BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Beste Vriendinnetjes en Vriendjes A.s. week behoeft niemand mij te schrijven. De kinderen die mij deze week geschreven hebben, vinden ook volgende week Zaterdag een briefje in de rubriek. Alle vriendinnetjes en vriendjes wensch ik met ouders en fami lieleden prettige Paaschdagen toe. Beste VERONIKA. Prettig dat Jopie het goed op school maakt en graag naar school gaat. Heeft je zus de Paaschstukjes goed thuis gebracht? Ze zijn snoezig, niet? Wat jammer dat Jo's bordje gevallen is. 'k Begrijp dat ze er verdrietig om was. Fijn dat je verjaardag zoo prettig is verloopen. Dag Veronika. Beste KLEINE ZUS. Heb je op school ook nog iets voor de Paschen gemaakt? Mijn kin deren mochten 1.1. Zaterdagmorgen een Palm- paschen maken en kregen met de vacantie een papieren bakje met eitjes en een kuiken tje mede naar huis. Ze waren met alles over gelukkig. Waar heeft je Paaschstukje van de club thuis een plaats gekregen? Tot ziens. Dag Kleine Zus. Lief ROZEKNOPJE. Heb je ook je rapport van school mede gekregen? Hoe waren je cij fers en waren je ouders tevreden? Met het Paaschstukje moet je heel voorzichtig omgaan opdat het ei niet breekt. Met het opbergen tot de volgende Paaschdagen mag je ook met de groote breekbaarheid wel rekening houden. Je heb zeker zoo langzamerhand een heele verzameling? Je bent al van het begin af ru- briekertje en clublid en hebt dus al heel veel gelegenheidsvoorwerpjes gemaakt. Dag Roze- knopje. Dag Rozeknopje. Best ZWARTKOPJE. Wel is de openbare muziekles naar wensch geslaagd? Dat je van te voren een weinig zenuwachtig was, kan ik me voorstellen. Prettig dat je moeder je kus- PAASCHVOGEL ZEG.. Fijn, het is Paschen! Heel vroeg in den morgen, Klim ik voorzichtig m'n beddeke uit. Nu naar beneden, heel zacht op mijn teentjes Hoor ik daar niet zoo'n heel wonder geluid? Paaschvogel. kom je? Breng je me nu eitjes? Rose en witte en zilver en bruin? Paaschvogel, hoor ik je daar al niet vliegen Met reuzenvleugels vlak in den tuin? Paaschvogel, zeg, wil niet boos op mij wezen Dat ik zoo vroeg uit mijn bedje al sloop, Dat ik, om jou maar heel even te spreken, Achter 't gordijn van de tuinkamer kroop! Paaschvogel, luister: iik wou je iets vragen, Moeder zegt, jij hebt al d'eitjes geleid Rose en witte en zilver.maar zeg' eens, Heb j'ook die snoezige netjes gebreid? MARIE MICHON. OP THEEVISITE. (Samenspraakje.) Miesjes: Heeft de kinderen niet meegebracht Die had ik zeker ook verwacht. Beppie: Nee mevrouw, ze sliepen zoo fijn, Ik wou nu graag eens alleen bij u zijn M. Gebruikt u suiker en melk in de t hee? Met kinderen uitgaan valt ook niet mee. B. Graag veel suiker, 'k ben dol op zoet. Maar liefst wemig melk, als 'k het zeggen moet. M. Melk wordt al genoeg gedronken, Daarom heb ik maar thee geschonken. B. Wat heeft u ee.n beelderig gebloemd potje! Dat suikervaatje is ook een dotje. M. Het komt ook uit Japan vandaan, Dat prullegoed daar heb je niets aan. B. Ik heb ook nog een snoezig schaaltje voor koek Staat het uwe daar niet iu^een hoek? M. O, mevrouw wil mij excuseeren. Ik vergat zoowaar u te presenteeren. B. Maar mevrouw, daarom is 't me niet te doen Ik wil graag een koekje nemen voor mijn fatsoen, M. Ik zal de kopjes nu nog eens vullen, Dan gaan wij samen lekkertjes smullen. B. Als alles op is, moet ik naar huis Want daar is nog veel te doen bij mij thuis. M. Laten wij de thee en koekjes dan nog even laten staan. Anders is de theevisite zoo heel gauw gedaan W. B.—Z. sen erg mooi vindt. Je kunt nu in de vacantie flink opschieten en je mag na de vacantie weer met je werk bij me komen, 't Liefst Don derdags of Vrijdags tusschen 5 en 6 uur. Veel succes met de a.s. gymnastiekuitvoering. Dag Zwartkopje. Lief ZONNESTRAALTJE. Wat zag je er 1.1. Dinsdag' keurig uit met je Zondagsche bruine pakje. Mag ik het ook eens een keertje van je leenen? Hoe heb je je Paaschstukje gevonden? Dag Zonnestraaltje. Best ZONDAGSKIND. Neen Woensdag 27 April moet je nog niet het kussen komen ha len. Ik schrijf wel in de rubriek wanneer ik je verwacht. Je hebt nog tijd genoeg om klaar te konten. De hoofdzaak is gereed. Geeft de Espe- rantoles ook al een uitvoering? 'k Ben be nieuwd naar wat men tijdens de uitvoering te genieten geeft. Dag Zondagskind. Lief CROCUSJE. Je moet m'n briclje vooraf maar lezen. Je vraag wordt er in be antwoord. Je vraagt, wanneer we eens met elkaar naar buiten gaan. In ieder geval pas na de Paaschvacantie en dan wanneer het weer buiten werken toelaat. Momenteel is hel er veel te koud voor. Om de wol zal ik den ken. Dag Crocusje. Beste MOEDER'S OUDSTE. Is je Paasch stukje heel thuis gekomen? Je zus deed er wel heel voorzichtig mede. Prettig dat je weer de vacantie te Heemstede doorbrengt. Ja, de ge boorteaankondiging vond ik zeer origineel, 'k Heb heel wat geboorte-aankondigingen ge zien. maar zoo nog nooit. Gelukkig dat je neefje het zoo goed maakt. Veel genoegen in Heemstede. Dag Moeder's Oudste. Best MADELIEFJE. Prettig dat je zoo'n aangenamen verjaardag gehad hebt. Jeannstte N. heeft je ook goed bedacht zeg. Ja. aan het kussen is heel veel werk, maar als het af is, (in de vacantie werk je er maar flink aan), dan heb je ook een handwerk gemaakt waar je trotseh op kunt zijn. Werk met genoegen. Dag Madeliefje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja, de Paaschstukjes zijn echt snoezig geworden. Dat je vader dacht dat ze in een winkel gekocht waren, neem ik aan. Bij mij thuis leek m'n studeerkamertje wel een Paaschuitstalkamer. Op m'n bureautje, tafel, boekenrek, overal stonden de stukjes gevuld en wel. Prettige va cantie. Dag Zusjesbeschermstertje. Best HANDWERKSTERTJE. Zeg, kan je niet voor eenige stuivers zonneschijn bij den drogist halen? Een beetje zon kan ik deze vacantie zoo goed gebruiken. Wat heb je het weer getroffen zeg. Een Paaschstukje van de club en een Paaschbakje op school. Gezellig, dat je tante met haar kinderen bij je komt logeeren.: Je hebt nu speelmakkertjes genoeg. Veel genoegen hoor. Dag Handwerkstertje. Best ZWEMSTERTJE. Ook ik vind de ver haaltjes van Marietje Verbeek heel goed. Ze moet zich maar'veel blijven toeleggen op het schrijven van verhaaltjes. Later kan 't schrij ven haar misschien nog wel goed te pas ko men. De gehaakte rammelaar kom ik bij gele genheid eens bewonderen. Met Rein's ver jaardag kan ik tot m'n spijt niet komen. Maar wat in het vat zitde rest weet je wel. Veel genoegen hoor met je broer's verjaardag. Dag Zwemstertje. Best GOUDMUILTJE. Je hebt nu de door mij voorgeschoten 80 cent geheel betaald. Voor het satinet zal je later echter nog iets moe ten betalen. Ik zal het echter zoo zuinig mo gelijk voor je berekenen. Hoe kon je 1.1. Za terdag de rubriek vergeten? Zooiets overkomt haast geen enkel vriendinnetje van me. Lees je nu vooral ook het briefje vooraf? Dag Goud muiltje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Jammer dat je 1.1. Dinsdag je Paaschstukje niet gehaald hebt. Je mag het nu nog morgen, Zondag, len Paasehdag komen halen. Moch ik niet thuis zijn, bel dan even naast me aan, dus bij je tante. Als ik uit ga en je bent nog' niet ge weest, dan geef ik het stukje aan je tante met het verzoek het aan je mede te geven als je komt. Veel genoegen met je fiets, maar wees vooral voorzichtig. Dag Teekenaarstertje. Best KRULLEKOPJE. Ook jij mag Zondag lsten Paasehdag je Paaschstukje komen ha len. Als de uitvoering van „Kleine Krocht" na de vacantie, dus na 25 April plaats heeft, dan heb ik gelegenheid er heen te gaan. Je mag dan twee programma's van den avond waar je aan medewerkt, voor me reserveeren. Veel succes. Dag Krullekopje. Lief REPELSTEELTJE. De film die je 1.1. Zaterdag gezien hebt, was zeker heel mooi en leerzaam? Ben je met je Paaschstukje 1.1. Dinsdag goed thuis gekomen? A.s. week behoef je niet te schrijven en toch staat er Zaterdag een brief je. voor je in de courant. Je hebt dus één keertje schrijfvacantie. Veel genoegen en mooi vacantieweer. Dag Repelsteeltje. Best GOUDHAARTJE. Natuurlijk wil ik in je album schrijven. Je brengt het album maar mede als je op visite mag komen. Heb je 1.1. Woensdagmiddag van de filmvoorstel ling genoten? Je hebt mooie sieraden voor je verjaardag gekregen zeg. Heb je m'n kaart ontvangen? Dag Goudhaartje. Beste HECTOR. Hartelijk dank ik je voor de mededeeling over de duivenfamilies. De be wuste duif is dus een kleinkind van je eerste duiven. Z'n grootouders zijn naar elders ver trokken. De reis met je ouders en zus is zeker weer naar Duitschland? Prettig dat je me over twee weken alles van de gemaakte reis wilt schrijven, 'k Wensch je met je ouders en zus een voorspoedige reis en prettige dagen. Dag Hector. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat je je kussen zoo mooi merkt. Je kunt het in de vacantie geheel afmaken. Je moet er echter alleen maar aan werken wanneer je niet bui ten kunt spelen. Is het weer mooi, dan moet je er in de vacantie maar van profiteeren. Ge zellig dat je tante komt logeeren. Ik zal haar waarschijnlijk dit keer niet zien. Wil je me een genoegen doen? Ja? Goed. Bestel dan voor eenige stuivers zonneschijn voor me. Pret tige vacantie. Dag Boodschapstertje. Lief BIJDEHANDJE. Gelukkig zeg, dat je van den dokter weer van bed af mag. Je kunt nu weer fijn spelen en behoeft niet steeds om je speelgoed te vragen, maar kunt het zelf halen. Als nu het weer maar wat zachter wil worden, dan kan je ook met je moeder naar buiten. Je huiskleur zal dan spoedig voor een andere tint moeten plaats maken. Het beste hoor. Dag Bijdehandje. Veel groeten van E. VIJLBRIEF AAN DEN GROOTEN WEG. Janneke was reuze-voorzichtig, maar op dien eencn avond Kreeg ze ccn ongeluk, doordat ze niet oplette. „Hè, Vader, nu al? riepen Hans en Wim te gelijk. „Och, nee, Vader, nog eventjes!" vleide Janneke. „Jullie hebt mooi praten, rakkers die je bent!" zei oom Kees, „maar als ik de trein wil halen, dan moet ik nu weg! niets aan te doen." „We brengen u met z'n allen naar den over kant," „Best," zei oom Kees en hij zette Janneke van z'n knie. „De rest van 't verhaal komt den volgenden keer dan wel." „Wanneer komt u terug Oom?" „O kindje, dat weet ik nog niet precies. Maar onthoud het verhaal maar goed, hoor!" Janneke liep in den gang te zuchten en te mopperen. Vreeselijk akelig dat Oom Kees nu al weg moest. Die schat van een Oom juist en natuurlijk weer net, nu hij midden in zoo'n prachtig verhaal was. Ze had het toch al zoo jammer gevonden, dat ze niet van tevoren geweten had, dat oom Kees zou komen. Toen ze om vijf uur heel op haar gemak kwam aangewandeld, had ze op eens zoo'n gezellig gezicht voor 't raam gezien Hè! als ze 't geweten had, was ze natuurlijk bij school al begonnen te hollen, 't Was zoo'n eind, want ze woonden een kwartier buiten de stad, aan den grooten verkeersweg en fietsen mochten ze niet, dat ronden Vader en Moeder te gevaarlijk. En nu was zij juist 't allerlaatst van allemaal uit school thuisgekomen en toen was oom Kees al druk bezig met postzegels bekijken met de jongens. En na 't eten was zij pas aan de beurt gekomen. Bah, nu wist ze niet eens, hoe het afliep met den kabouterkoning, die zoo'n last had van koude voeten! Die oom Kees kon zoo eenig vertellen: sprookjes en échte verhalen en nog een heele- boel uit z'n jeugd want ook Kees was eigen lijk een Oom van Moeder en al oud. Hoe oud? Dat wisten ze niet: Oom zei altijd van vijf-en- negentig, maar daar geloofde niemand wat van. „Janneke, kom je?" „Ja, ja, ze was er al. Vlug schoot ze haar jasje aan, terwijl Oom Kees binnen afscheid nam en twee minuten later liepen ze „gearmd naar den brand." Wim en. Hans hingen aan één arm van oom Kees en Janneke aan den anderen. „Ik zal direct nog een arm op m'n rug laten groeien," beloofde Oom, „als ik dan terug kom hebben jullie er ieder een". Groot gelach gaf dat. De tramhalte was aan den overkant. Iedere drie tellen snorde een auto voorbij, nu van links, dan van rechts en soms een heel rijtje achter elkaar. „Is dat niet erg gevaarlijk voor jullie?" vroeg Oom Kees. „Nee, Oom, we zijn altijd reuzevoorzichtig! Eerst kijken we naar links en dan naar rechts en als de weg vrij is steken we heel kalm over. Nooit hollen en nooit aarzelen," zei Hans. „Je lesje ken je goed" zei Oom. „Kijk daar is m'n tram". En Oom nam afscheid en stapte in. Nog even wuiven en de tram schoof weg. Janneke was boos en verdrietig. Nou had Oom tot 't laatst toe met de jongens gepraat en zij liep er maar voor spek en boonen bij. En 't verhaal had ze heelemaal niet uitgehoord! „Kom, Jannie, we kunnen over," zei Wim en hij stak haar de hand toe. „Ja, ja, ik kom wel," bromde ze. De jongens gingen al vooruit, en toen bedacht Janneke opeens, dat Vader niet goed vond, dat ze al leen overstaken: altijd moesten ze samen. „Nou vooruit dan maar," dacht 't meisje en ze zette 't op een drafje om de jongens in te halen. Opeenseen fel licht, geknars van rem men.... een schok! Toen wist Janneke niets meer. Een auto had haar aangereden, opzij ge slingerd en nu lag ze aan den kant van den wegbewusteloos! De zon scheen in den grooten tuin van het Ziekenhuis, waar de grasvelden vol gele en paarse en witte crocusjes stonden. En de zon schitterde ook op de vele, vele ramen van het kinderpaviljoen en in een klein kamertje met glazen wanden en op een roze meisjesgezicht je, dat vredig sjiep. Toen ging de deur open en de zuster kwam binnen: een jong, lief zuster tje met een stijf, wit schort en een hagelwit kapje op. En achter haar aan kwam een bos vuurroode tulpen en daarachter kwam Oom Kees. ..Ze is gistermiddag al bij kennis geko men," zei de zuster fluisterend, „maar nu slaapt ze geloof ik. Praat u vooral niet te druk?" Oom Kees beloofde 't, nam een stoel en ging naast het bed zitten. En kijk, Oom zat nauwelijks of Janneke sloeg de oogen op. Een paar heel groote, héél verbaasde oogen. „Oom. wat doet U hier?" vroeg Janneke. „Wel, m'n lieve meisje, ik kom eens naar je kijken." „O, leukl" zei Janneke, „en hoe ging het 1 toen verder met den kabouterkoning, die zulke koude voeten had?" „Dat zal ik je precies vertellen. De kabou ters hielden een vergadering om eens heel ernstig te overleggen, hoe ze hun koning kon den helpen. En eindelijk bedacht één van hen iets moois, 't Was juist lente en de tulpen bloeiden volop „Roode tulpen, net als die?" „Ja, roode tulpen. Nou en toen plukten de kabouters met vereende krachten een dikke roode tulp af en daarvan werd een heerlijk warme voetenzak gemaakt voor den koning. „O eenig. Deden ze er watten in?" „Pluisjes van de eekhoornstaartjes, veertjes van de musschen en pluimpjes van 't wolle gras." „O, dat zal fijn warm geweest zijn!" „Ja, De koning had nooit meer last van koude voeten". „Eenig! Zeg, Oom, waaromwaarom lig ik eigenlijk in bed en waarom heb ik zoo'n hoofdpijn en pijn in m'n been?" „Lieve kindje, je bent een beetje ziek. Maar de dokter heeft gezegd: als je heel stil ligt en kalm probeert te slapen, dan word je beslist gauw weer beter. En nu ga ik weg, maar de tulpen laat ik hier. Daar mag je dan naar kij ken en zelf het sprookje verder bedenken." „Fijn Oom", zei Janneke. En ze sluit heel tevreden de oogen. Pas een week later, toen de hoofdpijn heele maal weg was en Janneke eventjes rechtop in bed mocht zitten vertelden Vader en Moeder haar, wat er eigenlijk precies gebeurd was. De chauffeur van den auto had gelukkig nog op het laatste nippertje gezien, dat er een kind voor z'n wagen liep.... Hij had onmiddellijk het stuur omgegooid en geremd en zoo was Janneke er nog betrekkelijk goed afgekomen: 't been gekneusd door het spatbord, van de auto en een lichte hersenschudding door het vallen op den weg. „Maar o kind. kind!" zei Moeder, „verbeeld je, dat die chauffeur je een oogenblik latei- gezien hadik moest er niét aan denken!" En ze drukte haar dom klein meisje innig te gen zich aan. Janneke kon maar niet begrij pen hoe ze zóó onoplettend had kunnen zijn. „En ik kijk altijd zoo reusachtig uit!" zei ze, maar „Nu, wat maar?" „Dien avond was ik echt boos" zei Janneke „want Oom Kees had aldoor met de jongens gepraat en niet eens 't verhaaltje uitverteld en ik wou toch zoo graag weten hoe het afliep met de koude voeten van den kabouterkoning! En omdat ik zoo boos was, wou ik niet met de jongens oversteken en toen.... ja, verder weet ik 't niet meer." „Ik wel," zei Vader, „je bent bewusteloos op den weg gevallen en hebt ons allemaal vree selijk angstig gemaakt! Zal dit nu een les voor. je zijn en zul je voortaan beter opletten?" „O," zei Janneke. „ik zal reusachtig oplet ten, altijd Dat beloof ik U!" „Ook als je boos bent?" „Ja, Vader, ja." „Ook als je verdrietig bent?" „Dan ook." „Ook als je héél erg blij bent?" „Altijd, altijd". janneke hield woord, want ze had een harde les gehad. En deze geschiedenis is echt ge beurd. Zullen alle kinderen, die aan een groo ten verkeersweg wonen of iederen 'dag dooi de stadsdrukte moeten, hier eens goed over nadenken? Eén oogenblik loopen droomen is maar één oogenblik, maar je kunt- voor je le ven ongelukkig zijn en je ouders diep ongeluk kig maken. Dat wil je toch niet, wel kinderen? Nu dan, 't parool is dus: opletten! Kijk eerst naar links, dan naar rechts, steek bedaard over, hol niet, en aarzel nooit! R. DE RUYTER-v. d. FEER. PIETJE ZWART LOOPT ZOO HARD door W B Z Pietje Zwart, Wat loop je hard Kom je van de markt vandaan? Moet je nu naar huis toegaan? Pietje Zwart, Wat loop je hard. Heb je 'n beestje uitgezocht? En dit varkentje gekocht? Pietje Zwart, Liep er zoo hard. t Varkentje moest mee naar huis. En hij was nog lang niet thuis Pietje Zwart, Loopt niet meer hard. Eind lijk is hij op de wei En ze. zijn tezamen blij. REUZENVOGELS UIT VROEGER TIJD. Door het gemakkelijke leventje hadden ze het vliegen heelemaal verleerd Alle vogels.... vliegen 1 Dat is een bekend spelletje, dat je zeker al lemaal wel eens hebt meegespeeld. Maar is dit zinnetje eigenlijk strikt genomen waar? Neen, natuurlijk, zul je zeggen, de struisvo gel, dat is alvast een vogel, die niet vliegt, En misschien zijn er zoo nog wel een paar. Ja, ik weet er nog twee: de kleine grappige pinguïn, die je in Artis kunt bewonderen en dan de kalkoen. Precies, maar wist je ook wel, dat er in vroe gere eeuwen nog heel wat meer vogelsoorten hebben bestaan, die de kunst van het vliegen niet verstonden? Van die vogels ga ik je eens iets vertellen. De allergrootste vogel ter wereld, de Moa, die hoofdzakelijk op Nieuw-Zeeland leefde, had b.v. geen spoor van vleugels! Nu bestaan er geen Moa's meer; de Maori's hebben deze tot het laatste exemplaar toe uitgeroeid. Maar in 't midden van de 18de eeuw waren er nog. De grootste bereikten een hoogte van 4 m. tot 4.80 m.; ze waren dus grooter dan de grootste olifant en ongeveer zoo lang als een flinke gi raffe. Ze hadden kolossale pooten en hun beenderen waren net zoo zwaar als die van een olifant. En dan woonde er op het eiland Madagaskar nog een ander soort reuzenvogels, de epiorni's, die weliswaar niet zoo groot waren als de moa's, maar wier eieren dan toch nog bijna een meter lang waren en een omtrek hadden van 75 c.M. En de inhoud van zoo'n reuzenei bedraagt eventjes 8 a 9 liter. Wat een ome- lette, hè? Ook de epiorni's zijn nu reeds lang uitgestor ven, evenals de dodaarsen, reuzenvogels van het eiland Mauritius, De Dodaars en de reu- zenpinguin een ander soort dan de pin guïns, die we in Artis vinden, waren ook vo gels, die niet konden vliegen. Toen de Holland- sche zeevaarders honderden jaren geleden zich voor het eerst op Mauritius vestigden, vonden ze daar duizenden van die dodaarsen. "t Waren een soort duiven, zoo groot als kal koenen, maar ze hadden zulke kleine vleugel tjes dat ze tegenover hun vijanden in dit geval de menschen volkomen machteloos waren. De kolonisten aten dan ook de grootste vo gels op hun vleesch moet zeer smakelijk zijn geweest en hun honden en varkens ontfermden zich over de kleinere. Dit was wel erg jammer, want tengevolge hiervan is er nu op Mauritius geen enkele dodaars meer over. Huid en veeren van zoo'n reuzenvogel zijn op 't oogenblik voor een liefhebber zeker wel dui zend gulden waard, evenals het ei van den grooten pinguin, die vroeger bij duizenden ten Noorden van Schotland gevonden werd. Hoe komt liet? En nu nog een vraag, die je me zeker hebt willen stellen: „hoe komt het, dat die vogels niet konden vliegen? En hoe komt het, dat b.v. ,de struisvogel dit nóg niet kan?" Wel, dat zal ik je vertellen. Hoogstwaarschijnlijk stammen al die niet-vliegende vogels af van vogels, die wel konden vliegen. Van de Moa's b.v. weet men dit zeker. In vroeger eeuwen, maar dan héél vroeger, wel duizenden en duizenden ja ren geleden, moet het gezegde: „alle vogels vliegen" wel degelijk zijn opgegaan. En de meeste vogels waren toen wel ge dwongen om dagelijks hun vleugels te gebrui ken: n.l. om voedsel te zoeken en om de ver schillende vijanden, die het op hun leven ge munt hadden, te ontvluchten. En hierdoor werden die vleugels hoe langer hoe grooter en sterker. Maar andere soorten, die woonden in warme, vruchtbare streken, waar overvloed van voedsel voor 't grijpen lag en waar geen of weinig vijanden waren, behoefden maar weinig gebruik van hun vleugels te maken; deze werden dus hoe langer hoe kleiner en de nakomelingen van deze vogelsoorten verleer den het vliegen. En nu dienen b.v. de vleugels van de struis vogel alleen nog maar om zich bij het verba zend snelle loopen dat hij doet, in evenwicht te houden. Want de struisvogel kan wel zoo hard loopen als een sneltrein, dat wist je zeker niet, hè? Natuurlijk houdt hij deze snelheid niet lang vol, maar tegen een man te paard kan hij 't wel uren en uren uithouden. Tenminste als 't een domme man is, die de streken van den vogel niet kent. Want 't eigenaardige van den struisvogel is, dat hij niet rechtuit kan loopen, maar steeds een gebogen lijn moet volgen. En als de man nu maar rechtuit rijdt, kan hij hem gemakke lijk inhalen. Maar dan is de vogel nóg niet gemakkelijk te vangen. Als 't een mannetje is en een sterk exemplaar, durft hij den strijd best aan. De verdedigingswapenen van den struisvo gel zijn z'n pooten, die verbazend dik en zwaar zijn; dit kun je wel nagaan, als je bedenkt, dat de struis gemakkelijk twee personen op zijn rug draagt. HIJ HAD HET PLEIT GEWONNEN! Een officier van de keizerlijke garde kwam eens bij Napoleon vragen om een geldelijke ondersteuning. De man trof het al bijzonder slecht; daar de keizer juist hevig aan maag pijn leed, werd zijn verzoek kortweg afgewezen, z Napoleon keerde toen den officier den rug toe en ging voor het venster staa&

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8