ZONDERLINGE LEVENS Hi Toelating van Vreemdelingen. ÜORT VERHAAL HET IJZEREN MASKER De Bastille, waar de man met „liet ijzeren masker" gevangen heeft gezeten Een geheimzinnige gevangene. TOEN de Fransche Gouverneur over de eilanden Sainte-Marguérite-Honorat, de Saint-Mars, den 18den September 1698 zijn nieuwe ambt van gouver neur der Bastille aanvaardde, bevond zich in met gezelschap van den zoojuist aangekomene een wel heel zonderling reisgenoot, wien§ raadselachtige identiteit jarenlang stof zou geven tot de zotste onderstellingen. De zoo genaamde onthullingen omtrent af- en her komst van het geheimzinnige personage vulden boekdeelen, leverden den opzet voor romans en brachten eerwaardige historici in de pijnlijkste verwarring. Wie was de „man met het ijzeren masker"? Voor een overzicht van de controleerbare feiten zorgde, zonder te weten hoe waardevol zijn aanteekeningen later zouden zijn, een luitenant des Konings, Etienne du Junca, be last met de bewaking der Bastille. Deze offi cier placht loffelijker gewoonte een ge- vangenisrol, een soort journaal dus, bij te houden waarin hij op Donderdag 18 Septem ber 1689 melding maakte van de aankomst van den nieuwen gevangene, dien de gou verneur onder speciale bewaking had mee gebracht: den man met het masker, voor wien de Junca volgens nadrukkelijke op dracht van den gouverneur in den toren van dc Bertandicre een vertrek in gereedheid had moeten brengen. Dc gouverneur belastte zich een zeldzaam voorval persoonlijk met de insluiting van den gevangene. De naam van den gemaskerde werd in tegenstelling tot den regel, in de registers van de Bastille niet ingeschreven. De aanteekeniing had eerst plaats bij zijn dood, ruim vijf jaar later. Marchioly, onder welken naam de overledene werd vermeld, zou 45 jaar oud gewor den zijn. Na bijwoning van de mis was hij plotseling onwel geworden en kort daarna gestorven. Reeds den volgenden dag, met on- gewonen spoed dus, werd z'n stoffelijk over schot op het kerkhof Saint-Paul ter aarde be steld. Aldus luidden de sobere gegevens der archieven. Neen dat dc mysterieuze gevangene in derdaad Marchioly geheeten zou hebben ge loofde niemand, zelfs de nauwgezette Du Junca waarschijnlijk niet. Het moest een man van hooge afkomst zijn geweest, dat stond vast. Vanwaar anders de bijzondere onder scheiding waarmee de gemaskerde altijd werd behandeld? Maar waarom al die geheim zinnigheid: het verzwijgen van zijn waren naam, de scherpe bewaking, dat vreemde masker dat trouwens niet van ijzer maar van fluweel was)? Aanlokkelijker stof voor sen sationeele fantasieën, wonderlijke gissingen, avontuurlijker romans kon men zich moei lijk denken. Ei- werd een dankbaar gebruik van gemaakt. Men fantaseert TV/jT ADAME Palatine, schoonzuster van Lo- •ryjLdewijk XIV, wist te vertellen, dat de ge vangene onafgebroken werd bewaakt door twee musketiers, die de opdracht hadden hem onmiddellijk neer te schieten zoodra hij het zou wagen zijn masker af te nemen. In een tweede epistel meende deze briefschrijfster een wonderbaarlijke onthulling te doen, toen zij de stelling opwierp dat de gevangene wel een Engelsch edelman zou zijn, die betrokken was geweest bij een samenzwering tegen Koning Willem III en geheimzinnig moest sterven, opdat deze vorst nimmer zou weten wat er van den Lord was geworden. Dwaze fantasieën. Maar die van het publiek wapen nog heel wat wilder: de „man met het masker" zou door Saint Mars, den gouver neur der Bastille, nooit anders zijn aange sproken dan staande, met den hoed in de hand. En wat nóg teekender was: hij zou den gevangene bij de maaltijden persoonlijk hebben bediend en dat nog wel van zil veren schalen. Père Papin vertelt in zijn „Histoire de Pro vence", hoe een der fraters onder het raam van den gevangene eens iets wits in het water zag drijven. Het bleek een hemd te zijn van het fijnste linnen, dat dicht beschreven was. Onmiddellijk bracht de frater zijn vondst bij den gouverneur, die hem onthutst vroeg of hij mogelijk gelezen had wat op het hemd geschreven stond. De brave frater, die daartoe niet eens den tijd had gehad, kon met een ge rust geweten verklaren, dat hij er geen kennis van had genomen. Niettemin vond hij twee dagen later op geheimzinnige wijze den dood. Belangrijker dan deze proeven der op sen satie beluste verbeelding waren de aanteeke ningen, die Vader Griffit, aalmoezenier der Bastille, maakte. Na diens zeggen zouden alle goederen van den gevangene: kleeren, ma tras,, lakens en sloopen, dadelijk na zijn dood zijn verbrand. De muren van het vertrek werden opnieuw gewitkalkt en alle tegels door nieuwe vervangen, zulks om te voorkomen, dat de overledene eenige aanwijzing omtrent zijn identiteit zou hebben achtergelaten. Dit verhaal scheen aan waarschijnlijkheid te winnen toen het door een majoor der Bastille, Chevalier genaamd, werd bevestigd. Toender- tijd kon men nog niet weten, dat Chevalier z'n kennis geput had uit de schrifturen van vader Griffet. Trouwens, was men inderdaad zoo be vreesd geweest voor het uitlekken van „het geheim", men zou den gemaskerde z'n ge vangenschap niet een tijdlang hebben laten deelen met twee mede-gestraften: een ze keren Marar.ville een oud-officier, die latei- naar Chnreton werd overgebracht, waar hij genoegzaam met de buitenwereld ln verbin ding stond om gegevens over het mysterie te verstrekken; en Dominique Tirmont. een obscuur kereltje, dat later zelfs uit het ge vang ontslagen werd. Maar men fantaseerde er zoo lustig op los dat alleen al het raadplegen van de lijst der personen die zich achter het masker heetten te verbergen, een kostelijk vermaak is. Hier volgt een bloemlezing: de hertog van Mon mouth, bastaard van Karei II; Avédick, de Armeensche patriarch van Constantinopel en Jeruzalem, wiens opsluiting door de Jezuï- ten bewerkstelligd zou zijn; Francois de Ven- dóme, hertog de Beaufort; de opper-inten- dant van financiën Fouquet, die trouwens voor z'n malversaties in de citadel van Pig- nerol boette; Molière, omdat de Jezuïten zich op hem wreken wilden vanwege z'n „Tartuf- fe"; de jeugdige graaf de Kéroualze, die on der den admiraal de Beauford had gestreden; de spion en gifmenger Oldendorf uit de EI- zas; Generaal Labbé de Bulonde, dien mi nister Louvois wegens verregaand plichts verzuim zou hebben doen inkerkeren Maar de fraaiste en geruchtmakendste ont hulling, later door den beroemden Dumas op gerakeld. was wel die van den grooten Vol taire en vormt een geschiedenis op zich zelf. Voltaire doet onthullingen. m TTN 1745 verscheen van de hand van een JL overigens onbeduidend schrijfster, Ma dame de Vieux-Maisons. een roman onder den titel „Mémoires", een bijdrage tot de ge schiedenis van Perzië, waarin ook de man met het ijzeren maker een rol speelde onder den naam van Hertog de Vermandois. Vol taire. wiens aandacht door deze pennevrucht op het mysterie van het masker viel, was er juist de man naar het vuurtje nog wat aan te blazen. Allereerst had hij zeer levendige herinneringen aan zijn eigen insluiting in de Bastille: maar bovendien was zoo'n zonder ling raadsel een te welkome aanleiding tot allerhande toespelingen, om het niet dank baar uit te buiten. In zijn „Eeuw van Lode- wijk XTV" pleegde hij dan ook den eersten aanslag op de menschelijke nieuwsgierig heid: de geheimzinnige gevangene werd er beschreven als een forsche gestalte, jong en van een edel en schoon uiterlijk dat echter verborgen moest blijven achter een masker, waarvan de kinband van stalen veeren was voorzien. Hij zou bijzonder talentvol de guitaar hebben bespeeld en een tweede merkwaardigheid een opvallende voorlief de voor kostbaar ondergoed met kantwerk aan den dag hebben gelegd. Op een dag, zoo vertelt Voltaire, gelukte het hem, uit een venster een zilveren bord, waarop hij met z'n mes mededeelingen had gekrast, in een juist passeerende boot te werpen. Een visscher haastte zich het voorwerp aan den gouver neur Saint-Mars ter hand te stellen. Nau welijks zou Saint-Mars het schrift hebben ontcijferd of hij vroeg den visscher of hij gelezen had wat er op het bord stond ge krast. De argelooze hengelaar kon verzeke ren, dat hij niet eens het alphabet kende. Pas toen de gouverneur enkele dagen later de on- omstootelijke bewijzen in handen had. dat de visscher waarheid had gesproken, werd hij op vrije voeten gesteld met de woorden: „Ga, en wees dankbaar dat ge niet lezen kunt...." De Chamillart, de laatste minister die het jeheim van den gemaskerde gekend kon hebben, zou op z'n sterfbed door zijn schoon zoon zijn gesmeekt het mysterie te onthul len; maar een eed moet den stervende be let hebben zelfs de geringste toespeling te maken. Zoo keuvelde Voltaire; maar den naam van den onbekende noemde hij nog niet; de ontsluiering bewaarde hij tot een latere ge legenheid. In den eersten druk van z'n „Questions sur l'Encyclopédie" maakte hij z'n lezers nog nieuwsgieriger door te vermel den. dat de voortdurende gezichtsbedekking noodig was geweest om een al te treffen de gelijkenis te verbergen. Een gelijkenis met wien dan toch? Men giste, men ried tot Voltaire in den tweeden druk de zoo be geerde opheldering verschafteeen ge lijkenis met een tweelingbroeder van Lode- wijk XIV, den Franschen koning. Ziezoo, de ontknooping was er. Baron von Gleichen maakten den roman nog wat fraaier door te beweren, dat de gemaskerde de eigenlijke Lodewijk XIV was geweest, ter wijl de plaats van het koningskind werd in genomen door een bastaardzoon der Ko ningin. Maar daarmee was het mysterieuze ver haal nog niet ten einde gefantaseerd. Tij dens zijn gevangenschap op de eilanden van Sainte-Marguérite zou de verdreven konings zoon zijn gehuwd met de dochter van een zijner bewakers. Het uit dezen echt geboren kind werd in alle heimelijkheid naar Corsica gebracht en onder de hoede gesteld van een vertrouwd persoon met de opdracht, het een zorgvuldige opvoeding te geven, omdat het van goede huize van „bonne-part" of, in het Italiaansch, „buona parte" was. Buonaparte Napoleon: was daarmee de koninklijke afstammeling van den Franschen keizer niet zonneklaar bewezen? Inmiddels bi'aeht een brief van een ach terneef van Saint-Mars aan den hoofdre dacteur der Année littéraire in zoover eenig nieuw licht in de duistere affaire, dat er geen twijfel meer kon bestaan of de gemaskerde was destijds in gezelschap van den nieuwen gouverneur, op diens reis van Sainte-Mar guérite naar Parijs, onder strenge bewaking naar de hoofdstad gekomen. De briefschrij ver wist aan te toonen, dat Saint-Mars op zijn doorreis den nacht had doorgebracht op z'n kasteel de Palteau. In een door tallooze ruiters geëscorteerde draagbaar kwam de gemaskerde aan. Gedurende den maaltijd zat hij met den rug naar het venster, zoodat de voorbijgaande landarbeiders den vreemden gast niet in het gezicht konden zien. Wel had men duidelijk waargenomen dat de gou verneur aan tafel twee pistolen naast zijn couvert had. Den volgenden dag had men den gevangene op de binnenplaats heen en weer zien loopen. Het moest een rijzige ge stalte zijn geweest met.sneeuwwitte ha ren; het masker liet alleen den mond vrij. Ook dit epistel anno 1768, 65 jaren dus na den dood van den raadselachligen gevan gene geschreven, onthulde niets omtrent diens identiteit, tot groote ingenomenheid van alle vrienden van het mysterie, die hun verbeelding den vrijen loop konden laten. De „ontmaskering". Een nadere uiteenzetting over den gewijzigden toestand. Roem door J. L. LODEWIJKS. ET pas verschenen werk van den be roemden schrijver Ronald Donald, dat veertien dagen geleden van de pers was gekomen, was een éclatant succes geworden, zoowel bij de critici als bij het pu bliek. Eerstgenoemden putten zich uit in de fraai ste loftuitingen en waren daarmee, zoo royaal geweest, dat zij, die hun critieken niet in de eerste week na het verschijnen hadden ge schreven, niets nieuws meer wisten te zeggen. Alle adjectieven van: „het gamma der men schelijke hartstochten op een onovertrefbare wijze geschilderd", „het beste van het beste", ,met nooit gekend talent geschetst", tot: „dit werk zal nooit meer door eenigen auteur kun nen worden verbeterd", waren gebruikt, zoo dat de latere beoordeelaars wanhopig zochten naar nog niet door anderen gepubliceerde uit drukkingen een zoeken, dat bij voorbaat vruchteloos was te noemen, daar werkelijk reeds in de eerste week alles was gezegd, wat gezegd kon worden. En al die bewondering stroomde Donald's huis binnen: groote pakken critieken, met rood of blauw potlood aangestreept, uit cou ranten, tijdschriften, weekbladen, maandbla den enz., werden hem door twee knipselbu- reaux thuis bezorgd. Vijf secretaressen waren den heelen dag bezig de stapels te schiften en in het archief te bergen, alleen het aller belangrijkste voor den auteur bewarend dat slechts dat hem nog interesseerde. Zijn roem was immers zóó groot, dat vol gens hem maar weinigen in staat waren hem "IpERST tegen het einde van de 18de eeuw -^brachten verschillende naspeuringen publicaties, welker geloofwaardigheid thans afdoende is aangetoond, een volledige ophel dering. De „man met het ijzeren masker' was Graaf Mattioli, staatssecretaris van den hertog van Mantua. Ziehier een beschrijving van den waren loop der gebeurtenissen: Na den dood van de Mazarin in 1661 werd onder leiding van Minister Louvois, de sluwe diplomatie van den Kardinaal meer en meer vervangen door een agressieve machtspoli tiek. Frankrijk wenschte onder meer zijn in vloed in Noord-Italië te vergrooten en zag met begeerige blikken naar Casal, de hoofd stad van Montferrat, waarvan Karei IV de Gonzaque, Koning van Mantua, markies was. Een losbol was dat, die Karei IV, die de staatsgelden verbraste met obscence feesten en zich niet ontzag de inkomsten der Kroon aan een woekeraar in pand te geven. De Fransche ambassadeur d' Estrades achtte het, Karel's financieelen nood ken nend, zeer wel mogelijk het begeerde Casal te veroveren zonder een droppel bloed te ver gieten. Men behoefde slechts den spilzieken Koning een flinke som gelds te bieden. Maar daarbij zou de medewerking van 's Ko nings secretaris, Graaf Mattioli, onontbeerlijk zijn. En Mattioli was een moeilijk onder schot te krijgen wild. Hij stond bekend als een zeer ambitieus man en was daarenboven in hooge mate intelligent, wat wel was gebleken uit zijn benoeming tot professor aan de Uni versiteit van Bologna op den leeftijd van 20 jaar. d'Estrades' plan lukte wonderwel. Mattioli kwam naar Parijs om de acte te teekenen en ontving daarbij uit handen van den Koning Lodewijk XIV niet alleen een belangrijke som gelds, maar, als blijk van buitengemeene erkentelijkheid, een zeer kostbare diamant bovendien. Enkele maanden later, kort voordat een Fransch gedelegeerde in Italië de acte met zijn handteekening zou bezegelen, bleek dat de waarde graaf verschillende Europeesche hoven met de onderhandelingen op de hoog- HAARLEM Dinsdag. Het vraagstuk van de toelating (en uitwij zing) van vreemdelingen in ons land heeft naar ons blijkt uit vele bij ons ingekomen sympathie-betuigingen met ons hoofdartikel van j.l. Maandag, veler belangstelling. Zeer velen vragen zich af: wat gebeurt er nu met de vreemdelingen die op de lijst staan van de genen die in aanmerking komen om over de grens te worden gezet. Elders in dit nummer wordt medegedeeld, dat de Nederlandsche regeering alsnog een wijziging gebracht heeft in de bepalingen om trent de toelating van vreemdelingen in ons land. Zooals men weet heeft de regeering met in gang van 7 Mei bepaald, dat er geen vreem delingen in ons land meer worden toegelaten (een enkele uitzondering daargelaten) anders dan om hier kort te verblijven, hetzij om vacantie door te brengen, familie te bezoeken zaken te doen, enzoovoort. Tegelijkertijd werd toen bekend gemaakt, dat de vreemdelingen die om andere redenen na 1 Maart 1938 ons land gekomen waren in aanmerking kwa men om uitgeleid te worden. Nu heeft de regeering een nieuwe circulaire uitgevaardigd waarin de mogelijkheid wordt geopend een uitzondering te maken voor vreemdelingen die in het tijdvak 1 Maart7 Mei 1938 in ons land gekomen zijn. De be doeling, daarvan is, zoo wordt gemeld, een extra-harde uitwerking van de terugwer kende kracht tot 1 Maart te voorkomen. Deze kon men zich aldus de omschrijving onder meer denken in het geval dat iemand reeds vóór 1 Maart zoowel elders (n.l. in het land waar hij vandaan komt) als tevens hier te lande alle mogelijke maatregelen met het oog op vestiging overeenkomstig de toen ten onzent geldende voorschriften had getroffen. Met het gevolg dat indien t.a.v. den be trokken vreemdeling toch de datum van Maart zou gelden, hij eigenlijk doordat hij mede was afgegaan op hetgeen destijds in Nederland rechtens gold. thans volkomen vast zou zijn geloopen, eenerzijds door bijv. reeds hier een woning gekocht of gehuurd anderzijds in het land dat hij zou verlaten zijn werkkring en bezittingen geliquideerd te hebben. Het is niet uitgesloten, dat ln zoodanig ge val de fatale datum van 1 Maart geen toe passing zou vinden: dit ware zoowel denk baar ten aanzien van iemand, die reeds hier gevestigd is als van iemand die hier nog niet vertoeft maar wel reeds sinds lang alle voor bereidende maatregelen in overeenstemming met de Nederlandsche maatregelen had ge troffen. Naar wij van dc politie te Haarlem vernemen, zijn er te Haarlem 7 vreemdelingen die na 1 Maart en voor 7 Mei 1938 gekomen zijn. Dit zijn dus personen die allen onder de nieuw gemaakte uitzonderings bepalingen zouden kunnen vallen. Het is evenwel niet zeker, dat zij alsnog verlof kunnen krijgen om hier te blijven. Elk geval zal afzonderlijk onderzocht worden om te beoordeelen of het valt onder de nieuw uit gekomen bepalingen. De politie had nog al leen uit de pers daarvan kennis genomen zoo dat zij den volledigen tekst van de nieuwe circulaire nog niet kent. Eerst als men dien heeft kan de quaestie nader onder oogen ge zien worden. De 7 vreemdelingen die te Haarlem na 1 Maart gekomen zijn kwamen uit Duitschland, de meesten zijn Joden. meer I Als de politie uw fiets zonder achterlicht ziet óf r als 'n automobilist u niet mocht zien Dan kan u dat duur te staan komen, terwijl u voor 'n paar kwartjes klaar kunt zijn 11 Maar let op 't„RIJKSKEUR"l DAARTOE BENT U VERPLICHTll Ronald Donald Jr. heeft een exemplaar van het boek gevonden en 't mee naar de kinder kamer genomen. Daar gaat hij ermee op den grond zitten, slaat het open. Hij zoekt plaatjes prentjes, en vindt letters, letters, ruim drie honderd bladzijden achtereen. Dan begint hij aan „het beste van het beste" te trekken, stoort zich niet aan de „op onovertrefbare wijze geschilderde menschelijke hai'tstoehten" en scheurt tot er van de ..Volle beurzen" nog maar losse bladen over zijn. Die warrelen nu door de kamer, worden versnipperd, in de hoogte geworpen en dalen als een papieren regen neer. Als zijn vader binnen komt, blaast hij hem twee volle handen snippers in het ;ezicht Nu zit Ronald Donald voortaan, als hij maar even de kans krijgt, boeken kapot te scheuren, tenzij er plaatjes in staan. Daarnaar kan hij uren zitten turen, vooral als het prentjes zijn van jonge lammetjes of veulens, die onbezorgd in de weide ronddartelen. De dokter zegt dat want in een hü totaal ongevaarlijk is, maar heeft ten oogenblik zou hij onder den voet zijn geloopen strengste verboden met hem te spreken over om- i door de duizenden, die voor zijn deur vochten i roem of beroemdheid. om zijn handteekening. Het vleide hem wel. maar waarom waren er geen tienduizenden, (Nadruk verboden. Auteurs- honderdduizenden?Ji rechten voorhehoutienj - nog nieuwen luister te geven. De roem, waar voor hij zijn heele leven had gewerkt, waar voor hij zich steeds grooter krachtsinspanning had getroost, had beslag op hem gelegd. Nog nooit waren zulke vleiende critieken versche nen als thans op „Volle beurzen", maar het had hem niet volkomen kunnen bevredigen. Zijn boek was meer dan „the best seller", het vloog letterlijk de deur uit, en ondanks de ontzaglijk groote oplagen was men nu reeds aan den vijfden druk toe. doch ook hier bleef te wenschen over. De beurzen van zijn uitge ver en van hem dreigden over te loopen, maar toch was Donald niet geheel tevreden. Elk oogenblik kon de verschijning van zijn roman in zes en twintig landen tegemoet worden ge zien, hij dacht aan andere landen, aan wie de rechten nog niet tegen een exorbitant hoog bedrag waren verkocht. Op straat kan hij zich voorloopig niet meer vertoonen. te had gesteld en dus zoowel zijn Koning als Lodewijk XIV had bedrogen. De woede van het Fransche hof over deze trouweloosheid was zoo hevig, dat het voor stel van d'Estrades, den Graaf voor goed on schadelijk te maken, werd aanvaard, zij het dan ook op voorwaarde dat de arrestatie en het gevangenschap zoo min mogelijk opzien zouden baren. Zoo gebeurde het dat Graaf Mattioli, die op listige wijze naar Frankrijk was gelokt, z'n karos plots omgeven zag door talrijke gewa pende mannen, die hem. gemaskerd, in ver zekerde bewaring stelden. De Fransche diplo matie had zich gewroken: Mattioli was van het tooneel verdwenen. Maar na z'n roemloozen dood leefde de graaf voort in de geruchtmakende legende van den man met het ijzeren masker, wiens verborgen identiteit ruim een eeuw lang de verbeelding zou prikkelen tot de kostelijkste fantasieën, die in het curiositeitenkabinet der Fransche geschiedenis bewaard zijn ge bleven. C. J. E. DINAUX. In huis leefde eigenlijk slechts één mensch: hij, Ronald Donald, beroemder dan wie ook, eerzuchtiger dan iemand ter wereld. Roem, lof, verheerlijking kon hem nooit genoeg wor den gebracht. Nooit was het voldoende. Hij wenschte somtijds zelf roem te zijn, dan zou er misschien niets meer te verlang'en zijn, zou hij waarschijnlijk ook bevrijd worden van den druk steeds beter werk te moeten leveren. En heel even had hij reeds gedacht, dat hij „Volle beurzen" niet meer zou kunnen overtref fenI Er is o.a. een geval bij van iemand die plan gemaakt had zich hier te vestigen en verschil lende voorbereidingen daartoe getroffen had. Zijn meubels staan nu aan de grens. Er was al beslist, dat die Duitscher uitgeleid zou wor den, waarom ook zijn meubels niet waren doorgelaten. Het is nu misschien mogelijk alsnog aan den betrokkene vergunning te geven hier te blij ven. In dat geval mag hij ook zijn meubels over de grens laten komen. De politie hield en houdt zoo werd ons verzekerd ernstig rekening met de voor schriften uit Den Haag. dat geen vreemdelin gen worden uitgeleid die in hun eigen land met lijfsgevaar bedreigd worden. Het is steeds de gewoonte geweest als een vreemdeling be zwaar maakte om uitgeleid te worden te in- formeeren naar den grond van zijn bezwaar. Na een onderzoek werd daarover aan den Procureur-Generaal te Amsterdam gerappor teerd. Deze verstond zich dan met den Minis ter. Als er aanleiding was om ook in het be trokken land informaties in te winnen werd dit gedaan, want 't is steeds de bedoeling ge weest om geen personen uit te wijzen die ge vaar voor hun leven liepen. In het algemeen bleek evenwel, dat in veel gevallen de betrokken vreemdelingen de ge varen overdreven hadden. Er is namelijk ko men vast te staan zoo verklaarde de politie ons dat politieke personen, die verklaarden bang te zijn voor hun leven, alleen kans be liepen in een concentratiekamp te worden opgesloten. Die bedreiging valt evenwel niet onder de ministerieele aanduiding „lijfsge vaar" en daaraan moet de politie zich houden. Personen die na 7 Mei 1938 in ons land ge komen zijn, moeten als hun kort verblijf hier afgeloopen is en zij niet vrijwillig vertrekken uitgeleid worden. De Minister heeft aan de politie verzocht daarop nauwlettend toe te zien. Onder de categorie behoort zoo ver volgde onze zegsman zijn mededeelingen een vreemdeling die na 7 Mei over de grens ekomen was onder het opgeven dat hij hier voor zaken kwam. Op zijn pas was dit ook aangeteekend. Nu blijkt evenwel, dat hij hier bezig was zich te vestigen en dat mag de politie hier. krachtens de rijksvoorschrif ten, niet toelaten, zoodat die man uitgeleid moet worden. In het Taarlemsche Huis van Bewaring heeft een vreemdeling uit angst, dat hij over de grens gezet zou worden een poging tot zelfmoord gedaan. Mr. P. Tideman te Haarlem interesseert zich voor dit geval. Hij hoopt alsnog voor dien Duitscher toestem ming te kunnen verkrijgen in ons land te mogen blijven. De hoop daarop acht hij groo ter geworden nu de Tegeering haar maatrege len wat verzacht heeft. Het eigenaardige is, dat die man al een jaar in ons land was, zoo dat op hem niet de circulaire van 7 Mei j.l. kon slaan, die immers gewaagde van uitgelei de doen van personen die hier na 1 Maart 1933 gekomen zijn. De bijzondere omstandigheden van den Duitscher moest de heer Tideinan nog nader onderzoeken. Hij wist nog niet of de Duitsche regeermg de uitlevering van dien Duitscher gevraagd heeft voor een of ander delict. In zoo'n geval moet er een uitleveringsprocedure voor de rechtbank gevoerd worden. De politie te Zaandam pakte den man op omdat toe vallig (bij het onderzoek naar een verkeers ongeluk) aan het licht kwam dat hij in ons land verbleef zonder pas. Hij is daarop op 30 April naar het Huis van Bewaring te Haarlem gebracht, waar hij in het begin" van Mei een poging tot zelfmoord deed. Toch politieke gisting in Mexico? MEXICO-STAD, 17 Mei. Niettegenstaan de verscheiden dementi's van officieele zijden vermeerderen zich te kenteekeningen, dat er onlusten bestaan. Nadat het garnizoen van den staat San Luis Potosi werd versterkt worden thans dergelijke maatregelen in den naburigen staat Guana- jato getroffen. Doordat de autoriteiten de spoorlijnen hoofdzakelijk voor militair ver voer gebruiken is het goederenverkeer op verschillende lijnen aanzilenlijk vertraagd. De minister van oorlog, Manuel Camacho, die tegenover United Press toegaf, dat er verster kingen naar San Luis Potosi waren gezonden verklaarde, dat het aantal dier troepen niet, zooals de buitenlandsche pers verluidt 20.000 man zou bedragen doch veel geringer is. Generaal Cedillo verblijft op het oogenblik op zijn bezitting in San Luis Potosi en staat onder controle der regeering. Als reden voor de militaire maatregelen der regeering gaf de minister „locale wrijvingen en wrijvingen onder arbeiders" op. Hij voegde daaraan toe: .Mocht het werkelijk tot onlusten komen dan is de regeering daarop voorbereid. 53.000 man goed gedrilde soldaten staan ter beschikking der regeering. Daarbij komen nog 500.000 man reservisten uit kringen van arbeiders en boe ren". President Carenas heeft aan een lunch aan journalisten medegedeeld „Generaal Ce dillo is niet in opstand gekomen. De geruch ten over onlusten in den staat van San Luis Potosi zijn valsch en de vrees daarvoor is ongegrond". (United Press) Havas meldt nog, dat de nieuwe geruchten over een „staatsgreep van fascistische strek king met buitenlandsehen steun" ditmaal hun oorsprong vonden in de op 14 Mei verrichte arrestatie van zes Amerikaansche vliegers, die er van beschuldigd worden vliegtuigen naar Mexico te hebben overgebracht. De bestem ming dezer vliegtuigen was Las Palomas (San Luis Potosi). Eerst meende men, dat deze vliegtuigen bestemd waren om naar Spanje te worden uitgevoerd, doch thans acht men het waarschijnlijker, dat zij bestemd waren voor generaal Saturnino Cedillo, die eigenaar is van een „estancia" te Las Palomas. Overigens schijnt, zoo vervolgt Havas, on danks het officieele dementi uit Mexico be vestigd te worden, dat buitengewone maat regelen werden genomen in den staat San Luis Potosi, waar een soort staat van beleg zou zijn afgekondigd, daar de regeering van de gelegenheid wenschte gebruik te maken om de aanhangers van generaal Cedillo te ontwapenen. Ten opzichte van de gearresteerde vliegers wordt een zeer groot stilzwijgen in acht geno men. Men weet slechts, dat een hunner te New York werd gearresteerd en de vijf anderen te Houston (Texas). Houston bevindt zich op on geveer 1000 K.M. van den staat San Luis Potosi. Men meent te weten, dat generaal Cedïilo het bevel zou voeren over ongeveer 18.000 ge wapende voeren, waartegenover de regeering maatregelen heeft genomen om den staat San Luis Potosi te verdedigen tegen aanvallen uit -*e lwtfxfc.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10