BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Door de oliebollenbakkerij heb ik geen tijd
voor een briefje vooraf en begin dus direct
aan de beantwoording van jullie briefjes.
Lief KRULLEKOPJE. Heb je ook al va
cantie tot 11 Jan.? Wat boffen jij en zooveel
andere vriendinnetjes en vriendjes van me
toch. Prettig dat je zoo'n gezellig Kerstfeest
hebt medegemaakt. De feestjes kunnen dit
jaar niet op. Je moeder is het dus roerend met
me eens en vind ook dat het clubwinterfeestje
wel eenige weken kan worden uitgesteld. Wil
je haar danken voor haar goede wenschen.
Dag Krullekopje.
Best TEEKENAARSTERTJE. Wat heb je
een prachtige teekening ter eere van Prinses
Juliana en Prins Bernhard geteekend. Jij ver
staat de kunst. Heb je ook al tot 11 Jan. va-
cantie? 'k Wensch je veel pleizier in je va-
cantie. Dag Teekenaarstertje.
Lief SPARRETJE. Nu krijg jij ook eens
een briefje in de vacantie zeg. Hpt komt an
ders nooit voor omdat je, tijdens de school-
vacantie, ook altijd schrijf vacantie neemt,
'k Geloof graag dat de lantaarnvertooning
heel gezellig is geweest. Je vader heeft je
weer echt verrast met de boomversiering. Pre
cies iets voor hem. Krijg ik volgende week
weer een briefje van je of neem je vacantie
tot 11 Jan.? Dag Sparretje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Wil je je
moeder namens mij gelukwenschen? 'k Ben
benieuwd te weten waarmede jullie haar ver
rast hebben. Ja ik heb heele prettige Kerst
dagen gehad en ben ook niet te IJmuiden ge
bleven maar van Donderdagavond vóór tot
Maandagmorgen na de Kerst te Haarlem ge
weest. Prettige vacantie. Dag Handwerk
ster tje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Dat
is een heerlijk Kerstfeest geweest zeg. Het
boek zal wel mooi zijn te oordeelen naar den
titel. Schattig zoo'n klein kindje vind je niet?
Je moeder moet er ook maar een broertje bij
koopen. In de vacantie heb je dan werk door
met hem te spelen en te rijden. Je moeder
heeft dan ook nieuwe bezigheid, want ze
heeft zoo heel weinig te doen. Het beste hoor
en tot ziens. Dag Zusjesbeschermstertje.
Beste TOM MIX. 'k Dank je voor de toe
zending van je Kerstrapport, 'k Vind het heel
goed en als je zoo door gaat ga je natuurlijk
over. Je ouders zullen ook wel tevreden zijn
over de behaalde cijfers. Jij bent even vlijtig
als ik en gaat ook 4 Jan. weer aan het werk.
Wat zijn die andere kinderen toch lui vind
je ook niet? Ze beginnen pas 11 Jan. Het slot
van je schrijven vond ik wel een beetje br
je begrijpt me wel. 'k Dank je voor je goede
wenschen en hoop dat ik de eer heb ook je
Paaschrapport toegezonden te krijgen. Veel
succes verder. Dag Tom Mix.
Lief SNEEUWVLOKJE. Je bent maar weer
fijn uitgeweest zeg. Prettig hè, met z'n allen
op reis. Sint heeft je ook al goed bedacht? Hoe
zitten je nieuwe schoenen? Dertien Jan. be
gint de club weer en hoop ik je weer te zien.
Dag Sneeuwvlokje.
Best KERSTMANNETJE. Je komt maar
trouw met je vriendje mede. Voorzichtig zijn
hoor op de fiets. 13 Jan. begint de club weer
en hoop ik je weer te zien. Zal je me trouw
schrijven? Dag Kerstmannetje.
Lief STERRETJE. Je bent ook al een uit-
gaanstertje. Hoe was het in Wieringen? Moet
je a.s. Maandag weer naar school of behoef
je pas 11 Jan.? 'k Wensch je nog prettige da
gen toe-en hoop je 13 Jan. weer op de club
te zien. Dag Sterretje.
Best DUINSPARRETJE. Als de goede Sint
had geweten dat je mij, omdat hij je zooveel
gegeven heeft niet kon schrijven, dan had
hij je vast niet zoo goed bedacht. Sint is een
vriend van me en heeft graag dat aan m'n
wensch, veel en geregeld briefjes te ontvan
gen, steeds wordt voldaan. Een volgend jaar
dus maar beter opgepast hoor. 'k Zal dan een
goed woordje voor je doen. Dag Duinsparretje.
In verband met den Nationalen feestdag,
7 Jan. a.s., verzoek ik alle rnbriekertjes de
briefjes uiterlijk Dinsdag 5 Jan. des middags
4 uur aan m'n huis Roggeveenstraat 27 te be
zorgen. Briefjes die later inkomen worden op
zijde gelegd en pas een week later beantwoord.
Met vriend, groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
VERRASSING.
EEN EIGENGEMAAKTE
TOOVERLANTAARN.
Ik denk niet, dat jullie zoo knap bent,
dat je dadelijk zien kunt, wat dit plaatje voor
stelt. Dat kun je pas ontdekken, wanneer je
met potlood of inkt netjes die vakjes zwart
hebt gemaakt, waarin je een punt ziet
staan,
TANTE UNIE.
Nu het weer zoo vroeg donker is en wij
thuis de gezelligheid moeten zoeken, is het
altijd leuk om een tooverlantaarn te heb
ben. Ik zal jullie nu eens vertellen hoe je er
zelf één kunt maken. Heelemaal alleen kun
je zoo'n toestel echter niet in elkaar zetten
omdat het wel een beetje moeilijker is dan de
meeste andere knutselwerkjes, en bovendien
komt er electriciteit bij te pas. Je roept dus
maar de hulp in van je ouders of van een
grooteren broer.
We beginnen dan met een houten kast te
maken, die 24 centimeter hoog is en 10 cen
timeter diep. Maak in den voorkant van het
kastje een ronde opening van 5 centimeter,
waarin een koker van metaal of hard karton
wordt geplaatst, die 5 centimeter lang is. Er
behoort ook nog een gewone, dubbelbolle
lens, die bij voorkeur een middellijn moet
hebben van 5 centimeter, bij. Neem eerste
kwaliteit glas, dat goed doorzichtig is en
plaats dat in een koker van 9 centimeter
lang. Plak een cartonnen ring aan iederen
kant van dit vergrootglas, wanneer het zich
in verticale houding bevindt.
De lens-koker wordt geplaatst in den koker
die zich al in de opening van het kastje be
vindt. De eerstgenoemde koker moet kunnen
draaien in den laatstgenoemde, daarom is
het aan te raden de nn°ning in den voorkant
een ietsje grooter te maken dan 5 centimeter.
De twee onderste teekeningen van het
eerste plaatje laten zien, op welke wijze je
den achterwand van het kastje moet miaken
De gleufjes, waardoor de plaatjes moeten
worden geschoven, staan op een afstand van
10 centimeter van elkaar.
Opdat de kast niet om zal vallen,, bevesti
gen wij haar op een zware plank, In den lin
ker- of rechterzij wand worden drie gaatjes
geboord. Door een van die gaatjes wordt een
eleetrische draad geleid, die twee lampen van
75 watt met elkaar verbindt. De lampen wor
den geplaatst, zooals op het tweede plaatje
is aangegeven, dus één aan den linker- en
één aan den rechterkant van de openingen
in het midden.
Jullie zult wel weten, dat je een witte muur
een wit laken of een groot stuk papier noodig
hebt, om de plaatjes op te projecteeren.
Aan den bovenkant kan nog een kijk
raampje gemaakt worden van een middellijn
van 10 centimeter. Hierdoor kun je kijken, of
bijvoorbeeld het knipje van den achterwand
goed is gesloten.
De beste afstand tusschen het toestel en
het projectiedoek, dat heel strak moet zijn,
is ongeveer 1.10 meter.
De projectie zal duidelijker en scherper
worden, wanneer er aan de zijkanten, dus
achter de lampen, aan den binnenkant van
het kastje, twee reflectors worden geplaatst.
Deze dingen zijn in iederen electriciteit-win-
kel te verkrijgen.
Wanneer je deze eigen-gemaakte tooverlan
taarn gemaakt hebt, kun je er allerlei plaat
jes door projecteeren
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
WETENSWAARDIGHEDEN.
De merkwaardigste krant ter wereld is on
getwijfeld die, welke in de toedra's van Sibe
rië verschijnt. De bewoners zijn vaak weken
lang volkomen van de wereld afgesloten. In
een van de dorpen wordt nu een krant ge
schreven, die de weinige nieuwtjes bevat. Bo
vendien bevat de krant vele leege kolommen.
Het blad gaat nu van huis tot huis en ieder
schrijft er een nieuwtje bij. Zoo trekt de
kran4 door een gebied, dat 800 kilometer
breed en 300 kilometer lang is.
In een dorp in de nabijheid van Riga
woont een zeventienjarig meisje, dat lezen
noch schrijven kan. Dit kind kan alles wat
men haar voorzet na dagen en weken nog op
zeggen, onverschillig of men nu Fransch,
Duitsch of Engelsch tegen haar gesproken
heeft. De moeilijkste wetenschappelijke woor
den kan ze herhalen, zonder dat ze een fout
maakt.
HOE JANTJE EEN DIERENTUIN
MAAKTE.
„Moes, ik verveel me zoo."
„Ga dan met je blokken spelen, Jan!"
„Heb ik al gedaan, moes en met mijn bouw
doos en al m'n spelletjes heb ik ook al ge
speeld
„Ja, dan weet ik niet, Jantje!"
„Mams, mag ik op straat spelen?"
„Geen denken aan, Jan. Het regent en
sneeuwt, er is niemand op straat!"
„Mams, wat moet ik dan doen? Ik verveel
me zoo heel, heel erg!" Jantje zegt het bijna
huilend. Moeder zucht eens. Dan zegt ze op
gewekt:
„Ik weet een leuk spelletje voor je. Zoek
al je dieren uit de speelgoedkast en een paar
poppen, je blokken- en bouwdoos en dan ga
je een dierentuin maken!"
„Hoe dan, mams?"
„Wel van je blokken bouw je stallen en
hokken en daarin zet je de dieren en de
poppen zijn oppassers en bezoekers!"
„Ja, dat is een fijn spelletje, mams!
Jantje vliegt naar zijn speelgoedkast en komt
even later terug met al zijn speelgoed. Als
moeder na een poosje naar hem kijkt, ziet
ze hem druk bezig.
Mooie staPen heeft hij gebouwd en hokken.
Daarin staan de paarden, de olifanten, scha
pen honden (dat zijn leeuwen) en giraffen.
Ook een apenkooi heeft hij gemaakt en Jak-
kie de aap, kijkt heel nieuwsgierig door de
tralies. De „slungelpop", zooals Jantje hem
noemt, is oppasser en leidt de bezoekers rond.
.Eigenlijk wel een beetje kale dierentuin,"
denkt Jan plotseling. „Wat staat er eigenlijk
nog meer in?" Oh ja, hij weet het al. Boomen
en heesters staan er in een dierentuin. Maar
hoe moet hij daaraan komen? Jantje kijkt
onderzoekend de kamer rond. Op tafel staat
een groote vaas seringen, die moeder een
paar dagen geleden voor haar verjaardag
heeft gekregen. Als hij die eens nam? Nee,
niet de heele vaas, dat zou moeder dadelijk
merken! Een tak was ook wel genoeg! Toen
moeder even naar de keuken was. stond Jan
tje snel op en pakte een tak seringen. Die
zette hij in een potje. Wat stond dat mooi!
Nu leek zijn dierentuin veel echter.
Toen moeder weer binnenkwam, zei hij:
„Moes, het is etenstijd voor de dieren!"
Moeder lachte: „Je bedoelt zeker etenstijd
voor jou, hè? Nu, hier heb je een paar koek
jes". Toen zag ze de sering.
„Oh Jantje, heb je die gepakt? Dat mag je
toch niet!"
„Mam, ik zal er heel voorzichtig mee zijn.
Toe, laat me er zoolang mee spelen. Mijn
dierentuin lijkt veel echter zoo!"'
Moeder liet zich overhalen en Jan mocht
de tak seringen houden.
Toen vader om zes uur thuiskwam en Jan
opruimen moest, vond hij het erg jammer,
„maar", zei hij tegen moeder, „morgen speel
ik weer „dierentuintje"."
En onder het eten had hij het zoo druk
met vertellen, dat moeder moest zeggen:
„Nu eens even je mond houden, Jan en
eten! Anders ben je het laatst klaar en dan
moeten we op je wachten!"
RITA.
Illlllllllllllllllllllllllllllll
IN HET RESTAURANT.
Gast: „Kellner, ik heb een halve kip be
steld. Hoe lang moet ik daar nu nog op wach-
Kellner: „Tot er iemand komt, die de tweede
helft bestelt, want wij kunnen toch niet een
halve kip speciaal voor u gaan slachten!"
Een heer komt een hotel binnen en vraagt
den portier: „Logeert hier ook een zekere heer
Van Duin?"
.Helaas niet", antwoordde de portier, die
tot voor korten tijd verkooper is geweest.
„Maar kan ik U misschien met iets anders
dienen?"
Hansje en haar ouders zijn bij een tante
uitgenoodig om te komen eten. Wanneer men
aan tafel gaat, dwalen haar oogen nieuws
gierig over de tafel heen. Er staat o.a. een
groote schotel met slagroom op. Verbaasd kijkt
zij daar naar. Dan fluistert ze haar moeder in
het oor: „Ik wil alles eten, maar dat, waar
vader zich mee scheert, zal ik wel niet lusten".
DE GOUDEN HAZELNOOTEN
Igor, een arme Russische houthakker,
woonde eenzaam in zijn houthakkerswoning
midden in een groot bosch. Iederen dag trok
hij er op uit om hout te hakken. Daar hij dit
heelemaal alleen moest doen, was het een
moeilijk en zwaar werk. Hij hield echter van
zijn werk en van het bosch, waarin zooveel
vogels zongen en zooveel eekhoorntjes de
boomstammen opkropen. De meeste dieren
waren dan ook niet schuw voor hem, vooral
de vogels niet, want op koude winterdagen,
wanneer een dikke ijslaag den grond bedekte,
konden ze altijd rekenen op een uitgebreid
maal van broodkorstjes voor de deur van
Igor's woning.
Twee keer in de week reed Igor met zijn
wagentje naar het naastbij gelegen dorpje om
inkoopen te doen. Het dorpje lag wel twee
uur rijden van hun woning af, daarom ging
hij er weinig naar toe. Zijn inkoopen beston
den alleen uit wat etenswaren, daar hij geen
geld had voor andere dingen. Hij begeerde
trouwens ook in het geheel geen luxe voor
werpen of mooie kleeren.
Toen hij echter weer op een middag in het
dorpje was in den winkel, waar hij altijd zijn
boodschappen deed, stond er een mooie wa
gen voor de deur stil, waar een deftig heer
uitstapte. Genoemde winkel nu, was de eenige
van het geheele dorp; er werd dus van alles
en nog wat verkocht. De deftige heer stapte
den winkel binnen en vroeg het een en ander
Toen hij wat had gekocht, informeerde hij
naar den weg naar de groote stad. want hij
was verdwaald.
De winkelier verzocht hem hun iets te wil
len vertellen over de groote stad, omdat hij
en Igor daar nog nooit waren geweest. De
heer keek hen even minachtend aan en ant
woordde: „Ik begrijp niet, dat er nog men-
schen zijn, die nog nooit in een stad zijn ge
weest. Wat missen zij veel, want niets is zoo
mooi als het leven in een stad. Ik ben eens
twee dagen in een dorpje geweest. Langer
kon ik het er niet uithouden. Nooit gebeurt
er wat. 's Avonds is het er vreeselijk don
ker, terwijl er in een stad juist iederen dag
wat gebeurt en de straten iederen avond
feestelijk verlicht zijn. Natuurlijk moet je
rijk zijn, wanneer je veel plezier wilt hebben,
maar wanneer je rijk bent, kan je ook al de
mooie dingen koopen, welke in een stad te
verkrijgen zijn, en dat zijn er heel wat. Neen,
ik begrijp heusch niet, waarom jullie niet eens
een kijkje gaat nemen in de stad. Dan zul je
wel merken, wat je allemaal mist.
Zoo praatte de deftige heer nog een poosje
voort en hij had de hoofden van Igor en den
winkelier heelemaal op hol gebracht. Eindelijk
verliet hij den winkel weer.
Ook Igor keerde weer naar huis terug. Ge
durende den thuisrit echter dacht hij steeds
aan hetgeen de heer gezegd had en hij werd
hoe langer hoe ontevredener met zijn leven.
Toen hij des avonds in bed kroop, duurde het
geruimen tijd, voor hij den slaap kon vatten.
Den volgenden morgen trok hij er weer op
uit om boomen te hakken. Een uur lang
werkte hij achter elkaar door. Daarvan was
hij zoo moe, dat hij even ging zitten op een
boomstronk om wat uit te rusten. Hij begon
wat hazelnooten te eten, die hij in zijn zak
had. Daar hoorde hij geritsel in de boombla
deren. Hij keek op en zag een eekhoorntje,
dat hem achterdochtig aankeek. Igor wierp
een hazelnoot op den grond, dicht bij den
stam van den boom, waar de eekhoorn zat.
Het diertje zag zeker aan zijn gezicht, dat hij
veel van beesten hield, want het sprong met
een naar beneden en pakte het nootje Doch
wat gebeurde er nu! Het eekhoorntje nam de
hazelnoot tusschen zijn beide voorpooten,
smeet het weer neer en ziehet was een
goudkorreltje geworden.
Igor was natuurlijk zeer verbouwereerd.
Hij wierp den eekhoorn nog een noot toe en
nog één en nog één en elke noot werd weel
een goudkorreltje. Op het laatst kon Igor een
heelen zak vullen met al dat goud. Toen hij
geen hazelnooten meer had, sprong het eek
hoorntje weer in den boom en verdween van
den eenen tak op den anderen springend.
Igor was nog steeds zoo verbaasd", dat hij
niet wist, wat hij eigenlijk met zijn rijkdom
moest beginnen. Plotseling schoot hem te
binnen, wat den dag van te voren die rijke
heer hem allemaal had verteld over het mooie
leven in een groote stad. Hij besloot ook daar
heen te gaan. Zoo gezegd, zoo gedaan.
Meteen ging hij op weg naar de stad. waar
hij tegen den avond arriveerde. Eerst kocht
hij mooie kleeren en daarna nam hij zijn in
trek in een groot hotel. Inmiddels was het
donker geworden en ja, nu zag hij, dat die
heer de waarheid had gesproken, toen hij ver
telde, dat de straten zoo feestelijk verlicht
v/aren,
Igor genoot van alles, wat hij in de stad
zag, maar hij zag dan ook alleen de mooie
winkels en die deelen van de stad. waar de
rijke menschen woonden Omdat de men-
schen merkten, dat hij heel rijk was. kreeg
hij spoedig vele vrienden, die hij altijd mee
uit nam. lederen avond zat hij in een sehouw-
burg en dacht bij zichzelf: „Ja dat heb ik
toch maar altijd moeten missen, deze heer
lijke dingen."
Op een goeden dag echter raakte hij ver
dwaald en kwam terecht in slopjes en steeg
jes en straten met armoedige huizen. Ver
baasd keek hij om zich heen; hij dacht, dat
er alleen maar rijke menschen in een stad
woonden, doch nu zag hij, dat er ook heel
veel arme menschen waren. Hij begreep niet,
hoe dezen het in een stad konden uithouden,
wanneer zij niet iederen avond een theater
konden bezoeken. Dat deze menschen echter
niet zoo ongelukkig waren, als hij wel dacht,
bewees een vroolijk gezang, dat hij uit een
van de ramen van de hooge huizen vernam.
Hij keek naar de richting, waar het gezang
vandaan kwam en zag een jong meisje, dat
zingend enkele plantjes en bloemen begoot.
Met veel toewijding deed ze ddt. Het leek wel,
of dit het belangrijkste werk in de wereld was
het verzorgen van bloemen en planten.
Een paar huizen verder zag hij een oud
vrouwtje, dat een mooi zingend vogeltje in
een kooi buiten hing, omdat de zon zoo vroo
lijk scheen. Vriendelijk knikte zij het beestje
toe.
In een tuin voor een ander huis zag hij een
man ijverig werken in een klein tuintje Hoe
wel 't tuintje erg klein was, stonden er toch
veel mooie bloemen in. Even later kwam een
vrouw den tuin in en met haar man keek ze
tevreden naar de bloemen.
Toen begreep Igor, dat niet geld de men
schen tevreden en gelukkig maakt, maar hun
liefde voor planten en dieren. Hij voelde nu
ook, dat hij eigenlijk zijn vogeltjes begon te
missen. Pas in dit straatje had hij weer eens
het mooie gezang van een vogel gehoord. Ja,
die deftige heer had wel gelijk gehad, diat er
in een stad veel vermaak was en dat er fees-
telijk-verlichte straten waren en waarschijn
lijk was die heer ook wel gelukkig, maar toch
beklaagde Igor hem, want hij wist niet hoe
mooi het buiten kon zijn, vooral in de lente,
wanneer al de knoppen uitkwamen en de
boombladeren zoo'n zachte groene kleur had
den. Ook zou hij wel nooit de vogels in het
bosch hebben hooren zingen, anders had hij
het in het dorpje vast wel langer dan twee
dagen uitgehouden.
De menschen hier in deze nauwe straatjes
wisten wel, hoe mooi het buiten was, want
anders zouden zij niet zooveel tijd en zorg
besteden aan vogels en bloemen. Voor hun
werk moesten zij zeker in de stad wonen.
Enkele uren later sloop Igor heel laat in
den nacht met zijn groote zak vol goudkor
rels nog eens door al die kleine straatjes. In
elke brievenbus stopte hij een goudkorreltje.
Geen enkel huis sloeg hij over. Toen hij klaar
was, had hij nog maar drie korreltjes over.
„Kijk," dacht hij, dat is net het geluksgetal.
Het 'is dus goed wat ik gedaan heb. Ik ben
niet zoo heel jong meer en nu ik deze drie
korreltjes nog heb, hoef ik niet meer zoo erg
hard te werken om aan den kost té komen,"
Hij begaf zich vervolgens naar den man,
die beloofd had op zijn wagentje te zullen
passen. Zijn paard en wagen bleken goed
verzorgd te zijn. Igor reed weer naar huis.
Hoe verder hij van de stad af geraakte, hoe
mooier hij den weg begon te vinden. Och, de
stad vond hij niet leelijk, maar hier buiten
was het toch wel tien keer zoo mooi.
Eindelijk kwam hij in de nabijheid van
zijn eigen bosch; hij hoorde al weer het ge
zang van de vele vogels; hij zag het frissche
groen van het gras en de boombladen en
voelde zich heel tevreden. Het paard rook ze
ker ook zijn stal, want het begon hard te loo-
pen. Daar kwam de woning al in zicht.
Igor zag een paar vogels voor de deur
zitten.
„Ja, dat ik daar nu heelemaal niet om heb
gedacht," zei hij bij zichzelf. „Over een maand
is de winter er al weer. Ik ben blij, dat ik
weer terug ben gekomen. Stel je toch eens
voor, dat mijn vogeltjes de volgende maand
geen broodkorstjes zouden vinden voor mijn
deur. Dat gaat immers niet. Ik zal dus wel
altijd hier moeten blijven," en tevreden en
gelukkig keek hij om zich heen.
L. B.
llllllllllllllilUllll
Gerda komt vroolijk thuis en vertelt haar
ouders, dat zij over is gegaan naar de tweede
klasse. Iedereen is even blij. Een poosje later
vraagt haar vader: „En wie is er blijven
zitten?"
Gerda antwoordde: „Wij zijn allemaal over
gegaan, alleen de onderwijzer is blijven zit
ten!"
De onderwijzer vroeg eens aan Henk: „Wan
neer je vader 1 gulden heeft, je moeder daar
van vijftig centen, je zuster dertig centen en
jou de rest, geeft, wat zou jij dan hebben?"
Aarzelend antwoordt Henk: „Dat weet ik
nog niet precies".
„Zoo'n eenvoudig sommetje kan je toch
zeker wel uitrekenen?"
„Jawel, maar ik weet nog niet of ik voos
dat geld dropjes of zuurtjes zal koopen. j