ZONDERLINGE LEVENS Nederlandsche activiteit te Parijs. Litteraire Kantteekeningen. Dag in dag uit ZOOALS Goethe Doctor Faust beschrijft in diens hooggewelfd gothisch stu deervertrek, Waar zelfs het lieve zonnelicht Droef door gekleurde ruiten zicht, Beëngd door eenen boekenlast, Die wormen schenden, stof bedekt, Die, tot aan de zold'ring opgetast Door vuil papier wordt afgedekt, Met glazen, doozen overal, Met instrumenten opgepropt. zoo vorschte omstreeks 1530, in z'n spelonk achtig laboratorium, ver van de ij dele verma ken der luchthartige menschenkinderen een magister, een meester in de geneeskunst, wiens naam in de Europeesche landen met zeer gemengde gevoelens uitgesproken werd Hier heette men hem een toovermeester, die wonderlijke redding bracht waar andere aes- culapen faalden; daar sprak men van een ge vaarlijken zonderling, een dronkelap, wiens beuzelachtig gepraat de eer en het aanzien der doktoren schaadde Paracelsus. Paracelsus noemde hij zich, met een ver haspelde latiniseering van zijn eigen naam, Paracelsus, wiens bijtende spot de eerwaardige geleerden der Bazelsche faculteit nog lang in de ooren klonk, nadat de rebelsche nieuwlich ter naar andere oorden was getrokken. Een nieuwlichter ja zoo noemde men dien Paracelsus, één die leven en rijkdom, eer en aanzien veil had voor den strijd tegen het bij geloof, waarmee de geneeskunst zoo menig eeuw al was doortrokken. Geloofde men niet aan tooverspreuken en amuletten? Meende men sinds onheugelijke tijden niet de ischias met trompetgeschal en de jicht met fluitspel te kunnen verdrijven? Was er niet de zoogenaamde sympathische ge neeskunst, volgens welke om maar een voorbeeld te noemen de bijl die een hand verwondde zorgvuldig met zalf werd bestre ken en wèl verbonden in de kast werd opge hangen, waarna de wond vanzelf genas? „Wonderzalf" werd dat genoemd, „usnea, dat mosch is, gewassen op het hoofdscheel van één, die gehangen of geen natuuriicke doodt gestorven is, en mensehenbloedt, van elk 2 oneen", vermengd met de zonderlingste bestanddeelen als lood, reuzel en lijnolie. En dat heette geneeskunst! Paracelsus had het den kwakzalvers van aesculapen in de ooren geschreeuwd dat ze ezels waren en hun kunst alleen bestond uiteen grooten mond en de noodige snoeverij. „Als toevallig", zoo he kelt Paracelsus, „een zieke door hen wordt ge zond gemaakt, beroemen zij zich er tien jaren later nog op, alsof die zieke niet zonder hen hersteld zou zijn!" Hij zou het hun wel bewijzen, dat hij niet snoefde toen hij hoonde, dat zijn schoenve ters meer wisten dan heel die geleerdenbent van heelmeesters en alchemisten, wier kennis van minder begaafdheid getuigde dan "één haar van zijn baard. Voor de oogen der medische studenten had hij in zijn overmoed een groote autodafé aan gericht, in welks vlammen de geschriften van zijn voorgangers met al hun dwaalleer stellingen, in rook opgingen. Gelijk die rook, verklaarde Paracelsus profetisch, zou ook het leed der menschheid ééns vervliegen. Goud N zijn duistere laboratorium kookte en -1 dampte het als in een heksenkeuken: in retorten en kolven bracht Paracelsus de vreemdsoortigste stoffen samen, op zoek naar chemische geneesmiddelen die de verstoorde harmonie tusschen de drie elementen waaruit heelal en mensch waren opgebouwd: kwik, zwavel en zout, zouden kunnen herstellen. Heel heimelijk hield Paracelsus, nu eens ge bogen over oude folianten, dan weer koorts achtig retorten hanteerend, zich bezig met een gansch ander onderzoek. Want zoo ver licht kon hij niet zijn, of het geloof in het be staan van een Steen der Wijzen, in een „pana- cée des levens" was ook hem niet vreemd. Geen land zoo ver, geen eeuw zoo oud of het goud, dat wonderbaarlijkste van alle metalen der aarde, lokte. Bezat niet al Sarah, de vrouw van Abraham, een edelsteen waarin het ge heim der goudbereiding stond gegrift? En Hermes Trismegistos, die mystieke Egypte naar, had hij niet aangeduid waar de Steen der Wijzen verborgen lag? Eens had Alexan der de Groote dio aanwijzing gevolgd en in een grot bij Hebron den wondersteen gevon den. Het Groot Recept, waarheen had de wind het gedwarreld? Jason en zijn Argonau- ten trokken uit om het Gulden Vlies, dat schaapsvel waarop het alchemistisch geheim beschreven stond, on te sporen. Misschien, zoo meenden zij, was het wel gespaard gebleven, toen Keizer Diocletianus al de schrifturen, die op het'goudmisterie betrekking hadden, liet verbranden. Misschien Bernardo Trevisano had kort voor Paracel- sus' geboorte veler heeren landen doorkruist om het gewaar te worden. Meer nog: hij be zocht de beroemde goudzoekers van Europa: hij bestudeerde de werken van de oudste ge leerden en alchemisten; hij mengde m z'n met verstikkende gassen doortrokken werk plaats eierschalen met de mest van schim mels, aluin met vitriool, bloed en alcohol, zil ver en kwik, ijzer en azijn, ja wat niet al hij zocht zeventig jaren van zijn leven naar den lapis philos'onhorum. naar den Steen der Wijzen die, zooals Paracelsus schreef, het menschelijk lichaam van alle ziekten reinigen kon, en hij stierf „zoo wijs als in 't begin he- ^Duister waren de aanwijzingen, die Paracel- sus, waarschijnlijk in het jaar van zijn dood, wereldkundig maakte. „Wie geroepen is de juiste deur te openen waarachter de steen der wijzen verborgen liet.. *al daar, tezamen me4 aridere edelsteenen een karbonkel vindenhij ligt in een door m en s'-benbanden gemaakt kistje, de sleutel ligt er boven op, in een gou den kist en .deze weer in een zilveren, en de PARACELSUS. zilveren weer in een tinnen kist gesloten Was deze voorspelling symbolisch bedoeld? Of was het toch de magiër in hem die sprak? Een begaafd kind. ¥N het Zwitsersche Einsiedeln werd hij ge boren, Paracelsus, waarschijnlijk in No vember 1493. Philippus Arelius Theophrastus Bombastus von Hohenheim werd hij gedoopt. Het was een zwak, in hooge mate rachitisch kereltje, kind van een ernstig arts en een lief derijke moeder die haar eenigen spruit met de teederste zorg omringde en zoo voor het le ven poogde te behouden. Toen zij, jeugdig nog, overleed, verhuisde de beproefde vader von Hohenheim naar Vil lach, waar hij zijn dokterspraktijk met alle nauwgezetheid die de geneeskunst van Gale- nus hem veroorloofde. uitoefende. Theophras- tus groeide op onder de hoede van zijn vader, die hem grondig onderwees in de alchemisti sche wijsheid van zijn tijd, in de rijke kennis van zijn ervaring en in de plantenpharmacie, van welker onvolledigheid Theophrastus zich op z'n talrijke zwerftochten door de dalen met hun zeldzame flora overtuigen kon. In de bibliotheek van zijn vader, zoo wel voorzien van werken der beroemdste alche misten en heelmeesters, kon hij z'n weetgie righeid naar hartelust bevredigen. Tijdens de ze uren van verzonken-zijn in wat de eeuwen aan medische kennis hadden vergaard, trok ken de leerstellingen in bonte mengeling van bijgeloof, onkunde en wetenschap, van astro logie, alchemie en de zoo nauw verwante zwarte kunst, aan zijn geestesoog voorbij. Maar wie hem van al die schrijvers het naast aan het hart lag, was de abt Johannes Tristhemius, astroloog en alchemist; later, in Würzburg, mocht hij zich onder diens gehoor laven aan die rijke bron van kennis en mys tiek en maar al te zeer gevoelde hij zich ver want aan den duisteren hang naar het ver borgene en zonderlinge, dat in Magister Tristhemius' college zoo suggestief tot uiting kwam en er zulk een bijzondere bekoring aan schonk. ParacelcuSi de zwerver. ANG konden de banken der Universiteit JL-/dezen zwerver van geest en lichaam geen rust schenken. Een poos lang vorschte hij in het laboratorium van zilvermijnen naar scheikundige bijzonderheden, die hem. eens den naam van duivels- en tooverkunstenaar zouden doen verwerven. Dan ving hij z'n zwerftochten aan door Europa; geen land of hij hield er verblijf om er van gedachten te wisselen met geleerden en artsen. In het Hollandsche en Napolitaansche leger diende hij als barbier-heelmeester; in Zweden be studeerde hij de veelal doodelijke kwalen dei- mijnwerkers, in Rusland de veeziekten. En in middels las hij in zeldzame folianten, begee- rig meer te vernemen van het legendarisch elixer, dat het leven verlengen kan en alle kwalen verdrijft. Hij mengde zich in het vreemdsoortigste gezelschap: ondei; heksen meesters en zigeuners, wonder doktoren en waarzegsters, om te luisteren naar hun fan tastisch gepraat. Want men kon niet weten of niet één hunner kennis droeg van een middel, dat de menschheid van al haar kwa len kan verlossen. Neen, het is geen winstbejag dat hem drijft, noch ij dele zucht naar roem. Als een vagebond gaat hij in lompen, vermagerd en ziekelijk, geplaagd door de menschelijke wan gunst en domheid, die hem niet alleen het spreken in het openbaar, maar ook de publi catie van z'n geschriften belet. En toch waar hij eenigen tijd vertoeft, stroomen de jongeren tezamen, om uit den mond van den verguisden baanbreker, dezen „Luther der chemie", de grondslagen eener nieuwe ge neeskunst te vernemen. In 1526 leidt het lot z'n schreden uit verre streken terug naar het hart van Europa. Het is Straatsburg, dat hem lokt. Had men daar, aan de alma mater, zooals Paracelsus ver nam, niet lang en breed besloten de wond heelkunde niet meer prijs te geven aan de onkunde van barbiers en soortgelijken, maar toe te vertrouwen aan gestudeerden? Lang zal hij daar nog niet verblijf gehou den hebben, toen de beroemde boekdrukker Johannes Froben, wiens huis bezocht werd door vele vermaarde humanisten, onder wie Erasmus, hem naar Bazel riep in de hoop, bij Paracelsus' heelconste genezing te vinden. Paracelsus beschaamde dit vertrouwen niet, hergaf niet enkel Froben, maar ook Erasmus de gezondheid. En het waren niet de eenige gevallen van wonderbaarlijke genezing. .,0p een avond", aldus vertelt een briefschrijver die met Paracelsus in nauw contact stond, „kwam een vrouw Parecelsus' hulp inroepen voor haar stervenden man, die, naar zij meende, den ochtend niet meer beleven zou. Paracelsus gaf haar een witachtig poeder, dat de stervende met warmen wijn moest inne men, waarna hij nog denzelfden nacht her- stollen zou. En dat gebeurde zooals de ma gister had voorspeld. Op gelijke wijze, voegt de briefschrijver eraan toe, genas hij zonder eenige betaling lijders aan melaatschheid, waterzucht, toevallen en podagra en' ontel baar veel andere ziekten wat de Galenische döktoren hem tot hun schande niet konden nadoen, waardoor zij veracht werden, Theo phrastus daarentegen hoog in eere kwam," Strijd tegen de onkunde. ipARACELSUS stond nog niet achter den katheder der Bazelsche Universiteit of hij spuwde z'n gal uit over de onkunde der zoo genaamde artsen en liet zich daarbij den mond niet snoeren, zelfs niet nadat de ge smade doktoren aan de deur der universiteit een pamflet deden aanplakken waarin hij laf hartig beschimpt werd Z'n toon werd er nog te feller door: „Toon eens wat voor soort menschen gij zij t en wat Uw kracht is. Ge zijt niets dan een bende meesters die luizen uit kammen en zich krabben. Gij zijt niet waard dat een hond z'n achterpoot tegen U oplicht. Uw vorst Galenus is in de hel en als ge kondet lezen wat hij mij van daaruit schrijft, zoudt ge een kruis slaan en U gereed maken, ook derwaarts te gaan. Het plan, de Bazelsche Universiteit te ver lossen van dezen vrijbuiter mislukte door de onverstoorbaarheid, waarmee Paracelsus te kennen gaf er niet aan te denken z'n recht tot het uitoefenen der geneeskunst binnen de stad Bazel te komen bewijzen, gelijk men eischte. De magister waagde het zelfs een proces aanhangig te maken tegen een dei- rijkste burgers der stad die weigerde het overeengekomen honorarium van 100 guldens te betalen. Zeker, de patiënt was weliswaar genezen, maar de heeren rechters wien het meten met twee maten allerminst een gru wel was, achtten een vergoeding van 6 gul den voor een man als Paracelsus meer dan genoeg. De taal, waarin Paracelsus den die naren van het gerecht zijn meening zei over de onkreukbaarheid van hun jurisprudentie, moet van dien aard zijn geweest, dat zijn vrienden hem aanrieden onverwijld de stad te verlaten. Paracelcustestament Hoort dan Opnieuw zwerft hij door Europa, de vagebond, opgejaagd door afgunst en laster, geëerd door de weinige verlichten van geest. Zoo dient hij zijn kunst, die z'n hoogste rijkdom is en hem „door geen dief ontstolen, door geen water, vuur of roovers ontnomen kan worden". „Mijn lichaam kan men mij nemen, niet, mijn kunst, want die is mij verborgen en blijft een onbegrijpelijke zaak". Waarheen doolt Paracelsus? Geen die het met stelligheid weet. Maar zeker is dat deze laatste levensjaren van rusteloos trekken zwaar van beproeving en ontgoocheling wa ren. Slechts één enkel maal verhalen de his torische bronnen van eerbied voor de werken en daden van dezen baanbreker. In 1537 werd hij in Pressburg met feestelijk eerbetoon ont vangen en op kosten der stad onthaald. Daar na verliest de historicus hem uit'het oog tot 1541, zijn sterfjaar. Drie dagen voor zijn dood, op zijn acht en veertigsten jaardag, maakt Paracelsus z'n tes tament: „Ik wil dat in de kerk de eerste, zevende en dertigste psalm zullen worden ge zongen en dat bij elk gezang aan iederen arme die voor de deur staat, een stuiver zal worden geschonken." Al mogen ook bij zijn dood de booze tongen De inzending op de Jaarbeurs. (Van onzen correspondent.) I echter niet weg, dat verschillende particuliere PARIJS, 23 Mei. I firma's zich niet hebben laten afschrikken Een zeer belangrijke dag was het heden I door contingenteeringen en invoerrrechten, voor het Nederlandsche commercieele leven te Parijs, een dag, die gekenmerkt werd door twee interessante feiten. Het eerste was het groote déjeuner door de Nederlandsche Ka mer van Koophandel te Parijs in een der groote hotels georganiseerd, een déjeuner, dat niet alleen op voortreffelijke wijze mate rieel verzorgd was, maar dat ook, zooals de gewoonte dat meebrengt, voedsel voor den geest was door de zeer belangrijke rede van den Franschen oud-minister Justin Godart over: de rol, die de sociale wetten in het pro ductieproces spelen. z Ofschoon velen der aanwezigen het waar schijnlijk niet eens zullen zijn geweest met veel van hetgeen de oud-minister betoogde, werd toch door allen deze rede met de groot ste belangstelling aangehoord en dit bleek wel uit het geanimeerde debat, dat hierna volgde, speciaal met betrekking op de 40- urige arbeidsweek. Ongeveer 120 gasten zaten aan dit déjeuner aan. Wij zagen den voorzitter van de Neder landsche Kamer van Koophandel te Parijs, den heer B. J. van Gelder, den eere-voorzitter, jhr. dr. J. Loudon, Nederlandsch gezant, ver gezeld door talrijke leden van de legatie en het consulaat-generaal, den Franschen mi nister van arbeid, den heer Ramadier, ver tegenwoordigers van verschillende andere mi nisters, de voorzitters van de Parijsche, de Britsche, Zwitsersche en Belgische Kamers van Koophandel, den heer Van Nierop, direc teur van de Amsterdamsche Bank, e.a. Na het déjeuner begaven de meeste aan wezigen zich naar de Parijsche Jaarbeurs, die alweer een grooter oppervlakte beslaat dan de voorgaande jaren meer dan 400.000 M2., waarvan 110.000 M2 met vaste gebouwen en hallen bedekt zijn, terwijl het aantal expo santen dit jaar de 8.000 ruim overschrijdt. Die exposanten vertegenwoordigen behalve Frankrijk en de Fransche koloniën 34 landen, van welke sommigen deelnemen door indivi- dueele inzending van landgenooten, anderen dertien in getal officieel door een na tionale sectie vertegenwoordigd zijn. Tot deze laatste landen behoort ook Neder land en het was deze sectie, die hedenmiddag officieel geopend werd. Na de ontvangst van den heer J. den Tex, vertegenwoordiger van de Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs, mr. J. J. Oyevaar, chef van de economische pro paganda voorlichtingsdienst, mr. A. J. van Berkel van denzelfden dienst, P. Feenstra van den voorlichtingsdienst van het Koloniaal Instituut te Amsterdam en H. Pieck, architect van den stand, werd een rondgang over de Nederlandsche sectie gemaakt, die dit jaar aanzienlijk grooter oppervlak inneemt dan de voorgaande jaren, De meeste inzenders be- hooren dit jaar tot offieieele instanties en vooral het Koloniaal Instituut te Amsterdam heeft een uitgebreide stand van onze koste lijke koloniale producten ingericht. Dit neemt die den handel met Frankrijk bemoeilijken, maar dapper zich de kosten van deelneming hebben getroost onder het motto: Men moet vraag fokken! De voortreffelijkheid van het Nederlandsche product toonen, de vraag er naar stimuleeren, zoodat uit Frankrijk zelf de vraag ontstaat en door de grootere behoefte de autoriteiten genoodzaakt worden de con tingenteeringen ruimer te stellen, een han delspolitiek, die zeer zeker heel wat voor- deeliger voor ons is, dan wanneer op Neder landsch verzoek de contingenteeringen rui mer worden gemaakt, dat is het oogmerk van de enkele stoutmoedigen, die op deze Pa rijsche jaarbeurs exposeeren. Een andere groep, die van een vijftal schoenenfabrikan ten, wil door haar inzending niet zoozeer de Engelsche markt interesse eren, dan wel trachten contact te krijgen met Zuid-Amerika waarvan veel inkoopers de Parijsche jaar beurs bezoeken. Zoo heeft dus het Nederlandsche initiatief twee belangrijke manifestaties georganiseerd, die in ruime Fransche kringen herleefde be langstelling in ons land hebben opgewekt en die laten wij het hopen goede resultaten zullen opleveren. J. W. KOLKMAN. (Nadruk verboden). Japan wil het front tot Hankau uitbreiden. Druk op den Locnglud-spoorweg neemt toe. niet gezwegen hebben en met leedvermaak het gerucht verspreid hebben dat hij stierf aan overmatig gebruik van zijn eigen elixer, dat hij in het gevest van zijn degen altijd mèt zich droeg al mag men verteld hebben dat hij het leven liet bij een moordaanslag, ter wijl de dronkelap als zoo vaak laveloos ter neer lag, in zijn grafzerk op het St. Sebas- tiaankerkhof te Salzburg staat een waardiger „in memoriam" gebeiteld: ,Hier ligt Philippus Theophrastus, beroemd arts, die een verbazingwekkende kunde bezat in het genezen van kwade wonden, me laatschheid, jicht, waterzucht en andere boo ze ziekten van het menschelijk lichaam." C. J. E. DINAUX. G. Kazemier. De historie van Isabele en Verowin. Uitg. De Nieuwe Tijd, Laren (N.-H.). DE titel van dit boek door een mij onbe kend auteur, heeft ons aangetrokken. Ge proeft er al dadelijk, de middel eeuwen in en de poppetjes op den omslag, die als een verstarde Klaverenkoning en Ruiten vrouw boven op de Historie zitten, verlevendi gen den onweerstaanbaar Gotisch aandoen- den buitenkant van deze geschiedenis. In de litteratuur die als letterkundige kunst ge noten wil zijn vonden de Middeleeuwen den laatsten tijd weinig vertolkers; men gaat on willekeurig terugdenken aan Irmenlo of War- hold, aan schrijvers als Van Oordt, Ary Prins en nog enkele anderen, die de tegenwoordige lezer al wel haast niet meer dan bij geruchte kent, doch die, een veertig jaar geleden, voor de fijnproevers van Nederlandsche proza een keurgerecht leverden. Op minder preeieuse wijz toebereid werd de middeleeuwsche roman ce nog wel door letterkundigen van belang be handeld, en dan in hoofdzaak door hen die de Nederlandsche letteren als studievak of levensbedrijf beoefenden, maar de kunst werken, die daardoor ontstonden, zijn te tel len gebleven. Met uitzondering van een paar auteurs bleken het begaafde, beschaafde en zeer ontwikkelde schrijvers, wat met het oog op hun opleiding en studie ook wel niet an ders verwacht zou worden, doch de artist ging in hen meestal achter den geleerde schuil. Ook de heer Kazemier is een geleerde, die in 1902 bij prof. Albert Verwey cum laude in de Nederlandsche letteren gepromoveerd is, zoodat de lezer niet bang behoeft te zijn dat deze auteur hen inzake middeleeuwsche zeden en gebruiken knollen voor citroenen zal gaan verkoopen. In deze rubriek interesseert ons echter meer de vraag of de vrucht van des schrijvers arbeid ook een kunstwerk is. Laten we dus aanvangen met te zeggen dat wij de Historie van Isabele en Verowin zeer zeker tot de letterkundige kunsten moeten rekenen. Hei verhaal zelf, vo: ridder-romantiek, blijft tot den einde boeiend door den lichte lijk moraliseerenden inslag, door den schrij ver tusschen de avontuurlijke gebeurtenissen verweven. Isabele is aanvankelijk een maagd met mannelijke allures, die eindelijk en ten slotte door Verowin getemd en gewonnen zal worden. Overmoedig door haar schoonheid en haar successen in zaken die feitelijk slechts des mans zijn verzuimt zij langen tijd de liefde waarvoor de vrouw geboren is, om te schitteren als de zeldzame jonkvrouwe, die niemand beroeren ipag die niet in alles zich haar meerdere toont. In toernooien overwint zij de mannen die om haar hand dingen en als zij van die suc cessen genoeg heeft, werpt zij zich in de din gen des geestes: muziek, zang en dichtkunst, en ook daarin heerscht zij en maakt haar aanbidders tot vazallen. Als Verowin komt, die haar vazallen voor laffe wijven uitscheldt, haar getrouwsten bewonderaar doodt en haar zelf met één hand optilt en meedraagt, slaat haar trots in woede en wraakzucht over. Juist doordat Verowin haar geen haar krenkt en vertrekt, na haar hovelingen zijn minachting in het gelaat geslingerd te hebben, wordt haar wraaklust aangewakkerd. Zij prepareert die wraakneming op bijna lugubere wijze door eerst bij haar vader, den met tooverkunsten bekenden Wandoal, zich van velerlei op de hoogte te stellen, en daarna met haar eigen troepen en vazallen Verowin's slot te belege ren. Daarin juist zal de lezer gelegenheid heb ben 's heeren Kazemier's kennis der Middel eeuwsche militaire wetenschap te bewonde ren, zooals hij al vroeger zich van die kennis over het kasteelleven in winter en zomertijd overtuigen kon. Doch ook hier is Verowin de overwinnaar; Isabele komt als gevangene binnen de muren van zijn slot. Weer laat Verowin haar vrij, weer keert zij zich tot haar vader, en weer roept haar wraakgevoel haar terug naar Verowin's slot, nu als onbe kende voor hem, daar ze verouderd en ver anderd is. Dan gebeurt het dat die beiden elkaar vinden, hoewel Verowin onbewust is wie hij in huis heeft opgenomen en terwijl Isabele haar wraakplan heeft vergeten. En daar ze niet besluiten kan te zeggen wie hij heeft liefgehad, vertrekt ze weer en poogt in de eenzaamheid een goede moeder te zijn voor Ja, heusch, er zijn automobilisten, die hun wagen niet afsluiten als ze hem onbeheerd laten' staan I Ideaal, zooietsvoor los loopende jongens om zoon auto even te „leenen" voor 'n „vroolijken avond I" En wat erop volgt?IPolitie rechtbank I Brengt hen niet in verleiding: sluit uw auto af II haar kind, dat zij Verodal doopte. En Verodal zal veel later, ongeweten, zijn vader Verowin dooden en Isabele zal daarna zich van den toren storten in den duisteren nacht en het fatum zal zich aan haar voltrekken op de middeleeuwsche wijze. Inderdaad, de schrij ver kent deze wereld, heeft zich in ieder geval een compleet beeld daarvan in den geest ge vormd, zoodat de lezer geen oogenblik uit de sfeer komt of ongerijmdheden in de voor stelling ontdekt. Wat nu den stijl van dezen nieuwen auteur betreft, kan men zeggen dat die in de eerste plaats van een kalme, weloverwogen schrijf kunst getuigenis aflegt en in de tweede plaats sterk onder den invloed van Van Schendel staat. Nemen we een citaat als dit (de va zallen verzamelen zich op Isabele's slot voor de^belegering van Verowin aanvangt) op pag. „De ridders betrokken hun oude verblijf in het kasteel en sommige van hun mannen kregen onderdak in de bijgebouwen. De mees ten moesten echter buiten de muren in tenten den nacht doorbrengen, wat vroeg in het jaar kil kan zijn, maar het avontuur sporrelde in hun harten en het zien van vele onbeken den met nieuwe liedjes en grappen maakte de kalmste doldriest van vroolijkheid". Dat vetgezette tusschenzinnetje vooral is typisch Schendeliaansch. Daarom krijgt de lezer trouwens reeds de lucht bij den aan vang van het eerste hoofdstuk, en hij ver heugt zich daarover, want dr. Kazemier had slechter voorkeur kunnen toonen: „Vele zijn de wegen, waarop het Noodlot ten gronde brengt wie het verderven wil. Dikwijls begint zijn invloed onmerkbaar het leven te beschaduwen en steeds meer verdicht zich de schemering, zonder dat het duidelijk wordt dat geen zonnestraal het komende duister nog eens zal verlichten. Soms ook geeft het lang te voren een teeken. De wijze buigt dan be rustend het hoofd en zoekt voor het mysterie van de eeuwigheid nog God te vinden. Ande ren zijn ontzet en in radeloosheid hun eigen nietigheid niet beseffend, aanvaarden ze steeds daar de strijd, waar hun ondergang zich het snelst kan voltrekken". Nu lijkt het niet praktisch gezien van een pas beginnend auteur, zijn boek te openen met een vijftal zinnen die al dadelijk op den gemiddelden lezer een indruk van zwaar-op- de-handschheid moeten te weeg brengen. Aan den anderen kant is het lofwaardig dat de geest waaruit geschreven en gedicht wordt meteen wordt blootgelegd Wij zouden voor onze lezers het boek tegen zijn aanvang in bescherming willen nemen en raden verder te lezen. Zij zullen dan het zwaarwichtige verder missen en steeds meer door de gebeur tenissen geboeid worden. Ook wellicht den zin snappen, die de uit dit verdichte Middel eeuwsche leven te halen valt. In ieder geval een interessant debuut van den thans 36 jarigen schrijver. 4. H. DE BOIS. Japansche oorlogsschepen de Jangtse verder opgevaren. Naar het Japansche persbureau Domei meldt, is het Japansche op percommando blijkbaar voornemens het offensief aan den Loenghai- spoorweg uit te strekken tot Hankau. Volgens de laatste berichten van het front neemt de Japansche druk in het bijzonder toe op den rechter vleugel, met als doel Kaifeng en Tsjenghsien, het kruispunt van den spoorweg PekingHankau en de Loenghailijn. United Press verneemt uit Sjanghai, dat Japansche marine-eenheden zich opmaken om in de richting van Hankau verder door te dringen. Zij zullen trachten het Japansche landleger, dat van het noorden uit tegen Hankau optrekt, te ondersteunen. Het eerste Japansche schip bevindt zich reeds ter hoogte van Woehoe. Dit bewijst dus, dat deze schepen, ondanks het feit, dat het vaarwater steeds door mijnenvegers wordt onderzocht, snel vooriutkomen. wordt het bewijs geleverd van de verkoopskracht van courantenreclame De heer Kelly, die aari het hoofd staat van een thans zeer groot maar eens be scheiden winkelmagazijn, verklaarde on langs: „Couranten hebben zonder eenige twijfel het daadwerkelijk bewijs geleverd van haar vermogen goederen te verkoopen dag in dag uit. Niet alleen beteekenen courantenlezers een uitstekend afzetge bied voor winkeliers, maar de couranten streven ook voortdurend naar verbetering van plaatselijke toestanden." Vonnis in de zaak van den Utreclitschen gouddiefstal. Straffen van één, drie en vier jaar. UTREOHT, 31 Mei. Vanochtend heeft de rechtbank alhier uitspraak gedaan in de zaak van den bekenden gouddiefstal aan het Tandheelkun dig Instituut te Utrecht. De 27-jarige Amsterdamsche schoen maker C. V. werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf met aftrek van den tijd, in preventieve hechtenis doorgebracht (eisch vier jaar), de 25-jarige chauffeur D. J. van der S. tot drie jaar gevangenisstraf even eens met aftrek (eisch vier jaar), de 33-jarige typograaf L. de G. werd conform den eisch tot vier jaar ge vangenisstraf veroordeeld, met af trek van voorarrest. De rechtbank veroordeelde verder den 38-jarigen Utrechtenaar J. M.. kostbaas van den student, tot drie jaar gevangenisstraf (eisch drie jaar). De preventieve hechtenis werd eveneens in mindering gebracht. De student B. N. werd veroordeeld tot één jaar voorwaardelijke gevan genisstraf, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank achtte zich niet bevoegd kennis te nemén van de tenlastelegging van de verdachten: den 48-jarigen metaaldraaier M. G. bekend uit de Nyenrodezaak, den 54- jarigen koopman I. Z. en den 41-jarlgen koopman W. II. L., allen Amsterdammers en helers van het gestolen goud, tegen wien de Officier van Justitie respectievelijk twee-en- een-half. twee en twee-en-een-half jaar ge vangenisstraf had geëischt, Deze zaak werd daarom verwezen naar de Amsterdamsche arrondissementsrechtbank, ter verdere be handeling.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 7