i k) BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Van Marietje Verbeek ontving ik een heel vriendelijk briefje waarin zij me bedankte voor de opname van haar vertelling in de kinder courant. Zij deelde me tevens mede. van plan te zijn meerdere verhaaltjes te schrijven die ze dan ter beoordeeling naar mij zou zenden. Is het verhaaltje voor opname geschikt, dan laat ik het weer onder de rubriek afdrukken. Ik zie nu reeds verlangend uit. Jullie zeker ook? Best ZWEMSTERTJE. Ja meisjelief, wie geen briefje stuurt, kan ook geen antwoord- briefje van mij ontvangen, dat begrijp je zeker wel. Dat je vader's verjaardag schuld aan je verzuim heeft, geloof ik. Vertel je me niet wat je je vader gegeven hebt. maar moet ik zelf maar eens gauw komen kijken? Binnenkort kom ik bonnengeld afrekenen en hoop dan het door je gegeven geschenk te bewonderen. Prettig dat je je moeder des avonds, tijdens het bezoek zoo flink geholpen hebt. Denk je thuis aan je taak die ik je heb opgegeven? Tot Woensdag. Dag Zwemstertje. Lief GOUDMUILTJE. Prettig dat je ge heim nu reeds grootendeels gereed is. Je kunt nu rustig met je kleedje en Paaschstukje verder gaan. Het stukje, naar aanleiding van LENTELIEDJE VOOR 'T PRINSESJE In Soestdijk bij het witte paleis Daar kleuren de bloemetjes blauw, wit en geel Daar staat er de lieflijke lente in knop. De crocusjes steken haar kopjes al op Boven tapijten van groen fluweel. In Soestdijk in het witte palels Daar geurt er een adem van blijde jeugd Daar ligt in haar wiegje in zoeten droom, Teer bloemetje van den Oranjeboom 't Blonde prinsesje, ons aller vreugd. In Soestdijk, om het witte paleis Daar hoor je, gedragen door lentewind. Vogeltjes zingen en bladertjes suizen. Sneeuwklokjes kling'len en 't beekje zacht zacht ruischen t Lenteliedje voor 't koningskind! In Soestdijk in het witte paleis Beatrix, lief prinsesje klein, Daar zul je spelen en lachen en groeien. Mocht in je hartje de lente steeds bloeien! Mocht er je leven één zonnetje zijn. MARIE MIC'HON. ALLEMAAL NAAR BORNHOLM. Je hebt zeker wel eens gehoord of gelezen, dat de wereld 1,8 milliard menschen bevat. Nu, dit is heel aardig, maar eigenlijk weet je nog niets, want van zoo'n groot getal kun je je onmogelijk een voorstelling maken. Een ge leerd heer nu komt ons voorstellingsvermogen te hulp: hij heeft uitgerekend, dat al die men schen, wit, geel, zwart of bruin, precies man netje aan mannetje, een plaats zouden kun nen vinden op het Deensche eiland Bornholm, in de Noordzee. Zelfs zou er nog een klein strookje zand overblijven. DIE SLIMMERD! Er was eens een heel klein meisje Met een wit jurkje aan. Ze droeg er een mandje met kruimels En bleef bij het vijvertje staan. Ze wierp er de kruimels in 't water Gauw was er 't mandje leeg, O, daar kwam een gans nog aanzwemmen. En vroeg of hij ook nog wat kreeg. Toen is het meisje gaan loopen, Zoo hard als zij maar kon. Maar het gansje sprong uit het water En weet je, wat hij toen verzon? Hij hapte in de jurk van 't meisje En liep met haar naar huis. Daar kreeg hij heusch nog een boterham Toen vloog hij terug naar zijn thuis. 'j den Ouderavond van school H, geplaatst in de IJm. Cour. heb ik gelezen. Prettig dat de zangnummers goed geslaagd zijn. Tot Woens dag. Dag Goudmuiltje. Lief MADELIEFJE. Ja hoor, je kleedje komt beslist op tijd af. Na a.s. Woensdag kan je het thuis geheel af maken. De zoom maken we dan een week later. Ben je 10 April zelf jarig? Dan win ik het toch nog van je moe der en jou. Ik geloof graag dat je ouders over je rapport tevreden waren. De cijfers zijn goed. Alleen dat zesje voor lezen moet je trachten te verbeteren. Maar dat lukt je als je goed je best blijft doen, heusch nog wel. Tot Woens dag. Dag Madeliefje. Best ZWARTKOPJE. Wil je me in je vol gend briefje je rapportcijfers eens schrijven? Gezellig dat je zomers je vacantie bij je groot ouders te Meppel moogt doorbrengen. Je kunt je kleedje dan voor je oma mede nemen. Mis schien kan je ook nog. voor de zomervacantie. iets voor je Grootvader onder mijn leiding maken. Dat zou door je Grootvader zeker zeer op prijs gesteld worden. Grootvaders zijn altijd trotsch op het werk van hun kleinkinderen. Tot ziens. Dag Zwartkopje. Beste VERONIKA. Je zus verstaat de kunst loten te verkoopen. Reeds ruim dertig- loten in slechts enkele dagen vind ik flink, 'k Hoop voor de leerlingen van school H. dat de 2000 loten vlug verkocht zullen zijn. De reiskas wordt door de opbrengst heel wat versterkt. Wil je je meester m'n groeten terug doen? A.s. Woensdag werken we aan de hand werken en aan het Paaschstukje. Dag Vero- nika. Beste KLEINE ZUS. Je hebt thuis aan je werk goed je best gedaan hoor. Het serpetine- werk heb je ook aardig voor elkaar gebracht. Flink zoo. Dag Kleine Zus. Best ROZEKNOPJE. Zeg meisje, jij ver staat de kunst loten aan den man te brengen, 'k Wed dat je heden tot de beste verkoopsters behoort. Schrijf je me eens hoeveel je er in totaal verkocht hebt? Nog veel succes. Dag Rozeknopje. Lief JASMUNTJE. Jullie kunt thuis zelf wel een Esperantogroep vormen. Waar heb je les en wie geeft de les? Ik begrijp dat Nel nu geen gelegenheid meer heeft, je met je briefje te helpen. Maar dat is ook niet noodig meer. Je bent nu in staat zelf, zonder hulp, een briefje te schrijven. Het briefje dat ik deze week ontving was heel goed. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? Dag Jasmijntje. Lief ZONDAGSKIND. Je zus vergeet nog eens haar neus. Prettig dat de zang goed ge slaagd is. Je geheim is haast klaar. Dat is ook gauw gegaan zeg. A.s. Woensdag moet je je kleedje medebrengen. We werken dan aan de handwerken en aan het Paaschstukje. Tot ziens dus. Dag Zondagskind. Best NAAISTERTJE. Gelukkig dat je weer hersteld bent en naar de club kon komen. Je bent nu met het Paaschstukje nog niet achter gekomen. Natuurlijk wil ik in je album schrij ven. Breng het a.s. Woensdag maar mede. Tot ons clubuurtje. Dag Naaistertje. Beste MOEDER'S OUDSTE. Jij bent dus weer een neefje rijker geworden. Moppig dat je nichtje iederen dag ging kijken of het nieuwe kindje al gearriveerd was. Je verlangt zeker steeds naar Zondag, zoodat je het neefje kunt gaan zien: Hoe heet hij? Heeft hij reeds meer broertjes en zusjes of is hij het eerste kindje van je tante? Je album hoop ik a.s. Woensdag weer mede te brengen. Tot kijk. Dag Moeder's Oudste. Lief CROCUSJE. Je sterretjes kan je nu afmaken. Je weet nu hoe je alles aan elkan der moet bevestigen, dus kan je prettig ver der. A.s. Woensdag breng je je haakwerk weer mede. Natuurlijk wil ik je met het maken van pantoffels voor je vader helpen. Je moet me op de club maar even aan je vraag herinne ren. Er zijn verschillende uitvoeringsmogelijk heden en die moeten we even de revue laten passeeren. Tot Woensdag. Dag Crocusje. Best KRULLEKOPJE. Prettig dat je schoolhandwerken op tijd klaar komen. A.s. Woensdag moet je op de club het liedje dat je op school leert, eens zingen. De naam is niet .,Het Maars Viooltje" maar „Het Maarts Viooltje". Zorg dat je de woorden dan goed kent. We kunnen liet dan allen van je leeren. Het beste met je werk op school. Dag Krulle- kopje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor je teekening. Wat jammer dat je meester ernstig ziek is. We zullen maar hopen dat hij spoedig beter wordt en zijn ar beid weer zal kunnen verrichten. Ben je met je Grootvader op de fiets naar Beverwijk ge weest? Dat was even een pret zeg. Gelukkig dat je rekenen nu veel beter gaat. Ik hen be nieuwd, naar je volgend rapport. Wil je je moe der m'n groeten terug doen? Dag Teekenaar- stertje. Lieve LIZETHA en GEERTJE. Hartelijk dank ik jullie voor de groeten die jullie mij deed toekomen. Komen jullie later als jullie wat ouder bent, ook bij mij op de club? Ik hoop van wel. Dag Lizetha. Dag Geertje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Ja meisje, het moment waarop je tante scheep ging voor haar reis naar Indië behoort weer tot het verleden. De maanden gingen schijnbaar steeds vlugger voorbij. Het afscheid was spoe diger daar dan men aanvankelijk dacht. We wenschen haar veel goeds en liefs in Indië toe en hopen haar met haar man over ruim zes jaar gezond en wel weer te zien. Je zus mag mij a.s. Woensdag een briefje schrijven, j Bedenk maar een schuilnaam voor haar. Pret- tig dat je vader zoo goed vooruit gaat. Bin nenkort kom ik nog eens aanwaaien. Dag Boodschapstertje. Lief SPARRETJE. Prettig dat je zoo goed woord hebt gehouden. M'n hoop, het beloofde ei deze week te zullen ontvangen, had ik reeds Dinsdag laten zakken, Maar gelukkig, heden morgen, Woensdag, even voor 12 uur, werd me je schrijven ter hand gesteld. Dat je van den kleinen Huib genoten hebt, wil ik graag aan nemen. Die kleintjes zijn altijd snoezig. Het is tot nog toe een echt zwartkopje. Wat pret tig dat je met Dora en haar tante mocht gaan wandelen. Haar 1 y2 jarig zusje geniet zeker je volle bewondering? Krijg ik volgende week weer een briefje van je. M'n groeten en beste wenschen aan je ouders. Dag Sparretje Beste MARIETJE VERBEEK. De meeste rubriekertjes hebben ie verhaaltje met plei- zier geleden. Zij zijn even als ik verlangend naav een volgend. Je briefje heb ik ontvangen en dank je hartelijk voor je vriendelijk schrij ven. Veel succes met je werk. Dag Marietje. DE GESCHIEDENIS VAN JANTJE JAMAAR Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF, Hue een booze kabouter de wereld op haar kop zette. Een rare verjaardag en een wonderlijk relletje. „Toe Jan," zei moeder 's morgens om half 9 't wordt tijd hoor! En help je even je zusje met haar manteltje?" Geen antwoord. „Ja....an! 't Wordt tijd, je moet weg!" „Ja maar Moes, ik moet nog even m'n Fraii- sche woordjes nakijken. Nog heel eventjes Moes!" „Nee jongen, dat kan niet meer. Gisteren ben je toch ook al te laat gekomen! En bo vendien had je gisteravond immers allen tijd voor die woordjes!" „Ja maar Moes, toen kwam toch Willem me halen, u weet wel, voor dat fuifje van volgen de week!" „Dan had je maar thuis moeten blijven! Ga nu vlug, want anders kom je wéér te laat!" Jan kwam met een mopperig gezicht bij twee treden tegelijk de trap afgerend en schoot in z'n jas, terwijl moeder intusschen toch maar zusje aankleedde. .,Nu je veters nog, Jan. Kijk nu toch, wéér een slordige knoop erin! Had je niet gezegd, dat je een nieuwe veter in je schoen zou doen?" „Ja maar Moes, hoort u nu eens, er waren geen veters meer in de least!" „Dan had je 't me moeten zeggen, Jan". „Ja maar M-oes, ik zag u zoo gauw niet en toen later heb ik 't vergeten." Moeder zuchtte en1 zei: „We zullen jou Jantje Jamaar noemen. Ga nu maar gauw en hier is een dubbeltje om veters te koopen en pas op, dat je niet zonder veters thuiskomt.' En terwijl ze Jan de deur uitduwde keek moeder heusch zóó boos, dat Jan wel voelde, dat het nu meenens was! Hij nam zich dus stellig voor, om twaalf uur uit school bij den schoenwinkel aan te loo pen, maar't trof nu toch ook weer aller ongelukkigst, dat er bij school, waar de jon gens altijd een echt postzegelhandeltje dreven een prachtexemplaar van een Fransche zegel precies voor een dubbeltje te koop was. „Mag ik hem vast hebben en dan morgen het dubbeltje meebrengen uit m'n spaarpot?" vroeg Jan. „Nee. dat gaat niet, want ik moet er weer mee, handelen," zei Kees gewichtig. „Nou. hebben of niet?" „Nou, vooruit dan maar", zei Jan en hij legde het dubbeltje op de vensterbank, waar ze bij stonden. Even kreeg hij wel een schuldig gevoel, want dat dubbeltje was immers be stemd voor de veters, maar hij wist er wel raad op! Hij zou 't moeder eerlijk vertellen en dan vanmiddag om vier uur nog gauw even veters gaan halen. Maar om twaalf uur toen hij thuiskwam, liep Jan er leelijk in. Want aan de koffietafel wat 't eerste, wat moeder zei (en nog wel waar vader bij was en vader .was zoo streng! „Jan zitten de nieuwe veters in je schoenen?" „Had ik je niet gezegd dat ze erin moesten zitten?" „Ja maar Moes, hoort u nou eens even. begon Jan. Maar toen hij de gezichten van va der en moeder zag, zweeg hij opeens, kreeg een kleur en sloeg de oogen neer. Hij voelde dat daar niet mee te spotten viel. 'K HEB HET LAND. door W. B.Z. .V- 1 bb.. ~~Tx .ui, wal is er aan cle hand? Vaarom heb je zoo het land? -s je pak soms erg gescheurd? '.eg, wat is er toch gebeurd? 'k heb straf op school gehad, bmdat ik mijn werk vergat. .k rnc-et morgenmiddag blij-en, En honderd regels schrijven, Claag ik strakjes nog in huis Jan krijg ilc ook een standje thuis k Sta hier nu maar aan den kant. Want ik heb reusachtig' 't land. „Jan, maak dat je boven komt. Marsch!" zei vader. En Jan was al weg. En toen hij een poosje op z'n bed gezeten had, hoorde hij vader boven komen. „Oei! nu heb je de poppen aan 't dansen" dacht Jan. En hij begon in zichzelf alweer uit te knobbelen, wat voor „ja maars" hij zou kunnen bedenken om z'n baantje schoon te vegen. Maar ditmaal ging die vlieger niet op. Want vader zei: „Jan, ik ga niet met je pra ten, want dan ben ik bang, dat ik twee woordjes te hooren krijg, die ik nooit meer w i 1 hooren. „Weet je welke woordjes ik bedoel?" „Ja Vader," zei Jan. „Jan," zei vader, „je bent een luie, onge hoorzame, onbetrouwbare rakker. Dat weet je net zoo goed als ik. Maar er zit een lee- booze kabouter op je schouders en die fluistert je den heelen dag die twee akelige woordjes in en, daardoor weet je zelf nog niet eens, hoe lui en onbetrouwbaar je bent. Je gaat nu van avond direct na 't eten naar bed en dan moet je er maar eens goed over nadenken, wat er gebeuren zou, als ik ook eens bij alles, wat er van me gevraagd werd, „ja maar" zei. En als moeder dat deed en je onderwijzer en iedereen, die een taak heeft te vervullen. Geloof me maar Jan, de wereld zou op haar kop staan 's Avonds lag Jan al om zeven uur in bed; wel een strop, want hij had juist een berg huiswerk! „Als vader nu maar even een briefje aan meneer schrijft," dacht Jan. „Verbeeldt je, dat vader het niet doet, wat moet ik dan begin nen!" „O, dan draai ik je er wel weer uit!" „Gek," dacht Jan, ,,'t was haast net, of hij iemand hoorde praten. En terwijl hij dit dacht, zag hij opeens een klein pikzwart ke reltje naast zich op 't kussen zitten. „Jan," zei 't kereltje, „kijk me eens aan. Je kent me toch wel, hè? We zijn toch zeker nog goede vrienden?" Jan schrok. Zou dat nu de booze kabouter Jamaar zijn? „Hm" zei hij „je hebt me anders vandaag niet al te best geholpen! Je ziet, dat ik al om zeven uur in bed lig!" ,Nu ja," zei 't kereltje, „dat is voor een keertje, maar morgen op school help ik je vast weer. Of dacht je dat ik geen machtige, sterke kabouter was? Jongen, jongen, als ik wil, zet ik de heele wereld op haar kop!" ,Ja," zei Jan „dat zei vader ook al, maar ik geloof er toch lekker niets van! Wat zou zoo'n klein, zwart kereltje als jij!" „Geloof je 't niet? Nu, kom dan maar eens vlug mee, dan zal ik 't je laten zien!" En nu gaf kabouter Jamaar Jan een hand en sprong bliksemsnel met hem uit het raam. de straat op. „Waar gaan we naar toe?" riep Jan. „Sst. Spreek niet, maar kijk." O ja, nu herkende Jan de straat, waarin ze liepen. Ze waren vlak bij school en de zon scheen heerlijk.. „Ik heb toch zoo'n blij ge voel!" zei Jan „en ik weet niet, hoe het komt! „O, dat weet ik wel, 't komt omdat je van daag jarig bent!" „O ja, natuurlijk hoe kon ik dat vergeten! Fijn!" jubelde Jan, „dan krijg ik vandaag m'n vriendjes te eten!" En hij keek 't kaboutertje met 'n stralend gezicht aan. Maar die keek erg zuinig. „Ja maar," zei hij „als dat maar doorgaat!' Ze waren nu bij de school en Jan was den ka bouter opeens kwijt. Hij was verdwenen in een gxoote groep jongens, die op 't schoolplein stonden. Juist luidde de bel en vlug liepen ze naar binnen Jan heel trotsch met een groote zak lekkers, die hij opeens in z'n hand Meld. Toen ze allemaal zaten, stak Jan de vinger op: „me neer, ik ben jarig, ik mag tracteeren, dat hebt u beloofd!" riep hij. „Ja maar," zei meneer, „het gebeurt niet hoor! Ben je mal, jongen, daar weet ik niets meer van!" „Voor veertien dagen hebt u het al beloofd" drong Jan aan en de andere jongens vielen hem bij, maar 't hielp niets. Want meneer zei maar aldoor „Jamaar, ik ben 't nu eenmaal vergeten". En dus moest Jan om twaalf uur met een volle zak lekkers naar huis. Nu, die kwam wel op, dat was heusch 't ergste niet. Maar thuis wachtte hem een vreeselijke te leurstelling. Want o, wat had Jan zich ver heugd al wekenlang op die gezellige koffie tafel, als hij jarig was! Met krentebrood en roomgebakjes, chocolademelk en honing op het brood. Maartoen hij de huiskamer binnenkwam, was' daar nog heelemaal niets te zien, zelfs de tafel was nog niet gedekt. „Moeder, moeder?" riep hij ontsteld. „Wat is er, Jan?" „Ik ben vandaag toch jarig? We hebben, toch feest immers?" 1 .Ja maar, de bakker is niet gekomen met het brood en de kruidenier heeft de honing vergeten." Hè, Moes, waarom hebt u dan niet even een boodschap gestuurd? U had 't me toch be loofd. dat u het gezellig zou maken?" „Jamaar, ik had zooveel te doen van morgen. ik had heusch geen tijd om uit te gaan „Hè Moes. wat akelig, hebben we nu heele maal geen feest?" „Nee kind, ik vrees van niet," zei moeder. „Ik kan er niets aan doen hoor." En moeder ging de kamer uit en liet Jan staan. Toen bedacht liij, dat 's middags zijn vriendjes op visite zouden komen en hij keek eens op de klok. Half één. Nog een paar uur tjes. Wacht hij ging eerst eens wat eten. Maar in de trommel was geen brood en ook de be schuitbus was heelemaal leeg. En met een knorrende maag liep Jan de straat op. Maarwat zag hij daar? Zoowaar een heele oploop voor de deur. Daar stonden wel tien, twaalf trams achter elkaar en in de voor ste stond de bestuurder met z'n armen over elkaar, terwijl de bestuurders van die vol gende trams belden van belang en wel hon derd menschen nieuwsgierig aan kwamen loopen." „Opschieten, opschieten" riep een zenuw achtige meneer tegen den voorsten bestuurder. „Ja maar, ik heb opeens zoo'n erge kiespijn," klaagde deze. „Ga er dan af en laat' een ander de tram be sturen." „Ja maar, er is zoo gauw geen ander. „Laten we dan vlug 't hoofdkantoor opbel len." „Ja maar, de telefoon is stuk". „Dan vlug iemand om hem te maken!" „Ja maar, de man van de telefoon is met vacantie." „Is er dan geen andere man, die de. telefoon kan maken?" „Ja maar, die z'n vrouw is uit en nu moet Mj op de kinderen passen, weet u." „Loop dan even naar het hoofdkantoor om een bestuurder." „Ja maar, riepen toen alle menschen in koor, dat is ons werk toch niet!" En zoo duurde het relletje nog een poos voort. Maar Jan, die ernaar stond te kijken, had 't nu opeens begrepen: dat was het werk van den boozen kabouter Jamaar! En hij riep met luider stem: O, wat zijn jullie dom! Zien jullie dan niet dat Jamaar je allemaal bij den neus neemt?" Wacht maar, Jan zou den ka bouter wel vangen! En hij kroop zoo vlug als een aal tusschen de menschen door en keek. en keek.Ha, daar zag hij zijn vriend Kees. „Jij komt vanmiddag spelen!" r,iep 5an. „Afgesproken hè?" „Ja maar.riep Kees. En Jan greep naar Kees z'n schouder. Ha! Daar had hij 't kereltje te pakken, dien boozen, leelijken kabouter Jamaar. die hem al zoolang aan 't lijntje had gehouden. „Jou leelijkerd," riep Jan, „weg met jou!" En hij gooide Jamaar ver van zich af, met een wijden boog over de daken van de huizen! Nu, je hebt natuurlijk allang begrepen, dat Jan dit allemaal gedroomd had. Maar tochhij zou zich voortaan wei tienmaal bedenken, vóór die twee akelige woordjes hem weer ontsnapten! R. DE RUIJTER—v. d. FEER KUN JE ER UIT KOMEN? Probeer eens met een potlood, of je van A naar B kunt komen, zonder over de strepen te gaan. POPPENFEEST Ei' is feest bij Mientje's poppen! Bruintje B'eer slaat op de trom, Harlekijn vertelt zijn grappen En matroosje lacht erom! Anneliesje bakt fijn flensjes En schenkt zoete bessenwijn. Het kan op een poppenfeestje Heusch wel echt gezellig zijn! Daarna dansen ze nog vroolijk In het schijnsel van de maan. Als de poppen moe zijn gaan ze Netjes op de kastplank staan. Tarlekijn naast het matroosje, Annelies naast Bruin den Beer! 's Morgens ziet de poppenmoeder Niets van 't mooie feestje meer! J. v, d. E.-S,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8