De wonderlijke reis van
Pim en Piet.
Zonsverduistering op
de Phoenix-eilanden.
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Dierenvriendschap in de
wildernis.
- geen nieuws voor jullie, dus
lk schrijf ook geen briefje vooraf.
Best TEEKENAARSTERTJE. Je briefje
was de vorige week heusch niet zoo slecht
als je denkt. Nu is het veel minder goed ge
schreven en minder goedgesteld. Toch vind
ik je flink, dat je steeds zoo trouw schrijft.
Ik dank je voor je teekening. Ik vind haar
heel mooi. Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Je moet er zooveel
mogelijk voor zorgen geen water in je ooren
tijdens het zwemmen te krijgen. Vaak loopt
het goed af, maar het wil ook wel eens an
ders. De gevolgen zijn dan hoogst onaange
naam zelfs wel eens ernstig. Heb je prettig
in de duinen gespeeld? Nog veel genoegen.
Dag Krullekopje.
Beste POLLY. Je adres heb ik genoteerd.
Je krijgt van mij een kaart. Veel succes met
je kuur. Dag Polly.
Lief SPARRETJE. Dat is dus een extra
prettige Zondag geworden. Mag ik ook eens
komen kampeeren? Van chocolademelk,
koekjes en too ver ballen houd ik ook wel.
Prettig dat je al zoo goed kunt fietsen en
zelfs kleine tochtjes gemaakt hebt. In de a.s.
vacantie zal je, naar ik van harte wensch,
met je fiets veel kunnen profiteeren. Nog veel
genoegen hoor. Dag Sparretje.
Beste KLEINE ZUS. Hoe maak je het?
Speel je nog veel buiten? Over een poosje mag
je weer op visite komen. Dag Kleine Zus.
Lief ROZEKNOPJE. Ben je ook een
trouw speeltuinbezoekstertje? Dat vind ik
prettig. In den speeltuin ben je veiliger dan
op strand. Bovendien is de straat geen speel
plaats meer. Het verkeer is tegenwoordig veel
te druk. Welke speelwerktuigen zijn er in den
speeltuin waar je lid van bent? Speel maar
met pleizier. Dag Rozeknopje.
Beste VERONIKA. Prettig dat je 1.1. Vrij
dag met je klas bent uitgeweest. De stad
Utrecht ken ik heel goed en op het Domplein
heb ik heel wat voetstappen gemaakt. Utrecht
is mijn geboorteplaats. 'k Ben nu reeds
nieuwsgierig naar je volgend briefje. Schrijf
je me uitvoerig over je schoolreisje? Dag Ve-
ronika.
Lief BLOEMENMEISJE. Dus Tim en Tom
zijn tweelingen. Dat dacht ik al. Als ik er aan
denk, zal ik ze 18 Juli een kaart sturen. Vecht
je met je zusje en broertjes Zaterdag's om de
courant? Je mag wel oppassen dat je de cou
rant niet scheurt. Je zou dan het briefje niet
kunnen lezen. rk Hoop dat Tim en Tom een
prettig schoolreisje maken. Dag Bloemen
meisje.
Beste TIM en TOM. Hoe is het school
reisje geweest? Waar zijn jullie heen ge
weest? Vertellen jullie me er a.s. week eens
iets van? 'k Hoop aan jullie verjaardag te
denken. Dag Tim en Tom.
Lief ELFENKONINGINNETJE. Tim en
Tom hebben zeker vergeten hun teekeningen
in den brief te doen. Ik heb althans geen tee
keningen gevonden. Heb je 'n prettigen och
tend op school gehad? Grappig dat Hennie
Zaterdagsmiddags op de courant blijft wach
ten. Gelukkig voor haar dat de courant dan
tamelijk vroeg bezorgd wordt. Heb jij al een
schoolreisje gemaakt? Dag Elfenkoningin
netje.
Best JASMIJNTJE. Wat hebben je
ouders van je werk gezegd? Vonden ze het
niet keurig. Je vond het op visite komen ze
ker wel prettig? Schrijf maar trouw dan mag
je nog eens komen. Dag Jasmijntje.
Beste FLIPPIE FLINK. En waar heb je
je werk opgehangen? Zeker boven je bed? Ja
het was 1.1. Woensdagmiddag heel gezellig en
het uurtje was zoo om. Je fluit doet zeker
steeds nog dienst. Krijg ik weer eens een
teekening van je? Dag Flippie Flink.
Lief DUINVIOOLTJE. Wanneer je je
zijde opgewerkt hebt. mag je bij me komen
voor nieuwe zijde. Je moet je kleedje dan even
medenemen, zoodat ik kan zien hoe je werkt.
Je weet, het moet er aan beide kanten keurig
uitzien. Heb je het gisteren naar je zin ge
had? De volgende week verwacht ik een lan
ger briefje van je. Dag Duinviooltje.
Best ZONDAGSKIND. A.s. Woensdag
middag kan je je album komen halen. Wat
ga je vaak naar Velserbeek. Waren de jonge
hertjes schattig? Teddy is zeker een pluche
beertje of is het een hondje? Jammer dat de
Hr. B. nog niet beter is. Wil je je ouders m'n
groeten terug doen? Dag Zondagskind.
Best CROCUSJE. Wat ga je een prettig
schoolreisje maken. Eerst naar Utrecht, dan
naar Ouwehands Dierenpark te Rhenen en
tot slot naar de Pyramide van Austerlitz. Je
zult 's avonds wel vermoeid zijn van het
klimmen. Eerst de Domtoren en tot slot de
Pyramide. Maar gelukkig, je bent nog geen
tachtig, 'k Wensch je een prettigen dag toe.
Vertel je me volgende week iets van je reis?
Dag Crocusje.
Best KALFJE. Ja, zoo gaat het altijd.
Zijn ze bij elkaar dan mopperen ze op elkaar,
zijn ze van elkaar, dan treuren ze en verlan
gen ze naar elkaar. Je moet maar denken,
Polly is voor z'n welzijn weg. De zusters zul
len wel goed voor hem zorgen en als hij wer
kelijk genezen mag, dan is het leed niet om
niets geleden. Natuurlijk is het voor je
ouders heel onaangenaam, hem van huis te
hebben moeten laten gaan. Je moet thuis
maar heel lief zijn, en veel bij je moeder blij
ven. Dag Kalfje.
Beste BERENDMAN. Wanneer krijg je
vacantie? Zeker gelijk met mij nl. Zaterdag
23 Juli. Ja, de vacantie staat nu vlak voor de
deur en met haar intrede is de zomer al weel
een eind voorbij. Ga je nog uit of blijf je
van je nieuwe „Home" met tuin genieten?
'k Hoop voor de vacantie nog gelegenheid te
vinden even aan te wippen. Wil je je ouders
m'n groeten doen? Dag Berendman.
VISITE.
Aa. Woensdagmiddag ben ik verhinderd
visite te ontvangen. Volgende week hoop ik
weer in de gelegenheid te zijn. Wie dan mo
gen komen? Ik weet het nog niet.
Veel groeten van
Mej. EL VUT/BRIEF.
De oude olifant beschermde den hond en deze
wees hem den weg.
Een merkwaardig staaltje van vriendschap
tusschen een hond en een olifant werd on
langs door Engelsche oerwoud jagers, die een
tocht door Oost-Afrika hadden gemaakt, ver
teld.
In de buurt van Naibori woonde op een
groote boerderij een Engelschman, die een
prachtigen Duitschen herdershond bezat.
Mate, zoo heette de hond, was zorgvuldig voor
de jacht afgericht en had om zijn uitsteken
de eigenschappen al menigen prijs op ten
toonstellingen gewonnen.
Hij was gehoorzaam, zeer waakzaam en
leergierig: kortom een juweeltje van het hon
denras.
Hij had echter één fout: hij was een al te
hartstochtelijk jager. Meermalen als hij met
zijn meester op de jacht was, liep hij weg en
ging voor zichzelf aan 't jagen.
Natuurlijk werd hij hiervoor gestraft en
eens op een dag, toen hij weer een ferm pak
slaag had gehad, wist hij in een onbewaakt
oogenblik de boerderij te verlaten en spoor
loos in het oerwoud te verdwijnen.
Zijn meester stuurde al zijn arbeiders erop
uit om den hond te zoeken, maar tevergeefs:
Mate scheen niet van plan te zijn, naar huis
terug te keer en.
Een vriend van den farmer, 'n bekend oerwoud
jager, hoorde eindelijk van de geheimzinnige
verdwijning en nu schoot het hem te binnen
dat hij inlanders had hooren vertellen van
een reusachtigen grooten mannetjesolifant
die tezamen met een jachthond door het
woud zwierf en 's nachts geweldige verwoes
tingen in hun velden aanrichtte. De inboor
lingen hielden die twee voor afgezanten van
den duivel en het praatje ging, dat ieder, die
ze aanraakte of zelfs maar in de nabijheid
kwam, het met den dood moest bekoopen.
De oerwoud jager besloot dadelijk een expedi
tie uit te rusten om den hond zoo mogelijk
terug te halen en nadat het hem met de
grootste moeite gelukt was, enkele doodsbange
negers te bewegen met hem mee te gaan,
kwam hij op een goeden dag werkelijk het
zonderlinge vriendenpaar tegen.
Het bleek, dat de herdershond inderdaad
Mate was. Zijn dikhuidige kameraad was
blijkbaar een gewezen troepaanvoerder, die
in den strijd met een jonger mannetje het
onderspit had gedolven en nu alleen rond
zwierf.
Hoe de vriendschap tusschen de beide die
ren gesloten was, kon niet worden nagegaan.
Men zag echter wel, dat deze zeer innig was
en dat ze elkaar uitstekende diensten bewe
zen. De hond was in de wildernis voortdurend
in gevaar, door leeuwen of luipaarden te wor
den overvallen en had dus een flinken be
schermer als de olifant hard noodig. De oli
fant daarentegen was al tamelijk oud en had
zijn speurvermogen gedeeltelijk verloren. Op
hun tochten liep de hond voorop en wees zijn
vriend den weg. Na een lange, afmattende
vervolging kwam de expeditie in de onmid-'
dellijke nabijheid van den olifant. Men was
niet van plan hem "dood te schieten, maar
wilde alleen probeeren, den hond te vangen.
Maar toen Mate door luid gejank zijn vriend
voor het gevaar waarschuwde, kwam deze met
opgeblazen slurf en luid trompetterend op de
jagers af. Voor ze erop bedacht waren, had
het woedende dier al twee negers neergetrapt
en ernstig gewond. Er zat toen niets anders
op dan hem dood te schieten, wat ook ge
beurde.
Na heel veel moeite kon tenslotte den hond
worden gevangen; hij was echter door het
wekenlange leven in de rimboe totaal ver
wilderd en moest eerst door zijn baas in een
kooi worden opgesloten. Later werd het weer
een voortreffelijk huisdier. Of hij nog wel
eens aan zijn grooten vriend heeft terugge
dacht?
EEN KLOKKENMUSEUM.
Het stadje Apolda in Thuringen, dat over
heel de wereld bekend is om zijn weverijen
en klokgieterijen heeft er thans een nieuwe
attractie bij gekregen n.l. een klokken mu
seum, het 2de op de wereld. Het is onderge
bracht in een gedeelte der in 1119 gestichte
kerk van St. Martin. In 't zelfde Apolda heeft
de groote Duitsche dichter Schiller de stof
gevonden voor zijn beroemde gedicht Het
lied van de klok.
W. B.—Z.
In een zilverwitte Douglas.
't Is stil in de klas: doodstil en warm. Je
hoort alleen het krassen van vijfentwintig
pennen over 't papier.
De jongens zitten sommen te maken, moei
lijke sommen met breuken. Voor de klas zit
meneer schriften na te kijken en zoo nu en
dan dwaalt zijn blik eens over de klas.
De gordijntjes voor de ramen zijn alle
maal dichtgeschoven, anders zou de zon al
te fel binnenschijnen. Nu stuiven er zoo nu
en dan, als een gordijntje even opwaait,
straaltjes en rondjes van zonneschijn over
de achterste bank.
Piet en Pim zitten naast elkaar op de ach
terste bank. Ze zijn allebei negen jaar, ze
hebben allebei een blonde kuif, blauwe oogen
en beenen vol blauwe plekken van 't voetbal
len en 't omtuimelen met de fiets. Ze hebben
ook allebei een hekel aan sommen en vooral
aan sommen met breuken. Natuurlijk zijn
Piet en Pim dikke vrinden.
„O, foei, ik verveel me dood!" zucht Pim.
„Ik ook," fluistert Piet. Zeg jö, ik geloof,
dat ik 'm hoor!"
„Echt waar?"
„Ja, daar komt ie!"
Jullie weten natuurlijk niet, wie „ie" is,
hè? „Ie" iseen groote, prachtige, zilver-
blinkende Douglas, die iederen morgen op
't zelfde uur over komt. Soms vliegt hij heel
hoog, zoodat de jongens alleen het ver ver
wijderd. diep en zwaar geronk der krachtige
motoren kunnen hooren, maar soms vliegt
I hij laag, zoodat ze hem goed kunnen zien.
Prachtig, zoo'n kunstvogel, die lucht en
wolken doorsnijdt, de elementen trotseert!
Sterker en sterker wordt 't geronk; o, hij
vliegt laag vandaag! 't Is of hij vlak, vlak
over de school zal scheren, 't Is, of de school
J ervan dreunt en trilt
„Hè, die gordijntjes!" zuchten Piet en Pim,
terwijl hun oogen gespannen naar 't venster
kijken.
I „Jongens, doorwerken!"
Piet en Pim schrikken. Ze waren den hee-
len meneer, de heele sommen vergeten: in
i gedachten zweefden ze met den sierlijken
wondervogel door 't luchtruimSnel grij
pen ze de pen.maar o wee, daar is me
neer al bij hun bank.
Meneer is boos. Minachtend laat hij de
schriften van Pim en Piet tusschen duim en
vinger slingeren.
„Dacht ik het niet! Naar de lucht kijken
of de Douglas er is, hè? Zitten droomen en
fluisteren, hè? Apen van jongens! Wacht, ik
zal je leeren! Vliegenier willen jullie worden
j zeker! Mooie vliegeniers die te lui zijn om
sommen te maken! Marsch Pim, jij in de
gang en jij hier in de hoek. En om vier uur
schoolblijven!
Wie niet hooren wil, moet dan maar voe
len!"
Pim is echt geschrokken. Nu staat hij in
de gang en hij heeft spijt, omdat hij lui is
geweest en meneer boos heeft gemaakt. Want
meneer is geen droogstoppel, maar een echt
aardige, gezellige, jonge onderwijzer. Pim
vindt, dat meneer eigenlijk gelijk heeft: Als
je te lui bent om je sommen te maken, hoe
kun je dan vlieger worden? En 'dat willen
Piet en Pim natuurlijk: dat staat als een
paal boven water!
Pim gaat op den grond zitten naast de
verwarming, sluit z'n oogen en denkt na
Daar blitst en flitst de Douglas door de
luchtrrrt.... rrrt hoor, hij daalt, vlak
voor Pim's voeten. Nog trillend als een ras
paard taxiet hij voorbij, hobbelend over 't
veld. Pim holt er heen. Wat is dat? Kijk, wie
stapt daar uit? Dat is zoowaar z'n vriendje
Piet met een vliegkap op.
„Stap in," zegt Piet als hij Pim ziet en
Pim doet het.
Klaar? vooruit dan maar weer." De
schroef draait. Snel stijgen ze op en Pim
vindt het niets vreemd. Piet en hij hebben
toch immers altijd vlieger willen worden?
Nou dan!
Weilanden, slooten, dorpen, kerktorens
zinken onder hen weg't wordt klein en
onwezenlijk als een speelgoeddoos. Hooger
stijgen ze, al hooger! 't IJselmeer lijkt een
waschkom met donkergroen water, Marken
een klein, helgroen driehoekje!
Nóg hooger.ze ronken dwars door wol
ken, door blauwe luchten, door dikke lagen
van stroomenden regen. Verder, nóg verder!
Piet hanteert het stuur en Pim kijkt om
laag. Een golvende zee van helgeel zand is
onder hen.
„De woestijn!" roept Pim, „o kijk! de Sa
hara!" Hij ziet ver beneden zich, héél klein,
een rij kameelen als een klein, kronkelend
slangetje. „Een karavaan!" zegt Piet. En hij
draait aan een paar knopjes, zoodat de Dou
glas daalt.
Nu kunnen ze de karavaan goed zien: er
zijn mannen met donkere baarden en witte
mantels.
Verder, weer verderDonkergroen wordt
het onder hen en vreeselijk heet.
„Een oerwoud" fluistert Piet.
Er klinkt geschreeuw van apen en pape
gaaien.
Pim wordt bang, „Hier moeten we snel
voorbij", zegt hij. „Anders vallen we in de
klauwen van tijgers of ten prooi aan de gele
moeraskoortsen."
„Mooie zin uit een boek", lacht Piet, „maar
ik ga lekker niet terug. Ik vlieg fijn door!"
„Hebben we nog genoeg benzine?"
„Weet ik niet!" zegt Piet onverschillig.
„Maar kijk dan naar het reservoir".
Daar staan woorden op in een vreemde
taal, die kan ik niet lezen."
„Domoor! had dan toch Fransch geleerd,
of Engelsch!" verwijt Pim.
„Tja", zegt Piet, maar vroeger wilden we
toch nooit leeren, weet je nog wel?"
„O, o" zucht Piet, die nu echt bang wordt.
De Douglas vliegt.... en vliegt.... maar
nu toch langzamer, 'k Lijkt wel, of hij moe
wordt. Hij daalt, daalt! Pim grijpt het stuur
„stijgen, stijgen!" brult hij. „We krijgen een
ongeluk. Omhoog dan toch!" Maar de ben
zine schijnt op te zijn, tot den laatsten drup
pel. De Douglas daalteen schok, en Pim
sluit de oogen.
Als hij ze weer opendoet, zitten ze met hun
vliegtuig verward in een hooge kokospalm,
tusschen een wirwar van wilde slingerplan
ten. De boomen hebben den val gebroken, ge
lukkig! Maar wat is dat? Een vreeselijk ge
gil en geschetter klinkt vlak bij hun ooren:
een groote troep apen zit in de boomen
rondom hen en kijkt hen nieuwsgierig aan.
't Zijn er wel twintig, dertig, nee veertig;
steeds meer apen komen aangesprongen:
ouden apen, jonge aapjes, bruine, zwarte, ge
vlektevan allerlei soort.
Pim en Piet zijn nu echt bang. Ze houden
de handen voor de ooren om 't gekrijsch niet
te hooren. Kijk, de apen wijzen naar- hen en
lachen hen uit van hahaha en hihihi en
hohoho! Sommige houden hun buik vast
van 't lachen! Hè, nu houdt het gelach plot
seling op. Nu hebben de apen zeker besloten,
wat er met hen zal gebeuren.
Een reuzegroote, harige chimpansée steekt
de rechterarm omhoog als sein tot den aan
valen daar bestormen opeens alle apen
het vliegtuig en sleuren de jongens mee. Ze
worden getrokken en gerukt,, geknepen en
halfgedragen door al die harige armen.
„Genade, genade!" gillen de jongens. Maar
de apen weten van geen ophouden. Ze snel
len verder met Pim en Piet tusschen zich in.
Nu komen ze aan een open plek in 't bosch.
Daar zit, in een paleis van takken, de apen-
koning: een sneeuwwitte aap met een zwarte
ster op de borst.
De apen laten opeens Pim en Piet los en
trekken zich buigend terug. Nu richt de ko
ning het woord tot hen.
„Waarom huilen jullie zoo?" vraagt hij
barsch.
„We willen naar huis!" snikken de jongens
„O laat ons toch naar huis gaan!"
„Eerst je sommen opzeggen", buldert de
apenkoning. Vooruit: 61/2X41/2 5y2K3 1/4.
Vlug een beetje!"
De jongens wisten zich raad.
„Wewe vonden breuken altijd zoo ake
lig!" stottert Pim.
Nu wordt de apenkoning woedend. Kreu
ken akelig? Nu, dan vind ik jullie akelig.
Dan kan ik jullie in mijn rijk niet dulden.
Weg met jullie, in de gevangenis!"
En op een geheim teeken, dat hij geeft,
snellen plotseling weer van alle kanten de
apen toe om Pim en Piet te grijpen.
Wat een apen, wat een apen, 't zijn er zeker
wel honderd. En wat loopen ze hard! Hoor,
klap, klap, klap! 't Lijkt wel of ze schoenen
aan hebben en op een steenen vloer stampen.
Een heele hij, een heel regiment apen. En
iemand telt erbij: één twee één twee
Pim slaat de oogen op en staart verbluft
naar de klas, die voorbij marcheert, 't Is
twaalf uur, de school gaat uit.
En hij dacht: gelukkig, gelukkig dat ik alles
maar gedroomd heb! Nu, óf ik vanmiddag
m'n best zal doen op de breuken!
Meneer zal versteld staan!
R. DE RUYTER-V. d. FEER.
ZATERDAG 10 JULI 1937
Twee maanden reizendrie en een halve
minuut werken!
Ik wed, dat jullie allemaal weieens een zons
verduistering hebt gezien. Dat is nogeens een
kolfje naar onze hand, hè? Vooral als het
wonderlijk natuurverschijnsel onder school
tijd plaats heeft. De een komt aansnellen met
een bruinig beroet stuk glas, waarmee hij
z'n blouse hopeloos vlekkerig maakt, de an
der heeft een echte oude heerenbril op z'n
neus!
Maar allemaal hebben we pret! Jammer,
dat zoo'n zonsverduistering bij ons nooit vol
komen is. Volgens de berekening der geleerde
koppen is de volkomen zonsverduistering
meestal juist te zien op 't een of andere on
bewoonde eiland in de Stille Zuidzee, waar
alleen maar de vogels of andere dieren ervan
kunnen genieten.
„Jammer" zeggen we, en daar blijft het
bij en we kijken dan maar naar de gedeelte
lijke verduistering. Dat is ook wel leuk!
Maar in Amerika heeft men een poosje
geleden, toen er weer een totale zonsverduis
tering gemeld werd, die zichtbaar zou zijn
op Canton, een van de Phoenix-eilanden in
de Stille Zuidzee, het er niet zoo makkelijk
bij laten zitten, Er werd een expeditie ge
vormd onder leiding van Dr. Mitchell en die
maakte een zeereis van bijna een maand om
dat wonderlijke kleine plekje van de wereld
waar het natuurverschijnsel zou worden be
studeerd, te bereiken.
Wat een moeite, wat een onkosten! zul je
zeggen. Ja, dat is zoo, maar het bestudeeren
van een zonsverduistering is om allerlei re
denen zeer belangrijk voor de wetenschap.
Op de oogenblikken, dat de maanschijf zich
geheel vóór de zon schuift, schieten nog en
kele stralen te voorschijn en het is van het
grootste gewicht, het spectrum hiervan te
bestudeeren, evenals het zonnenspectrum
voor en na de verduistering. Alle mogelijke
nieuwe wetenswaardigheden over de zon kun
nen dan worden geleerd en daarop kan de
wetenschap weer verder voortbouwen.
De expeditie was uitstekend toegerust voor
haar taak: sextanten, kompassen, film- en
radiotoestellen; alles had men meegenomen.
Vierentwintig dagen was de groote oceaan-
stoomer onderweg, toen bereikte hij de kust
van het eilandje Canton, dat volkomen on
bewoond was. De eenige levende wezens, die
hier werden aangetroffen, waren vogels. On
afgebroken klotste en schuimde de oceaan
tegen de rotsachtige oevers; onafgebroken
streek de gloeiend heete wind over de scha-
duwlooze oppervlakte van het eiland, waar
de leden der expeditie in koortsachtige haast
hun instrumenten uitpakten. De werkzaam
heden waren nauwkeurig verdeeld om iedere
seconde van den korten tijd der verduiste
ring te kunnen uitbuiten. Eén der geleerde
heeren bestudeerde de zonnestralen vóór en
na de verduistering, een ander mat met zijn
instrument de lichtsterkte tijdens de ver
duistering, een derde nam wetenschappelijke
foto's, terwijl op verschillende punten van
het eiland filmoperateurs waren opgesteld.
Twee omroepers van den nationalen omroep
hadden microfoons opgesteld om voor dui
zenden en duizenden luisteraars in Amerika
het natuurverschijnsel te beschrijven.
Alles gelukte schitterend, 't Was stralend
weer en de zon stond groot en hel aan den
hemel. Dan nam plotseling de lichtkracht
af, 't leek, of de avond begon te vallen. On
rustig scheerden de vogels over 't water of
vlogen schreeuwend landwaarts om het vei
lige nest op te zoeken, 't Werd donkerder en
donkerder. De lucht werd blauwachtig zwart:
de zon was achter de zwarte maanschijf weg
gedoken. Als gloeiende reuzenarmen schoten
en lekten roode vlammen achter de maan uit.
Ze vlamden hoog op, zonken dan weer weg.
De horizon was zacht lavendelkleurig, even
als de zee, die geheimzinnig flikkerde. Ster
ren werden flauwtjes zichtbaar.
In koortsachtige spanning werkte de ex
peditie voort. Honderden foto's werden in
deze drie minuten, drie en dertig seconden
gemaakt, honderden meters film gedraaid,
telegraaftoestellen tikten onafgebroken om
mededeelingen te doen aan andere waarne
mingsposten.
Al te snel ging de tijd voorbij. Daar kwam
de zon weer in al haar kracht te voorschijn:
eerst langzaam, dan sneller en sneller. De
duisternis was voorbij: de vogels kwamen
nog angstig piepend uit hun schuilhoeken
te voorschijn en vlogen dan schreeuwend en
jubelend weer de zon tegemoet. Enkele se
conden later werden de instrumenten weer
ingepakt, antennemasten neergehaald en
begon het gesjouw naar de boot, die onmid
dellijk koers zette naar het Amerikaansche
vasteland. Een terugreis van bijna een maand
volgde.
Maar de expeditie achtte zich door deze
drie en een halve minuut van intensen ar
beid en door de prachtige resultaten ruim
schoots beloond voor al haar moeite!
e.rirsi VAM