ZONDERLINGE LEVENS
Hi
Toelating van Vreemdelingen.
ÜORT VERHAAL
HET IJZEREN MASKER
De Bastille, waar de man met „liet ijzeren masker" gevangen heeft gezeten
Een geheimzinnige gevangene.
TOEN de Fransche Gouverneur over de
eilanden Sainte-Marguérite-Honorat,
de Saint-Mars, den 18den September
1698 zijn nieuwe ambt van gouver
neur der Bastille aanvaardde, bevond zich in
met gezelschap van den zoojuist aangekomene
een wel heel zonderling reisgenoot, wien§
raadselachtige identiteit jarenlang stof zou
geven tot de zotste onderstellingen. De zoo
genaamde onthullingen omtrent af- en her
komst van het geheimzinnige personage
vulden boekdeelen, leverden den opzet voor
romans en brachten eerwaardige historici in
de pijnlijkste verwarring.
Wie was de „man met het ijzeren masker"?
Voor een overzicht van de controleerbare
feiten zorgde, zonder te weten hoe waardevol
zijn aanteekeningen later zouden zijn, een
luitenant des Konings, Etienne du Junca, be
last met de bewaking der Bastille. Deze offi
cier placht loffelijker gewoonte een ge-
vangenisrol, een soort journaal dus, bij te
houden waarin hij op Donderdag 18 Septem
ber 1689 melding maakte van de aankomst
van den nieuwen gevangene, dien de gou
verneur onder speciale bewaking had mee
gebracht: den man met het masker, voor
wien de Junca volgens nadrukkelijke op
dracht van den gouverneur in den toren van
dc Bertandicre een vertrek in gereedheid had
moeten brengen. Dc gouverneur belastte zich
een zeldzaam voorval persoonlijk met
de insluiting van den gevangene. De naam
van den gemaskerde werd in tegenstelling tot
den regel, in de registers van de Bastille niet
ingeschreven. De aanteekeniing had eerst
plaats bij zijn dood, ruim vijf jaar later.
Marchioly, onder welken naam de overledene
werd vermeld, zou 45 jaar oud gewor
den zijn. Na bijwoning van de mis was hij
plotseling onwel geworden en kort daarna
gestorven. Reeds den volgenden dag, met on-
gewonen spoed dus, werd z'n stoffelijk over
schot op het kerkhof Saint-Paul ter aarde be
steld. Aldus luidden de sobere gegevens der
archieven.
Neen dat dc mysterieuze gevangene in
derdaad Marchioly geheeten zou hebben ge
loofde niemand, zelfs de nauwgezette Du
Junca waarschijnlijk niet. Het moest een man
van hooge afkomst zijn geweest, dat stond
vast. Vanwaar anders de bijzondere onder
scheiding waarmee de gemaskerde altijd werd
behandeld? Maar waarom al die geheim
zinnigheid: het verzwijgen van zijn waren
naam, de scherpe bewaking, dat vreemde
masker dat trouwens niet van ijzer maar van
fluweel was)? Aanlokkelijker stof voor sen
sationeele fantasieën, wonderlijke gissingen,
avontuurlijker romans kon men zich moei
lijk denken. Ei- werd een dankbaar gebruik
van gemaakt.
Men fantaseert
TV/jT ADAME Palatine, schoonzuster van Lo-
•ryjLdewijk XIV, wist te vertellen, dat de ge
vangene onafgebroken werd bewaakt door
twee musketiers, die de opdracht hadden hem
onmiddellijk neer te schieten zoodra hij het
zou wagen zijn masker af te nemen. In een
tweede epistel meende deze briefschrijfster
een wonderbaarlijke onthulling te doen, toen
zij de stelling opwierp dat de gevangene wel
een Engelsch edelman zou zijn, die betrokken
was geweest bij een samenzwering tegen
Koning Willem III en geheimzinnig moest
sterven, opdat deze vorst nimmer zou weten
wat er van den Lord was geworden.
Dwaze fantasieën. Maar die van het publiek
wapen nog heel wat wilder: de „man met het
masker" zou door Saint Mars, den gouver
neur der Bastille, nooit anders zijn aange
sproken dan staande, met den hoed in de
hand. En wat nóg teekender was: hij zou
den gevangene bij de maaltijden persoonlijk
hebben bediend en dat nog wel van zil
veren schalen.
Père Papin vertelt in zijn „Histoire de Pro
vence", hoe een der fraters onder het raam
van den gevangene eens iets wits in het water
zag drijven. Het bleek een hemd te zijn van
het fijnste linnen, dat dicht beschreven was.
Onmiddellijk bracht de frater zijn vondst bij
den gouverneur, die hem onthutst vroeg of
hij mogelijk gelezen had wat op het hemd
geschreven stond. De brave frater, die daartoe
niet eens den tijd had gehad, kon met een ge
rust geweten verklaren, dat hij er geen kennis
van had genomen. Niettemin vond hij twee
dagen later op geheimzinnige wijze den dood.
Belangrijker dan deze proeven der op sen
satie beluste verbeelding waren de aanteeke
ningen, die Vader Griffit, aalmoezenier der
Bastille, maakte. Na diens zeggen zouden alle
goederen van den gevangene: kleeren, ma
tras,, lakens en sloopen, dadelijk na zijn dood
zijn verbrand. De muren van het vertrek
werden opnieuw gewitkalkt en alle tegels door
nieuwe vervangen, zulks om te voorkomen,
dat de overledene eenige aanwijzing omtrent
zijn identiteit zou hebben achtergelaten. Dit
verhaal scheen aan waarschijnlijkheid te
winnen toen het door een majoor der Bastille,
Chevalier genaamd, werd bevestigd. Toender-
tijd kon men nog niet weten, dat Chevalier z'n
kennis geput had uit de schrifturen van vader
Griffet.
Trouwens, was men inderdaad zoo be
vreesd geweest voor het uitlekken van „het
geheim", men zou den gemaskerde z'n ge
vangenschap niet een tijdlang hebben laten
deelen met twee mede-gestraften: een ze
keren Marar.ville een oud-officier, die latei-
naar Chnreton werd overgebracht, waar hij
genoegzaam met de buitenwereld ln verbin
ding stond om gegevens over het mysterie te
verstrekken; en Dominique Tirmont. een
obscuur kereltje, dat later zelfs uit het ge
vang ontslagen werd.
Maar men fantaseerde er zoo lustig op los
dat alleen al het raadplegen van de lijst der
personen die zich achter het masker heetten
te verbergen, een kostelijk vermaak is. Hier
volgt een bloemlezing: de hertog van Mon
mouth, bastaard van Karei II; Avédick, de
Armeensche patriarch van Constantinopel en
Jeruzalem, wiens opsluiting door de Jezuï-
ten bewerkstelligd zou zijn; Francois de Ven-
dóme, hertog de Beaufort; de opper-inten-
dant van financiën Fouquet, die trouwens
voor z'n malversaties in de citadel van Pig-
nerol boette; Molière, omdat de Jezuïten zich
op hem wreken wilden vanwege z'n „Tartuf-
fe"; de jeugdige graaf de Kéroualze, die on
der den admiraal de Beauford had gestreden;
de spion en gifmenger Oldendorf uit de EI-
zas; Generaal Labbé de Bulonde, dien mi
nister Louvois wegens verregaand plichts
verzuim zou hebben doen inkerkeren
Maar de fraaiste en geruchtmakendste ont
hulling, later door den beroemden Dumas op
gerakeld. was wel die van den grooten Vol
taire en vormt een geschiedenis op zich zelf.
Voltaire doet onthullingen.
m
TTN 1745 verscheen van de hand van een
JL overigens onbeduidend schrijfster, Ma
dame de Vieux-Maisons. een roman onder
den titel „Mémoires", een bijdrage tot de ge
schiedenis van Perzië, waarin ook de man
met het ijzeren maker een rol speelde onder
den naam van Hertog de Vermandois. Vol
taire. wiens aandacht door deze pennevrucht
op het mysterie van het masker viel, was er
juist de man naar het vuurtje nog wat aan
te blazen. Allereerst had hij zeer levendige
herinneringen aan zijn eigen insluiting in de
Bastille: maar bovendien was zoo'n zonder
ling raadsel een te welkome aanleiding tot
allerhande toespelingen, om het niet dank
baar uit te buiten. In zijn „Eeuw van Lode-
wijk XTV" pleegde hij dan ook den eersten
aanslag op de menschelijke nieuwsgierig
heid: de geheimzinnige gevangene werd er
beschreven als een forsche gestalte, jong en
van een edel en schoon uiterlijk dat echter
verborgen moest blijven achter een masker,
waarvan de kinband van stalen veeren was
voorzien. Hij zou bijzonder talentvol de
guitaar hebben bespeeld en een tweede
merkwaardigheid een opvallende voorlief
de voor kostbaar ondergoed met kantwerk
aan den dag hebben gelegd. Op een dag, zoo
vertelt Voltaire, gelukte het hem, uit een
venster een zilveren bord, waarop hij met z'n
mes mededeelingen had gekrast, in een juist
passeerende boot te werpen. Een visscher
haastte zich het voorwerp aan den gouver
neur Saint-Mars ter hand te stellen. Nau
welijks zou Saint-Mars het schrift hebben
ontcijferd of hij vroeg den visscher of hij
gelezen had wat er op het bord stond ge
krast. De argelooze hengelaar kon verzeke
ren, dat hij niet eens het alphabet kende. Pas
toen de gouverneur enkele dagen later de on-
omstootelijke bewijzen in handen had. dat de
visscher waarheid had gesproken, werd hij
op vrije voeten gesteld met de woorden: „Ga,
en wees dankbaar dat ge niet lezen kunt...."
De Chamillart, de laatste minister die het
jeheim van den gemaskerde gekend kon
hebben, zou op z'n sterfbed door zijn schoon
zoon zijn gesmeekt het mysterie te onthul
len; maar een eed moet den stervende be
let hebben zelfs de geringste toespeling te
maken.
Zoo keuvelde Voltaire; maar den naam
van den onbekende noemde hij nog niet; de
ontsluiering bewaarde hij tot een latere ge
legenheid. In den eersten druk van z'n
„Questions sur l'Encyclopédie" maakte hij
z'n lezers nog nieuwsgieriger door te vermel
den. dat de voortdurende gezichtsbedekking
noodig was geweest om een al te treffen
de gelijkenis te verbergen. Een gelijkenis
met wien dan toch? Men giste, men ried
tot Voltaire in den tweeden druk de zoo be
geerde opheldering verschafteeen ge
lijkenis met een tweelingbroeder van Lode-
wijk XIV, den Franschen koning.
Ziezoo, de ontknooping was er. Baron von
Gleichen maakten den roman nog wat
fraaier door te beweren, dat de gemaskerde
de eigenlijke Lodewijk XIV was geweest, ter
wijl de plaats van het koningskind werd in
genomen door een bastaardzoon der Ko
ningin.
Maar daarmee was het mysterieuze ver
haal nog niet ten einde gefantaseerd. Tij
dens zijn gevangenschap op de eilanden van
Sainte-Marguérite zou de verdreven konings
zoon zijn gehuwd met de dochter van een
zijner bewakers. Het uit dezen echt geboren
kind werd in alle heimelijkheid naar Corsica
gebracht en onder de hoede gesteld van een
vertrouwd persoon met de opdracht, het een
zorgvuldige opvoeding te geven, omdat het
van goede huize van „bonne-part" of, in het
Italiaansch, „buona parte" was. Buonaparte
Napoleon: was daarmee de koninklijke
afstammeling van den Franschen keizer niet
zonneklaar bewezen?
Inmiddels bi'aeht een brief van een ach
terneef van Saint-Mars aan den hoofdre
dacteur der Année littéraire in zoover eenig
nieuw licht in de duistere affaire, dat er geen
twijfel meer kon bestaan of de gemaskerde
was destijds in gezelschap van den nieuwen
gouverneur, op diens reis van Sainte-Mar
guérite naar Parijs, onder strenge bewaking
naar de hoofdstad gekomen. De briefschrij
ver wist aan te toonen, dat Saint-Mars op
zijn doorreis den nacht had doorgebracht op
z'n kasteel de Palteau. In een door tallooze
ruiters geëscorteerde draagbaar kwam de
gemaskerde aan. Gedurende den maaltijd zat
hij met den rug naar het venster, zoodat de
voorbijgaande landarbeiders den vreemden
gast niet in het gezicht konden zien. Wel
had men duidelijk waargenomen dat de gou
verneur aan tafel twee pistolen naast zijn
couvert had. Den volgenden dag had men
den gevangene op de binnenplaats heen en
weer zien loopen. Het moest een rijzige ge
stalte zijn geweest met.sneeuwwitte ha
ren; het masker liet alleen den mond vrij.
Ook dit epistel anno 1768, 65 jaren dus na
den dood van den raadselachligen gevan
gene geschreven, onthulde niets omtrent
diens identiteit, tot groote ingenomenheid
van alle vrienden van het mysterie, die hun
verbeelding den vrijen loop konden laten.
De „ontmaskering".
Een nadere uiteenzetting over den
gewijzigden toestand.
Roem
door J. L. LODEWIJKS.
ET pas verschenen werk van den be
roemden schrijver Ronald Donald, dat
veertien dagen geleden van de pers
was gekomen, was een éclatant succes
geworden, zoowel bij de critici als bij het pu
bliek.
Eerstgenoemden putten zich uit in de fraai
ste loftuitingen en waren daarmee, zoo royaal
geweest, dat zij, die hun critieken niet in de
eerste week na het verschijnen hadden ge
schreven, niets nieuws meer wisten te zeggen.
Alle adjectieven van: „het gamma der men
schelijke hartstochten op een onovertrefbare
wijze geschilderd", „het beste van het beste",
,met nooit gekend talent geschetst", tot: „dit
werk zal nooit meer door eenigen auteur kun
nen worden verbeterd", waren gebruikt, zoo
dat de latere beoordeelaars wanhopig zochten
naar nog niet door anderen gepubliceerde uit
drukkingen een zoeken, dat bij voorbaat
vruchteloos was te noemen, daar werkelijk
reeds in de eerste week alles was gezegd, wat
gezegd kon worden.
En al die bewondering stroomde Donald's
huis binnen: groote pakken critieken, met
rood of blauw potlood aangestreept, uit cou
ranten, tijdschriften, weekbladen, maandbla
den enz., werden hem door twee knipselbu-
reaux thuis bezorgd. Vijf secretaressen waren
den heelen dag bezig de stapels te schiften en
in het archief te bergen, alleen het aller
belangrijkste voor den auteur bewarend
dat slechts dat hem nog interesseerde.
Zijn roem was immers zóó groot, dat vol
gens hem maar weinigen in staat waren hem
"IpERST tegen het einde van de 18de eeuw
-^brachten verschillende naspeuringen
publicaties, welker geloofwaardigheid thans
afdoende is aangetoond, een volledige ophel
dering. De „man met het ijzeren masker'
was Graaf Mattioli, staatssecretaris van
den hertog van Mantua.
Ziehier een beschrijving van den waren
loop der gebeurtenissen:
Na den dood van de Mazarin in 1661 werd
onder leiding van Minister Louvois, de sluwe
diplomatie van den Kardinaal meer en meer
vervangen door een agressieve machtspoli
tiek. Frankrijk wenschte onder meer zijn in
vloed in Noord-Italië te vergrooten en zag
met begeerige blikken naar Casal, de hoofd
stad van Montferrat, waarvan Karei IV de
Gonzaque, Koning van Mantua, markies
was. Een losbol was dat, die Karei IV, die de
staatsgelden verbraste met obscence feesten
en zich niet ontzag de inkomsten der Kroon
aan een woekeraar in pand te geven.
De Fransche ambassadeur d' Estrades
achtte het, Karel's financieelen nood ken
nend, zeer wel mogelijk het begeerde Casal te
veroveren zonder een droppel bloed te ver
gieten. Men behoefde slechts den spilzieken
Koning een flinke som gelds te bieden. Maar
daarbij zou de medewerking van 's Ko
nings secretaris, Graaf Mattioli, onontbeerlijk
zijn. En Mattioli was een moeilijk onder schot
te krijgen wild. Hij stond bekend als een zeer
ambitieus man en was daarenboven in
hooge mate intelligent, wat wel was gebleken
uit zijn benoeming tot professor aan de Uni
versiteit van Bologna op den leeftijd van 20
jaar.
d'Estrades' plan lukte wonderwel. Mattioli
kwam naar Parijs om de acte te teekenen en
ontving daarbij uit handen van den Koning
Lodewijk XIV niet alleen een belangrijke som
gelds, maar, als blijk van buitengemeene
erkentelijkheid, een zeer kostbare diamant
bovendien.
Enkele maanden later, kort voordat een
Fransch gedelegeerde in Italië de acte met
zijn handteekening zou bezegelen, bleek dat
de waarde graaf verschillende Europeesche
hoven met de onderhandelingen op de hoog-
HAARLEM Dinsdag.
Het vraagstuk van de toelating (en uitwij
zing) van vreemdelingen in ons land heeft
naar ons blijkt uit vele bij ons ingekomen
sympathie-betuigingen met ons hoofdartikel
van j.l. Maandag, veler belangstelling. Zeer
velen vragen zich af: wat gebeurt er nu met
de vreemdelingen die op de lijst staan van de
genen die in aanmerking komen om over de
grens te worden gezet.
Elders in dit nummer wordt medegedeeld,
dat de Nederlandsche regeering alsnog een
wijziging gebracht heeft in de bepalingen om
trent de toelating van vreemdelingen in ons
land.
Zooals men weet heeft de regeering met in
gang van 7 Mei bepaald, dat er geen vreem
delingen in ons land meer worden toegelaten
(een enkele uitzondering daargelaten) anders
dan om hier kort te verblijven, hetzij om
vacantie door te brengen, familie te bezoeken
zaken te doen, enzoovoort. Tegelijkertijd werd
toen bekend gemaakt, dat de vreemdelingen
die om andere redenen na 1 Maart 1938
ons land gekomen waren in aanmerking kwa
men om uitgeleid te worden.
Nu heeft de regeering een nieuwe circulaire
uitgevaardigd waarin de mogelijkheid wordt
geopend een uitzondering te maken voor
vreemdelingen die in het tijdvak 1 Maart7
Mei 1938 in ons land gekomen zijn. De be
doeling, daarvan is, zoo wordt gemeld, een
extra-harde uitwerking van de terugwer
kende kracht tot 1 Maart te voorkomen. Deze
kon men zich aldus de omschrijving
onder meer denken in het geval dat iemand
reeds vóór 1 Maart zoowel elders (n.l. in het
land waar hij vandaan komt) als tevens hier
te lande alle mogelijke maatregelen met het
oog op vestiging overeenkomstig de toen ten
onzent geldende voorschriften had getroffen.
Met het gevolg dat indien t.a.v. den be
trokken vreemdeling toch de datum van
Maart zou gelden, hij eigenlijk doordat hij
mede was afgegaan op hetgeen destijds in
Nederland rechtens gold. thans volkomen
vast zou zijn geloopen, eenerzijds door bijv.
reeds hier een woning gekocht of gehuurd
anderzijds in het land dat hij zou verlaten
zijn werkkring en bezittingen geliquideerd te
hebben.
Het is niet uitgesloten, dat ln zoodanig ge
val de fatale datum van 1 Maart geen toe
passing zou vinden: dit ware zoowel denk
baar ten aanzien van iemand, die reeds hier
gevestigd is als van iemand die hier nog niet
vertoeft maar wel reeds sinds lang alle voor
bereidende maatregelen in overeenstemming
met de Nederlandsche maatregelen had ge
troffen.
Naar wij van dc politie te Haarlem
vernemen, zijn er te Haarlem 7
vreemdelingen die na 1 Maart en voor
7 Mei 1938 gekomen zijn.
Dit zijn dus personen die allen onder
de nieuw gemaakte uitzonderings
bepalingen zouden kunnen vallen.
Het is evenwel niet zeker, dat zij alsnog
verlof kunnen krijgen om hier te blijven. Elk
geval zal afzonderlijk onderzocht worden om
te beoordeelen of het valt onder de nieuw uit
gekomen bepalingen. De politie had nog al
leen uit de pers daarvan kennis genomen zoo
dat zij den volledigen tekst van de nieuwe
circulaire nog niet kent. Eerst als men dien
heeft kan de quaestie nader onder oogen ge
zien worden.
De 7 vreemdelingen die te Haarlem na 1
Maart gekomen zijn kwamen uit Duitschland,
de meesten zijn Joden.
meer I
Als de politie uw fiets zonder
achterlicht ziet
óf r als 'n automobilist u
niet mocht zien
Dan kan u dat duur te staan
komen, terwijl u voor 'n paar
kwartjes klaar kunt zijn 11
Maar let op 't„RIJKSKEUR"l
DAARTOE BENT U VERPLICHTll
Ronald Donald Jr. heeft een exemplaar van
het boek gevonden en 't mee naar de kinder
kamer genomen. Daar gaat hij ermee op den
grond zitten, slaat het open. Hij zoekt plaatjes
prentjes, en vindt letters, letters, ruim drie
honderd bladzijden achtereen. Dan begint hij
aan „het beste van het beste" te trekken,
stoort zich niet aan de „op onovertrefbare
wijze geschilderde menschelijke hai'tstoehten"
en scheurt tot er van de ..Volle beurzen" nog
maar losse bladen over zijn. Die warrelen nu
door de kamer, worden versnipperd, in de
hoogte geworpen en dalen als een papieren
regen neer. Als zijn vader binnen komt, blaast
hij hem twee volle handen snippers in het
;ezicht
Nu zit Ronald Donald voortaan, als hij maar
even de kans krijgt, boeken kapot te scheuren,
tenzij er plaatjes in staan. Daarnaar kan hij
uren zitten turen, vooral als het prentjes zijn
van jonge lammetjes of veulens, die onbezorgd
in de weide ronddartelen. De dokter zegt dat
want in een hü totaal ongevaarlijk is, maar heeft ten
oogenblik zou hij onder den voet zijn geloopen strengste verboden met hem te spreken over
om- i door de duizenden, die voor zijn deur vochten i roem of beroemdheid.
om zijn handteekening. Het vleide hem wel.
maar waarom waren er geen tienduizenden, (Nadruk verboden. Auteurs-
honderdduizenden?Ji rechten voorhehoutienj -
nog nieuwen luister te geven. De roem, waar
voor hij zijn heele leven had gewerkt, waar
voor hij zich steeds grooter krachtsinspanning
had getroost, had beslag op hem gelegd. Nog
nooit waren zulke vleiende critieken versche
nen als thans op „Volle beurzen", maar het
had hem niet volkomen kunnen bevredigen.
Zijn boek was meer dan „the best seller", het
vloog letterlijk de deur uit, en ondanks de
ontzaglijk groote oplagen was men nu reeds
aan den vijfden druk toe. doch ook hier bleef
te wenschen over. De beurzen van zijn uitge
ver en van hem dreigden over te loopen, maar
toch was Donald niet geheel tevreden. Elk
oogenblik kon de verschijning van zijn roman
in zes en twintig landen tegemoet worden ge
zien, hij dacht aan andere landen, aan wie de
rechten nog niet tegen een exorbitant hoog
bedrag waren verkocht. Op straat kan hij zich
voorloopig niet meer vertoonen.
te had gesteld en dus zoowel zijn Koning als
Lodewijk XIV had bedrogen.
De woede van het Fransche hof over deze
trouweloosheid was zoo hevig, dat het voor
stel van d'Estrades, den Graaf voor goed on
schadelijk te maken, werd aanvaard, zij het
dan ook op voorwaarde dat de arrestatie en
het gevangenschap zoo min mogelijk opzien
zouden baren.
Zoo gebeurde het dat Graaf Mattioli, die op
listige wijze naar Frankrijk was gelokt, z'n
karos plots omgeven zag door talrijke gewa
pende mannen, die hem. gemaskerd, in ver
zekerde bewaring stelden. De Fransche diplo
matie had zich gewroken: Mattioli was van
het tooneel verdwenen.
Maar na z'n roemloozen dood leefde de
graaf voort in de geruchtmakende legende
van den man met het ijzeren masker, wiens
verborgen identiteit ruim een eeuw lang de
verbeelding zou prikkelen tot de kostelijkste
fantasieën, die in het curiositeitenkabinet
der Fransche geschiedenis bewaard zijn ge
bleven.
C. J. E. DINAUX.
In huis leefde eigenlijk slechts één mensch:
hij, Ronald Donald, beroemder dan wie ook,
eerzuchtiger dan iemand ter wereld. Roem,
lof, verheerlijking kon hem nooit genoeg wor
den gebracht. Nooit was het voldoende. Hij
wenschte somtijds zelf roem te zijn, dan zou
er misschien niets meer te verlang'en zijn, zou
hij waarschijnlijk ook bevrijd worden van den
druk steeds beter werk te moeten leveren. En
heel even had hij reeds gedacht, dat hij „Volle
beurzen" niet meer zou kunnen overtref
fenI
Er is o.a. een geval bij van iemand die plan
gemaakt had zich hier te vestigen en verschil
lende voorbereidingen daartoe getroffen had.
Zijn meubels staan nu aan de grens. Er was
al beslist, dat die Duitscher uitgeleid zou wor
den, waarom ook zijn meubels niet waren
doorgelaten.
Het is nu misschien mogelijk alsnog aan den
betrokkene vergunning te geven hier te blij
ven. In dat geval mag hij ook zijn meubels
over de grens laten komen.
De politie hield en houdt zoo werd ons
verzekerd ernstig rekening met de voor
schriften uit Den Haag. dat geen vreemdelin
gen worden uitgeleid die in hun eigen land met
lijfsgevaar bedreigd worden. Het is steeds de
gewoonte geweest als een vreemdeling be
zwaar maakte om uitgeleid te worden te in-
formeeren naar den grond van zijn bezwaar.
Na een onderzoek werd daarover aan den
Procureur-Generaal te Amsterdam gerappor
teerd. Deze verstond zich dan met den Minis
ter. Als er aanleiding was om ook in het be
trokken land informaties in te winnen werd
dit gedaan, want 't is steeds de bedoeling ge
weest om geen personen uit te wijzen die ge
vaar voor hun leven liepen.
In het algemeen bleek evenwel, dat in veel
gevallen de betrokken vreemdelingen de ge
varen overdreven hadden. Er is namelijk ko
men vast te staan zoo verklaarde de politie
ons dat politieke personen, die verklaarden
bang te zijn voor hun leven, alleen kans be
liepen in een concentratiekamp te worden
opgesloten. Die bedreiging valt evenwel niet
onder de ministerieele aanduiding „lijfsge
vaar" en daaraan moet de politie zich houden.
Personen die na 7 Mei 1938 in ons land ge
komen zijn, moeten als hun kort verblijf hier
afgeloopen is en zij niet vrijwillig vertrekken
uitgeleid worden. De Minister heeft aan de
politie verzocht daarop nauwlettend toe te
zien. Onder de categorie behoort zoo ver
volgde onze zegsman zijn mededeelingen
een vreemdeling die na 7 Mei over de grens
ekomen was onder het opgeven dat hij hier
voor zaken kwam. Op zijn pas was dit ook
aangeteekend. Nu blijkt evenwel, dat hij
hier bezig was zich te vestigen en dat mag
de politie hier. krachtens de rijksvoorschrif
ten, niet toelaten, zoodat die man uitgeleid
moet worden.
In het Taarlemsche Huis van Bewaring
heeft een vreemdeling uit angst, dat hij
over de grens gezet zou worden een poging tot
zelfmoord gedaan. Mr. P. Tideman te
Haarlem interesseert zich voor dit geval. Hij
hoopt alsnog voor dien Duitscher toestem
ming te kunnen verkrijgen in ons land te
mogen blijven. De hoop daarop acht hij groo
ter geworden nu de Tegeering haar maatrege
len wat verzacht heeft. Het eigenaardige is,
dat die man al een jaar in ons land was, zoo
dat op hem niet de circulaire van 7 Mei j.l.
kon slaan, die immers gewaagde van uitgelei
de doen van personen die hier na 1 Maart 1933
gekomen zijn.
De bijzondere omstandigheden van den
Duitscher moest de heer Tideinan nog nader
onderzoeken. Hij wist nog niet of de Duitsche
regeermg de uitlevering van dien Duitscher
gevraagd heeft voor een of ander delict. In
zoo'n geval moet er een uitleveringsprocedure
voor de rechtbank gevoerd worden. De politie
te Zaandam pakte den man op omdat toe
vallig (bij het onderzoek naar een verkeers
ongeluk) aan het licht kwam dat hij in ons
land verbleef zonder pas.
Hij is daarop op 30 April naar het Huis van
Bewaring te Haarlem gebracht, waar hij in het
begin" van Mei een poging tot zelfmoord deed.
Toch politieke gisting in Mexico?
MEXICO-STAD, 17 Mei. Niettegenstaan
de verscheiden dementi's van officieele zijden
vermeerderen zich te kenteekeningen, dat er
onlusten bestaan.
Nadat het garnizoen van den staat San Luis
Potosi werd versterkt worden thans dergelijke
maatregelen in den naburigen staat Guana-
jato getroffen. Doordat de autoriteiten
de spoorlijnen hoofdzakelijk voor militair ver
voer gebruiken is het goederenverkeer op
verschillende lijnen aanzilenlijk vertraagd. De
minister van oorlog, Manuel Camacho, die
tegenover United Press toegaf, dat er verster
kingen naar San Luis Potosi waren gezonden
verklaarde, dat het aantal dier troepen niet,
zooals de buitenlandsche pers verluidt 20.000
man zou bedragen doch veel geringer is.
Generaal Cedillo verblijft op het oogenblik
op zijn bezitting in San Luis Potosi en staat
onder controle der regeering. Als reden voor
de militaire maatregelen der regeering gaf de
minister „locale wrijvingen en wrijvingen
onder arbeiders" op. Hij voegde daaraan toe:
.Mocht het werkelijk tot onlusten komen dan
is de regeering daarop voorbereid. 53.000 man
goed gedrilde soldaten staan ter beschikking
der regeering. Daarbij komen nog 500.000 man
reservisten uit kringen van arbeiders en boe
ren".
President Carenas heeft aan een lunch
aan journalisten medegedeeld „Generaal Ce
dillo is niet in opstand gekomen. De geruch
ten over onlusten in den staat van San Luis
Potosi zijn valsch en de vrees daarvoor is
ongegrond".
(United Press)
Havas meldt nog, dat de nieuwe geruchten
over een „staatsgreep van fascistische strek
king met buitenlandsehen steun" ditmaal hun
oorsprong vonden in de op 14 Mei verrichte
arrestatie van zes Amerikaansche vliegers, die
er van beschuldigd worden vliegtuigen naar
Mexico te hebben overgebracht. De bestem
ming dezer vliegtuigen was Las Palomas (San
Luis Potosi). Eerst meende men, dat deze
vliegtuigen bestemd waren om naar Spanje te
worden uitgevoerd, doch thans acht men het
waarschijnlijker, dat zij bestemd waren voor
generaal Saturnino Cedillo, die eigenaar is van
een „estancia" te Las Palomas.
Overigens schijnt, zoo vervolgt Havas, on
danks het officieele dementi uit Mexico be
vestigd te worden, dat buitengewone maat
regelen werden genomen in den staat San
Luis Potosi, waar een soort staat van beleg
zou zijn afgekondigd, daar de regeering van
de gelegenheid wenschte gebruik te maken
om de aanhangers van generaal Cedillo te
ontwapenen.
Ten opzichte van de gearresteerde vliegers
wordt een zeer groot stilzwijgen in acht geno
men.
Men weet slechts, dat een hunner te New
York werd gearresteerd en de vijf anderen te
Houston (Texas). Houston bevindt zich op on
geveer 1000 K.M. van den staat San Luis
Potosi.
Men meent te weten, dat generaal Cedïilo
het bevel zou voeren over ongeveer 18.000 ge
wapende voeren, waartegenover de regeering
maatregelen heeft genomen om den staat San
Luis Potosi te verdedigen tegen aanvallen uit
-*e lwtfxfc.