BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Beste Vriendinnetjes en Vriendjes
A.s. week behoeft niemand mij te schrijven.
De kinderen die mij deze week geschreven
hebben, vinden ook volgende week Zaterdag
een briefje in de rubriek. Alle vriendinnetjes
en vriendjes wensch ik met ouders en fami
lieleden prettige Paaschdagen toe.
Beste VERONIKA. Prettig dat Jopie het
goed op school maakt en graag naar school
gaat. Heeft je zus de Paaschstukjes goed thuis
gebracht? Ze zijn snoezig, niet? Wat jammer
dat Jo's bordje gevallen is. 'k Begrijp dat ze er
verdrietig om was. Fijn dat je verjaardag zoo
prettig is verloopen. Dag Veronika.
Beste KLEINE ZUS. Heb je op school ook
nog iets voor de Paschen gemaakt? Mijn kin
deren mochten 1.1. Zaterdagmorgen een Palm-
paschen maken en kregen met de vacantie
een papieren bakje met eitjes en een kuiken
tje mede naar huis. Ze waren met alles over
gelukkig. Waar heeft je Paaschstukje van de
club thuis een plaats gekregen? Tot ziens. Dag
Kleine Zus.
Lief ROZEKNOPJE. Heb je ook je rapport
van school mede gekregen? Hoe waren je cij
fers en waren je ouders tevreden? Met het
Paaschstukje moet je heel voorzichtig omgaan
opdat het ei niet breekt. Met het opbergen tot
de volgende Paaschdagen mag je ook met de
groote breekbaarheid wel rekening houden.
Je heb zeker zoo langzamerhand een heele
verzameling? Je bent al van het begin af ru-
briekertje en clublid en hebt dus al heel veel
gelegenheidsvoorwerpjes gemaakt. Dag Roze-
knopje.
Dag Rozeknopje.
Best ZWARTKOPJE. Wel is de openbare
muziekles naar wensch geslaagd? Dat je van
te voren een weinig zenuwachtig was, kan ik
me voorstellen. Prettig dat je moeder je kus-
PAASCHVOGEL ZEG..
Fijn, het is Paschen! Heel vroeg in den
morgen,
Klim ik voorzichtig m'n beddeke uit.
Nu naar beneden, heel zacht op mijn teentjes
Hoor ik daar niet zoo'n heel wonder geluid?
Paaschvogel. kom je? Breng je me nu eitjes?
Rose en witte en zilver en bruin?
Paaschvogel, hoor ik je daar al niet vliegen
Met reuzenvleugels vlak in den tuin?
Paaschvogel, zeg, wil niet boos op mij wezen
Dat ik zoo vroeg uit mijn bedje al sloop,
Dat ik, om jou maar heel even te spreken,
Achter 't gordijn van de tuinkamer kroop!
Paaschvogel, luister: iik wou je iets vragen,
Moeder zegt, jij hebt al d'eitjes geleid
Rose en witte en zilver.maar zeg' eens,
Heb j'ook die snoezige netjes gebreid?
MARIE MICHON.
OP THEEVISITE.
(Samenspraakje.)
Miesjes: Heeft de kinderen niet meegebracht
Die had ik zeker ook verwacht.
Beppie: Nee mevrouw, ze sliepen zoo fijn,
Ik wou nu graag eens alleen bij u zijn
M. Gebruikt u suiker en melk in de t hee?
Met kinderen uitgaan valt ook niet mee.
B. Graag veel suiker, 'k ben dol op zoet.
Maar liefst wemig melk, als 'k het zeggen
moet.
M. Melk wordt al genoeg gedronken,
Daarom heb ik maar thee geschonken.
B. Wat heeft u ee.n beelderig gebloemd potje!
Dat suikervaatje is ook een dotje.
M. Het komt ook uit Japan vandaan,
Dat prullegoed daar heb je niets aan.
B. Ik heb ook nog een snoezig schaaltje
voor koek
Staat het uwe daar niet iu^een hoek?
M. O, mevrouw wil mij excuseeren.
Ik vergat zoowaar u te presenteeren.
B. Maar mevrouw, daarom is 't me niet te doen
Ik wil graag een koekje nemen voor mijn
fatsoen,
M. Ik zal de kopjes nu nog eens vullen,
Dan gaan wij samen lekkertjes smullen.
B. Als alles op is, moet ik naar huis
Want daar is nog veel te doen bij mij thuis.
M. Laten wij de thee en koekjes dan nog even
laten staan.
Anders is de theevisite zoo heel gauw
gedaan
W. B.—Z.
sen erg mooi vindt. Je kunt nu in de vacantie
flink opschieten en je mag na de vacantie
weer met je werk bij me komen, 't Liefst Don
derdags of Vrijdags tusschen 5 en 6 uur. Veel
succes met de a.s. gymnastiekuitvoering. Dag
Zwartkopje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Wat zag je er 1.1.
Dinsdag' keurig uit met je Zondagsche bruine
pakje. Mag ik het ook eens een keertje van je
leenen? Hoe heb je je Paaschstukje gevonden?
Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Neen Woensdag 27
April moet je nog niet het kussen komen ha
len. Ik schrijf wel in de rubriek wanneer ik je
verwacht. Je hebt nog tijd genoeg om klaar te
konten. De hoofdzaak is gereed. Geeft de Espe-
rantoles ook al een uitvoering? 'k Ben be
nieuwd naar wat men tijdens de uitvoering te
genieten geeft. Dag Zondagskind.
Lief CROCUSJE. Je moet m'n briclje
vooraf maar lezen. Je vraag wordt er in be
antwoord. Je vraagt, wanneer we eens met
elkaar naar buiten gaan. In ieder geval pas
na de Paaschvacantie en dan wanneer het
weer buiten werken toelaat. Momenteel is hel
er veel te koud voor. Om de wol zal ik den
ken. Dag Crocusje.
Beste MOEDER'S OUDSTE. Is je Paasch
stukje heel thuis gekomen? Je zus deed er wel
heel voorzichtig mede. Prettig dat je weer de
vacantie te Heemstede doorbrengt. Ja, de ge
boorteaankondiging vond ik zeer origineel,
'k Heb heel wat geboorte-aankondigingen ge
zien. maar zoo nog nooit. Gelukkig dat je
neefje het zoo goed maakt. Veel genoegen in
Heemstede. Dag Moeder's Oudste.
Best MADELIEFJE. Prettig dat je zoo'n
aangenamen verjaardag gehad hebt. Jeannstte
N. heeft je ook goed bedacht zeg. Ja. aan het
kussen is heel veel werk, maar als het af is,
(in de vacantie werk je er maar flink aan),
dan heb je ook een handwerk gemaakt waar
je trotseh op kunt zijn. Werk met genoegen.
Dag Madeliefje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja, de
Paaschstukjes zijn echt snoezig geworden. Dat
je vader dacht dat ze in een winkel gekocht
waren, neem ik aan. Bij mij thuis leek m'n
studeerkamertje wel een Paaschuitstalkamer.
Op m'n bureautje, tafel, boekenrek, overal
stonden de stukjes gevuld en wel. Prettige va
cantie. Dag Zusjesbeschermstertje.
Best HANDWERKSTERTJE. Zeg, kan je
niet voor eenige stuivers zonneschijn bij den
drogist halen? Een beetje zon kan ik deze
vacantie zoo goed gebruiken. Wat heb je het
weer getroffen zeg. Een Paaschstukje van de
club en een Paaschbakje op school. Gezellig,
dat je tante met haar kinderen bij je komt
logeeren.: Je hebt nu speelmakkertjes genoeg.
Veel genoegen hoor. Dag Handwerkstertje.
Best ZWEMSTERTJE. Ook ik vind de ver
haaltjes van Marietje Verbeek heel goed. Ze
moet zich maar'veel blijven toeleggen op het
schrijven van verhaaltjes. Later kan 't schrij
ven haar misschien nog wel goed te pas ko
men. De gehaakte rammelaar kom ik bij gele
genheid eens bewonderen. Met Rein's ver
jaardag kan ik tot m'n spijt niet komen. Maar
wat in het vat zitde rest weet je wel.
Veel genoegen hoor met je broer's verjaardag.
Dag Zwemstertje.
Best GOUDMUILTJE. Je hebt nu de door
mij voorgeschoten 80 cent geheel betaald. Voor
het satinet zal je later echter nog iets moe
ten betalen. Ik zal het echter zoo zuinig mo
gelijk voor je berekenen. Hoe kon je 1.1. Za
terdag de rubriek vergeten? Zooiets overkomt
haast geen enkel vriendinnetje van me. Lees
je nu vooral ook het briefje vooraf? Dag Goud
muiltje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Jammer dat
je 1.1. Dinsdag je Paaschstukje niet gehaald
hebt. Je mag het nu nog morgen, Zondag, len
Paasehdag komen halen. Moch ik niet thuis
zijn, bel dan even naast me aan, dus bij je
tante. Als ik uit ga en je bent nog' niet ge
weest, dan geef ik het stukje aan je tante met
het verzoek het aan je mede te geven als je
komt. Veel genoegen met je fiets, maar wees
vooral voorzichtig. Dag Teekenaarstertje.
Best KRULLEKOPJE. Ook jij mag Zondag
lsten Paasehdag je Paaschstukje komen ha
len. Als de uitvoering van „Kleine Krocht" na
de vacantie, dus na 25 April plaats heeft, dan
heb ik gelegenheid er heen te gaan. Je mag
dan twee programma's van den avond waar je
aan medewerkt, voor me reserveeren. Veel
succes. Dag Krullekopje.
Lief REPELSTEELTJE. De film die je 1.1.
Zaterdag gezien hebt, was zeker heel mooi en
leerzaam? Ben je met je Paaschstukje 1.1.
Dinsdag goed thuis gekomen? A.s. week behoef
je niet te schrijven en toch staat er Zaterdag
een brief je. voor je in de courant. Je hebt dus
één keertje schrijfvacantie. Veel genoegen en
mooi vacantieweer. Dag Repelsteeltje.
Best GOUDHAARTJE. Natuurlijk wil ik
in je album schrijven. Je brengt het album
maar mede als je op visite mag komen. Heb
je 1.1. Woensdagmiddag van de filmvoorstel
ling genoten? Je hebt mooie sieraden voor je
verjaardag gekregen zeg. Heb je m'n kaart
ontvangen? Dag Goudhaartje.
Beste HECTOR. Hartelijk dank ik je voor
de mededeeling over de duivenfamilies. De be
wuste duif is dus een kleinkind van je eerste
duiven. Z'n grootouders zijn naar elders ver
trokken. De reis met je ouders en zus is zeker
weer naar Duitschland? Prettig dat je me over
twee weken alles van de gemaakte reis wilt
schrijven, 'k Wensch je met je ouders en zus
een voorspoedige reis en prettige dagen. Dag
Hector.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat
je je kussen zoo mooi merkt. Je kunt het in de
vacantie geheel afmaken. Je moet er echter
alleen maar aan werken wanneer je niet bui
ten kunt spelen. Is het weer mooi, dan moet
je er in de vacantie maar van profiteeren. Ge
zellig dat je tante komt logeeren. Ik zal haar
waarschijnlijk dit keer niet zien. Wil je me
een genoegen doen? Ja? Goed. Bestel dan
voor eenige stuivers zonneschijn voor me. Pret
tige vacantie. Dag Boodschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Gelukkig zeg, dat je
van den dokter weer van bed af mag. Je kunt
nu weer fijn spelen en behoeft niet steeds om
je speelgoed te vragen, maar kunt het zelf
halen. Als nu het weer maar wat zachter wil
worden, dan kan je ook met je moeder naar
buiten. Je huiskleur zal dan spoedig voor een
andere tint moeten plaats maken. Het beste
hoor. Dag Bijdehandje.
Veel groeten van
E. VIJLBRIEF
AAN DEN GROOTEN WEG.
Janneke was reuze-voorzichtig, maar op
dien eencn avond
Kreeg ze ccn ongeluk, doordat ze niet oplette.
„Hè, Vader, nu al? riepen Hans en Wim te
gelijk.
„Och, nee, Vader, nog eventjes!" vleide
Janneke.
„Jullie hebt mooi praten, rakkers die je
bent!" zei oom Kees, „maar als ik de trein
wil halen, dan moet ik nu weg! niets aan te
doen."
„We brengen u met z'n allen naar den over
kant,"
„Best," zei oom Kees en hij zette Janneke
van z'n knie. „De rest van 't verhaal komt den
volgenden keer dan wel."
„Wanneer komt u terug Oom?"
„O kindje, dat weet ik nog niet precies. Maar
onthoud het verhaal maar goed, hoor!"
Janneke liep in den gang te zuchten en te
mopperen. Vreeselijk akelig dat Oom Kees nu
al weg moest. Die schat van een Oom juist en
natuurlijk weer net, nu hij midden in zoo'n
prachtig verhaal was.
Ze had het toch al zoo jammer gevonden,
dat ze niet van tevoren geweten had, dat oom
Kees zou komen. Toen ze om vijf uur heel op
haar gemak kwam aangewandeld, had ze op
eens zoo'n gezellig gezicht voor 't raam gezien
Hè! als ze 't geweten had, was ze natuurlijk bij
school al begonnen te hollen, 't Was zoo'n
eind, want ze woonden een kwartier buiten de
stad, aan den grooten verkeersweg en fietsen
mochten ze niet, dat ronden Vader en Moeder
te gevaarlijk. En nu was zij juist 't allerlaatst
van allemaal uit school thuisgekomen en toen
was oom Kees al druk bezig met postzegels
bekijken met de jongens. En na 't eten was zij
pas aan de beurt gekomen.
Bah, nu wist ze niet eens, hoe het afliep
met den kabouterkoning, die zoo'n last had
van koude voeten!
Die oom Kees kon zoo eenig vertellen:
sprookjes en échte verhalen en nog een heele-
boel uit z'n jeugd want ook Kees was eigen
lijk een Oom van Moeder en al oud. Hoe oud?
Dat wisten ze niet: Oom zei altijd van vijf-en-
negentig, maar daar geloofde niemand wat
van.
„Janneke, kom je?"
„Ja, ja, ze was er al. Vlug schoot ze haar
jasje aan, terwijl Oom Kees binnen afscheid
nam en twee minuten later liepen ze „gearmd
naar den brand."
Wim en. Hans hingen aan één arm van oom
Kees en Janneke aan den anderen.
„Ik zal direct nog een arm op m'n rug laten
groeien," beloofde Oom, „als ik dan terug kom
hebben jullie er ieder een". Groot gelach
gaf dat.
De tramhalte was aan den overkant. Iedere
drie tellen snorde een auto voorbij, nu van
links, dan van rechts en soms een heel rijtje
achter elkaar.
„Is dat niet erg gevaarlijk voor jullie?"
vroeg Oom Kees.
„Nee, Oom, we zijn altijd reuzevoorzichtig!
Eerst kijken we naar links en dan naar rechts
en als de weg vrij is steken we heel kalm over.
Nooit hollen en nooit aarzelen," zei Hans.
„Je lesje ken je goed" zei Oom. „Kijk daar
is m'n tram". En Oom nam afscheid en stapte
in. Nog even wuiven en de tram schoof weg.
Janneke was boos en verdrietig. Nou had
Oom tot 't laatst toe met de jongens gepraat
en zij liep er maar voor spek en boonen bij. En
't verhaal had ze heelemaal niet uitgehoord!
„Kom, Jannie, we kunnen over," zei Wim en
hij stak haar de hand toe.
„Ja, ja, ik kom wel," bromde ze. De jongens
gingen al vooruit, en toen bedacht Janneke
opeens, dat Vader niet goed vond, dat ze al
leen overstaken: altijd moesten ze samen.
„Nou vooruit dan maar," dacht 't meisje en
ze zette 't op een drafje om de jongens in te
halen.
Opeenseen fel licht, geknars van rem
men.... een schok! Toen wist Janneke niets
meer. Een auto had haar aangereden, opzij ge
slingerd en nu lag ze aan den kant van den
wegbewusteloos!
De zon scheen in den grooten tuin van het
Ziekenhuis, waar de grasvelden vol gele en
paarse en witte crocusjes stonden. En de zon
schitterde ook op de vele, vele ramen van het
kinderpaviljoen en in een klein kamertje met
glazen wanden en op een roze meisjesgezicht
je, dat vredig sjiep. Toen ging de deur open en
de zuster kwam binnen: een jong, lief zuster
tje met een stijf, wit schort en een hagelwit
kapje op. En achter haar aan kwam een bos
vuurroode tulpen en daarachter kwam Oom
Kees. ..Ze is gistermiddag al bij kennis geko
men," zei de zuster fluisterend, „maar nu
slaapt ze geloof ik. Praat u vooral niet te
druk?" Oom Kees beloofde 't, nam een stoel
en ging naast het bed zitten. En kijk, Oom zat
nauwelijks of Janneke sloeg de oogen op. Een
paar heel groote, héél verbaasde oogen.
„Oom. wat doet U hier?" vroeg Janneke.
„Wel, m'n lieve meisje, ik kom eens naar je
kijken."
„O, leukl" zei Janneke, „en hoe ging het
1 toen verder met den kabouterkoning, die zulke
koude voeten had?"
„Dat zal ik je precies vertellen. De kabou
ters hielden een vergadering om eens heel
ernstig te overleggen, hoe ze hun koning kon
den helpen. En eindelijk bedacht één van hen
iets moois, 't Was juist lente en de tulpen
bloeiden volop
„Roode tulpen, net als die?"
„Ja, roode tulpen. Nou en toen plukten de
kabouters met vereende krachten een dikke
roode tulp af en daarvan werd een heerlijk
warme voetenzak gemaakt voor den koning.
„O eenig. Deden ze er watten in?"
„Pluisjes van de eekhoornstaartjes, veertjes
van de musschen en pluimpjes van 't wolle
gras."
„O, dat zal fijn warm geweest zijn!"
„Ja, De koning had nooit meer last van
koude voeten".
„Eenig! Zeg, Oom, waaromwaarom lig
ik eigenlijk in bed en waarom heb ik zoo'n
hoofdpijn en pijn in m'n been?"
„Lieve kindje, je bent een beetje ziek. Maar
de dokter heeft gezegd: als je heel stil ligt en
kalm probeert te slapen, dan word je beslist
gauw weer beter. En nu ga ik weg, maar de
tulpen laat ik hier. Daar mag je dan naar kij
ken en zelf het sprookje verder bedenken."
„Fijn Oom", zei Janneke. En ze sluit heel
tevreden de oogen.
Pas een week later, toen de hoofdpijn heele
maal weg was en Janneke eventjes rechtop in
bed mocht zitten vertelden Vader en Moeder
haar, wat er eigenlijk precies gebeurd was. De
chauffeur van den auto had gelukkig nog op
het laatste nippertje gezien, dat er een kind
voor z'n wagen liep.... Hij had onmiddellijk
het stuur omgegooid en geremd en zoo was
Janneke er nog betrekkelijk goed afgekomen:
't been gekneusd door het spatbord, van de
auto en een lichte hersenschudding door het
vallen op den weg.
„Maar o kind. kind!" zei Moeder, „verbeeld
je, dat die chauffeur je een oogenblik latei-
gezien hadik moest er niét aan denken!"
En ze drukte haar dom klein meisje innig te
gen zich aan. Janneke kon maar niet begrij
pen hoe ze zóó onoplettend had kunnen zijn.
„En ik kijk altijd zoo reusachtig uit!" zei ze,
maar
„Nu, wat maar?"
„Dien avond was ik echt boos" zei Janneke
„want Oom Kees had aldoor met de jongens
gepraat en niet eens 't verhaaltje uitverteld
en ik wou toch zoo graag weten hoe het afliep
met de koude voeten van den kabouterkoning!
En omdat ik zoo boos was, wou ik niet met de
jongens oversteken en toen.... ja, verder
weet ik 't niet meer."
„Ik wel," zei Vader, „je bent bewusteloos op
den weg gevallen en hebt ons allemaal vree
selijk angstig gemaakt! Zal dit nu een les voor.
je zijn en zul je voortaan beter opletten?"
„O," zei Janneke. „ik zal reusachtig oplet
ten, altijd Dat beloof ik U!"
„Ook als je boos bent?"
„Ja, Vader, ja."
„Ook als je verdrietig bent?"
„Dan ook."
„Ook als je héél erg blij bent?"
„Altijd, altijd".
janneke hield woord, want ze had een harde
les gehad. En deze geschiedenis is echt ge
beurd. Zullen alle kinderen, die aan een groo
ten verkeersweg wonen of iederen 'dag dooi
de stadsdrukte moeten, hier eens goed over
nadenken? Eén oogenblik loopen droomen is
maar één oogenblik, maar je kunt- voor je le
ven ongelukkig zijn en je ouders diep ongeluk
kig maken.
Dat wil je toch niet, wel kinderen? Nu dan,
't parool is dus: opletten! Kijk eerst naar
links, dan naar rechts, steek bedaard over,
hol niet, en aarzel nooit!
R. DE RUYTER-v. d. FEER.
PIETJE ZWART LOOPT ZOO HARD
door W B Z
Pietje Zwart,
Wat loop je hard
Kom je van de markt vandaan?
Moet je nu naar huis toegaan?
Pietje Zwart,
Wat loop je hard.
Heb je 'n beestje uitgezocht?
En dit varkentje gekocht?
Pietje Zwart,
Liep er zoo hard.
t Varkentje moest mee naar huis.
En hij was nog lang niet thuis
Pietje Zwart,
Loopt niet meer hard.
Eind lijk is hij op de wei
En ze. zijn tezamen blij.
REUZENVOGELS UIT VROEGER TIJD.
Door het gemakkelijke leventje
hadden ze het vliegen heelemaal
verleerd
Alle vogels.... vliegen 1
Dat is een bekend spelletje, dat je zeker al
lemaal wel eens hebt meegespeeld. Maar is dit
zinnetje eigenlijk strikt genomen waar?
Neen, natuurlijk, zul je zeggen, de struisvo
gel, dat is alvast een vogel, die niet vliegt, En
misschien zijn er zoo nog wel een paar.
Ja, ik weet er nog twee: de kleine grappige
pinguïn, die je in Artis kunt bewonderen en
dan de kalkoen.
Precies, maar wist je ook wel, dat er in vroe
gere eeuwen nog heel wat meer vogelsoorten
hebben bestaan, die de kunst van het vliegen
niet verstonden? Van die vogels ga ik je eens
iets vertellen.
De allergrootste vogel ter wereld, de Moa, die
hoofdzakelijk op Nieuw-Zeeland leefde, had
b.v. geen spoor van vleugels! Nu bestaan er
geen Moa's meer; de Maori's hebben deze tot
het laatste exemplaar toe uitgeroeid. Maar in
't midden van de 18de eeuw waren er nog. De
grootste bereikten een hoogte van 4 m. tot
4.80 m.; ze waren dus grooter dan de grootste
olifant en ongeveer zoo lang als een flinke gi
raffe. Ze hadden kolossale pooten en hun
beenderen waren net zoo zwaar als die van
een olifant.
En dan woonde er op het eiland Madagaskar
nog een ander soort reuzenvogels, de epiorni's,
die weliswaar niet zoo groot waren als de
moa's, maar wier eieren dan toch nog bijna
een meter lang waren en een omtrek hadden
van 75 c.M. En de inhoud van zoo'n reuzenei
bedraagt eventjes 8 a 9 liter. Wat een ome-
lette, hè?
Ook de epiorni's zijn nu reeds lang uitgestor
ven, evenals de dodaarsen, reuzenvogels van
het eiland Mauritius, De Dodaars en de reu-
zenpinguin een ander soort dan de pin
guïns, die we in Artis vinden, waren ook vo
gels, die niet konden vliegen. Toen de Holland-
sche zeevaarders honderden jaren geleden
zich voor het eerst op Mauritius vestigden,
vonden ze daar duizenden van die dodaarsen.
"t Waren een soort duiven, zoo groot als kal
koenen, maar ze hadden zulke kleine vleugel
tjes dat ze tegenover hun vijanden in dit
geval de menschen volkomen machteloos
waren.
De kolonisten aten dan ook de grootste vo
gels op hun vleesch moet zeer smakelijk
zijn geweest en hun honden en varkens
ontfermden zich over de kleinere. Dit was wel
erg jammer, want tengevolge hiervan is er nu
op Mauritius geen enkele dodaars meer over.
Huid en veeren van zoo'n reuzenvogel zijn op
't oogenblik voor een liefhebber zeker wel dui
zend gulden waard, evenals het ei van den
grooten pinguin, die vroeger bij duizenden ten
Noorden van Schotland gevonden werd.
Hoe komt liet?
En nu nog een vraag, die je me zeker hebt
willen stellen: „hoe komt het, dat die vogels
niet konden vliegen? En hoe komt het, dat b.v.
,de struisvogel dit nóg niet kan?" Wel, dat zal
ik je vertellen. Hoogstwaarschijnlijk stammen
al die niet-vliegende vogels af van vogels, die
wel konden vliegen. Van de Moa's b.v. weet
men dit zeker. In vroeger eeuwen, maar dan
héél vroeger, wel duizenden en duizenden ja
ren geleden, moet het gezegde: „alle vogels
vliegen" wel degelijk zijn opgegaan.
En de meeste vogels waren toen wel ge
dwongen om dagelijks hun vleugels te gebrui
ken: n.l. om voedsel te zoeken en om de ver
schillende vijanden, die het op hun leven ge
munt hadden, te ontvluchten. En hierdoor
werden die vleugels hoe langer hoe grooter en
sterker. Maar andere soorten, die woonden in
warme, vruchtbare streken, waar overvloed
van voedsel voor 't grijpen lag en waar geen
of weinig vijanden waren, behoefden maar
weinig gebruik van hun vleugels te maken;
deze werden dus hoe langer hoe kleiner en de
nakomelingen van deze vogelsoorten verleer
den het vliegen.
En nu dienen b.v. de vleugels van de struis
vogel alleen nog maar om zich bij het verba
zend snelle loopen dat hij doet, in evenwicht
te houden. Want de struisvogel kan wel zoo
hard loopen als een sneltrein, dat wist je zeker
niet, hè?
Natuurlijk houdt hij deze snelheid niet lang
vol, maar tegen een man te paard kan hij 't
wel uren en uren uithouden. Tenminste
als 't een domme man is, die de streken van
den vogel niet kent.
Want 't eigenaardige van den struisvogel is,
dat hij niet rechtuit kan loopen, maar steeds
een gebogen lijn moet volgen. En als de man
nu maar rechtuit rijdt, kan hij hem gemakke
lijk inhalen.
Maar dan is de vogel nóg niet gemakkelijk
te vangen. Als 't een mannetje is en een sterk
exemplaar, durft hij den strijd best aan.
De verdedigingswapenen van den struisvo
gel zijn z'n pooten, die verbazend dik en zwaar
zijn; dit kun je wel nagaan, als je bedenkt, dat
de struis gemakkelijk twee personen op zijn
rug draagt.
HIJ HAD HET PLEIT GEWONNEN!
Een officier van de keizerlijke garde kwam
eens bij Napoleon vragen om een geldelijke
ondersteuning. De man trof het al bijzonder
slecht; daar de keizer juist hevig aan maag
pijn leed, werd zijn verzoek kortweg afgewezen,
z Napoleon keerde toen den officier den rug
toe en ging voor het venster staa&