FEEST IN WOERDEN. lÊÊMM I Het groote Avontuur Op de «Winterflora 1938» te Haarlem heeft een freesia met goedkeuring van het Koninklijk Huis den naam. «Prinses Beatrix» gekregen De 2de luitenant F. H. von Meijeveldt werd Donderdag voor het front van het 2de regiment veldartillerie te Den Haag beëedigd De Rokin-demping te Amsterdam. Van Donderdag rijden de trams in de richting Dam op het Rokin op het spoor, dat op het gedempte gedeelte i? gelegd Een nieuw nationaal product. In haar nieuwe fabriek te Delft zijn de Vereenigde Glasfabrieken begonnen met de vervaardiging van zijde uit glas. Een tweetal interessante snapshots uit het productie-proces van deze glaszijde FEUILLETON 35) Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. De nachten in het woud waren evenwel veel gevaarlijker. Daar heerschte vaak een geur van verrotting en het krioelde er van insec ten. Hier gebeurde het, dat Reifenberg des nachts in den rossen gloed van zijn kamp- ™ur; niet ver van zijn gelaat den kop van een indrukwekkende python zag heen en weer ^ïegenHet dier liet zich langzaam naar beneden glijden en zijn gespleten tong schoot at en toe uit zijn muil. Toen de journalist met een ruk achteruit sprong, zwiepte de kop van den slang als door een veer bewogen hem achterna en hij zag hoe de fascineerende oogjes hem priemend aankeken. Maar hij was den greep van het ondier ontkomen en 2ag hoe het zich dadelijk weer naar boven wilde werken. Een beter doel voor een schot was niet denkbaar en Riefenberg trof zoo sped, dat de kop van de slag vermorzeld was. «et lichaam van de python kronkelde enkele oogenblikken krampachtig en viel dan met 6Ca ~ff*en smak naast het houtvuur, rii iÜ e nachten kon de journalist geen oog ment doen van het ontzettende lawaai, dat P'^pPon in de boomen maakten. Dan weer oad hij het te kwaad met een leger van zwarte mieren, die hem overvielen en ver- aarlijk^beten. Als hij slapen wilde, legde hij ïmS pzicllt kort bij den gloed van het vuur, opdat de muskieten hem met rust zouden tlaten. ^ê'ena zat hij vaak geradbrakt en uit split te suffen en betastte zuchtend zijn ge zwollen .gezicht met den ruigen baard. En dan sukkelden hij weer verderMaar de wildernis bleef steeds even genadéloos en van bewoners, blanken of zwarten, viel geen spoor te ontdekken. Een donkere toekomst tegemoet. Dien namiddag zat Riefenberg moedeloos in de schaduw van hooge boomen op het kleine eiland waar hij den vorigen dag aan land was gegaan. Hij was ontwaakt met een stekende pijn in zijn hoofd en terwijl hij zich lusteloos gereed maakte om zijn eindeloozer tocht voort te zetten, voelde hij dat het niet zou gaan. Hij ging maar weer liggen op zijn deken. Het deed hem goed eindelijk eens te kunnen uitrusten bij dag. Alles was veel kal mer en niet zoo geheimzinnig, nu hij al de voorwerpen om zich heen kon onderscheiden. Als er geritsel was in de boomkruinen, vroeg hij zich nu niet angstig af welke gevaar dreigde. Hij zag dadelijk wat gebeurde; een kleurige vogel, die wegvloog, een nieuwsgie rige aap, die hem beloerde of een eekhoorntje dat van tak tot tak wipte. De grootere wilde dieren hoefde hij hier ook niet te vreezen, omdat die nu wel zouden uitrusten van hun nachtelijke zwerftochten. Hij had verschei dene uren geslapen en toch had de rust geen verkwikking gebracht. Die hoofdpijn schreef hij toe aan de brandende zonnestralen, waar van hij vooral de laatste dagen te lijden had gehad. De seizoensverandering hing im mers met dreigende donderwolken in de lucht en op zulke tijdstippen was de temperatuur steeds hooger dan anders. Daarbij had Riefen berg moeilijke dagen achter den rug. Hij was eindelijk de sedert zoo lang opgemerkte berg streek genaderd en wat hij gevreesd had ge beurde; reeds twee maal was hij verplicht ge weest zijn prauw, zooals enkele uren na zijn ontvluchting, met behulp van een koord, over een waterval te helpen. Alles was telkens schitterend gegaan, zoodat er feitelijk geen reden was om moedeloos te zijn. Maar, het ging niet meer. Hij had het vage voorgevoelen dat hij nooit meer onder de menschen zou komen, dat hij ziek zou worden, omkomen van ontbering of verongelukken. Nu voelde hij weer knagende pijn aan zijn voeten. Het waren teken of zandvlooien, die in het vleesch van zijn teenen waren gedron gen. Hij haalde een veiligheidsspeld te voor schijn, liet de punt even gloeiend rood worden m het vuur van een lucifertje en peuterde de vieze, slijmerige kwab waarin het ongedierte al zijn eieren had gelegd uit een teen. Over ontsmettingsmiddelen beschikte hij niet. Het e enige wat hij kon doen, was een reep van een aan stukken gescheurd hemd rond de wonde leggen. Hij voelde plots een rilling langs zijn rug loopen. Het was alsof hij koorts ging krijgen. Hij verwenschte het dwaze avontuur waarin hij zich had laten meeslepen en vooral dit onzinnige ontvluchtingsplan. Tegen dit wilde land zou hij het een dezer dagen moe ten opgeven. Als hij hier ziek moest worden, ernstig ziekwat zou er dan van hem worden? Uit zijn koortsachtigen droom werd hij ge wekt door een vervaarlijken donderslag. Hij sprong overeind: de lucht was dreigend en in de verte kwam een donkere, grauwe zuil aan gedreven, de eerste tornado. Riefenberg liep naar zijn prauw en trok haar in het oeverge was. Plotseling stak een ontzettende wind op. Het was bijna donker geworden en vurige bliksemflitsen schoten door de ruimte. Te zelfdertijd begon het te regenen met onge- meene heftigheid. Een half uur later was de hemel vlekkeloos blauw, de groote hitte was gebroken en de natuur had zich na dien eer sten storm van het nieuwe regenseizoen als in een nieuw kleed van rijke, frissche 'kleuren gestoken. Riefenberg voelde zich veel beter, maar ook wist hij dat hij voortaan met een nieuwe moeilijkheid rekening had te houden; de regen immers zou het water in den stroom doen stijgen en de watervallen op hun nor maal peil brengen, zonder droogstaande rots- vlakken. Denzelfden nacht nog brak een nieuw nieuw onweder los boven het stroomgebied en daar na regende het uren en uren aan een stuk. Den volgenden morgen reeds kon Riefenberag zien dat het peil van den stroom inderdaad was gestegen. Zonder geestdrift maakte hij zich klaar om zijn zwerftocht voort te zetten. Hij wikkelde^ de deken rond zijn kostbaarste bezit; de doos met kogels en stak van wal. Een voordeel van het nieuwe seizoen was een veel koelere temperatuur en na een paar dagen bemerkte Riefenberg een ander verheugend feit: het water stroomde sneller naar gelang het peil steeg, zoodat hij eens zoo vlug vor derde. Voor zwaren regenval ging hij onder het struikgewas schuilen. Er kwam door den regen wel eenig water In zijn boot, maar tij dens een rustpoos zorgde hij voor een vloer van stokken, waarop zijn reisgoed kon staan. Hij liep vaak een nat pak op, maar ook dat wist hij te verhelpen door met twijgen en riet een klein afdak te maken boven het ach tergedeelte van zijn prauw. Er waren nog andere geruststellende feiten: het gewassen water had mede tot gevolg, dat hij niet meer zooveel last had van krokodil len en nijlpaarden; de zandbanken immers stonden nu blank en de moeilijkheden onston den gewoonlijk op het oogenblik, dat de dieren weer naar hun element wilden. Ook de nach ten waren minder gevaarlijk, althans wat de wilde dieren betrof. Hij werd veer minder gestoord en Riefenberg leidde daaruit af, dat de wildernisbewoners in het dToge seizoen bij gebrek aan water den stroom opzochten om daarna meer het binnenland in te dringen. Alleen het leger van insecten scheen groote uitbreiding te hebben gekregen en ook vreesde hij de mistbanken, die soms dag ea nacht woud en stroom overdekten. Het was alsof deze seizoenverandering ook zijn gezondheid ten goede was gekomen, want in de eerstvolgende dagen althans waren de aanvallen van hoofdpijn uitgebleven. Reeds begon Riefenberg de toekomst met ietwat meer optimisme in te zien, toen zich een tra-» gische gebeurtenis voordeed. Hij was dien ongeluksdag vroeg vertrokken en voer gedurende uren ln het midden van het water, waar de stroom het krachtigst was. Dat deed hij geregeld zoo en pas als er gevaar dreigde van versnellingen of waterval len, vluchtte hij naar den oever. Op een ge geven oogenblik hoorde hij het bruisen van water. Hij richtte.dadelijk zijn boot naar den oever en liet zich voorzichtig voortglijden. Enkele oogenblikken later zag hij, dat de stroom over de geheele breedte met schuim was overdekt. Op sommige plaatsen waren openingen, waarlangs het water een sprong van enkele meters 'deed. Het lag in Riefen- berg's bedoeling den oever zoo lang mogelijk te volgen, maar onverwachts maakte deze een bocht en de prauw werd met den stroom meegesleurd. Riefenberg greep naar het oevergewas, maar de takken braken. Hij pro beerde vervolgens uit alle macht tegen den stroom op te roeien, maar zag spoedig het nuttelooze van zijn poging in. Als een onver mijdelijke dreiging zag hij het schuimende water voor zich. De prauw had een angst wekkende vaart gekregen. Bliksemsnel woog de journalist zijn kansen; tegen: de met schuim omspatte rotsen zou het vaartuig on vermijdelijk te pletter loopen. Dus was er maar één uitweg: het te laten loopen langs het steil neerstortende water. Met de vaart van een sneltrein schoot de prauw vooruit. Op den rand van den waterval stak de voorste ven even de lucht in, dan boog zij gewillig mee en deed met het water een sprong van ten minste tien meter. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 5