik blij dat ik de laatste India
nen in hun volle glorie gezien heb!
Al was het wel een klein beetje namaak,
's Avonds verzamelde zich de heele groep
weer in vol ornaat op de sportterreinen van
het Hotel. De voorstelling begon met de Sun
dance, de bezweringsdans, die vroeger den
geheelen stam tezamen bracht. Een mooie
kleine kioof bij Banff heet naar de plech
tigheid, die daarvóór altijd gehouden wordt,
nu nog Sundance canyon. De teepees, de groo
te tenten, stonden er in hoefijzervorm voor
den rotswand. Op het weilandje voor de kloof
zaten in wijden kring de mannen van den
stam, de vrouwen bescheiden op den achter
grond. In 't midden verheft zich een groote
zware boom met forsche zijtakken. Daaron
der zit een aantal jongelingen van 16 a 17
jaar doodstil te wachten op het oogenblik dat
zij zullen mogen toonen, den titel van krijgs
man waardig te zijn. Drie dagen lang heb
ben ze gevast, drie dagen lang geen droppel
gedronken. Nu zitten ze reeds 2 uur lang in de
brandende zon onder den bladerloozen boom
als de medicijnman nadert met een aantal
houten pennen met scherpe punt in de hand
en wat lange riemen achter zich aansleepend.
Het Opperhoofd spreekt de jongens toe. Moe
digt hen aan alles dapper te dragen, vertelt
van de dapperheid der voorvaderen en geeft
dan 't teeken om te beginnen. De medicijn
man steekt nu met één snelle handbeweging
telkens een houten pen door de borst en rug
spieren der jongens; de riemen worden aan
beide uiteinden der pennen vastgemaakt en
de jongens hiermede elk aan een boomtak op
gehangen, zoo dat de voeten net den grond
kunnen raken. Onder het uitspreken van een
bezweringsformule brengt dan de toovenaar
den levenden schommel in beweging. De jon
gens zelf kunnen door afzetten met de voeten
den zwaai en dus de pijn vergrooten of rem
men. Natuurlijk geven ze geen kik.
Ondertusschen zijn de trommels hun dof
concert begonnen, zijn de mannen op tijd in
gevallen met nasaal, ietwat huilerig gezang
zonder woorden. Het rhythme neemt toe, de
sprongen van de jongens worden woester,
sommigen draaien rond in den zwaai. Sneller,
steeds sneller, harder en harder beuken de
trommelstokken en huilt het gezang. Dan.
cp een teeken van den Hoofdman houdt het
plotseling op. In doodsche stilte remmen de
ongelukkigen, wien het bloed langs borst en
rug loopt, thans met de voeten. De beproeving
is doorstaan. Thans mogen ze uitgeput neer
zinken, flauw vallen. Ze zullen door de vrou
wen verzorgd worden en hedenavond mee zit
ten rond het raadsvuur en meerooken uit den
speksteenen pijp van het groote Opperhoofd.
Zoo was het vijftig jaar geleden. Thans
krijgen we alleen de muziek en den dans, die
's avonds nadat de pijp is rondgegaan tot
laat in den nacht de gemoederen opzweepte.
En het is een opzweepend geluid, de cadans
der trommels en het invalllen der mannen
stemmen. Ze kunnen de voeten niet meer
stilhouden, geen van allen. Ook de bijna hon
derdjarige oudsten van den stam doen mee.
En zij moeten toch wel terugdenken aan heel
andere tooneelen, als zij hedenavond voor zich
zien. Na den Zonnendans volgen thans imi-
tat-iedansen, waarbij beer, hert, kuiken en
anderen worden nagebootst op een zeer na
tuurlijke manier. Dan zang. Eén Indiaan met
aardige tenorstem zingt Cowboyliedjes, de
vier leerlingen van de pas opgerichte school in
Morley, dat is het Indianenreservaat waar de
Stoney's wonen, probeeren een Engelsch
liedje te zingen, maar niemand begreep wat
het was. Beter was het Engelsche volkslied in
Indiaansche tekst, waarmede de voorstelling
natuurlijk werd besloten.
Den volgenden middag vond men ons al
vroeg in het Indianenkamp. Deze keer waren
het ook weer behendigheidswedstrijden op
z.g. bucking horses, bokkende paarden. Wat
een ellendige beesten! Voorover, achterover,
alle vier de pooten van den grond, linksom
en rechtsom. En dan die Indianen er bovenop.
Op het ongezadelde paard, alleen een singel
om het paardenlichaam, waaraan ze zich met
een hand konden vasthouden. Maar de meesten
bleven erop tot het belletje luidde, dan renden
vrienden aan om ze van het steeds wilder
wordende paard te sleuren, liefst in vollen ren,
opdat ze bij het afspringen niet gewond zou
den raken. Twee worden afgeworpen, één
maakt een heel leelijke smak, M*" droeg zijn
'wonden als een dapper krijger met een glim
lach op het gezicht. De wilde paarden worden
met een lasso gevangen,, wat prachtige staal
tjes van behendigheid te zien gaf. Maar goed
ook, want het volgende nuumer, lassowerpen
mislukte volkomen, doordat in plaats van
kalveren, die niet beschikbaar waren, veulens
moesten worden gevangen, die den vervolgers
op een enkele uitzondering na veel te vlug af
waren. Toen volgde touwtrekken, twaalf tegen
twaalf, allen te paard, wedstrijden, wie het
snelst met zijn vrouw de tent overeind had
en ondertusschen maakten wij ons op om met
mevr. Luxton, de Indianenkoningin, alle
tenten rond te gaan om te zien welke het
netst was Ingericht en waar de mooiste klee-
ren en sieraden van eigen fabrikaat waren
uitgestald. Dat was een zeer welkome gelegen
heid om het leven van deze tentbewoners nog
eens extra te bekijken! De lezer kent waar
schijnlijk het model.
Een ronde kegelvormige tent, uitgespan
nen over een dozijn dennestammetjes, die
boven den nok uitsteken en daar een ope
ning vrijlaten om den rook te laten ontwijken
De deuropening is zoo laag dat men slechts
bukkende kan binnengaan. Vroeger waren
de tenten van buffelleer of hertenhuid, te
genwoordig is het meest linnen. Buitenop
zijn allerlei figuren geschilderd, meest die
ren, soms pijlen, sterren en dergelijke. Mid
den in de tent is een kring steenen gelegd
van een kleine meter middellijn waarbinnen
het houtvuur brandt. Er boven is een hori
zontale balk aangebracht, waarover reepen
buffelvleesch te drogen hangen. Rondom
den steenkring liggen versche sparretakken
en daaromheen de groote huiden, waarop de
familie zit, ligt en eet en drinkt en slaapt.
Allerlei dekens en huiden liggen tegen den
wand opgerold. In de meeste tenten is een
binnenbekleeding aangebracht tot IV2 meter
van den grond, met geometrische figuren be
schilderd, om licht en tocht tegen te gaan.
Tegen de dekens en op de huiden liggen nu
de pronkgewaden, moccasins, handschoenen,
ceintuurs en al dat moois meer, soms over
dadig met kralen versierd, anders geheel ef
fen, voor dagelij ksch gebruik. Wij praten wat
met het Opperhoofd, babbelen met den medi
cijnman, die overal wortels en kruiden te
drogen heeft hangen, bezoeken Suzan en
Louis, want onze leidsvrouw kent ze allen
bij naam, heeft voor ieder een vriendelijk
woord en krijgt menigen lach terug. Wij zien
de wiegjes die ook weer aan den balk zijn
opgehangen, de kinderen i£ het pak. Een
moeder komt triomfantelijk aandragen met
haar baby van één dag oud. En zoo is er
overal wat te zien. Overal hangt die heer
lijke geur van brandend dennehout en die
heb ik meegenomen aan de moccasins, de
hertenleerensloffen, die de vrouw van den
medicijnman voor mij maakte, omdat zulke
groote in het heele kamp niet te vinden wa
ren, en die ik in het kamp altijd draag.
„Indian days" worden elk jaar gehouden
in de laatste week van Juli. De Canadian Pa
cific zorgt door haar drukwerken, dat de
heele wereld er tijdig van weet en bovendien
zorgt ze dat korten tijd daarna wandeltoch
ten en trail rides, tochten te paard, worden
georganiseerd m.a w. dat er meteen gelegen
heid is het prachtige, landschap te doorkrui
sen onder leiding van Indianen of Cowboys
met tentenkampen en haardvuren zooals er
vroeger eiken avond zoovele in de Rockies
opvlamden. Haast U? Ge kunt Winnetoe en
Old Shatterhand nog in levenden lijve zien!
DR. VAN DER SLEEN
Restauratie der Habsburgers in Hongarije?
De geruchten omtrent een verloving van
aartshertog Otto van Habsburg met prinses
Maria van Savoye, de dochter van den koning
van Italië, houden in de Italiaansche hoofd
stad aan. Naar verluidt zal de kwestie be
handeld worden op de conferentie der Donau-
mogendheden te Weenen op wapenstilstands
dag.
Volgens de geruchten zou het huwe
lijk gevolgd worden door de restaura
tie van aartshertog Otto als koning
van Hongarije, evenwel niet als ko
ning van Oostenrijk.
Officieele instanties te Rome weigeren ver
klaringen af te leggen of commentaar te geven
op de berichten betreffende deze kwestie.
Tot dusverre had men de restauratie altijd
„een niet-actueel probleem" genoemd, terwijl
de geruchten over genoemd huwelijk reeds
zijn tegengesproken.
Zaterdag is het tienduizendste schip voor
Rotterdam bestemd gedurende den loop van
dit jaar den Waterweg binnen gekomen. Dit
is ruim een maand eerder dan het vorige
jaar, toen het 10.000ste schip pas op 13 De
cember verscheen. Het grooter aantal schepen
is te danken aan een grooteren aanvoer van
erts en grootere verschepingen van kolen
te Rotterdam.
De tentoonstelling van aquarellen, teekenin
gen en beeldhouwwerken in Arti, welke Za
terdagmiddag geopend werd, mag zich in een
paar attracties verheugen, zonder welke ze als
geheel een tamelijk gemelijk aspect zou ver-
toonen. Bij de tweehonderd kunstwerken te
vertoonen, waarvan misschien driekwart ge
deelte alleen voor de makers ervan interes
sant is, kan wijzen op een gemis aan eerste
rangskrachten, die er niet zijn of zich afzijdig
houden, maar ook op een te groote gemakke
lijkheid van toelating der werken van hen, die
niet tot die eersterangs groep behooren. Het
wil ons voorkomen dat in dit genootschap de
selectie minder streng dan in vroeger jaren
wordt toegepast. Waarvan het gevolg is dat
een tentoonstelling als deze gevaar loopt op
de verzameling van een tweederangs schilde-
rijenwinkel te gaan gelijken. Men kan zich af
vragen wie dan wel in onze eerste en oudste
kunstgenootschappen het peil moet handha
ven als de daar leidende artisten het niet zelf
doen? Doch per slot van rekening is dat hun
zaak en niet die van critiek op publiek. De ver
gelijking met een kunstwinkel is trouwens al
funest voor wat in wezen toch een hooger
instituut moet zijn.
Zoeken wij dus de lichtpunten in deze duis
tere materie. Daartoe behoort dat de mede
werking, door Hare Majesteit de Koningin aan
deze expositie verleend, niet uitsluitend als
attractie door de zeer bijzondere positie der
hooge vervaardigster behoeft aanvaard te
worden. Men kan zelfs verder gaan en zeggen
dat de ernst en toewijding waarmee onze
Vorstin zich met de kunstbeoefening bezig
houdt, tot resultaten leidde die ver boven het
gebruikelijke peil van dilettantisme uitgaan
en een aantal professionals gemakkelijk achter
zich laten. Ook in haar ontspanningsarbeid
blijkt onze Koningin haar karakter te mani
festeeren: vooral de beide gekleurde teeke-
ningen met Noorweegsche motieven (uit 1932)
bezitten soliditeit en houding'. Ze zouden ons
evenzeer opgevallen zijn, zoo de herkomst ons
niet was bekend geweest.
De tachtigjarige heer Visser uit Zandvoort
is op zijn verjaardag gehuldigd door eminente
oudleerlingen als Bobeldijk en Luns; op deze
expositie van Arti is hem een eereplaats inge
ruimd voor een zestal werken, waardoor hij
door het publiek feitelijk pas ontdekt wordt.
Zijn er nog wel veel die zulke fijngeestige en
technisch wonderknappe portretjes kunnen
lithographeeren als de beide zelfportretjes bier
vertoond, die de intelligente snaakschheid
hebben van Allebé's kop van den ouden
Greiver? Is dat portret van den „Ouwe Dirk"
niet prima-teekenwerk, het geaquarelleerde
„Danseresje" niet vlot gewasschen en de Mar-
nixbrug niet vol jonge levendigheid van obser
vatie en rijk aan onopgesmukte kundigheid?
Misschien is ook bij dezen Visser wel te veel,
wat des kunstenaars was, aan den docent op
geofferd, doch zijn leerlingen zullen hem daar.
voor erkentelijk blijven. Dat deze tachtig
jarige zich nog immer Jan Visser Junior tee
kent, moge bewijzen dat hij zich nog jonger
voelt dan andere vischverschalkers en dat hij
van zins is ons nog wel eens met iets te ver
rassen.
De derde attractie is de prijs voor het één
of ander, door Arti toegekend aan Schulman
en Monnickendam, tezamen en eerlijk te dee-
len. Van den eerste hebben wij waarlijk wel
eens belangrijker werk te zien gekregen; Mon
nickendam is in zijn „Feestdag in de Syna
goge" geheel op dreef, geheel zich zelf en een
sterk artist, zijn felle op het rood ingestelde
kleurigheid zet ieder nieuw werk van hem
direct afzonderlijk, maar ook merkt men hoe
hij een overdadig gevulde compositie toch vol
maakt in de hand houdt en de figuratie juist
weet te binden. Monnickendam bezit humor
hoe zeldzaam is dat bij de schilders van van
daag! Hoe typeert hij het onwenninge, toch
gedurfde staan van dien jongen Jood met den
hoogen hoed op in het centrum van zijn com
positie! Hoe geestig is de gebogen gang van
dat oude heertje rechts, dat zich haast naar
den katheder, alsof daar zonder hem de zaak
geen voortgang hebben kan. Maar Monnicken
dam moet oppassen er geen Ensor-eske zotten
van te maken, de zittende Jood links op den
voorgrond heeft iets van een Fratellini en dat
zal wel zijn bedoeling niet zijn op dezen hoo
gen feestdag. Ook in dit nieuwste werk beves
tigt M. mijn inzicht dat hij een onzer origi
neelste talenten is, die de hem toekomende
waardeering nog lang niet voldoende ver
kreeg.
Na aan de attracties onze aandacht gege
ven te hebben zoeken we onze notities na en
vermelden nog een enkele opvallendheid bui
ten het gebruikelijke. Onder de jongeren noem
ik Van Tongeren. Dat het rijmt is mijn schuld
niet, maar zijn beide uitvoerige teekeningen
van Molen-interieurs zijn opmerkenswaard.
Polderman uit Apeldoorn zond een drietal
aquarellen waarvan vooral de Watermolen te
St. Maria Horebeke aantrekkelijk is: zuiwer
gewasschen aquarellen met een fluweelig
blauw, dat aan het weergaloos handige, Lim-
burgsche werk van Jules Brouwers herinnert.
Mooi werk van dezen oud-Haarlemmer, die
hier geen slecht figuur slaat. Een fijn gekleur
de penteekening van de Oostkerk in Middel
burg zond Hofiker: illustratief maar knap.
Eigener van karakter is de schriftuur van
Teixeira de Mattos die onder andere dingen
ook oude huisjes laat zien.
Een boerenerf door Van Mever was mij iets
nieuws en iets bijzonders en van vele beken
den zag ik werk dat noch minder noch meer
was dan wat wij gewoon zijn van hen te waar
deeren. Zoodat wij het dus voor dit maal on'
besproken laten.
J. H. DE BOIS
De vrouw bloedend en bewusteloos
aangetroffen.
Anderhalf jaar surséance van betaling.
HAARLEM Dinsdag.
De Haarlemsche Rechtbank heeft heden
morgen definitief surséance van betaling ver
leend aan de Zaanlandsche Bank N.V. voor
den tijd van anderhalf jaar.
Jeugd en opkomst van Beniamino Gigli
In de film „Ave Maria", die thans in Haar
lem vertoond wordt, vervult de Italiaansche
tenor Beniamino Gigli een hoofdrol.
Deze wereldbekende zanger, die zich nu een
„homme arrivé" kan noemen, wanneer hij zijn
vacantie doorbrengt in zijn villa „Montarice"
welke hij zich liet bouwen op een heuvel bij
zijn vaderstad Recanati, zong reeds als jongen
van zeven jaar in het knapenkoor van den
Dom.
Hij was de zoon van den koster, die tevens
het beroep van schoenmaker uitoefende, want
om vier jongens en twee meisjes groot te
brengen, kon vader Gigli van zijn kosterambt
alleen niet bestaan.
Toen dan ook zijn schooljaren voorbij wa
ren, moest Beniamino bij een meubelmaker
in de leer, want de middelen om zijn aardige
stem verder te ontwikkelen, waren er niet.
Hij zelf noemt dit het eerste conflict in
zijn leven. Hij wilde studeeren en hij leed
onder het bewustzijn een armen vader te
hebben.
Bij den meubelmaker hield hij het niet lang
uit, kwam nu bij een kleermaker en hij dacht:
.Beniamino, een kleermakertje uit Recanati!"
Al gauw liet hij naald en draad weer in den
steek en werd bediende bij een apotheker,
waar hij op een kwaden dag een partij fles-
schen op den grond liet vallen, met het ge
volg, dat zijn woedende patroon hem op
staande voet op straat zette.
Als „Angelica" in een operette.
Daar stond hij dus weer, maar inwendig
zong hij, blij zijn gevangenis te zijn ont
vlucht.
Hij wilde zanger en geen apothekers-be
diende worden!
Het toeval kwam hem te hulp. De studenten
van Macerate zouden een uitvoering geven
en lang wikken en wegen had men gekozen
,La fuga di Angelica" van Alessandro Billi.
De moeilijkheid wa.s echter, dat de rol van
Angelica door een meisjesstem moest worden
gezongen. Dit bezwaar zou nog wel te overwin
nen zijn geweest, wanneer de vertolkster van
deze rol zich niet uit liefde voor een scholier
had moeten laten ontmoeten en dit was
ook al was het maar spel te veel gevergd
van de eerzamen burgerdochters van Macerate!
Toen herinnerde zich een van de studenten,
dat hij eenigen tijd geleden in de kerk van
S. Flaviano in Recanatie in het jongenskoor
een stem had opgemerkt, die ongetwijfeld
Angelica's rol zou kunnen zingen.
Men toog dus op weg naar het dertig kilo
meter verder liggende stadje en had niet
veel moeite daar te weten te komen, dat
de mooie stem van het iknderkoor die van
Beniamino, den zoon van koster was.
Moeder Gigli hoorde het verhaal van de
studenten geduldig aan, lachte eens, en
stemde er in toe dat haar jongen de rol van
Angelica zou mogen zingen.
Dag in dag uit was Beniamino nu aan het
studeeren en repeteeren en den avond van de
opvoering vulden de notabelen van het stadje
de zaal.
Aanvankelijk scheen het stuk niet den in
druk te maken dien men er van verwachtte,
doch toen Beniamino als „Angelica" zijn partij
zong, kon men een speld hooren vallen en
nauwelijks was na het laatste bedrijf het
scherm gezakt, of men riep en applaudisseerde
minutenlang om de „heldin" van het stuk.
Dit succes werd het keerpunt in Beniamino's
leven en Lazzarini, zijn leermeester, wist te
bewerken, dat de ouders eindelijk toestem
ming verleenden, dat de veelbelovende zanger
te Rome verder zou mogen studeeren.
Daar verdiende hij den kost alsbe
diende in een apotheek en een groot deel van
den nacht besteedde hij aan zijn studie.
Rijk aan succes, arm aan geld,
Tevens hoopte hij, dat hij in de Eeuwige
Stad zou kunnen worden opgenomen in de
„Scuola Cantorum" van Lorenzo Perosi, doch
de statuten bepaalden, dat nieuwe leerlin
gen niet ouder mochten zijn dan 15 jaar en
het was voor de eerste maal in zijn leven,
dat Beniamino zich beklaagde, dat hij al
16 was!
Nog altijd intusschen brengt zijn succes
hem niet wat hij zoo vurig wenscht: geld
„Het jaar heeft 365 dagen en iedere dag kost
geld. Dat is het bedroevende rekensommetje
voor iemand, die niets anders bezit dan zijn
stem, welke nog geen beurswaarde heeft!
Het sprookje.
Er was eenseen rijke Amerikaansche.
Elisabeth MacCormick, die den naam had
een beschermster der kunst te zijn. Op ze
keren dag ontving ze een brief van het con
servatorium in Parma, waarin haar gevraagd
werd, of ze bereid was een prijs beschikbaar
te stellen voor den besten Italiaanschen ope
ra-componist en voor den bezitter van de
mooiste stem.
De Amerikaansche ging op de voorstel in
en in Parma begon een concours, waaraan
meer dan honderd zangers deelnamen. Nim
mer werd in de oude hertogstad zooveel ge
zongen als toen. Op straat en in de koffie
huizen, overal kon men de zangers hooren,
die zich voor het laatst aan het oefenen wa
ren. De wedstrijd duurde twintig dagen en
elke zanger moest drie liederen zingen. Num
mer 75 behaalde op deze „zangolympiade"
de overwinning en het oordeel van de jury
luidde: „Eindelijk hebben wij een tenor ont
dekt!"
Nummer 75 was Beniamino Gigli, die toen
24 jaar oud was.
Gigli en de film.
Langzamerhand werd de Italiaansche tenor
wereldbekend. In Noord- en Zuid-Amerika.
in verschillende hoofdsteden van Europa,
overal oogstte hij succes.
Eigenaardig is zeker, dat Gigli aanvanke
lijk behoord heeft tot die artisten, die zich
voorgenomen hadden, nimmer voor de film
op te treden.
Hij heeft dit standpunt verlaten, zooals hij
zelf verklaart, omdat de geluidstechniek in
de laatste jaren zoo sterk is verbeterd.
Zijn eerste optreden was in „Vergissmein-
nicht" en daar zijn moeilijkheden met het
Duitsch nogal groot waren, heeft men thans
in zijn nieuwste film „Ave Maria" het systeem
gevolgd om hem zijn dialoog te laten aflezen,
waarbij de woorden zoo zijn opgeschreven,
dat ze in zuiver Italiaansch uitgesproken, als
Duitsch klinken. B.v. „Astu ferghessen vesalb
vir faren?" (Hast du vergessen weshalb wir
fahren?)
Nadat deze film gereed was, werden allen,
die er aan hadden meegewerkt, tot een feest
avond uitgenoodigd. Daar klopte de produc
tie-leider de juffrouw van de garderobe ge
moedelijk op den schouder en de regisseur
bracht een „hoch!" uit op den tooneelknecht.
die hersteld van een ongeval thans weer in
hun midden was!
W. S.
EINDHOVEN, 10 November. Eenzelfde
geval als te Schiedam, waarbij een vrouw, die
in haar huis 18.000 gulden verborgen hield,
het siachtoffer van een oplichter is gewor
den, heeft zich thans te Eindhoven voorge
daan, met dit verschil, dat er, inplaats van
een oplichting een overval met geweldpleging
aan te pas kwam.
Sedert langen tijd woont in een huis aan
de Poeyerschestraat 16 de ietwat zonderlinge
60-jarige weduwe M. van LuykVan den
Nieuwenhof. De vrouw leefde van steun en
liet nooit iemand in haar woning toe. Zij
woonde alleen.
Een onverlaat moet thans op de gedachte
zijn gekomen, dat de oude vrouw, die in de
omgeving als „Moeke" bekend staat, een
aanzienlijke hoeveelheid geld in haar woning
verborgen hield.
Van het feit, dat de weduwe voor den huur-
ophaler, dien zij gisteren verwachtte, de voor
deur openhield, heeft een onbekende gebruik
gemaakt, binnen te dringen. Toen de huur-
ophaler aan de woning verscheen, trof hij
de vrouw in bewusteloozen toestand aan. Zij
was bloedend aan het hoofd gewond. De po
litie en een dokter werden gewaarschuwd en
vernamen van de vrouw, die inmiddels was
bijgekomen, dat een onbekende haar huis was
binnengedrongen, haar tegen den grond had
geslagen en gepoogd had haar te wurgen.
De dader was zonder dat iemand iets be
merkte ontkomen.
Men weet niet, hoeveel de man bemachtigd
heeft. Het geld, dat voor de huur klaar lag,
heeft hij onaangeroerd gelaten. Een kast werd
echter opengebroken en daarin werd niets dan
rommel achtergelaten.
In het ziekenhuis, waarheen de vrouw op
medisch advies werd overgebracht, heeft zij
toegegeven, dat zij een som gelds in haar wo
ning verborgen hield. Hoeveel dat was en
hoeveel thans is buit gemaakt, weet zij niet.
De toestand van het slachtoffer was heden
morgen gunstig. De politie stelt een uitge
breid onderzoek in.
Toeristenverkeer onmogelijk gemaakt.
HONOLOELOE, 10 Nov. (Reuter-A.N.P.)
De staking der zeelieden in de Vereenigde
Staten heeft het transport naar zee naar de
Hawaii-eilanden stopgezet. Hierdoor is het
toerisme ernstig benadeeld; de schade voor
Hawaii bedraagt hierdoor naar schatting een
half millioen dollar per week.
Niettegenstaande de instructie van de lei
ders van den bond worden nog zeven schepen
vastgehouden in de haven van Honoloel^e,
Ondertusschen kunnen de 600 passagiers van
deze schepen niet vertrekken, waardoor het
voedings-probleem met den dag moeilijker
wordt.
Vice-consul op weg naar Amsterdam door de
Duitsche politie gearresteerd.
PARIJS, 10 November (Havas-A.N.P.)
De Spaansche zaakgelastigde te Berlijn, José
Rovina Armengoi is te Parijs aangekomen.
Hij verklaarde, dat hij Berlijn heeft ver
laten omdat de veiligheidsgaranties, welke
gewoonlijk aan een diplomatiek vertegenwoor
diger van een buitenlandsche mogendheid
worden verleend, niet langer verzekerd waren.
Hij toonde met verscheidene incidenten aan,
dat zijn woorden juist waren.
Vervolgens deelde hij mede,, dat de Spaan
sche vice-consul te Hamburg, George Tell
door de Duitsche politie was gearresteerd.
Armengol wist niet waar Teil gebleven is. In
overeenstemming met den Spaanschen am
bassadeur en het ministerie van buitenland
sche zaken begaf Teil zich per vliegtuig van
Berlijn met bestemming naar Amsterdam.
Het toestel zou geen enkele tusschenlanding
maken, toch daalde het te Hannover en hier
werd Teil door de Gestapo gearresteerd. Alle
stappen van Armengol bij het ministerie om
de in vrijheidstelling van Teil te verkrijgen,
bleven vruchteloos.
Maandag heeft graaf Ciano, de Italiaansche
minister van buitenlandsche zaken, die thans te
Weenen vertoeft, een officieel bezoek ge
bracht aan Schuschnigg en onderstaatssecre
taris van buitenlandsche zaken Guido
Schmidt, waarna hij een bezoek bracht aan
bondspresident Miklas.
Vervolgens legde hij kransen neer op het
graf van den Onbekenden Soldaat, op het
graf van Dollfuss en op het graf van de Itali
aansche soldaten uit den wereldoorlog.
Des middag heeft in de bondskanselarij het
eerste politieke onderhoud tusschen den Ita
liaanschen minister Ciano. Schuschnigg en
den staatssecretaris van buitenlandsche za
ken Schmidt plaats gehad. Schuschnigg heeft
Ciano en zijn echtgenoote een diner aange
boden, waarbij ook verscheidene andere leden
der Oostenrijksche regeering, verder o.a. prins
Starhemberg, de gezant van Hongarije en de
Oostenrijksche gezant te rome aanzaten.
MACDONALD WEER HERSTELD.
LONDEN, 10 November (Havas-A.N.P.)
Ramsay MacDonald, die gisteravond aan het
diner van den Lord Mayor bewusteloos ge
raakte en naar huis moest worden gebracht,
heeft een uitstekenden nacht gehad en heden
ochtend maakte hij weer zijn gewone wande
ling op den Hampstead-heuvel.
Quaestie in hooger beroep.
HAARLEM Dinsdag.
Naar wij vernemen is de heer G. Canes, de
exploitant van de bioscoop in de Kleine Hout
straat, die van de commissie voor de nieuwe
zaken uit den Ned. Bioscoopbond geen toe
stemming kreeg zijn zaak te verplaatsen naar
een nieuw te zetten gebouw aan de Parklaan,
voornemens van deze beslissing in hooger be
roep te komen bij het bestuur van den
Bioscoopbond.