Aan allen!
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
'Volgens afspraak krijgen jullie thans allen
een zeer kort briefje. De schrijfvacantie is
weer geëindigd en heb ik graag de nieuwe
briefjes a.s. Woensdag voor twee uur in mijn
bezit. De rubriekertjes, die mij een Paasch-
kaart deden toekomen, zeg ik hartelijk dank.
De kaarten vond ik allen, zonder uitzondering
heel mooi. De meisjes, die met hun werk ge
holpen moeten worden, mogen a.s. Donderdag
des middags tusschen 5 en 5.30 even bij mij
thuis, Roggeveenstraat 27. komen.
Beste VERONIKA, Wel meisje hoe heb
jij je vacantie doorgebracht? Heb je nog met
Jan v. d. D. gereden? In je eerst volgend
briefje schrijf je me maar of je je nogal ge
amuseerd hebt. Dag Veronika.
Beste KLEINE ZUS. Jij hebt de vacantie
thans niet erg prettig gevonden wel? Als men
pas op school is en er graag heen gaat is de
vacantie meestal niet erg welkom. Wat heb je
alzoo in de vacantie gedaan? Dag Kleine Zus.
Best ROZEKNOPJE. Ja meisjelief, je va
cantie behoort al weer haast tot het ver
leden. Jammer, hoor ik je al zeggen. Er komen
nog meer vacanties, troost je daar maar mede.
Dag Rozeknop.ie.
Lief ZWARTKOPJE. Heb je van de week
nog flink aan je kussen gewerkt? Ik wil graag
eens zien hoe ver je gekomen bent. Het werk
wordt zeker wel mooi? Dag Zwartkopje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Jij bent natuur
lijk in de vacantie veel met je zusjes uit ge
weest. Hoe smaakten de Paascheitjes? Ik
denk naar meer. Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Jij mag Dinsdag
weer naar school. Is dat niet even dolletjes? Je
zit toch het liefst tusschen vier wanden en
speelt niet graag buiten. Zóó, heb ik het mis?
Dat meen je niet. Dag Zondagskind.
Lief CROCUSJE. Is je haakwerk in de
vacantie flink gevorderd? Als je niet verder
kunt. mag je a.s. Donderdag tusschen 5 en 5.30
even bij me komen. Dag Crocusje.
Beste MOEDERS OUDSTE. Wel hoe was
het in Heemstede? Heb je flink gewandeld in
het bosch ..Groenendaal" of was het weer je
te koud? Hoe maakt je kleine neef het? Dag
Moeders Oudste.
Lief MADELIEFJE. Wie is beter met het
kussen in de vacantie gevorderd, Nettie of jij?
Ik denk dat jullie zoo ongeveer even veel ge
werkt hebt. Twee trouwe vriendinnen zijn
elkander in alles trouw. Wanneer je m'n hulp
noodig hebt, mag je a.s. Donderdag tusschen
5 en 5.30 even bij me aankomen. Dag Made
liefje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Wel
meisje hoe staat het leven? Heb je in de va
cantie wat rust gehad en krachten kunnen
verzamelen voor de a.s. werkweken? 'k Ben
benieuwd naar je eerste rapport van de
U. L. O. school. Dag Zusjesbeschermstertje.
Best HANDWERKSTERTJE. Jij hebt je
natuurlijk goed geamuseerd in je vacantie,
als ik nog van je vacantie kan schrijven. Jij
bent de school zoo ontrouw geworden, dat je
haast altijd schoolvrij bent en haast niet
rneer weet wat schoolgaan is. Maar misschien
beter je je leven. Dag Handwerkstertje.
Lief ZWEMSTERTJE. Jij hebt natuurlijk
je zus van je vacantie laten genieten en bent
met haar, wanneer het weer het toe liet, gaan
rijden. Heeft Reini m'n kaart ontvangen? Ik
wist het huisnummer niet en heb daarom de
naam van jullie huis op het adres vermeld.
Dag Zwemstertje.
Lief GOUDMUILTJE. Schrijf je me eens
hoe je de vacantie hebt doorgebracht? Heb je
reeds elders geturnd of heeft de wedstrijd
pas met Pinksteren plaats? Dag Goudmuiltje.
Best TEEKENAARSTERTJE. Nu heb je
gauw uitvoering van „Kleine Kracht". Zal je
goed je best doen en extra opletten? Veel ge
noegen. Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Heb je de program
ma's voor mij gereserveerd? Als er nu maar
niets tusschen komt. zoodat ik de uitvoering
kan bijwonen, 'k Wensch je een prettigen
avond en veel succes. Dag Krullekopje.
Lief GOUDHAARTJE. Als je je album
thuis hebt, mag je het album a.s. Donderdag
tusschen 5 en 5.30 even bij me brengen of
laten brengen, 'k Zal er dan in de loopende
week inschrijven. In de rubriek meld ik, wan
neer je je album weer kunt komen halen. Dag-
Goudhaartje.
Beste HECTOR. Wel vriend weer terug-
van de reis? Hoe was het in D.? Even koud
als in Holland? Dag Hector.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Ondanks het
koude weer heb je je zeker wel weer flink
buiten vermaakt? WaVen er nu veel kinderen
om mede te spelen of waren het weer zooals
je altijd zegt „IJmuidensche koudkleumen"?
Jij geeft niet om een beetje koude, maar kunt
er ook uitstekend tegen. Geniet a.s. Maandag
nog maar eens extra van den Iaatsten dag.
Dag Booclschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Wel meisje hoe staat
het leven? Ben je alweer eens buiten geweest
of durfde je moeder nog niet met je te gaan?
Het weer is eigenlijk ook steeds veel te koud
voor pas herstelde kinderen. Het beste hoor en
tot ziens. Dag Bijdehandje.
Best SPARRETJE. Heb je m'n kaart ont
vangen en m'n boodschap overgebracht? Toen
ik 1.1. Zaterdagmorgen ou de bus voor Haar
lem stond te wachten, kwam de Hr. De G.
naar mij toe. Hij had een vergeefsche reis
naar de W. gemaakt. De W. was, zooals je
weet, gesloten, 'k Hoop dat de kw. intusschen
gepresenteerd is, want ik heb beloofd dat ik
het verzoek zoo spoedig mogelijk zou door
geven. Heb je van je vacantie kunnen genie
ten of moest je, door het ongunstige weer.
thuis blijven? Dag Sparretje.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
BROERTJE HUILT.
door w B.- -Z.
Sjfeïr
■W!
Wist je dat? De Middelburgsche brillen-
fabrikant. Hans Lippershey was de eerste, die
in 1608 een verrekijker fabriceerde en de kijker
die Christiaan Huygens gebruikte, waarvoor
hij o.a. zelf de glazen sleep, was 40 meter, te ne
De beste kükev te-- --'n-w-
Yerkes-observatorium te Williams Bay in den
Amerikaanschen Staat Wisconsin: deze is 24
meter lang en heeft een opening van 102 c M
cn werd in 1897 vervaardigd door Alvan Clark
te Boston.
Broertje huilt.
Broertje pruilt.
Niemand kan er met hem spelen
En nu gaat hij zich vervelen.
Hi, hi, hi.
Hoor hoe 't klinkt.
Vogel zingt.
Het is een lied van bloem en zon,
Ik wou, dat ik het zoo mooi kon.
Tra, la, la.
Broertje lacht.
Nu heel zacht.
Hij zingt ook het liedje mee
En ze hebben schik die twee.
La. tra, la.
JAN EN ZIJN TENT.
door W B.Z.
Jan is heusch een knappe vent,
Kijk, daar staat hij voor zijn tent,
Die hij maakte voor de pret.
Jongens, 't is keurig net.
't Regent er vast niet doorheen,
Staat ook stevig, naar 'k meen.
Je kunt er makkelijk in slapen,
Er is ruimte voor twee knapen.
Buiten staat het kookgerei,
Want dat hoort toch ook erbij.
Jan kan braden, koken, bakken,
Zet ook knoopen aan zijn pakken.
Is die Jan geen knappe vent
Met zijn zelfgemaakte tent?
Die zijn vuurtje zelf kan stoken?
En zijn potje zelf kan koken?
Wist je dat? Amber verhoogt den geur van
onze welriekende waters, b.v. eau-de-cologne
terwijl het zelf geen geur heeft. Het is het uit-
braaksel van walvisschgn en men vermoedt
dat het bestaat uit gedeeltelijk verteerde inkt-
visschen.
Kellners in Roemenië. Hier is een besluit
uitgevaardigd waarbij de kellners gelast wordt
des zomers hun hoofdharen te laten afscheren,
tevens wordt hun in hetzelfde besluit de vrij
heid gegeven een stijve boord desnoods te ver
vangen door een slappe.
KRULLEN IN JE IIAAR
door W B.—Z
Mij.. .ïicnijL Saai-
Zet krullen in mijn haar.
Ze heeft een tang om te onduleeren.
Ze zegt- dat noem ie ook frteeeren
Mijn haar heeft eventjes gekraakt.
Maar 't werd. zei ze zoo mooi en fijn.
Ik zou er straks heel blij me? zijn.
En na een poos. zei nichtje Saar,
.,'t Is klaar, nu heb je krullen in je haar!'
l\T-s
SS!
VAN EEN TREURIGEN KABOUTERKONING.
Hij wilde niet uit zijn paleis komen,
maar prinsesje Zonneschijn maakte
hem weer vroolijk.
EE, nee, nee, nee!"
Toe Majesteit, maar een uur-
A(il tje! Heusch. 't wordt de hoogste
N tijd, dat het paleis een klein
weinigje wordt gelucht en schoongemaakt.
Toe, laten we u naar buiten geleiden. U zult
eens zien, Majesteit, hoe heerlijk de zon
schijnt en hoe liefelijk de bloemetjes al bloeien
in het bosch, en
„Schande schande, dat. jullie het durft zeg
gen! En ik geloof ook heelemaal niet. dat het
zoo is! Geen bloem zal durven bloeien dit
voorjaar, geen knop zal durven openspringen,
nu ik. de koning van Kabouterland, zoo vree
sdij k treurig ben!"
„O Majesteitbegon Sleepgewaad, de
kamerdienaar des konings, die er in zijn lange,
grijze monnikspij al bijna even droefgeestig
uitzag als de koning zelf.
Maar toen beet hij zich op de lippen en
zweeg. Hij durfde gewoonweg niet te vertellen,
dat het heele bosch. het weiland daarachter
en de breede kikkerslooten. vol bruisend jong
leven waren; dat de vogeltjes kwinkeleerden
en al begonnen te nestelen, dat de anemoon
tjes in allerlei teere lentekleuren het mostapijt
bespikkelden, dat madeliefjes en boterbloemen
hun kopjes opstaken tusschen 't malsche
weidegras. dat de knoppen van de kastanje
hoe langer hoe dikker en kleveriger werden.
dat de heel jonge lammetjesnee. néé, hoe
kon hij dat nu vertellen? 't Was zoo'n vreese-
lijke tegenstelling met het verdriet van den
koning! Daarom zweeg hij, stak de handen
in de mouwen van z'n pij en wandelde doelloos
de zaal op en neer.
Een heel groote zaal was het, uitgehouwen
tusschen de boomwortels onder den grond en
't was er akelig kil en donker. Geen zonne
straaltje viel er binnen en de eenige verlich
ting werd gevormd door een klein rood lan
taarntje. dat boven de schrijftafel van den
koning hing.
Daar op die schrijftafel rook het.erg muf en
stoffig van de vele gewichtige papieren, die er
lagen opgestapeld, want de koning had hier
nu al langer dan een jaar gezeten en al dien
tijd. door zijn vreeselijk verdriet, om het over
lijden van zijn geliefden schootegel, niets aan
de staatszaken kunnen doen. Nu, dat was zoo
heel erg itiet, want zijn zoon, de jonge Kabou
terprins, die reusachtig goed met alle onder
danen kon opschieten, was zoo nu en dan eens
door 'tbosch gereden en had met z'n lachende
stem geroepen: „Allemaal blij en tevreden, óf
zijn er nog klachten?"
Nu, en dan waren de boschbewoners ook van
de weeromstuit begonnen te lachen en hadden
verklaard, dat ze allemaal uiterst tevreden
waren en hun allerbeste wenschen meegegeven
voor het spoedig herstel van den ouden koning.
Maar wat wèl erg was, dat was, dat de ko
ning nog heelemaal niet herstelde: hij werd
zelfs hoe langer hoe verdrietiger. De laatste
drie maanden had hij geen stukje meer ge
geten en nu was hij van louter moeheid met
z'n hoofd voorover op de tafel gevallen en was
z'n lange, spierwitte baard heelemaal onder
het bureau door in den grond gegroeid, zoodat
de koning niet meer kón opstaan, zelfs al had
hij gewild. En daarbij kwam nog, dat de ko
ning een poosje geleden zulke vreeselijk koude
voeten had gehad en toen waren de beide
zaalwachters Treurig en Zeurig, die precies
net zoo verdrietig keken als de koning zelf,
komen aandragen met een uitgeholde ui en
die hadden ze om de voeten van den koning
geschoven. Nou en toen 't voorjaar werd. was
de voetenzak begonnen uit te spruiten en was
zóó nauw geworden, dat de koning er z'n voe
ten niet meer uit kon krijgen.
Dus je begrijpt, dat de koning in een zeer
droevigen toestand was! Hij moest wel blij
ven zitten en treurig zijn, of hij wilde of niet.
Op een heerlijken, stralenden dag in Maart
reed de jonge Kabouterprins door het bosch.
Nadat hij z'n rondrit door het rijk van z'n
vader had gemaakt en vernomen had, dat alle
onderdaken méér dan tevreden waren, had
hij nog juist eeen uurtje voor zichzelf. Hij
bond dus z'n snoezig klein kabouterpaardje
vast aan een struik, ging op 't zachte mos
liggen en haalde diep adem. Een zoel lente
windje streelde door zijn haar, bloemengeuren
omzweefden hem en zonnestralen schitter
den en dansten voor hem op den grond tus
schen de allereerste, fijne blaadjes van de
boomen door.
„Zóó gelukkig als vandaag ben ik nog nooit
geweest!", zuchtte de Prins. O, kon ik toch
ook mijn armen, treurigen vader maar een
klein korreltje geven van al dat geluk!"
De zonnestralen gaven hem antwoord. „Dat
kan dat kan, dat kan!", riepen ze in hun
schitter taal. En één zonnestraaltje sprong op
eens op zijn hand en riep: „Mag ik met je
meegaan? Mag ik je helpen?"
„Graag", zei de Prins en hij was al opge
sprongen.
..Zet me maar voor op je paard", zei zon
nestraal en terwijl hij naar haar keek, zag hij
haar opeens veranderen in een lief, blond
prinsesje met een gouden jurkje aan. De
Kabouterprins tilde haar op zijn paardje en
voort ging het. in draf naar het Kabouter-
paleis.
,,'t Zal niet gemakkelijk gaan", zei de Prins
onderweg. „Mijn arme vader treurt al langer
dan een jaar om zijn dierbaren schootegel,
die gestorven is. En hij wordt hoe langer hoe
ontroostbaarder!"
,,'t Prinsesje Zonneschijn keek hem heel ver
baasd aan. ,,Och kom", zei ze, „geloof je dat
heusc.h?"
,,'t Is echt waar!", zei de Prins.
,,'t Is heelemaal niet waar", zei 't Prinsesje.
Je vader heeft zoowat vier dagen om z'n
scbootegei getreurd en verder heeft hij maar
neta gedaan of hij treurde, omdat hij 't zoo
leuk vond om beklaagd en vertroeteld te wor
den door Treurig en Zeurig en door Sleepge
waad. En nu zou hij dolgraag uit dat donkere
ho1 komen, maar hij kan nu niet meer door
„is l ncUöcii waai.- ail noe weet jij aatV
„O, ik ben eens een keertje binnen geglipt,
.oen Treurig de deur opendeed en heb lekkei
alles gezien. Maar nu zullen we. je vader wel
gauw genezen!"
Ze waren voor het paleis aangekomen en
prinsesje Zonneschijn sprong vlug op den
grond. Toen wipte ze op den schouder van
Treurig, die met een heel zielig gezicht voor
het paleis op wacht stond en ze kriebelde
hem net zoolang op zijn oogleden tot z'n
oogen zwaar werden en vanzelf toevielen.
Treurig gaapte verschrikkelijk en viel toen
als een blok voor de deur in slaap. En met
Zeurig, die aan den anderen kant van de deur
stond, deed ze precies 't zelfde.
En toen was de weg vrij en kon het tweetal
binnengaan.
Wijd gooide de Prins alle deuren open en
vlug als een haasje liep het Prinsesje voor
uit.
„Foei, wat is het hier benauwd!" riep ze.
„Schande, schande, dat dit prachtige paleis
nooit eens heerlijk wordt schoongemaakt!
Maar dat komt straks wel, eerst ga ik voor den
koning zorgen. En ze wipte op de schrijftafel
waar de koning met het hoofd op de armen
lag- te slapen en kuste den ouden man heel
zachtjes op zijn witte oogleden, op zijn spier
wit haar en op zijn arme magere handen.
De Prins, die toekeek, verbeeldde zich dat
hij zijn vader zag glimlachen en Sleepgewaad
kwam ook aanloopen en stond er heel ver
baasd bij te kijken.
„Kom,", zei 't Prinsesje, „helpen jullie nu
eens een handje". Toen knipte de Prins met
de koninklijke gouden schaar de baard van
den koning hij den grond af en samen met,
Sleepgewaad bevrijdde hij voorzichtig zijn
voeten uit de ui.
„Bah, wat een vieze lucht? riep 't Prinsesje
en ze schopte de ui opzij.
Zie zoo, dat was klaar. De koning werd nu
op een draagbaar gelegd en naar buiten ge
dragen. Voorziehcig werd hij neergelegd op
een beschut plaatsje onder een hoogen den
en toegedekt met een zijden deken. En prin
sesje Zonneschijn ging zitten en streelde
zijn magere gele wangen en zijn witte haren,
net zoo lang, tot hij glimlachend wakker
werd.
Toen de koning de oogen opsloeg was het
avond. De vogeltjes zochten juist hun veilige
nestjes op en alles ademde vrede.
„Hè" zuchtte de koning, „wat is het hier
heerlijk! Sleepgewaadzeg, Sleepgewaad.
ik droomde dat ik buiten was in het bosch.'"
„Sleepgewaad met z'n zure gezicht is weg",
zei 't Prinsesje ..en ik ben prinses Zonne
schijn en ik blijf altijd bij u. En de ui is weg
en de baard is los en u bent heelemaal niet
treurig meer. Is dat niet heerlijk?"
„Heerlijk", fluisterde de koning, „o zoo
heerlijk!" En toen viel hij weer in slaap.
Vier weken lang lag de koning onder den
hoogen den, in een heerlijk diepen slaap ver
zonken. De vogeltjes kwinkeleerden om hem
heen, de Prins liet hem zoo nu en dan een
beetje melk drinken en 't Prinsesje koesterde
hem met haar levenwekkende stralen.
En intusschen begon er in het kabouter
paleis een schoonmaaknee maar een
schoonmaak, zooals je nog nooit gezien hebt!
Ze moesten zich haasten, want voor het
einde van April moest alles klaar zijn. Alles
werd naar buiten gesleept, ook de hooge sta
pels gewichtige papieren die nat waren ge
worden door de tranen van den koning en
die lagen nu heerlijk in de zon te drogen. En
de boomstammen werden afgestoft en met
nieuw mos bedekt en de wortels kregen bevel
versche sappen uit te zenden tot in de toppen
der boomen en een geurig bloemtapijt kwam
op de plaats, waar de schrijftafel van den ko
ning had gestaan. En toen de boomen om het
paleis volop in blad stonden, werd de grond
boven de groote zaal weggegraven, zoodat de
zonnestralen vrij door de takken en bladeren
heen naar binnen konden spelen. Alles groeide
en bloeide in en-om het paleis!
En opeens op een dag, 't was ongeveer
half April was de schoonmaak heelemaal
klaar en de koning heelemaal beter.
Toen luidden de blauwe klokjes en riepen
de gasten ter bruiloft. Wamt prinsesje Zonne
schijn trouwde met denKabouterprins en werd
prinses van het Kabouterland. Nu, die eer had
ze ook wel verdiend, vinden jullie niet?
R. DE RUITER—V. D. FEER.
KLEINE ZUS VOOR DE MICROFOON,
door W B.—Z.
Kleine Zus kwam net uit bad.
Weet je wat ze deed die schat?
Ze riep hard door de microfoon
Ta, ta, ta,
Dag mamma.
Kleine Zus wachtte even.
Zou er iemand .antwoord geven?
Ze riep weer op blijde toon
Ta, ta, ta,
Dag pappa.
Kleine Zus ging 't vervelen,
Ze wou met wat anders spelen.
Ze riep nu nog voor een keer.
Ta, ta, ta.
Sus doet 't niet meer.
DE WIJZE IBRAHIM.
Een jong Arabisch koopman, Ben Hassan ge-
heeten, had 50 goudstukken gespaard en wilde
hiermee handel drijven. Hij ging de stad in,
nadat hij eerst zijn geld aan den herbergier,
waar hij logeerde, in bewaring had gegeven
en zag toen bij een zijdehandelaar een prach
tige lap zijde liggen, die hij wilde koopen.
Haastig liep hij naar huis terug om zijn geld
te halen, doch de herbergier, die een echte
oplichter was. verklaarde brutaalweg, dat hij
van geen geld wist.
„Ik zal je aanklagen," riep Ben Hassan wan
hopig.
„Goed," zei de herbergier, „doe dat meer; je
hebt toch geen bewijs tegen me!"
Dat was waar en Ben Hassan was de wan
hoop nabij en toen hij zijn nood klaagde bij
den zijdehandelaar, raadde deze hem aan, den
wijzen Ibrahim de zaak voor te leggen. Deze
zou stellig uitkomst weten.
De oude man met zijn witten baard zat voor
zijn huisje en peinsde lang over het verhaal
van Ben Hassan. Dan vroeg hij: „Heb je nóg
50 goudstukken?"
„Neen, heer geen cent meer."
„Goed, mijn zoon, dan zal ik je 50 goudstuk
ken leenen. Luister nu goed wat ik zeg: ga
hiermee samen met den zijdehandelaar naar
den herbergier, bied hem je verontschuldi
gingen aan en zeg, dat je je vanmorgen ver
gist hebt en dan geef je hem deze 50 goud
stukken in bewaring en komt weer hier."
Hoofdschuddend ging Ben Hassan, maar
toch deed hij precies wat de wijze Ibrahim ge
zegd had.
„Goed," zei deze „ga nu weer naar den her
bergier, maar alleen, en vraag de 50 goudstuk
ken terug. Maar let vooral op. dat hierbij nie
mand tegenwoordig is. En breng mij dan het
geld."
Reeds na een uur kwam Ben Hassan met den
zak geld terug. Ibrahim nam hem, telde de
munten na en vroeg: „Maakte de herbergier
geen bezwaar toen je hem om het geld vroeg?"
„Neen, heer. heelemaal niet."
En toen zei de wijze Ibrahim: „Ziezoo, mijn
zoon. ga dan nu weer terug en haal de 50 goud.
stukken, die je hem in het bijzijn van den
zijdehandelaar gegeven hebt!"
99.
ELOFTe maakt schuld, mevrouw,"
werd niet lang geleden door een
trouwe lezeres van onze rubriek
tegen me gezegd. Gelukkig voegde
ze er dadelijk bij, waarin ik mijn belofte niet
nagekomen was. Ze zei, dat ik indertijd, toen
ik schreef over de helden aan onze kust, in
verband met het vergaan van het schip de
„Berlin" aan 't slot gezegd had later nog eens
iets te zullen schrijven over den held Frans
Naerebout. Bij dezen los ik dan mijn toen ge
dane belofte in. 30 Augustus 1748 werd 'deze
Frans Naerebout te Veere geboren en 't sprak
vanzelf, dat hij zeeman zou worden, dat was
zijn Vader ook en Grootvader en de Ooms.
Hij verhuisde later naar Vlissingen, waar hij
opgeleid werd voor het loodswezen. Geen wist
zoo goed den weg tusschen de gevaarlijke
zandbanken als Frans. Zijn eerste groote red
dingswerk verrichtte hij in 1779. Het was ker
mis in Vlissingen.
0 Boven het kennislawaai uit klinken de
noodseinen van 't schip „De Woestduin", dat
behalve de bemanning 90 passagiers aan boord
heeft. Frans Naerebout met zijn broer Jacob
en nog eenige dapperen begeven zich ondanks
den storm die tot een orkaan aangroeit in
een ranke boot om te trachten het schip te
bereiken. Na een onmenschelijk zwaren tocht
van drie uren bereiken ze ten slotte het in
middels door midden gebroken schip. Niet allen
kunnen in één keer meegenomen worden,
maar Naerebout belooft aan de achterblij-
venden terug te komen; en hij komt terug, niet
eens maar herhaalde keeren en mocht zoo ten
slotte 87 menschen behouden aan wal brengen.
Een ander prachtig voorbeeld van menschen-
liefde en zeemanskunst toonde hij enkele jaren
later bij de redding van „De Zuiderburg". Het
schip zat zonder roer, vast in het ijs. Het be
vatte niet alleen een kostbare 'lading, maar er
wax-en bovendien 400 menschen aan boord. Dit
laatste alleen was voor Naerebout voldoende
om zijn leven te wagen. En na een worsteling
van 10 dagen brengt hij het schip in behou
den haven. Tijdens den 4den Engelschen oor
log zal hij als loods een Oostindiëvaarder naar
dé reede van Texel brengen. Wilde hij het
schip niet in handen der Engelschen zien val
len. dan moest hij zijn koers wijzigen en zoo
öi'acht hij het schip in plaats van naar Texel
behouden naar Kaap de Goede Hoop. Hier
werd hij feestelijk ontvangen. Een vroeger ge
redde van „de Woestduyn" had hier zijn roem
al verteld. Öp de terugi'eis werd de geheele re
tourvloot door den verraderlijken kapitein in
handen der Engelschen gespeeld eix Naerebout
werd met de overige bemanning naar Engeland
vervoerd. Hier trachtte men hem over te halen
in Engelschen dienst te treden. Men bood
hem een zeer hoog loon. maar hij weigerde met
deze woorden: „Als ik U dien, dan ben ik een
schelm tegenover mijn vaderland." Hij heeft
later weten te ontkomen en zijn vaderland
weer te bereiken, waar hij in 1818 ovei'leed. Hij
werd begraven in de Groote Kerk te Goes. 100
jaar later of^igenlijk 101 jaar heeft men voor
dezen grooten man te Vlissingen een stand
beeld opgericht. Dit beeld is vervaardigd door
den beeldhouwer naar 'n geschilderd portret
van Naei-ebout door den Middelburgschen
schilder J. P. Bourjé. Op het voetstuk staat;
Hulde van het Nageslacht
Frans Naerebout
1748 Heldhaftig 1818
Redder van Schipbreukelingen
Kundig Zeeman
Onverschrokken loods.
- is 'VTak va*, de Woestduyn
afgebeeld en aan de achterzijde staan de 3 na
men Woestduyn. Zuidei'berg en Voorland.