Het oroote Avontuur Te Rucphen zijn hedennacht legeroefeningen gehouden, waarvoor de militairen bij de bewoners van het plaatsje werden ingekwartierd. Een snapshot van de inkwartiering Mevr. Colijn (rechts), de echtgenoote van den minister president, in gezelschap van mevr. De Vlugt (links), echt genoote van den burgemeester van Amsterdam, tijdens een wandeling door de besneeuwde omgeving Yan Arosa In de omgeving van de manége tegenover het paleis Soestdijk worden thans de beide paarden van Z. K. H. Prins Bernhard afgericht. Links het bekende paard „Trixie" De eerewacht van oud-strijders in de crypte te Laeken bij de herdenking van den vierden verjaardag van den dood van wijlen Koning Albert van België. Op den voorgrond de graftombe van wijlen Koningin Astrid; daar achter de tombe van wijlen Koning Albert Adolf Hitler heeft Vrijdag de automobielententoonstelling 1938 te Berlijn officieel geopend. De Führer bij het pas- seeren van de eerewacht. Links, generaal Von Brauchitsch De electrificatie van de spoorlijn Utrecht Arnhem zal binnen afzien- baren tijd gereed zijn. Een kijkje op de werkzaamhe den op het station te Utrecht Kapitein ter Zee C. E. L. Helfrich is benoemd tot directeur der Hoogere Marine Krïjgschool te Den Haag FEUILLETON o Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 36) Beneden gekomen dook de prauw en Riefenberg met haar, diep onder de wateroppervlakte. Riefenberg voelde zich eerst meegerukt in een draaikolk en daarna naar de oppervlakte geslingerd. Hij hapte naar lucht en zwom. I-Iij keek om zich heen en ontdekte kort bij zich de gekantelde prauw. Zij dreven beiden in dezelfde richting. De strooming van het water verminderde gelei delijk en de journalist zwom achter zijn vaar tuig. Hij duwde het in schuine richting en even later bereikte hij den oever. Daar kantel de hij de boot om. Het eenige wat zij nog inhield was de roeispaan ,die tegen den bin nenwand was blijven kleven. Riefenberg had vooralsnog geen tijd om den omvang van deze ramp na te gaan. Hij zag in het water voorwerpen drijven, die hem toe behoorden. Hij beklom den oever en sneed een liaan af. Met geweldige inspanning gelukte het hem de prauw op het droge te brengen en haar dan om te kantelen. Daarna voer hij dadelijk naar het midden van het water en zocht stroomafwaarts naar zijn bezittingen. Helaas, behalve zijn stok met den deken en 'n paar snuisterijen vond hij niets meer. Toen liet Riefenberg zijn boot tegen de oever loopen. steunde het hoofd in de handen en dacht na: zijn geweer en de kogels, zijn levensmiddelen en lucifers, zijn koord en zijn regenjasal les was reddeloos verloren. Zoo moedeloos als op dit oogenblik was hij ng nooit geweest- Hij betreurde het, dat hijzelf er het leven niet had bij ingeschoten. Toen het begon te rege nen. dreef hij de boot in het struikgewas. Hij hoorde geritsel op den oever, gesnuif in het water. Het was hem nu allemaal onver schillig geworden en hij sliep tenslotte in. Naar den afgrond. Met den dag voelde Riefenberg zijn krach ten verminderen. Hij dacht dikwijls aan zijn kinderjaren, toen hij droomde van de tropen- wildernis en haar zag als een paradijs, waar de wonderbaarste vruchten bloeiden en het leven als in een sprookje verliep. Aan den lijve ondervond hij nu, dat hier meer dan elders de harde strijd om het bestaan moest wor den gevoerd. De wildernis was verraderlijk met haar zwoele natuur, die zich in harts- stocht uitleefde. Vooral nu het regenseizoen was ingetreden, had Riefenberg den indruk boomen en planten te zien leven. Het was hem soms alsof hij de lianen zag voortkruipen langs de bemoste stammen der boomen. Op de vochtige aarde waren nieuwe bloemen er. planten opgeschoten en prachtige orchideeën van reusachtige afmetingen hadden zich vast gehecht aan de boomen. In dit kluwen van planten en boomen zwierf Riefenberg soms uren rond, op zoek naar voedsel. Als eenïg wapen beschikte hij over een zwaren stok. waarmede hij soms een dier op de vlucht dreef en zich een weg baande. lederen avond kwam hij nu moeizaam in de hoogste boomen en keek over het land uit of hij ergens sporen van menschen kon ontdek ken, want hij voelde, dat hij het niet lang meer zou kunnen uithouden. Helaas de toe stand bleef ongewijzigd. Op een dag, terwijl hij in het woud tegen een boom leunde, was een jonge aap tot voor zijn voeten gebuiteld uit de twijgen. Vóór het dier de kans kreeg te vluchten, had Riefen berg het met zijn stok getroffen op het hoofd De aap bleef roerloos liggen en boven zijn linkeroog liep langzaam een straaltje bloed. Riefenberg meende dat zijn slachtoffer dood was, maar toen hij het wilde opnemen, gingen de kleine oogjes open en een angstige, verwij tende blik trof hem. Er lag iets menschelijks in de uitdrukking van die oogen en het ont roerde hem een oogenblik, maar dat mede lijden was van korten duurwant einde lijk na zooveel dagen, was hij onverwachts in het bezit gekomen van een stuk vleesch. De schedel van het arme aapje kwam met een doffen smak tegen een boom terecht. Even later had Riefenberg een open plek bij den stroom gevonden en zat, zooals dat in voor vaderlijke tijden gebeurde, twee steenen tegen elkaar te wrijven om vuur te maken, Den volgenden dag, tegen den avond, be merkte hij iets ongewoons: heel in de verte ontdekte hij boven hooge bergen een rooden gloed en toen de nacht was ingetreden, twij felde hij er niet meer aan, dat daar groote vuren aan het branden waren. Het duizelde hem voor de oogenEindelijk was dus de redding nabij. Hij dacht nu voor de eerste maal opnieuw aan Ada Iljen, Reading, Le- bonNu immers zou er spoedig licht ko men in deze geheimzinnige dingen. Urenlang kon hij de blikken niet afwenden van het lokkende vuur op de hergen, tot mist kwam opdagen. Hij sliep dien nacht bijna niet en bij de eerste morgenschemering was hij al op weg. Onverpoosd roeide hij den geheelen dag en stelde vast hoe de Itoeri in de rich ting van den nieuwen bergketen stroomde, 's Avonds was hij zoo uitgeput, dat hem den moed ontbrak aan land te gaan om nog eenig voedsel te zoeken. Hij lag op den bodem van zijn prauw, bezweet van de inspanning en met de vochtige nachtlucht voelde hij rillingen 'angs den rug loopen. Hoe lang hij geslapen had, wist hij niet, maar toen hij de oogen opende, was de nacht, heelemaal ingetreden. Hij richtte zich op. Hij wilde het vuur van den vorigen nacht zien. En hij zag nu veel dichterbij datzelfde vuur. maar nu was het een machtige gloed, waar zware rookwolken bovenuit stegen. Toen meende hij, dat daar een vulkaan in werking was en dat dus niets de aanwezigheid van menschen bewees. Moedeloos liet hij zich neerzinken en trok den deken over zijn schouders. Nu gaf hij alle hoop op. Maar hij voelde zijn tanden tegen elkaar klapperen en het was alsof zijn voor hoofd tusschen een schroef gekiemd was. Koorts overviel hem. Riefenberg ijlde. Hij lachte en voelde zich gelukkig. Gek dat hij was. Daar brandden in de verte vuren van rustige bergbewoners en zijn koortsoogen had den er vuurspuwende kraters van gemaakt. Dat hij zoo kort bij de redding ook ziek moest worden. Ziek zijn. Was hij nu ziek of was hij alleen maar overspannen? Hij pro beerde even scherp na te denken en voelde zijn lichaam sidderen. Nu wist hij het: ma laria had hem te pakken. Hij had niet straf feloos de wildernis getrotseerd met de ontel bare muskietenbeten, de ontbering en de uit puttende tochten. Nu betaalde hij zijn tol. Hij stak een hand in het water en bevochtigde de lippen. Het was alsof zijn hoofd ging barsten. Twee dagen en twee nachten bleef de kleine prauw op dezelfde plaats liggen. Al dien tijd had gloeiende koorts Riefenberg in haar macht gehouden. Toen eindelijk gelukte het hem overeind te komen. Zijn gelaat was geel uitgemergeld en met zijn slordigen baard, fletse oogen. die diep in hun kassen lagen, zag hij er angstwekkend uit. Onmiddellijk zochten zijn schuwe blikken naar de bergen.. of had hij gedroomd dat er bergen waren en vuur. Neen, daar voor hem, dichtbij, ontdekte hij de steile wanden. Vuur zag hij nu niet. maar wel een geweldige rookpluim, die lang zaam naar boven kronkelde. Riefenberg voelde zich zwak als een kind. Hij hoog het hoofd over den rand van zijn bootje en dronk gulzig. Dan probeerde hij een banaan te eten. Hij wist nu, dat het lokkende vuur op de bergen een illusie was. Het gebied daar was wilder en woester dan de streken die achter den rug lagen. Als een kind han delde hen nu. Bij had maar één verlangen: te vluchten, den dood te ontkomen, die op hem lag te loeren. Hij kon zijn roeispaan nauwe lijks in de handen houden, maar toch ge lukte het hem de prauw tot midden in den stroom te duwen. Nu dreef hij mee met het water, de bergen tegemoet, waarachter mis schien toch menschen leefden. Hulp moest hij hebben, vandaag nog of morgen ten laatste, want anders zou het te laat kunnen zijn. En daarom roeide hij nu mee, als was het hem elk oogenblik alsof hij zou bezwijmen. ALs door een nevel heen zag hij hoe de stroom smaller was geworden. De bosschen waren verdwenen; steile, hooge rotsen en daarna in drukwekkende kale bergwanden verhieven zich aan weerszijden van de Itoeri. Riefenberg viel achterover. Hij kon niet meer en moest de oogen sluiten voor de bran dende zon. Hij voelde hoe de boot nu vlug meegleedNa een tijdje hoorde hij het wa ter murmelen en hoe dat geluid groeide tot machtig geruisch. Toen pas drong het tot hem door, dat misschien gevaar dreigde van van zijn boot en ging overeind op zijn knieën watervallen. Riefenberg klemde zich vast aan den rand zitten. Hij zag hoe de prauw met duizeling wekkende vaart tusschen de twee toren hooge bergwanden gleed. Hij sprong heelemaal recht en stond een oogenblik te wankelen. Voor zich uit ontdekte hij in de verte een wilden, don derenden waterval. Toen slaakte Riefenberg een gil, zakte op de knieën en viel bewuste loos op den bodem van de prauw. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 12