De wonderlijke reis van Pim en Piet. Zonsverduistering op de Phoenix-eilanden. BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Dierenvriendschap in de wildernis. - geen nieuws voor jullie, dus lk schrijf ook geen briefje vooraf. Best TEEKENAARSTERTJE. Je briefje was de vorige week heusch niet zoo slecht als je denkt. Nu is het veel minder goed ge schreven en minder goedgesteld. Toch vind ik je flink, dat je steeds zoo trouw schrijft. Ik dank je voor je teekening. Ik vind haar heel mooi. Dag Teekenaarstertje. Lief KRULLEKOPJE. Je moet er zooveel mogelijk voor zorgen geen water in je ooren tijdens het zwemmen te krijgen. Vaak loopt het goed af, maar het wil ook wel eens an ders. De gevolgen zijn dan hoogst onaange naam zelfs wel eens ernstig. Heb je prettig in de duinen gespeeld? Nog veel genoegen. Dag Krullekopje. Beste POLLY. Je adres heb ik genoteerd. Je krijgt van mij een kaart. Veel succes met je kuur. Dag Polly. Lief SPARRETJE. Dat is dus een extra prettige Zondag geworden. Mag ik ook eens komen kampeeren? Van chocolademelk, koekjes en too ver ballen houd ik ook wel. Prettig dat je al zoo goed kunt fietsen en zelfs kleine tochtjes gemaakt hebt. In de a.s. vacantie zal je, naar ik van harte wensch, met je fiets veel kunnen profiteeren. Nog veel genoegen hoor. Dag Sparretje. Beste KLEINE ZUS. Hoe maak je het? Speel je nog veel buiten? Over een poosje mag je weer op visite komen. Dag Kleine Zus. Lief ROZEKNOPJE. Ben je ook een trouw speeltuinbezoekstertje? Dat vind ik prettig. In den speeltuin ben je veiliger dan op strand. Bovendien is de straat geen speel plaats meer. Het verkeer is tegenwoordig veel te druk. Welke speelwerktuigen zijn er in den speeltuin waar je lid van bent? Speel maar met pleizier. Dag Rozeknopje. Beste VERONIKA. Prettig dat je 1.1. Vrij dag met je klas bent uitgeweest. De stad Utrecht ken ik heel goed en op het Domplein heb ik heel wat voetstappen gemaakt. Utrecht is mijn geboorteplaats. 'k Ben nu reeds nieuwsgierig naar je volgend briefje. Schrijf je me uitvoerig over je schoolreisje? Dag Ve- ronika. Lief BLOEMENMEISJE. Dus Tim en Tom zijn tweelingen. Dat dacht ik al. Als ik er aan denk, zal ik ze 18 Juli een kaart sturen. Vecht je met je zusje en broertjes Zaterdag's om de courant? Je mag wel oppassen dat je de cou rant niet scheurt. Je zou dan het briefje niet kunnen lezen. rk Hoop dat Tim en Tom een prettig schoolreisje maken. Dag Bloemen meisje. Beste TIM en TOM. Hoe is het school reisje geweest? Waar zijn jullie heen ge weest? Vertellen jullie me er a.s. week eens iets van? 'k Hoop aan jullie verjaardag te denken. Dag Tim en Tom. Lief ELFENKONINGINNETJE. Tim en Tom hebben zeker vergeten hun teekeningen in den brief te doen. Ik heb althans geen tee keningen gevonden. Heb je 'n prettigen och tend op school gehad? Grappig dat Hennie Zaterdagsmiddags op de courant blijft wach ten. Gelukkig voor haar dat de courant dan tamelijk vroeg bezorgd wordt. Heb jij al een schoolreisje gemaakt? Dag Elfenkoningin netje. Best JASMIJNTJE. Wat hebben je ouders van je werk gezegd? Vonden ze het niet keurig. Je vond het op visite komen ze ker wel prettig? Schrijf maar trouw dan mag je nog eens komen. Dag Jasmijntje. Beste FLIPPIE FLINK. En waar heb je je werk opgehangen? Zeker boven je bed? Ja het was 1.1. Woensdagmiddag heel gezellig en het uurtje was zoo om. Je fluit doet zeker steeds nog dienst. Krijg ik weer eens een teekening van je? Dag Flippie Flink. Lief DUINVIOOLTJE. Wanneer je je zijde opgewerkt hebt. mag je bij me komen voor nieuwe zijde. Je moet je kleedje dan even medenemen, zoodat ik kan zien hoe je werkt. Je weet, het moet er aan beide kanten keurig uitzien. Heb je het gisteren naar je zin ge had? De volgende week verwacht ik een lan ger briefje van je. Dag Duinviooltje. Best ZONDAGSKIND. A.s. Woensdag middag kan je je album komen halen. Wat ga je vaak naar Velserbeek. Waren de jonge hertjes schattig? Teddy is zeker een pluche beertje of is het een hondje? Jammer dat de Hr. B. nog niet beter is. Wil je je ouders m'n groeten terug doen? Dag Zondagskind. Best CROCUSJE. Wat ga je een prettig schoolreisje maken. Eerst naar Utrecht, dan naar Ouwehands Dierenpark te Rhenen en tot slot naar de Pyramide van Austerlitz. Je zult 's avonds wel vermoeid zijn van het klimmen. Eerst de Domtoren en tot slot de Pyramide. Maar gelukkig, je bent nog geen tachtig, 'k Wensch je een prettigen dag toe. Vertel je me volgende week iets van je reis? Dag Crocusje. Best KALFJE. Ja, zoo gaat het altijd. Zijn ze bij elkaar dan mopperen ze op elkaar, zijn ze van elkaar, dan treuren ze en verlan gen ze naar elkaar. Je moet maar denken, Polly is voor z'n welzijn weg. De zusters zul len wel goed voor hem zorgen en als hij wer kelijk genezen mag, dan is het leed niet om niets geleden. Natuurlijk is het voor je ouders heel onaangenaam, hem van huis te hebben moeten laten gaan. Je moet thuis maar heel lief zijn, en veel bij je moeder blij ven. Dag Kalfje. Beste BERENDMAN. Wanneer krijg je vacantie? Zeker gelijk met mij nl. Zaterdag 23 Juli. Ja, de vacantie staat nu vlak voor de deur en met haar intrede is de zomer al weel een eind voorbij. Ga je nog uit of blijf je van je nieuwe „Home" met tuin genieten? 'k Hoop voor de vacantie nog gelegenheid te vinden even aan te wippen. Wil je je ouders m'n groeten doen? Dag Berendman. VISITE. Aa. Woensdagmiddag ben ik verhinderd visite te ontvangen. Volgende week hoop ik weer in de gelegenheid te zijn. Wie dan mo gen komen? Ik weet het nog niet. Veel groeten van Mej. EL VUT/BRIEF. De oude olifant beschermde den hond en deze wees hem den weg. Een merkwaardig staaltje van vriendschap tusschen een hond en een olifant werd on langs door Engelsche oerwoud jagers, die een tocht door Oost-Afrika hadden gemaakt, ver teld. In de buurt van Naibori woonde op een groote boerderij een Engelschman, die een prachtigen Duitschen herdershond bezat. Mate, zoo heette de hond, was zorgvuldig voor de jacht afgericht en had om zijn uitsteken de eigenschappen al menigen prijs op ten toonstellingen gewonnen. Hij was gehoorzaam, zeer waakzaam en leergierig: kortom een juweeltje van het hon denras. Hij had echter één fout: hij was een al te hartstochtelijk jager. Meermalen als hij met zijn meester op de jacht was, liep hij weg en ging voor zichzelf aan 't jagen. Natuurlijk werd hij hiervoor gestraft en eens op een dag, toen hij weer een ferm pak slaag had gehad, wist hij in een onbewaakt oogenblik de boerderij te verlaten en spoor loos in het oerwoud te verdwijnen. Zijn meester stuurde al zijn arbeiders erop uit om den hond te zoeken, maar tevergeefs: Mate scheen niet van plan te zijn, naar huis terug te keer en. Een vriend van den farmer, 'n bekend oerwoud jager, hoorde eindelijk van de geheimzinnige verdwijning en nu schoot het hem te binnen dat hij inlanders had hooren vertellen van een reusachtigen grooten mannetjesolifant die tezamen met een jachthond door het woud zwierf en 's nachts geweldige verwoes tingen in hun velden aanrichtte. De inboor lingen hielden die twee voor afgezanten van den duivel en het praatje ging, dat ieder, die ze aanraakte of zelfs maar in de nabijheid kwam, het met den dood moest bekoopen. De oerwoud jager besloot dadelijk een expedi tie uit te rusten om den hond zoo mogelijk terug te halen en nadat het hem met de grootste moeite gelukt was, enkele doodsbange negers te bewegen met hem mee te gaan, kwam hij op een goeden dag werkelijk het zonderlinge vriendenpaar tegen. Het bleek, dat de herdershond inderdaad Mate was. Zijn dikhuidige kameraad was blijkbaar een gewezen troepaanvoerder, die in den strijd met een jonger mannetje het onderspit had gedolven en nu alleen rond zwierf. Hoe de vriendschap tusschen de beide die ren gesloten was, kon niet worden nagegaan. Men zag echter wel, dat deze zeer innig was en dat ze elkaar uitstekende diensten bewe zen. De hond was in de wildernis voortdurend in gevaar, door leeuwen of luipaarden te wor den overvallen en had dus een flinken be schermer als de olifant hard noodig. De oli fant daarentegen was al tamelijk oud en had zijn speurvermogen gedeeltelijk verloren. Op hun tochten liep de hond voorop en wees zijn vriend den weg. Na een lange, afmattende vervolging kwam de expeditie in de onmid-' dellijke nabijheid van den olifant. Men was niet van plan hem "dood te schieten, maar wilde alleen probeeren, den hond te vangen. Maar toen Mate door luid gejank zijn vriend voor het gevaar waarschuwde, kwam deze met opgeblazen slurf en luid trompetterend op de jagers af. Voor ze erop bedacht waren, had het woedende dier al twee negers neergetrapt en ernstig gewond. Er zat toen niets anders op dan hem dood te schieten, wat ook ge beurde. Na heel veel moeite kon tenslotte den hond worden gevangen; hij was echter door het wekenlange leven in de rimboe totaal ver wilderd en moest eerst door zijn baas in een kooi worden opgesloten. Later werd het weer een voortreffelijk huisdier. Of hij nog wel eens aan zijn grooten vriend heeft terugge dacht? EEN KLOKKENMUSEUM. Het stadje Apolda in Thuringen, dat over heel de wereld bekend is om zijn weverijen en klokgieterijen heeft er thans een nieuwe attractie bij gekregen n.l. een klokken mu seum, het 2de op de wereld. Het is onderge bracht in een gedeelte der in 1119 gestichte kerk van St. Martin. In 't zelfde Apolda heeft de groote Duitsche dichter Schiller de stof gevonden voor zijn beroemde gedicht Het lied van de klok. W. B.—Z. In een zilverwitte Douglas. 't Is stil in de klas: doodstil en warm. Je hoort alleen het krassen van vijfentwintig pennen over 't papier. De jongens zitten sommen te maken, moei lijke sommen met breuken. Voor de klas zit meneer schriften na te kijken en zoo nu en dan dwaalt zijn blik eens over de klas. De gordijntjes voor de ramen zijn alle maal dichtgeschoven, anders zou de zon al te fel binnenschijnen. Nu stuiven er zoo nu en dan, als een gordijntje even opwaait, straaltjes en rondjes van zonneschijn over de achterste bank. Piet en Pim zitten naast elkaar op de ach terste bank. Ze zijn allebei negen jaar, ze hebben allebei een blonde kuif, blauwe oogen en beenen vol blauwe plekken van 't voetbal len en 't omtuimelen met de fiets. Ze hebben ook allebei een hekel aan sommen en vooral aan sommen met breuken. Natuurlijk zijn Piet en Pim dikke vrinden. „O, foei, ik verveel me dood!" zucht Pim. „Ik ook," fluistert Piet. Zeg jö, ik geloof, dat ik 'm hoor!" „Echt waar?" „Ja, daar komt ie!" Jullie weten natuurlijk niet, wie „ie" is, hè? „Ie" iseen groote, prachtige, zilver- blinkende Douglas, die iederen morgen op 't zelfde uur over komt. Soms vliegt hij heel hoog, zoodat de jongens alleen het ver ver wijderd. diep en zwaar geronk der krachtige motoren kunnen hooren, maar soms vliegt I hij laag, zoodat ze hem goed kunnen zien. Prachtig, zoo'n kunstvogel, die lucht en wolken doorsnijdt, de elementen trotseert! Sterker en sterker wordt 't geronk; o, hij vliegt laag vandaag! 't Is of hij vlak, vlak over de school zal scheren, 't Is, of de school J ervan dreunt en trilt „Hè, die gordijntjes!" zuchten Piet en Pim, terwijl hun oogen gespannen naar 't venster kijken. I „Jongens, doorwerken!" Piet en Pim schrikken. Ze waren den hee- len meneer, de heele sommen vergeten: in i gedachten zweefden ze met den sierlijken wondervogel door 't luchtruimSnel grij pen ze de pen.maar o wee, daar is me neer al bij hun bank. Meneer is boos. Minachtend laat hij de schriften van Pim en Piet tusschen duim en vinger slingeren. „Dacht ik het niet! Naar de lucht kijken of de Douglas er is, hè? Zitten droomen en fluisteren, hè? Apen van jongens! Wacht, ik zal je leeren! Vliegenier willen jullie worden j zeker! Mooie vliegeniers die te lui zijn om sommen te maken! Marsch Pim, jij in de gang en jij hier in de hoek. En om vier uur schoolblijven! Wie niet hooren wil, moet dan maar voe len!" Pim is echt geschrokken. Nu staat hij in de gang en hij heeft spijt, omdat hij lui is geweest en meneer boos heeft gemaakt. Want meneer is geen droogstoppel, maar een echt aardige, gezellige, jonge onderwijzer. Pim vindt, dat meneer eigenlijk gelijk heeft: Als je te lui bent om je sommen te maken, hoe kun je dan vlieger worden? En 'dat willen Piet en Pim natuurlijk: dat staat als een paal boven water! Pim gaat op den grond zitten naast de verwarming, sluit z'n oogen en denkt na Daar blitst en flitst de Douglas door de luchtrrrt.... rrrt hoor, hij daalt, vlak voor Pim's voeten. Nog trillend als een ras paard taxiet hij voorbij, hobbelend over 't veld. Pim holt er heen. Wat is dat? Kijk, wie stapt daar uit? Dat is zoowaar z'n vriendje Piet met een vliegkap op. „Stap in," zegt Piet als hij Pim ziet en Pim doet het. Klaar? vooruit dan maar weer." De schroef draait. Snel stijgen ze op en Pim vindt het niets vreemd. Piet en hij hebben toch immers altijd vlieger willen worden? Nou dan! Weilanden, slooten, dorpen, kerktorens zinken onder hen weg't wordt klein en onwezenlijk als een speelgoeddoos. Hooger stijgen ze, al hooger! 't IJselmeer lijkt een waschkom met donkergroen water, Marken een klein, helgroen driehoekje! Nóg hooger.ze ronken dwars door wol ken, door blauwe luchten, door dikke lagen van stroomenden regen. Verder, nóg verder! Piet hanteert het stuur en Pim kijkt om laag. Een golvende zee van helgeel zand is onder hen. „De woestijn!" roept Pim, „o kijk! de Sa hara!" Hij ziet ver beneden zich, héél klein, een rij kameelen als een klein, kronkelend slangetje. „Een karavaan!" zegt Piet. En hij draait aan een paar knopjes, zoodat de Dou glas daalt. Nu kunnen ze de karavaan goed zien: er zijn mannen met donkere baarden en witte mantels. Verder, weer verderDonkergroen wordt het onder hen en vreeselijk heet. „Een oerwoud" fluistert Piet. Er klinkt geschreeuw van apen en pape gaaien. Pim wordt bang, „Hier moeten we snel voorbij", zegt hij. „Anders vallen we in de klauwen van tijgers of ten prooi aan de gele moeraskoortsen." „Mooie zin uit een boek", lacht Piet, „maar ik ga lekker niet terug. Ik vlieg fijn door!" „Hebben we nog genoeg benzine?" „Weet ik niet!" zegt Piet onverschillig. „Maar kijk dan naar het reservoir". Daar staan woorden op in een vreemde taal, die kan ik niet lezen." „Domoor! had dan toch Fransch geleerd, of Engelsch!" verwijt Pim. „Tja", zegt Piet, maar vroeger wilden we toch nooit leeren, weet je nog wel?" „O, o" zucht Piet, die nu echt bang wordt. De Douglas vliegt.... en vliegt.... maar nu toch langzamer, 'k Lijkt wel, of hij moe wordt. Hij daalt, daalt! Pim grijpt het stuur „stijgen, stijgen!" brult hij. „We krijgen een ongeluk. Omhoog dan toch!" Maar de ben zine schijnt op te zijn, tot den laatsten drup pel. De Douglas daalteen schok, en Pim sluit de oogen. Als hij ze weer opendoet, zitten ze met hun vliegtuig verward in een hooge kokospalm, tusschen een wirwar van wilde slingerplan ten. De boomen hebben den val gebroken, ge lukkig! Maar wat is dat? Een vreeselijk ge gil en geschetter klinkt vlak bij hun ooren: een groote troep apen zit in de boomen rondom hen en kijkt hen nieuwsgierig aan. 't Zijn er wel twintig, dertig, nee veertig; steeds meer apen komen aangesprongen: ouden apen, jonge aapjes, bruine, zwarte, ge vlektevan allerlei soort. Pim en Piet zijn nu echt bang. Ze houden de handen voor de ooren om 't gekrijsch niet te hooren. Kijk, de apen wijzen naar- hen en lachen hen uit van hahaha en hihihi en hohoho! Sommige houden hun buik vast van 't lachen! Hè, nu houdt het gelach plot seling op. Nu hebben de apen zeker besloten, wat er met hen zal gebeuren. Een reuzegroote, harige chimpansée steekt de rechterarm omhoog als sein tot den aan valen daar bestormen opeens alle apen het vliegtuig en sleuren de jongens mee. Ze worden getrokken en gerukt,, geknepen en halfgedragen door al die harige armen. „Genade, genade!" gillen de jongens. Maar de apen weten van geen ophouden. Ze snel len verder met Pim en Piet tusschen zich in. Nu komen ze aan een open plek in 't bosch. Daar zit, in een paleis van takken, de apen- koning: een sneeuwwitte aap met een zwarte ster op de borst. De apen laten opeens Pim en Piet los en trekken zich buigend terug. Nu richt de ko ning het woord tot hen. „Waarom huilen jullie zoo?" vraagt hij barsch. „We willen naar huis!" snikken de jongens „O laat ons toch naar huis gaan!" „Eerst je sommen opzeggen", buldert de apenkoning. Vooruit: 61/2X41/2 5y2K3 1/4. Vlug een beetje!" De jongens wisten zich raad. „Wewe vonden breuken altijd zoo ake lig!" stottert Pim. Nu wordt de apenkoning woedend. Kreu ken akelig? Nu, dan vind ik jullie akelig. Dan kan ik jullie in mijn rijk niet dulden. Weg met jullie, in de gevangenis!" En op een geheim teeken, dat hij geeft, snellen plotseling weer van alle kanten de apen toe om Pim en Piet te grijpen. Wat een apen, wat een apen, 't zijn er zeker wel honderd. En wat loopen ze hard! Hoor, klap, klap, klap! 't Lijkt wel of ze schoenen aan hebben en op een steenen vloer stampen. Een heele hij, een heel regiment apen. En iemand telt erbij: één twee één twee Pim slaat de oogen op en staart verbluft naar de klas, die voorbij marcheert, 't Is twaalf uur, de school gaat uit. En hij dacht: gelukkig, gelukkig dat ik alles maar gedroomd heb! Nu, óf ik vanmiddag m'n best zal doen op de breuken! Meneer zal versteld staan! R. DE RUYTER-V. d. FEER. ZATERDAG 10 JULI 1937 Twee maanden reizendrie en een halve minuut werken! Ik wed, dat jullie allemaal weieens een zons verduistering hebt gezien. Dat is nogeens een kolfje naar onze hand, hè? Vooral als het wonderlijk natuurverschijnsel onder school tijd plaats heeft. De een komt aansnellen met een bruinig beroet stuk glas, waarmee hij z'n blouse hopeloos vlekkerig maakt, de an der heeft een echte oude heerenbril op z'n neus! Maar allemaal hebben we pret! Jammer, dat zoo'n zonsverduistering bij ons nooit vol komen is. Volgens de berekening der geleerde koppen is de volkomen zonsverduistering meestal juist te zien op 't een of andere on bewoonde eiland in de Stille Zuidzee, waar alleen maar de vogels of andere dieren ervan kunnen genieten. „Jammer" zeggen we, en daar blijft het bij en we kijken dan maar naar de gedeelte lijke verduistering. Dat is ook wel leuk! Maar in Amerika heeft men een poosje geleden, toen er weer een totale zonsverduis tering gemeld werd, die zichtbaar zou zijn op Canton, een van de Phoenix-eilanden in de Stille Zuidzee, het er niet zoo makkelijk bij laten zitten, Er werd een expeditie ge vormd onder leiding van Dr. Mitchell en die maakte een zeereis van bijna een maand om dat wonderlijke kleine plekje van de wereld waar het natuurverschijnsel zou worden be studeerd, te bereiken. Wat een moeite, wat een onkosten! zul je zeggen. Ja, dat is zoo, maar het bestudeeren van een zonsverduistering is om allerlei re denen zeer belangrijk voor de wetenschap. Op de oogenblikken, dat de maanschijf zich geheel vóór de zon schuift, schieten nog en kele stralen te voorschijn en het is van het grootste gewicht, het spectrum hiervan te bestudeeren, evenals het zonnenspectrum voor en na de verduistering. Alle mogelijke nieuwe wetenswaardigheden over de zon kun nen dan worden geleerd en daarop kan de wetenschap weer verder voortbouwen. De expeditie was uitstekend toegerust voor haar taak: sextanten, kompassen, film- en radiotoestellen; alles had men meegenomen. Vierentwintig dagen was de groote oceaan- stoomer onderweg, toen bereikte hij de kust van het eilandje Canton, dat volkomen on bewoond was. De eenige levende wezens, die hier werden aangetroffen, waren vogels. On afgebroken klotste en schuimde de oceaan tegen de rotsachtige oevers; onafgebroken streek de gloeiend heete wind over de scha- duwlooze oppervlakte van het eiland, waar de leden der expeditie in koortsachtige haast hun instrumenten uitpakten. De werkzaam heden waren nauwkeurig verdeeld om iedere seconde van den korten tijd der verduiste ring te kunnen uitbuiten. Eén der geleerde heeren bestudeerde de zonnestralen vóór en na de verduistering, een ander mat met zijn instrument de lichtsterkte tijdens de ver duistering, een derde nam wetenschappelijke foto's, terwijl op verschillende punten van het eiland filmoperateurs waren opgesteld. Twee omroepers van den nationalen omroep hadden microfoons opgesteld om voor dui zenden en duizenden luisteraars in Amerika het natuurverschijnsel te beschrijven. Alles gelukte schitterend, 't Was stralend weer en de zon stond groot en hel aan den hemel. Dan nam plotseling de lichtkracht af, 't leek, of de avond begon te vallen. On rustig scheerden de vogels over 't water of vlogen schreeuwend landwaarts om het vei lige nest op te zoeken, 't Werd donkerder en donkerder. De lucht werd blauwachtig zwart: de zon was achter de zwarte maanschijf weg gedoken. Als gloeiende reuzenarmen schoten en lekten roode vlammen achter de maan uit. Ze vlamden hoog op, zonken dan weer weg. De horizon was zacht lavendelkleurig, even als de zee, die geheimzinnig flikkerde. Ster ren werden flauwtjes zichtbaar. In koortsachtige spanning werkte de ex peditie voort. Honderden foto's werden in deze drie minuten, drie en dertig seconden gemaakt, honderden meters film gedraaid, telegraaftoestellen tikten onafgebroken om mededeelingen te doen aan andere waarne mingsposten. Al te snel ging de tijd voorbij. Daar kwam de zon weer in al haar kracht te voorschijn: eerst langzaam, dan sneller en sneller. De duisternis was voorbij: de vogels kwamen nog angstig piepend uit hun schuilhoeken te voorschijn en vlogen dan schreeuwend en jubelend weer de zon tegemoet. Enkele se conden later werden de instrumenten weer ingepakt, antennemasten neergehaald en begon het gesjouw naar de boot, die onmid dellijk koers zette naar het Amerikaansche vasteland. Een terugreis van bijna een maand volgde. Maar de expeditie achtte zich door deze drie en een halve minuut van intensen ar beid en door de prachtige resultaten ruim schoots beloond voor al haar moeite! e.rirsi VAM

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8