Indian Days at Banff". Een zangers carrière Tentoonstelling van Arti, Amsterdam. Veel merkwaardigs gaat geleidelijk verdwijnen Geruchten om aartshertog Otto houden aan. Rotterdam heeft reeds zijn tienduizend schepen. WOENSDAG 11 NOV. 1936 Alleenwonende weduwe in haar woning overvallen. De Zaanlandsche Bank. Hawai-eilanden door de staking gedupeerd. Spaansche zaakgelastigde uit Berlijn gevlucht. Graaf Ciano te Weenen. )e bioscoop aan de Parklaan. H.M. de Koningin exposeert. De tachtigjarige Jan Visser gehuldigd. Monniclcendam en Schulman onderscheiden. Kamp der Stoney Indianen bij Banff. De Laatste der Roode mannen, zoo eindigde ik mijn laatsten brief. De Indianen hebben veel geleden, door den strijd met de blanken niet alleen, maar vooral door de vuurwapenen die huil onderlinge oorlogen zooveel gevaar lijker maakten. En het ergste wat de blanke man den Indiaan heeft gebracht waren de pokken. De stam der Zwartvoeten, waarvan de Stoney's een onderdeel uitmaken, telde toen zij hun verdrag met de blanken sloten 8000 a 9000 man. De pokken lieten er een kleine 2000 van over. Op het oogenblik leven er nog een dikke 100.000 volbloed-Indianen, maar hun aantal neemt thans toe. Meer en meer laten ze zich naturaliseeren als Canadees, want als Indiaan worden ze als onmondig beschouwd, hebben o.a. geen stemrecht, wel bijzondere rechten voor jacht en visscherij en landeigendom, die ze bij naturalisatie ver liezen. Maar deze dikke 100.000 Indianen zullen langzaam opgaan in het uit den aard der zaak toch reeds sterk gemengde Canadeesche volk. Canada zal er beter en rijker door worden, maar er zal wel veel eigenaardigs verdwijnen Daarom ben ik blij dat ik de laatste India nen in hun volle glorie gezien heb! Al was het wel een klein beetje namaak, 's Avonds verzamelde zich de heele groep weer in vol ornaat op de sportterreinen van het Hotel. De voorstelling begon met de Sun dance, de bezweringsdans, die vroeger den geheelen stam tezamen bracht. Een mooie kleine kioof bij Banff heet naar de plech tigheid, die daarvóór altijd gehouden wordt, nu nog Sundance canyon. De teepees, de groo te tenten, stonden er in hoefijzervorm voor den rotswand. Op het weilandje voor de kloof zaten in wijden kring de mannen van den stam, de vrouwen bescheiden op den achter grond. In 't midden verheft zich een groote zware boom met forsche zijtakken. Daaron der zit een aantal jongelingen van 16 a 17 jaar doodstil te wachten op het oogenblik dat zij zullen mogen toonen, den titel van krijgs man waardig te zijn. Drie dagen lang heb ben ze gevast, drie dagen lang geen droppel gedronken. Nu zitten ze reeds 2 uur lang in de brandende zon onder den bladerloozen boom als de medicijnman nadert met een aantal houten pennen met scherpe punt in de hand en wat lange riemen achter zich aansleepend. Het Opperhoofd spreekt de jongens toe. Moe digt hen aan alles dapper te dragen, vertelt van de dapperheid der voorvaderen en geeft dan 't teeken om te beginnen. De medicijn man steekt nu met één snelle handbeweging telkens een houten pen door de borst en rug spieren der jongens; de riemen worden aan beide uiteinden der pennen vastgemaakt en de jongens hiermede elk aan een boomtak op gehangen, zoo dat de voeten net den grond kunnen raken. Onder het uitspreken van een bezweringsformule brengt dan de toovenaar den levenden schommel in beweging. De jon gens zelf kunnen door afzetten met de voeten den zwaai en dus de pijn vergrooten of rem men. Natuurlijk geven ze geen kik. Ondertusschen zijn de trommels hun dof concert begonnen, zijn de mannen op tijd in gevallen met nasaal, ietwat huilerig gezang zonder woorden. Het rhythme neemt toe, de sprongen van de jongens worden woester, sommigen draaien rond in den zwaai. Sneller, steeds sneller, harder en harder beuken de trommelstokken en huilt het gezang. Dan. cp een teeken van den Hoofdman houdt het plotseling op. In doodsche stilte remmen de ongelukkigen, wien het bloed langs borst en rug loopt, thans met de voeten. De beproeving is doorstaan. Thans mogen ze uitgeput neer zinken, flauw vallen. Ze zullen door de vrou wen verzorgd worden en hedenavond mee zit ten rond het raadsvuur en meerooken uit den speksteenen pijp van het groote Opperhoofd. Zoo was het vijftig jaar geleden. Thans krijgen we alleen de muziek en den dans, die 's avonds nadat de pijp is rondgegaan tot laat in den nacht de gemoederen opzweepte. En het is een opzweepend geluid, de cadans der trommels en het invalllen der mannen stemmen. Ze kunnen de voeten niet meer stilhouden, geen van allen. Ook de bijna hon derdjarige oudsten van den stam doen mee. En zij moeten toch wel terugdenken aan heel andere tooneelen, als zij hedenavond voor zich zien. Na den Zonnendans volgen thans imi- tat-iedansen, waarbij beer, hert, kuiken en anderen worden nagebootst op een zeer na tuurlijke manier. Dan zang. Eén Indiaan met aardige tenorstem zingt Cowboyliedjes, de vier leerlingen van de pas opgerichte school in Morley, dat is het Indianenreservaat waar de Stoney's wonen, probeeren een Engelsch liedje te zingen, maar niemand begreep wat het was. Beter was het Engelsche volkslied in Indiaansche tekst, waarmede de voorstelling natuurlijk werd besloten. Den volgenden middag vond men ons al vroeg in het Indianenkamp. Deze keer waren het ook weer behendigheidswedstrijden op z.g. bucking horses, bokkende paarden. Wat een ellendige beesten! Voorover, achterover, alle vier de pooten van den grond, linksom en rechtsom. En dan die Indianen er bovenop. Op het ongezadelde paard, alleen een singel om het paardenlichaam, waaraan ze zich met een hand konden vasthouden. Maar de meesten bleven erop tot het belletje luidde, dan renden vrienden aan om ze van het steeds wilder wordende paard te sleuren, liefst in vollen ren, opdat ze bij het afspringen niet gewond zou den raken. Twee worden afgeworpen, één maakt een heel leelijke smak, M*" droeg zijn 'wonden als een dapper krijger met een glim lach op het gezicht. De wilde paarden worden met een lasso gevangen,, wat prachtige staal tjes van behendigheid te zien gaf. Maar goed ook, want het volgende nuumer, lassowerpen mislukte volkomen, doordat in plaats van kalveren, die niet beschikbaar waren, veulens moesten worden gevangen, die den vervolgers op een enkele uitzondering na veel te vlug af waren. Toen volgde touwtrekken, twaalf tegen twaalf, allen te paard, wedstrijden, wie het snelst met zijn vrouw de tent overeind had en ondertusschen maakten wij ons op om met mevr. Luxton, de Indianenkoningin, alle tenten rond te gaan om te zien welke het netst was Ingericht en waar de mooiste klee- ren en sieraden van eigen fabrikaat waren uitgestald. Dat was een zeer welkome gelegen heid om het leven van deze tentbewoners nog eens extra te bekijken! De lezer kent waar schijnlijk het model. Een ronde kegelvormige tent, uitgespan nen over een dozijn dennestammetjes, die boven den nok uitsteken en daar een ope ning vrijlaten om den rook te laten ontwijken De deuropening is zoo laag dat men slechts bukkende kan binnengaan. Vroeger waren de tenten van buffelleer of hertenhuid, te genwoordig is het meest linnen. Buitenop zijn allerlei figuren geschilderd, meest die ren, soms pijlen, sterren en dergelijke. Mid den in de tent is een kring steenen gelegd van een kleine meter middellijn waarbinnen het houtvuur brandt. Er boven is een hori zontale balk aangebracht, waarover reepen buffelvleesch te drogen hangen. Rondom den steenkring liggen versche sparretakken en daaromheen de groote huiden, waarop de familie zit, ligt en eet en drinkt en slaapt. Allerlei dekens en huiden liggen tegen den wand opgerold. In de meeste tenten is een binnenbekleeding aangebracht tot IV2 meter van den grond, met geometrische figuren be schilderd, om licht en tocht tegen te gaan. Tegen de dekens en op de huiden liggen nu de pronkgewaden, moccasins, handschoenen, ceintuurs en al dat moois meer, soms over dadig met kralen versierd, anders geheel ef fen, voor dagelij ksch gebruik. Wij praten wat met het Opperhoofd, babbelen met den medi cijnman, die overal wortels en kruiden te drogen heeft hangen, bezoeken Suzan en Louis, want onze leidsvrouw kent ze allen bij naam, heeft voor ieder een vriendelijk woord en krijgt menigen lach terug. Wij zien de wiegjes die ook weer aan den balk zijn opgehangen, de kinderen i£ het pak. Een moeder komt triomfantelijk aandragen met haar baby van één dag oud. En zoo is er overal wat te zien. Overal hangt die heer lijke geur van brandend dennehout en die heb ik meegenomen aan de moccasins, de hertenleerensloffen, die de vrouw van den medicijnman voor mij maakte, omdat zulke groote in het heele kamp niet te vinden wa ren, en die ik in het kamp altijd draag. „Indian days" worden elk jaar gehouden in de laatste week van Juli. De Canadian Pa cific zorgt door haar drukwerken, dat de heele wereld er tijdig van weet en bovendien zorgt ze dat korten tijd daarna wandeltoch ten en trail rides, tochten te paard, worden georganiseerd m.a w. dat er meteen gelegen heid is het prachtige, landschap te doorkrui sen onder leiding van Indianen of Cowboys met tentenkampen en haardvuren zooals er vroeger eiken avond zoovele in de Rockies opvlamden. Haast U? Ge kunt Winnetoe en Old Shatterhand nog in levenden lijve zien! DR. VAN DER SLEEN Restauratie der Habsburgers in Hongarije? De geruchten omtrent een verloving van aartshertog Otto van Habsburg met prinses Maria van Savoye, de dochter van den koning van Italië, houden in de Italiaansche hoofd stad aan. Naar verluidt zal de kwestie be handeld worden op de conferentie der Donau- mogendheden te Weenen op wapenstilstands dag. Volgens de geruchten zou het huwe lijk gevolgd worden door de restaura tie van aartshertog Otto als koning van Hongarije, evenwel niet als ko ning van Oostenrijk. Officieele instanties te Rome weigeren ver klaringen af te leggen of commentaar te geven op de berichten betreffende deze kwestie. Tot dusverre had men de restauratie altijd „een niet-actueel probleem" genoemd, terwijl de geruchten over genoemd huwelijk reeds zijn tegengesproken. Zaterdag is het tienduizendste schip voor Rotterdam bestemd gedurende den loop van dit jaar den Waterweg binnen gekomen. Dit is ruim een maand eerder dan het vorige jaar, toen het 10.000ste schip pas op 13 De cember verscheen. Het grooter aantal schepen is te danken aan een grooteren aanvoer van erts en grootere verschepingen van kolen te Rotterdam. De tentoonstelling van aquarellen, teekenin gen en beeldhouwwerken in Arti, welke Za terdagmiddag geopend werd, mag zich in een paar attracties verheugen, zonder welke ze als geheel een tamelijk gemelijk aspect zou ver- toonen. Bij de tweehonderd kunstwerken te vertoonen, waarvan misschien driekwart ge deelte alleen voor de makers ervan interes sant is, kan wijzen op een gemis aan eerste rangskrachten, die er niet zijn of zich afzijdig houden, maar ook op een te groote gemakke lijkheid van toelating der werken van hen, die niet tot die eersterangs groep behooren. Het wil ons voorkomen dat in dit genootschap de selectie minder streng dan in vroeger jaren wordt toegepast. Waarvan het gevolg is dat een tentoonstelling als deze gevaar loopt op de verzameling van een tweederangs schilde- rijenwinkel te gaan gelijken. Men kan zich af vragen wie dan wel in onze eerste en oudste kunstgenootschappen het peil moet handha ven als de daar leidende artisten het niet zelf doen? Doch per slot van rekening is dat hun zaak en niet die van critiek op publiek. De ver gelijking met een kunstwinkel is trouwens al funest voor wat in wezen toch een hooger instituut moet zijn. Zoeken wij dus de lichtpunten in deze duis tere materie. Daartoe behoort dat de mede werking, door Hare Majesteit de Koningin aan deze expositie verleend, niet uitsluitend als attractie door de zeer bijzondere positie der hooge vervaardigster behoeft aanvaard te worden. Men kan zelfs verder gaan en zeggen dat de ernst en toewijding waarmee onze Vorstin zich met de kunstbeoefening bezig houdt, tot resultaten leidde die ver boven het gebruikelijke peil van dilettantisme uitgaan en een aantal professionals gemakkelijk achter zich laten. Ook in haar ontspanningsarbeid blijkt onze Koningin haar karakter te mani festeeren: vooral de beide gekleurde teeke- ningen met Noorweegsche motieven (uit 1932) bezitten soliditeit en houding'. Ze zouden ons evenzeer opgevallen zijn, zoo de herkomst ons niet was bekend geweest. De tachtigjarige heer Visser uit Zandvoort is op zijn verjaardag gehuldigd door eminente oudleerlingen als Bobeldijk en Luns; op deze expositie van Arti is hem een eereplaats inge ruimd voor een zestal werken, waardoor hij door het publiek feitelijk pas ontdekt wordt. Zijn er nog wel veel die zulke fijngeestige en technisch wonderknappe portretjes kunnen lithographeeren als de beide zelfportretjes bier vertoond, die de intelligente snaakschheid hebben van Allebé's kop van den ouden Greiver? Is dat portret van den „Ouwe Dirk" niet prima-teekenwerk, het geaquarelleerde „Danseresje" niet vlot gewasschen en de Mar- nixbrug niet vol jonge levendigheid van obser vatie en rijk aan onopgesmukte kundigheid? Misschien is ook bij dezen Visser wel te veel, wat des kunstenaars was, aan den docent op geofferd, doch zijn leerlingen zullen hem daar. voor erkentelijk blijven. Dat deze tachtig jarige zich nog immer Jan Visser Junior tee kent, moge bewijzen dat hij zich nog jonger voelt dan andere vischverschalkers en dat hij van zins is ons nog wel eens met iets te ver rassen. De derde attractie is de prijs voor het één of ander, door Arti toegekend aan Schulman en Monnickendam, tezamen en eerlijk te dee- len. Van den eerste hebben wij waarlijk wel eens belangrijker werk te zien gekregen; Mon nickendam is in zijn „Feestdag in de Syna goge" geheel op dreef, geheel zich zelf en een sterk artist, zijn felle op het rood ingestelde kleurigheid zet ieder nieuw werk van hem direct afzonderlijk, maar ook merkt men hoe hij een overdadig gevulde compositie toch vol maakt in de hand houdt en de figuratie juist weet te binden. Monnickendam bezit humor hoe zeldzaam is dat bij de schilders van van daag! Hoe typeert hij het onwenninge, toch gedurfde staan van dien jongen Jood met den hoogen hoed op in het centrum van zijn com positie! Hoe geestig is de gebogen gang van dat oude heertje rechts, dat zich haast naar den katheder, alsof daar zonder hem de zaak geen voortgang hebben kan. Maar Monnicken dam moet oppassen er geen Ensor-eske zotten van te maken, de zittende Jood links op den voorgrond heeft iets van een Fratellini en dat zal wel zijn bedoeling niet zijn op dezen hoo gen feestdag. Ook in dit nieuwste werk beves tigt M. mijn inzicht dat hij een onzer origi neelste talenten is, die de hem toekomende waardeering nog lang niet voldoende ver kreeg. Na aan de attracties onze aandacht gege ven te hebben zoeken we onze notities na en vermelden nog een enkele opvallendheid bui ten het gebruikelijke. Onder de jongeren noem ik Van Tongeren. Dat het rijmt is mijn schuld niet, maar zijn beide uitvoerige teekeningen van Molen-interieurs zijn opmerkenswaard. Polderman uit Apeldoorn zond een drietal aquarellen waarvan vooral de Watermolen te St. Maria Horebeke aantrekkelijk is: zuiwer gewasschen aquarellen met een fluweelig blauw, dat aan het weergaloos handige, Lim- burgsche werk van Jules Brouwers herinnert. Mooi werk van dezen oud-Haarlemmer, die hier geen slecht figuur slaat. Een fijn gekleur de penteekening van de Oostkerk in Middel burg zond Hofiker: illustratief maar knap. Eigener van karakter is de schriftuur van Teixeira de Mattos die onder andere dingen ook oude huisjes laat zien. Een boerenerf door Van Mever was mij iets nieuws en iets bijzonders en van vele beken den zag ik werk dat noch minder noch meer was dan wat wij gewoon zijn van hen te waar deeren. Zoodat wij het dus voor dit maal on' besproken laten. J. H. DE BOIS De vrouw bloedend en bewusteloos aangetroffen. Anderhalf jaar surséance van betaling. HAARLEM Dinsdag. De Haarlemsche Rechtbank heeft heden morgen definitief surséance van betaling ver leend aan de Zaanlandsche Bank N.V. voor den tijd van anderhalf jaar. Jeugd en opkomst van Beniamino Gigli In de film „Ave Maria", die thans in Haar lem vertoond wordt, vervult de Italiaansche tenor Beniamino Gigli een hoofdrol. Deze wereldbekende zanger, die zich nu een „homme arrivé" kan noemen, wanneer hij zijn vacantie doorbrengt in zijn villa „Montarice" welke hij zich liet bouwen op een heuvel bij zijn vaderstad Recanati, zong reeds als jongen van zeven jaar in het knapenkoor van den Dom. Hij was de zoon van den koster, die tevens het beroep van schoenmaker uitoefende, want om vier jongens en twee meisjes groot te brengen, kon vader Gigli van zijn kosterambt alleen niet bestaan. Toen dan ook zijn schooljaren voorbij wa ren, moest Beniamino bij een meubelmaker in de leer, want de middelen om zijn aardige stem verder te ontwikkelen, waren er niet. Hij zelf noemt dit het eerste conflict in zijn leven. Hij wilde studeeren en hij leed onder het bewustzijn een armen vader te hebben. Bij den meubelmaker hield hij het niet lang uit, kwam nu bij een kleermaker en hij dacht: .Beniamino, een kleermakertje uit Recanati!" Al gauw liet hij naald en draad weer in den steek en werd bediende bij een apotheker, waar hij op een kwaden dag een partij fles- schen op den grond liet vallen, met het ge volg, dat zijn woedende patroon hem op staande voet op straat zette. Als „Angelica" in een operette. Daar stond hij dus weer, maar inwendig zong hij, blij zijn gevangenis te zijn ont vlucht. Hij wilde zanger en geen apothekers-be diende worden! Het toeval kwam hem te hulp. De studenten van Macerate zouden een uitvoering geven en lang wikken en wegen had men gekozen ,La fuga di Angelica" van Alessandro Billi. De moeilijkheid wa.s echter, dat de rol van Angelica door een meisjesstem moest worden gezongen. Dit bezwaar zou nog wel te overwin nen zijn geweest, wanneer de vertolkster van deze rol zich niet uit liefde voor een scholier had moeten laten ontmoeten en dit was ook al was het maar spel te veel gevergd van de eerzamen burgerdochters van Macerate! Toen herinnerde zich een van de studenten, dat hij eenigen tijd geleden in de kerk van S. Flaviano in Recanatie in het jongenskoor een stem had opgemerkt, die ongetwijfeld Angelica's rol zou kunnen zingen. Men toog dus op weg naar het dertig kilo meter verder liggende stadje en had niet veel moeite daar te weten te komen, dat de mooie stem van het iknderkoor die van Beniamino, den zoon van koster was. Moeder Gigli hoorde het verhaal van de studenten geduldig aan, lachte eens, en stemde er in toe dat haar jongen de rol van Angelica zou mogen zingen. Dag in dag uit was Beniamino nu aan het studeeren en repeteeren en den avond van de opvoering vulden de notabelen van het stadje de zaal. Aanvankelijk scheen het stuk niet den in druk te maken dien men er van verwachtte, doch toen Beniamino als „Angelica" zijn partij zong, kon men een speld hooren vallen en nauwelijks was na het laatste bedrijf het scherm gezakt, of men riep en applaudisseerde minutenlang om de „heldin" van het stuk. Dit succes werd het keerpunt in Beniamino's leven en Lazzarini, zijn leermeester, wist te bewerken, dat de ouders eindelijk toestem ming verleenden, dat de veelbelovende zanger te Rome verder zou mogen studeeren. Daar verdiende hij den kost alsbe diende in een apotheek en een groot deel van den nacht besteedde hij aan zijn studie. Rijk aan succes, arm aan geld, Tevens hoopte hij, dat hij in de Eeuwige Stad zou kunnen worden opgenomen in de „Scuola Cantorum" van Lorenzo Perosi, doch de statuten bepaalden, dat nieuwe leerlin gen niet ouder mochten zijn dan 15 jaar en het was voor de eerste maal in zijn leven, dat Beniamino zich beklaagde, dat hij al 16 was! Nog altijd intusschen brengt zijn succes hem niet wat hij zoo vurig wenscht: geld „Het jaar heeft 365 dagen en iedere dag kost geld. Dat is het bedroevende rekensommetje voor iemand, die niets anders bezit dan zijn stem, welke nog geen beurswaarde heeft! Het sprookje. Er was eenseen rijke Amerikaansche. Elisabeth MacCormick, die den naam had een beschermster der kunst te zijn. Op ze keren dag ontving ze een brief van het con servatorium in Parma, waarin haar gevraagd werd, of ze bereid was een prijs beschikbaar te stellen voor den besten Italiaanschen ope ra-componist en voor den bezitter van de mooiste stem. De Amerikaansche ging op de voorstel in en in Parma begon een concours, waaraan meer dan honderd zangers deelnamen. Nim mer werd in de oude hertogstad zooveel ge zongen als toen. Op straat en in de koffie huizen, overal kon men de zangers hooren, die zich voor het laatst aan het oefenen wa ren. De wedstrijd duurde twintig dagen en elke zanger moest drie liederen zingen. Num mer 75 behaalde op deze „zangolympiade" de overwinning en het oordeel van de jury luidde: „Eindelijk hebben wij een tenor ont dekt!" Nummer 75 was Beniamino Gigli, die toen 24 jaar oud was. Gigli en de film. Langzamerhand werd de Italiaansche tenor wereldbekend. In Noord- en Zuid-Amerika. in verschillende hoofdsteden van Europa, overal oogstte hij succes. Eigenaardig is zeker, dat Gigli aanvanke lijk behoord heeft tot die artisten, die zich voorgenomen hadden, nimmer voor de film op te treden. Hij heeft dit standpunt verlaten, zooals hij zelf verklaart, omdat de geluidstechniek in de laatste jaren zoo sterk is verbeterd. Zijn eerste optreden was in „Vergissmein- nicht" en daar zijn moeilijkheden met het Duitsch nogal groot waren, heeft men thans in zijn nieuwste film „Ave Maria" het systeem gevolgd om hem zijn dialoog te laten aflezen, waarbij de woorden zoo zijn opgeschreven, dat ze in zuiver Italiaansch uitgesproken, als Duitsch klinken. B.v. „Astu ferghessen vesalb vir faren?" (Hast du vergessen weshalb wir fahren?) Nadat deze film gereed was, werden allen, die er aan hadden meegewerkt, tot een feest avond uitgenoodigd. Daar klopte de produc tie-leider de juffrouw van de garderobe ge moedelijk op den schouder en de regisseur bracht een „hoch!" uit op den tooneelknecht. die hersteld van een ongeval thans weer in hun midden was! W. S. EINDHOVEN, 10 November. Eenzelfde geval als te Schiedam, waarbij een vrouw, die in haar huis 18.000 gulden verborgen hield, het siachtoffer van een oplichter is gewor den, heeft zich thans te Eindhoven voorge daan, met dit verschil, dat er, inplaats van een oplichting een overval met geweldpleging aan te pas kwam. Sedert langen tijd woont in een huis aan de Poeyerschestraat 16 de ietwat zonderlinge 60-jarige weduwe M. van LuykVan den Nieuwenhof. De vrouw leefde van steun en liet nooit iemand in haar woning toe. Zij woonde alleen. Een onverlaat moet thans op de gedachte zijn gekomen, dat de oude vrouw, die in de omgeving als „Moeke" bekend staat, een aanzienlijke hoeveelheid geld in haar woning verborgen hield. Van het feit, dat de weduwe voor den huur- ophaler, dien zij gisteren verwachtte, de voor deur openhield, heeft een onbekende gebruik gemaakt, binnen te dringen. Toen de huur- ophaler aan de woning verscheen, trof hij de vrouw in bewusteloozen toestand aan. Zij was bloedend aan het hoofd gewond. De po litie en een dokter werden gewaarschuwd en vernamen van de vrouw, die inmiddels was bijgekomen, dat een onbekende haar huis was binnengedrongen, haar tegen den grond had geslagen en gepoogd had haar te wurgen. De dader was zonder dat iemand iets be merkte ontkomen. Men weet niet, hoeveel de man bemachtigd heeft. Het geld, dat voor de huur klaar lag, heeft hij onaangeroerd gelaten. Een kast werd echter opengebroken en daarin werd niets dan rommel achtergelaten. In het ziekenhuis, waarheen de vrouw op medisch advies werd overgebracht, heeft zij toegegeven, dat zij een som gelds in haar wo ning verborgen hield. Hoeveel dat was en hoeveel thans is buit gemaakt, weet zij niet. De toestand van het slachtoffer was heden morgen gunstig. De politie stelt een uitge breid onderzoek in. Toeristenverkeer onmogelijk gemaakt. HONOLOELOE, 10 Nov. (Reuter-A.N.P.) De staking der zeelieden in de Vereenigde Staten heeft het transport naar zee naar de Hawaii-eilanden stopgezet. Hierdoor is het toerisme ernstig benadeeld; de schade voor Hawaii bedraagt hierdoor naar schatting een half millioen dollar per week. Niettegenstaande de instructie van de lei ders van den bond worden nog zeven schepen vastgehouden in de haven van Honoloel^e, Ondertusschen kunnen de 600 passagiers van deze schepen niet vertrekken, waardoor het voedings-probleem met den dag moeilijker wordt. Vice-consul op weg naar Amsterdam door de Duitsche politie gearresteerd. PARIJS, 10 November (Havas-A.N.P.) De Spaansche zaakgelastigde te Berlijn, José Rovina Armengoi is te Parijs aangekomen. Hij verklaarde, dat hij Berlijn heeft ver laten omdat de veiligheidsgaranties, welke gewoonlijk aan een diplomatiek vertegenwoor diger van een buitenlandsche mogendheid worden verleend, niet langer verzekerd waren. Hij toonde met verscheidene incidenten aan, dat zijn woorden juist waren. Vervolgens deelde hij mede,, dat de Spaan sche vice-consul te Hamburg, George Tell door de Duitsche politie was gearresteerd. Armengol wist niet waar Teil gebleven is. In overeenstemming met den Spaanschen am bassadeur en het ministerie van buitenland sche zaken begaf Teil zich per vliegtuig van Berlijn met bestemming naar Amsterdam. Het toestel zou geen enkele tusschenlanding maken, toch daalde het te Hannover en hier werd Teil door de Gestapo gearresteerd. Alle stappen van Armengol bij het ministerie om de in vrijheidstelling van Teil te verkrijgen, bleven vruchteloos. Maandag heeft graaf Ciano, de Italiaansche minister van buitenlandsche zaken, die thans te Weenen vertoeft, een officieel bezoek ge bracht aan Schuschnigg en onderstaatssecre taris van buitenlandsche zaken Guido Schmidt, waarna hij een bezoek bracht aan bondspresident Miklas. Vervolgens legde hij kransen neer op het graf van den Onbekenden Soldaat, op het graf van Dollfuss en op het graf van de Itali aansche soldaten uit den wereldoorlog. Des middag heeft in de bondskanselarij het eerste politieke onderhoud tusschen den Ita liaanschen minister Ciano. Schuschnigg en den staatssecretaris van buitenlandsche za ken Schmidt plaats gehad. Schuschnigg heeft Ciano en zijn echtgenoote een diner aange boden, waarbij ook verscheidene andere leden der Oostenrijksche regeering, verder o.a. prins Starhemberg, de gezant van Hongarije en de Oostenrijksche gezant te rome aanzaten. MACDONALD WEER HERSTELD. LONDEN, 10 November (Havas-A.N.P.) Ramsay MacDonald, die gisteravond aan het diner van den Lord Mayor bewusteloos ge raakte en naar huis moest worden gebracht, heeft een uitstekenden nacht gehad en heden ochtend maakte hij weer zijn gewone wande ling op den Hampstead-heuvel. Quaestie in hooger beroep. HAARLEM Dinsdag. Naar wij vernemen is de heer G. Canes, de exploitant van de bioscoop in de Kleine Hout straat, die van de commissie voor de nieuwe zaken uit den Ned. Bioscoopbond geen toe stemming kreeg zijn zaak te verplaatsen naar een nieuw te zetten gebouw aan de Parklaan, voornemens van deze beslissing in hooger be roep te komen bij het bestuur van den Bioscoopbond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7