ZONDERLINGE LEVENS
Nederlandsche activiteit te Parijs.
Litteraire
Kantteekeningen.
Dag in dag uit
ZOOALS Goethe Doctor Faust beschrijft
in diens hooggewelfd gothisch stu
deervertrek,
Waar zelfs het lieve zonnelicht
Droef door gekleurde ruiten zicht,
Beëngd door eenen boekenlast,
Die wormen schenden, stof bedekt,
Die, tot aan de zold'ring opgetast
Door vuil papier wordt afgedekt,
Met glazen, doozen overal,
Met instrumenten opgepropt.
zoo vorschte omstreeks 1530, in z'n spelonk
achtig laboratorium, ver van de ij dele verma
ken der luchthartige menschenkinderen een
magister, een meester in de geneeskunst,
wiens naam in de Europeesche landen met
zeer gemengde gevoelens uitgesproken werd
Hier heette men hem een toovermeester, die
wonderlijke redding bracht waar andere aes-
culapen faalden; daar sprak men van een ge
vaarlijken zonderling, een dronkelap, wiens
beuzelachtig gepraat de eer en het aanzien
der doktoren schaadde
Paracelsus.
Paracelsus noemde hij zich, met een ver
haspelde latiniseering van zijn eigen naam,
Paracelsus, wiens bijtende spot de eerwaardige
geleerden der Bazelsche faculteit nog lang in
de ooren klonk, nadat de rebelsche nieuwlich
ter naar andere oorden was getrokken.
Een nieuwlichter ja zoo noemde men dien
Paracelsus, één die leven en rijkdom, eer en
aanzien veil had voor den strijd tegen het bij
geloof, waarmee de geneeskunst zoo menig
eeuw al was doortrokken.
Geloofde men niet aan tooverspreuken en
amuletten? Meende men sinds onheugelijke
tijden niet de ischias met trompetgeschal en
de jicht met fluitspel te kunnen verdrijven?
Was er niet de zoogenaamde sympathische ge
neeskunst, volgens welke om maar een
voorbeeld te noemen de bijl die een hand
verwondde zorgvuldig met zalf werd bestre
ken en wèl verbonden in de kast werd opge
hangen, waarna de wond vanzelf genas?
„Wonderzalf" werd dat genoemd, „usnea,
dat mosch is, gewassen op het hoofdscheel
van één, die gehangen of geen natuuriicke
doodt gestorven is, en mensehenbloedt, van
elk 2 oneen", vermengd met de zonderlingste
bestanddeelen als lood, reuzel en lijnolie. En
dat heette geneeskunst! Paracelsus had het
den kwakzalvers van aesculapen in de ooren
geschreeuwd dat ze ezels waren en hun kunst
alleen bestond uiteen grooten mond en
de noodige snoeverij. „Als toevallig", zoo he
kelt Paracelsus, „een zieke door hen wordt ge
zond gemaakt, beroemen zij zich er tien jaren
later nog op, alsof die zieke niet zonder hen
hersteld zou zijn!"
Hij zou het hun wel bewijzen, dat hij niet
snoefde toen hij hoonde, dat zijn schoenve
ters meer wisten dan heel die geleerdenbent
van heelmeesters en alchemisten, wier kennis
van minder begaafdheid getuigde dan "één
haar van zijn baard.
Voor de oogen der medische studenten had
hij in zijn overmoed een groote autodafé aan
gericht, in welks vlammen de geschriften
van zijn voorgangers met al hun dwaalleer
stellingen, in rook opgingen. Gelijk die rook,
verklaarde Paracelsus profetisch, zou ook het
leed der menschheid ééns vervliegen.
Goud
N zijn duistere laboratorium kookte en
-1 dampte het als in een heksenkeuken: in
retorten en kolven bracht Paracelsus de
vreemdsoortigste stoffen samen, op zoek naar
chemische geneesmiddelen die de verstoorde
harmonie tusschen de drie elementen waaruit
heelal en mensch waren opgebouwd: kwik,
zwavel en zout, zouden kunnen herstellen.
Heel heimelijk hield Paracelsus, nu eens ge
bogen over oude folianten, dan weer koorts
achtig retorten hanteerend, zich bezig met
een gansch ander onderzoek. Want zoo ver
licht kon hij niet zijn, of het geloof in het be
staan van een Steen der Wijzen, in een „pana-
cée des levens" was ook hem niet vreemd.
Geen land zoo ver, geen eeuw zoo oud of het
goud, dat wonderbaarlijkste van alle metalen
der aarde, lokte. Bezat niet al Sarah, de vrouw
van Abraham, een edelsteen waarin het ge
heim der goudbereiding stond gegrift? En
Hermes Trismegistos, die mystieke Egypte
naar, had hij niet aangeduid waar de Steen
der Wijzen verborgen lag? Eens had Alexan
der de Groote dio aanwijzing gevolgd en in
een grot bij Hebron den wondersteen gevon
den. Het Groot Recept, waarheen had de
wind het gedwarreld? Jason en zijn Argonau-
ten trokken uit om het Gulden Vlies, dat
schaapsvel waarop het alchemistisch geheim
beschreven stond, on te sporen. Misschien, zoo
meenden zij, was het wel gespaard gebleven,
toen Keizer Diocletianus al de schrifturen, die
op het'goudmisterie betrekking hadden, liet
verbranden. Misschien
Bernardo Trevisano had kort voor Paracel-
sus' geboorte veler heeren landen doorkruist
om het gewaar te worden. Meer nog: hij be
zocht de beroemde goudzoekers van Europa:
hij bestudeerde de werken van de oudste ge
leerden en alchemisten; hij mengde m z'n
met verstikkende gassen doortrokken werk
plaats eierschalen met de mest van schim
mels, aluin met vitriool, bloed en alcohol, zil
ver en kwik, ijzer en azijn, ja wat niet al
hij zocht zeventig jaren van zijn leven naar
den lapis philos'onhorum. naar den Steen der
Wijzen die, zooals Paracelsus schreef, het
menschelijk lichaam van alle ziekten reinigen
kon, en hij stierf „zoo wijs als in 't begin he-
^Duister waren de aanwijzingen, die Paracel-
sus, waarschijnlijk in het jaar van zijn dood,
wereldkundig maakte. „Wie geroepen is de
juiste deur te openen waarachter de steen der
wijzen verborgen liet.. *al daar, tezamen me4
aridere edelsteenen een karbonkel vindenhij
ligt in een door m en s'-benbanden gemaakt
kistje, de sleutel ligt er boven op, in een gou
den kist en .deze weer in een zilveren, en de
PARACELSUS.
zilveren weer in een tinnen kist gesloten
Was deze voorspelling symbolisch bedoeld?
Of was het toch de magiër in hem die sprak?
Een begaafd kind.
¥N het Zwitsersche Einsiedeln werd hij ge
boren, Paracelsus, waarschijnlijk in No
vember 1493. Philippus Arelius Theophrastus
Bombastus von Hohenheim werd hij gedoopt.
Het was een zwak, in hooge mate rachitisch
kereltje, kind van een ernstig arts en een lief
derijke moeder die haar eenigen spruit met de
teederste zorg omringde en zoo voor het le
ven poogde te behouden.
Toen zij, jeugdig nog, overleed, verhuisde
de beproefde vader von Hohenheim naar Vil
lach, waar hij zijn dokterspraktijk met alle
nauwgezetheid die de geneeskunst van Gale-
nus hem veroorloofde. uitoefende. Theophras-
tus groeide op onder de hoede van zijn vader,
die hem grondig onderwees in de alchemisti
sche wijsheid van zijn tijd, in de rijke kennis
van zijn ervaring en in de plantenpharmacie,
van welker onvolledigheid Theophrastus zich
op z'n talrijke zwerftochten door de dalen met
hun zeldzame flora overtuigen kon.
In de bibliotheek van zijn vader, zoo wel
voorzien van werken der beroemdste alche
misten en heelmeesters, kon hij z'n weetgie
righeid naar hartelust bevredigen. Tijdens de
ze uren van verzonken-zijn in wat de eeuwen
aan medische kennis hadden vergaard, trok
ken de leerstellingen in bonte mengeling van
bijgeloof, onkunde en wetenschap, van astro
logie, alchemie en de zoo nauw verwante
zwarte kunst, aan zijn geestesoog voorbij.
Maar wie hem van al die schrijvers het
naast aan het hart lag, was de abt Johannes
Tristhemius, astroloog en alchemist; later, in
Würzburg, mocht hij zich onder diens gehoor
laven aan die rijke bron van kennis en mys
tiek en maar al te zeer gevoelde hij zich ver
want aan den duisteren hang naar het ver
borgene en zonderlinge, dat in Magister
Tristhemius' college zoo suggestief tot uiting
kwam en er zulk een bijzondere bekoring aan
schonk.
ParacelcuSi de zwerver.
ANG konden de banken der Universiteit
JL-/dezen zwerver van geest en lichaam geen
rust schenken. Een poos lang vorschte hij in
het laboratorium van zilvermijnen naar
scheikundige bijzonderheden, die hem. eens
den naam van duivels- en tooverkunstenaar
zouden doen verwerven. Dan ving hij z'n
zwerftochten aan door Europa; geen land of
hij hield er verblijf om er van gedachten te
wisselen met geleerden en artsen. In het
Hollandsche en Napolitaansche leger diende
hij als barbier-heelmeester; in Zweden be
studeerde hij de veelal doodelijke kwalen dei-
mijnwerkers, in Rusland de veeziekten. En in
middels las hij in zeldzame folianten, begee-
rig meer te vernemen van het legendarisch
elixer, dat het leven verlengen kan en alle
kwalen verdrijft. Hij mengde zich in het
vreemdsoortigste gezelschap: ondei; heksen
meesters en zigeuners, wonder doktoren en
waarzegsters, om te luisteren naar hun fan
tastisch gepraat. Want men kon niet weten
of niet één hunner kennis droeg van een
middel, dat de menschheid van al haar kwa
len kan verlossen.
Neen, het is geen winstbejag dat hem
drijft, noch ij dele zucht naar roem. Als een
vagebond gaat hij in lompen, vermagerd en
ziekelijk, geplaagd door de menschelijke wan
gunst en domheid, die hem niet alleen het
spreken in het openbaar, maar ook de publi
catie van z'n geschriften belet. En toch
waar hij eenigen tijd vertoeft, stroomen de
jongeren tezamen, om uit den mond van den
verguisden baanbreker, dezen „Luther der
chemie", de grondslagen eener nieuwe ge
neeskunst te vernemen.
In 1526 leidt het lot z'n schreden uit verre
streken terug naar het hart van Europa. Het
is Straatsburg, dat hem lokt. Had men daar,
aan de alma mater, zooals Paracelsus ver
nam, niet lang en breed besloten de wond
heelkunde niet meer prijs te geven aan de
onkunde van barbiers en soortgelijken, maar
toe te vertrouwen aan gestudeerden?
Lang zal hij daar nog niet verblijf gehou
den hebben, toen de beroemde boekdrukker
Johannes Froben, wiens huis bezocht werd
door vele vermaarde humanisten, onder wie
Erasmus, hem naar Bazel riep in de hoop, bij
Paracelsus' heelconste genezing te vinden.
Paracelsus beschaamde dit vertrouwen niet,
hergaf niet enkel Froben, maar ook Erasmus
de gezondheid. En het waren niet de eenige
gevallen van wonderbaarlijke genezing. .,0p
een avond", aldus vertelt een briefschrijver
die met Paracelsus in nauw contact stond,
„kwam een vrouw Parecelsus' hulp inroepen
voor haar stervenden man, die, naar zij
meende, den ochtend niet meer beleven zou.
Paracelsus gaf haar een witachtig poeder, dat
de stervende met warmen wijn moest inne
men, waarna hij nog denzelfden nacht her-
stollen zou. En dat gebeurde zooals de ma
gister had voorspeld. Op gelijke wijze, voegt
de briefschrijver eraan toe, genas hij zonder
eenige betaling lijders aan melaatschheid,
waterzucht, toevallen en podagra en' ontel
baar veel andere ziekten wat de Galenische
döktoren hem tot hun schande niet konden
nadoen, waardoor zij veracht werden, Theo
phrastus daarentegen hoog in eere kwam,"
Strijd tegen de onkunde.
ipARACELSUS stond nog niet achter den
katheder der Bazelsche Universiteit of hij
spuwde z'n gal uit over de onkunde der zoo
genaamde artsen en liet zich daarbij den
mond niet snoeren, zelfs niet nadat de ge
smade doktoren aan de deur der universiteit
een pamflet deden aanplakken waarin hij laf
hartig beschimpt werd Z'n toon werd er nog
te feller door: „Toon eens wat voor soort
menschen gij zij t en wat Uw kracht is. Ge zijt
niets dan een bende meesters die luizen uit
kammen en zich krabben. Gij zijt niet waard
dat een hond z'n achterpoot tegen U oplicht.
Uw vorst Galenus is in de hel en als ge kondet
lezen wat hij mij van daaruit schrijft, zoudt
ge een kruis slaan en U gereed maken, ook
derwaarts te gaan.
Het plan, de Bazelsche Universiteit te ver
lossen van dezen vrijbuiter mislukte door de
onverstoorbaarheid, waarmee Paracelsus te
kennen gaf er niet aan te denken z'n recht
tot het uitoefenen der geneeskunst binnen de
stad Bazel te komen bewijzen, gelijk men
eischte. De magister waagde het zelfs een
proces aanhangig te maken tegen een dei-
rijkste burgers der stad die weigerde het
overeengekomen honorarium van 100 guldens
te betalen. Zeker, de patiënt was weliswaar
genezen, maar de heeren rechters wien het
meten met twee maten allerminst een gru
wel was, achtten een vergoeding van 6 gul
den voor een man als Paracelsus meer dan
genoeg. De taal, waarin Paracelsus den die
naren van het gerecht zijn meening zei over
de onkreukbaarheid van hun jurisprudentie,
moet van dien aard zijn geweest, dat zijn
vrienden hem aanrieden onverwijld de stad
te verlaten.
Paracelcustestament
Hoort dan Opnieuw zwerft hij door
Europa, de vagebond, opgejaagd door afgunst
en laster, geëerd door de weinige verlichten
van geest. Zoo dient hij zijn kunst, die z'n
hoogste rijkdom is en hem „door geen dief
ontstolen, door geen water, vuur of roovers
ontnomen kan worden". „Mijn lichaam kan
men mij nemen, niet, mijn kunst, want die
is mij verborgen en blijft een onbegrijpelijke
zaak".
Waarheen doolt Paracelsus? Geen die het
met stelligheid weet. Maar zeker is dat deze
laatste levensjaren van rusteloos trekken
zwaar van beproeving en ontgoocheling wa
ren. Slechts één enkel maal verhalen de his
torische bronnen van eerbied voor de werken
en daden van dezen baanbreker. In 1537 werd
hij in Pressburg met feestelijk eerbetoon ont
vangen en op kosten der stad onthaald. Daar
na verliest de historicus hem uit'het oog tot
1541, zijn sterfjaar.
Drie dagen voor zijn dood, op zijn acht en
veertigsten jaardag, maakt Paracelsus z'n tes
tament: „Ik wil dat in de kerk de eerste,
zevende en dertigste psalm zullen worden ge
zongen en dat bij elk gezang aan iederen
arme die voor de deur staat, een stuiver zal
worden geschonken."
Al mogen ook bij zijn dood de booze tongen
De inzending op de Jaarbeurs.
(Van onzen correspondent.) I echter niet weg, dat verschillende particuliere
PARIJS, 23 Mei. I firma's zich niet hebben laten afschrikken
Een zeer belangrijke dag was het heden I door contingenteeringen en invoerrrechten,
voor het Nederlandsche commercieele leven
te Parijs, een dag, die gekenmerkt werd door
twee interessante feiten. Het eerste was het
groote déjeuner door de Nederlandsche Ka
mer van Koophandel te Parijs in een der
groote hotels georganiseerd, een déjeuner,
dat niet alleen op voortreffelijke wijze mate
rieel verzorgd was, maar dat ook, zooals de
gewoonte dat meebrengt, voedsel voor den
geest was door de zeer belangrijke rede van
den Franschen oud-minister Justin Godart
over: de rol, die de sociale wetten in het pro
ductieproces spelen. z
Ofschoon velen der aanwezigen het waar
schijnlijk niet eens zullen zijn geweest met
veel van hetgeen de oud-minister betoogde,
werd toch door allen deze rede met de groot
ste belangstelling aangehoord en dit bleek
wel uit het geanimeerde debat, dat hierna
volgde, speciaal met betrekking op de 40-
urige arbeidsweek.
Ongeveer 120 gasten zaten aan dit déjeuner
aan. Wij zagen den voorzitter van de Neder
landsche Kamer van Koophandel te Parijs,
den heer B. J. van Gelder, den eere-voorzitter,
jhr. dr. J. Loudon, Nederlandsch gezant, ver
gezeld door talrijke leden van de legatie en
het consulaat-generaal, den Franschen mi
nister van arbeid, den heer Ramadier, ver
tegenwoordigers van verschillende andere mi
nisters, de voorzitters van de Parijsche, de
Britsche, Zwitsersche en Belgische Kamers
van Koophandel, den heer Van Nierop, direc
teur van de Amsterdamsche Bank, e.a.
Na het déjeuner begaven de meeste aan
wezigen zich naar de Parijsche Jaarbeurs, die
alweer een grooter oppervlakte beslaat dan
de voorgaande jaren meer dan 400.000 M2.,
waarvan 110.000 M2 met vaste gebouwen en
hallen bedekt zijn, terwijl het aantal expo
santen dit jaar de 8.000 ruim overschrijdt. Die
exposanten vertegenwoordigen behalve
Frankrijk en de Fransche koloniën 34 landen,
van welke sommigen deelnemen door indivi-
dueele inzending van landgenooten, anderen
dertien in getal officieel door een na
tionale sectie vertegenwoordigd zijn.
Tot deze laatste landen behoort ook Neder
land en het was deze sectie, die hedenmiddag
officieel geopend werd. Na de ontvangst van
den heer J. den Tex, vertegenwoordiger van
de Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs, mr.
J. J. Oyevaar, chef van de economische pro
paganda voorlichtingsdienst, mr. A. J. van
Berkel van denzelfden dienst, P. Feenstra van
den voorlichtingsdienst van het Koloniaal
Instituut te Amsterdam en H. Pieck, architect
van den stand, werd een rondgang over de
Nederlandsche sectie gemaakt, die dit jaar
aanzienlijk grooter oppervlak inneemt dan
de voorgaande jaren, De meeste inzenders be-
hooren dit jaar tot offieieele instanties en
vooral het Koloniaal Instituut te Amsterdam
heeft een uitgebreide stand van onze koste
lijke koloniale producten ingericht. Dit neemt
die den handel met Frankrijk bemoeilijken,
maar dapper zich de kosten van deelneming
hebben getroost onder het motto: Men moet
vraag fokken! De voortreffelijkheid van het
Nederlandsche product toonen, de vraag er
naar stimuleeren, zoodat uit Frankrijk zelf de
vraag ontstaat en door de grootere behoefte
de autoriteiten genoodzaakt worden de con
tingenteeringen ruimer te stellen, een han
delspolitiek, die zeer zeker heel wat voor-
deeliger voor ons is, dan wanneer op Neder
landsch verzoek de contingenteeringen rui
mer worden gemaakt, dat is het oogmerk
van de enkele stoutmoedigen, die op deze Pa
rijsche jaarbeurs exposeeren. Een andere
groep, die van een vijftal schoenenfabrikan
ten, wil door haar inzending niet zoozeer de
Engelsche markt interesse eren, dan wel
trachten contact te krijgen met Zuid-Amerika
waarvan veel inkoopers de Parijsche jaar
beurs bezoeken.
Zoo heeft dus het Nederlandsche initiatief
twee belangrijke manifestaties georganiseerd,
die in ruime Fransche kringen herleefde be
langstelling in ons land hebben opgewekt en
die laten wij het hopen goede resultaten
zullen opleveren.
J. W. KOLKMAN.
(Nadruk verboden).
Japan wil het front tot Hankau
uitbreiden.
Druk op den Locnglud-spoorweg
neemt toe.
niet gezwegen hebben en met leedvermaak
het gerucht verspreid hebben dat hij stierf
aan overmatig gebruik van zijn eigen elixer,
dat hij in het gevest van zijn degen altijd mèt
zich droeg al mag men verteld hebben dat
hij het leven liet bij een moordaanslag, ter
wijl de dronkelap als zoo vaak laveloos ter
neer lag, in zijn grafzerk op het St. Sebas-
tiaankerkhof te Salzburg staat een waardiger
„in memoriam" gebeiteld:
,Hier ligt Philippus Theophrastus, beroemd
arts, die een verbazingwekkende kunde bezat
in het genezen van kwade wonden, me
laatschheid, jicht, waterzucht en andere boo
ze ziekten van het menschelijk lichaam."
C. J. E. DINAUX.
G. Kazemier. De historie
van Isabele en Verowin.
Uitg. De Nieuwe Tijd,
Laren (N.-H.).
DE titel van dit boek door een mij onbe
kend auteur, heeft ons aangetrokken.
Ge proeft er al dadelijk, de middel
eeuwen in en de poppetjes op den omslag, die
als een verstarde Klaverenkoning en Ruiten
vrouw boven op de Historie zitten, verlevendi
gen den onweerstaanbaar Gotisch aandoen-
den buitenkant van deze geschiedenis. In de
litteratuur die als letterkundige kunst ge
noten wil zijn vonden de Middeleeuwen den
laatsten tijd weinig vertolkers; men gaat on
willekeurig terugdenken aan Irmenlo of War-
hold, aan schrijvers als Van Oordt, Ary Prins
en nog enkele anderen, die de tegenwoordige
lezer al wel haast niet meer dan bij geruchte
kent, doch die, een veertig jaar geleden, voor
de fijnproevers van Nederlandsche proza een
keurgerecht leverden. Op minder preeieuse
wijz toebereid werd de middeleeuwsche roman
ce nog wel door letterkundigen van belang be
handeld, en dan in hoofdzaak door hen die
de Nederlandsche letteren als studievak of
levensbedrijf beoefenden, maar de kunst
werken, die daardoor ontstonden, zijn te tel
len gebleven. Met uitzondering van een paar
auteurs bleken het begaafde, beschaafde en
zeer ontwikkelde schrijvers, wat met het oog
op hun opleiding en studie ook wel niet an
ders verwacht zou worden, doch de artist ging
in hen meestal achter den geleerde schuil.
Ook de heer Kazemier is een geleerde, die
in 1902 bij prof. Albert Verwey cum laude in
de Nederlandsche letteren gepromoveerd is,
zoodat de lezer niet bang behoeft te zijn dat
deze auteur hen inzake middeleeuwsche zeden
en gebruiken knollen voor citroenen zal gaan
verkoopen. In deze rubriek interesseert ons
echter meer de vraag of de vrucht van des
schrijvers arbeid ook een kunstwerk is. Laten
we dus aanvangen met te zeggen dat wij de
Historie van Isabele en Verowin zeer zeker tot
de letterkundige kunsten moeten rekenen.
Hei verhaal zelf, vo: ridder-romantiek,
blijft tot den einde boeiend door den lichte
lijk moraliseerenden inslag, door den schrij
ver tusschen de avontuurlijke gebeurtenissen
verweven. Isabele is aanvankelijk een maagd
met mannelijke allures, die eindelijk en ten
slotte door Verowin getemd en gewonnen zal
worden. Overmoedig door haar schoonheid en
haar successen in zaken die feitelijk slechts
des mans zijn verzuimt zij langen tijd de
liefde waarvoor de vrouw geboren is, om te
schitteren als de zeldzame jonkvrouwe, die
niemand beroeren ipag die niet in alles zich
haar meerdere toont.
In toernooien overwint zij de mannen die
om haar hand dingen en als zij van die suc
cessen genoeg heeft, werpt zij zich in de din
gen des geestes: muziek, zang en dichtkunst,
en ook daarin heerscht zij en maakt haar
aanbidders tot vazallen. Als Verowin komt,
die haar vazallen voor laffe wijven uitscheldt,
haar getrouwsten bewonderaar doodt en haar
zelf met één hand optilt en meedraagt, slaat
haar trots in woede en wraakzucht over. Juist
doordat Verowin haar geen haar krenkt en
vertrekt, na haar hovelingen zijn minachting
in het gelaat geslingerd te hebben, wordt
haar wraaklust aangewakkerd. Zij prepareert
die wraakneming op bijna lugubere wijze door
eerst bij haar vader, den met tooverkunsten
bekenden Wandoal, zich van velerlei op de
hoogte te stellen, en daarna met haar eigen
troepen en vazallen Verowin's slot te belege
ren.
Daarin juist zal de lezer gelegenheid heb
ben 's heeren Kazemier's kennis der Middel
eeuwsche militaire wetenschap te bewonde
ren, zooals hij al vroeger zich van die kennis
over het kasteelleven in winter en zomertijd
overtuigen kon. Doch ook hier is Verowin de
overwinnaar; Isabele komt als gevangene
binnen de muren van zijn slot. Weer laat
Verowin haar vrij, weer keert zij zich tot
haar vader, en weer roept haar wraakgevoel
haar terug naar Verowin's slot, nu als onbe
kende voor hem, daar ze verouderd en ver
anderd is. Dan gebeurt het dat die beiden
elkaar vinden, hoewel Verowin onbewust is
wie hij in huis heeft opgenomen en terwijl
Isabele haar wraakplan heeft vergeten. En
daar ze niet besluiten kan te zeggen wie hij
heeft liefgehad, vertrekt ze weer en poogt in
de eenzaamheid een goede moeder te zijn voor
Ja, heusch, er
zijn automobilisten,
die hun wagen niet
afsluiten als ze hem
onbeheerd laten' staan I
Ideaal, zooietsvoor los
loopende jongens om zoon
auto even te „leenen" voor 'n
„vroolijken avond I"
En wat erop volgt?IPolitie
rechtbank I
Brengt hen niet in verleiding: sluit uw
auto af II
haar kind, dat zij Verodal doopte. En Verodal
zal veel later, ongeweten, zijn vader Verowin
dooden en Isabele zal daarna zich van den
toren storten in den duisteren nacht en het
fatum zal zich aan haar voltrekken op de
middeleeuwsche wijze. Inderdaad, de schrij
ver kent deze wereld, heeft zich in ieder geval
een compleet beeld daarvan in den geest ge
vormd, zoodat de lezer geen oogenblik uit de
sfeer komt of ongerijmdheden in de voor
stelling ontdekt.
Wat nu den stijl van dezen nieuwen auteur
betreft, kan men zeggen dat die in de eerste
plaats van een kalme, weloverwogen schrijf
kunst getuigenis aflegt en in de tweede plaats
sterk onder den invloed van Van Schendel
staat. Nemen we een citaat als dit (de va
zallen verzamelen zich op Isabele's slot voor
de^belegering van Verowin aanvangt) op pag.
„De ridders betrokken hun oude verblijf in
het kasteel en sommige van hun mannen
kregen onderdak in de bijgebouwen. De mees
ten moesten echter buiten de muren in tenten
den nacht doorbrengen, wat vroeg in het
jaar kil kan zijn, maar het avontuur sporrelde
in hun harten en het zien van vele onbeken
den met nieuwe liedjes en grappen maakte
de kalmste doldriest van vroolijkheid".
Dat vetgezette tusschenzinnetje vooral is
typisch Schendeliaansch. Daarom krijgt de
lezer trouwens reeds de lucht bij den aan
vang van het eerste hoofdstuk, en hij ver
heugt zich daarover, want dr. Kazemier had
slechter voorkeur kunnen toonen:
„Vele zijn de wegen, waarop het Noodlot ten
gronde brengt wie het verderven wil. Dikwijls
begint zijn invloed onmerkbaar het leven te
beschaduwen en steeds meer verdicht zich de
schemering, zonder dat het duidelijk wordt
dat geen zonnestraal het komende duister nog
eens zal verlichten. Soms ook geeft het lang
te voren een teeken. De wijze buigt dan be
rustend het hoofd en zoekt voor het mysterie
van de eeuwigheid nog God te vinden. Ande
ren zijn ontzet en in radeloosheid hun eigen
nietigheid niet beseffend, aanvaarden ze
steeds daar de strijd, waar hun ondergang
zich het snelst kan voltrekken".
Nu lijkt het niet praktisch gezien van een
pas beginnend auteur, zijn boek te openen
met een vijftal zinnen die al dadelijk op den
gemiddelden lezer een indruk van zwaar-op-
de-handschheid moeten te weeg brengen. Aan
den anderen kant is het lofwaardig dat de
geest waaruit geschreven en gedicht wordt
meteen wordt blootgelegd Wij zouden voor
onze lezers het boek tegen zijn aanvang in
bescherming willen nemen en raden verder
te lezen. Zij zullen dan het zwaarwichtige
verder missen en steeds meer door de gebeur
tenissen geboeid worden. Ook wellicht den
zin snappen, die de uit dit verdichte Middel
eeuwsche leven te halen valt. In ieder geval
een interessant debuut van den thans 36
jarigen schrijver.
4. H. DE BOIS.
Japansche oorlogsschepen de Jangtse verder
opgevaren.
Naar het Japansche persbureau
Domei meldt, is het Japansche op
percommando blijkbaar voornemens
het offensief aan den Loenghai-
spoorweg uit te strekken tot Hankau.
Volgens de laatste berichten van het
front neemt de Japansche druk in
het bijzonder toe op den rechter
vleugel, met als doel Kaifeng en
Tsjenghsien, het kruispunt van den
spoorweg PekingHankau en de
Loenghailijn.
United Press verneemt uit Sjanghai, dat
Japansche marine-eenheden zich opmaken
om in de richting van Hankau verder door
te dringen. Zij zullen trachten het Japansche
landleger, dat van het noorden uit tegen
Hankau optrekt, te ondersteunen. Het eerste
Japansche schip bevindt zich reeds ter
hoogte van Woehoe. Dit bewijst dus, dat
deze schepen, ondanks het feit, dat het
vaarwater steeds door mijnenvegers wordt
onderzocht, snel vooriutkomen.
wordt het bewijs geleverd
van de verkoopskracht
van courantenreclame
De heer Kelly, die aari het hoofd staat
van een thans zeer groot maar eens be
scheiden winkelmagazijn, verklaarde on
langs:
„Couranten hebben zonder eenige twijfel
het daadwerkelijk bewijs geleverd van
haar vermogen goederen te verkoopen
dag in dag uit. Niet alleen beteekenen
courantenlezers een uitstekend afzetge
bied voor winkeliers, maar de couranten
streven ook voortdurend naar verbetering
van plaatselijke toestanden."
Vonnis in de zaak van den
Utreclitschen gouddiefstal.
Straffen van één, drie en vier jaar.
UTREOHT, 31 Mei. Vanochtend
heeft de rechtbank alhier uitspraak
gedaan in de zaak van den bekenden
gouddiefstal aan het Tandheelkun
dig Instituut te Utrecht.
De 27-jarige Amsterdamsche schoen
maker C. V. werd veroordeeld tot drie
jaar gevangenisstraf met aftrek van
den tijd, in preventieve hechtenis
doorgebracht (eisch vier jaar), de
25-jarige chauffeur D. J. van der S.
tot drie jaar gevangenisstraf even
eens met aftrek (eisch vier jaar), de
33-jarige typograaf L. de G. werd
conform den eisch tot vier jaar ge
vangenisstraf veroordeeld, met af
trek van voorarrest.
De rechtbank veroordeelde verder
den 38-jarigen Utrechtenaar J. M..
kostbaas van den student, tot drie
jaar gevangenisstraf (eisch drie
jaar). De preventieve hechtenis werd
eveneens in mindering gebracht.
De student B. N. werd veroordeeld
tot één jaar voorwaardelijke gevan
genisstraf, met een proeftijd van drie
jaar.
De rechtbank achtte zich niet bevoegd
kennis te nemén van de tenlastelegging van
de verdachten: den 48-jarigen metaaldraaier
M. G. bekend uit de Nyenrodezaak, den 54-
jarigen koopman I. Z. en den 41-jarlgen
koopman W. II. L., allen Amsterdammers en
helers van het gestolen goud, tegen wien de
Officier van Justitie respectievelijk twee-en-
een-half. twee en twee-en-een-half jaar ge
vangenisstraf had geëischt, Deze zaak werd
daarom verwezen naar de Amsterdamsche
arrondissementsrechtbank, ter verdere be
handeling.