Luilak BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Beste Vriendinnetjes en Vriendjes, A.s. week hebben jullie schrijfvacantie. Door de feestdagen zullen vele rubriekertjes niet in de gelegenheid zijn mij te schrij ven. Zijn de feestdagen voorbij, dan moeten de meeste kinderen weer naar school, zoodat er dan ook van schrijven niet veel zal komen De kinderrubriek verschijnt echter Zaterdag 11 Juni wel. Zij. die mij deze week schreven, krijgen tweemaal een briefje van mij nl. he den en Zaterdag 11 Juni. M'n eerste visite uitnoodiging in dit jaar plaats ik in de rubriek, die Zaterdag na Pink steren verschijnt. Van harte wensch ik al m'n vriendinnetjes en vriendjes met ouders, zusters, broers en verdere familieleden prettige Pinksterdagen toe. Best ZWARTKOPJE. Zeg wat heb jij een goeden verjaardag gehad. Een piano, een muziekstandaard, een pianolamp, vier kaats ballen. twee boeken, enz. Nu maar vlijtig pianostudeeren, zcodat je ouders pleizier van het gegeven cadeau beleven. Wat het versie ren van je fiets voor de verkeersoptocht be treft, heb je me verkeerd begrepen. Ik wil je niet helpen met het versieren, maar je aan een aardig ideetje helpen. De versiering zal je zelf moeten aanbrengen volgens het schema dat ik je, indien je niet iets passends weet,, zal geven. Wanneer de optocht. Zaterdag 18 Juni plaats heeft, kom dan Maandag 13 Juni des middags om 4.30 even bij mij. We kunnen dan een ideetje bespreken. Je hebt dan eenige dagen tijd om de onderdeelen voor elkaar te brengen. Dag Zwartkopje. Beste BENJAMIN. Vrees je. dat het vestje van je zus mij te klein zal zijn? Eerlijk gezegd, daar ben ik ook wel een beetje bang voor. We zullen haar dan maar haar mooie vestje laten houden en ons maar vergenoe gen met er naar te kijken wanneer ze het aan heeft, vind je niet? Dag Benjamin. Lieve ANEMOON. Zoo, vier-en-twintig naadjes in een kous breien is geen kleinigheid Toch vind ik het uitstekend wanneer meisjes naast hun school en huiswerk wat aan hand werken doen. „Jong gewend is oud gedaan". Meisjes, die niet vroegtijdig wennen aan het onderhanden hebben van een of ander hand werk. missen later het geduld om rustig en gezellig een nuttig of fraai handwerk te ma ken. Prettig dat je 1.1. Zondag Krullekopje bezocht hebt. Zij zal 't wel gezellig gevonden hebben dat je op visite kwam. Dag Anemoon. Lief ZONDAGSKIND. Prettig, dat ik deze week je briefje zoo vroeg ontvangen heb. Ik behoefde nu niet alles op Woensdagmiddag te beantwoorden. Is Geertje ook verkouden? Nu, de laatste week had ik het ook goed te pakken en dagen achtereen zware hoofdpijn. Zelfs gebruik van aspirine hielp niet. Geluk kig is het ergste thans voorbij en m'n hoofd pijn verdwenen. Als ik me normaal gevoel ga ik met mijn neef naar de luilakmarkt te Haarlem. Ben ik echter nog verkouden, dan blijf ik thuis. Naar welke luilakmarkt ga jij? Beverwijk of Haarlem? Dag Zondagskind. Lief KRULLEKOPJE. Gelukkig dat je weer naar buiten mag. behoudens 's mid dags eenige uren rusten. Als het weer nu een beetje medewerkt, zal de buitenlucht je ge zondheid zeer bevorderen. Heeft men je voorspeld dat je kans hebt een echt straat- madeliefje te worden? Ach dat zou ook zoo erg niet zijn, wanneer het in het belang van je gezondheid is. Je moet er echter voor zor gen dat je je buiten steeds correct gedraagt, zoodat er op je gedrag niets valt aan te mer ken. Wanneer je weer geheel beter bent kan ANNEKE IS WEER BETER door W. B.Z. Anneke mag naar buiten, Dat is nog eens een feest. Voor vader en voor moeder, Maar voor Anneke 't meest. Ze heeft lang moeten liggen, Al in een ziekenhuis, De vorige week kwam ze Nog met een auto thuis. Nu loopt ze nog heel langzaam, Ze ziet ook nog wat teer. Maar ze zal gauw genezen Door 't mooie lenteweer. Ja buiten is 't zoo heerlijk De zon is medicijn 'k Hoop Anneke heel spoedig Weer sterk en flink zal zijn. je het erg veel buiten zijn wel weer wat min deren. Daar zal je trouwens zelf wel naar gaan verlangen, omdat je veel liefhebberij voor teekenen en handwerken hebt en dat kan je moeilijk buiten spelend beoefenen. Meisje lief het beste hoor. Dag Krullekopje. Beste KLEINE ZUS. „Wie uit is. uit mag" luidt het spreekwoord en zoo heb jij er ook over gedacht. Je hebt zeker in Amsterdam fijn genoten? 'k Ben nieuwsgierig wanneer je van de reis bent thuis gekomen. Dag kleine Zus. Beste VERONIKA. De reden van je schrijf verzuim kan ik billijken. Als het werk klaar is vertrouw ik er echter op, dat je me dan weer trouw schrijft. Mag ik het ook eens zien als je het klaar hebt. Je weet, ik zie graag mooie handwerken. Dat zusje van je is maar fijn uit. Ze heeft gelijk, ze is nu nog in de gelegenheid. A.s. week behoef je me niet te schrijven, daar bof je eventjes mede, zeg. Veel succes met je werk. Dag Veronika. Lief ZONNESTRAALTJE. Wel, wel. ben jij ook al verkouden? Ik hoop, dat je weer spoedig beter bent en weer lust hebt om te spelen. Het beste hoor. Dag Zonnestraaltje. Best CROCUSJE. Met je kleedje kan je nu weer fijn verder. Na de Pinkstervacantie ik heb vacantie tot Maandag 13 Juni, mag je met je werk weer bij me komen. Het liefst tusschen 4.00 en 4.30. Kom je later, dan ben ik aan het koken en is het mogelijk, dat ik dan niet uit de keuken kan gaan. Jammer dat het tot nog toe geen zwemweer is. Dat men op school op gunstiger weer wacht alvorens met de klassen naar de „Heerenduinen" te gaan, begrijp ik. De wol voor de polsmoffen heb ik nog niet gekocht. Je kleedje moet eerst af. Niet van alles tegelijk onder handen nemen. Het loopt dan veelal op niets uit. Dag Crocusje. Lief ZWEMSTERTJE. Prettig dat de vi site met je moeders vei*j aardag allen vol lof over je gemaakte handwerk waren. Zoo moet het ook. Alles wat je op de club maakt, moet er keurig uit zien. Dan leg je er zelf eer mede in en ik ook een beetje. Als je op visite mag komen, krijg je van mij een nieuw handwerk, nl. een thee- en koffiepotdekje. Dat je vrien dinnetje Jopie K. ook graag op de club wil komen, neem ik aan. maar momenteel mag ik haar niet als rubriekertje of clublid toela ten. Ook niet door middel van een kennis die op de IJmuider Courant geabonneerd is. Haar ouders moeten zelf geabonneerd zijn. Het abonnementsgeld bedraagt slechts 12 cent per week. Je moet mevrouw K. het briefje dat ik aan je geschreven heb, maar even la ten lezen. Misschien kan je dan met je vrien din haar overhalen de bedoelde courant te gaan lezen. Jopie mag dan aan alle pretjes deelnemen. Dag Zwemstertje. Best GOUDMUILTJE: Je kussen heb je zeker ontvangen. Het lapje satinet kost 10 cent. Je stopt het geld maar in je volgend briefje. Toen het 1.1. Maandag zoo'n slecht weer was, dacht ik goed te doen je de reis te besparen en gaf daarom het werk voor je met Crocusje en Zondagskind mede. Prettig dat de gymnastiekvereeniging waar je wer kend lid van bent, zoo goed uit den strijd is gekomen. Het plaatsje Naarden is mij be kend. Ik ben er vaak geweest nl. toen ik te Lunteren en pension was en ook toen ik te Barneveld logeerde. Thans ongeveer tien jaar geleden. Wel aardig om zoo n plaatsje eens heelemaal door te marcheeren. Je hebt na tuurlijk volop genoten. Dag Goudmuiltje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor de mooie teekening. Wat jam mer dat je moeder nog niet beter is. In m'n klas heb ik ook eenige grieppatiëntjes. Het is te wenschen dat het weer spoedig wat gun stiger wordt. Een regenbuitje doet geen kwaad, als het maar niet zoo verbazend koud er bij is. Wil je je moeder m'n groeten doen en beterschap wenschen. Dag Teekenaarstertje. Best MADELIEFJE. Het geld heb ik in je briefje gevonden en heb het van het tegoed afgetrokken. Wat het versieren van je fiets betreft. Voor jou geldt hetzelfde als voor Nettie. Je moet het briefje aan haar gericht, maar eens even nalezen. Prettig dat je kussen zoo prachtig wordt. Ik wil het werk graag weer eens zien en vind het goed als je het mede brengt, wanneer je met Nettie komt. Laat Nettie haar werk dan ook mede nemen. Je bent op school niet aan een hernpje bezig maar aan een hemdje. Ook ik ben nieuwsgierig naar je rapportcijfers. Dag Madeliefje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Jongens en meisjes! Ik wil even speciaal jullie aandacht vragen. Eerst een vraag: Jullie houden toch allen veel van de natuur? Als dat zoo is dan houden jullie natuurlijk ook van vogels! Ja? Maar dan merken jullie ook dat er in de vogelwe reld dikwijls gevallen voorkomen, die niet erg in den haak zijn. Allemaal hebben jullie wel jonge vugels gezien, die uit het nest waren gevallen en ten propi vielen aan katten en andere dieren. Of vogels die van den honger gestorven waren. En nog veel andere dingen! Kunnen wij daar nu niets tegen doen? Als wij nu onder elkaar eens een soort club stichtten die daarvoor zorgt? Waarvoor? Wel, voor de opvoeding van jonge vogeltjes, het verplegen van zieke vogels, maken van nestkastjes, voe derhuisjes enz. Als jongens en meisjes van 12 tot 16 jaar hier plezier in hebben kunnen zij zich opgeven bij Frans Meijer Jr., Leidsche- vaart 258 rd., Haarlem. Afgesproken? EEN JONGEN. 'T IS PINKSTEREN door W. B.-Z. 't Is Pinksteren Wij zijn zoo blij Wij loopen in een lange rij Wij zingen er een lentelied En ieder lacht, die ons nu ziet. 't Is Pinksteren Wat zijn wij mooi, Zoo uitgedost in bloementooi. Wij vormen nu een feeën-schaar Met bloemenkransjes in het haar. 't Is Pinksteren Blij schijnt de zon. Ik dacht, dat ze 't niet meer kon. De vogels zingen blij en luid, 't Mooiste lenteliedje uit. 't Is Pinksteren Wie loopt er mee? Wij gaan naar 't bosch en naar de zee. Komt, maakt maar langer nog de rij, 't Is Pinksteren en wij zijn blij Een gezellig ouderwetsch feest van de baan „Fikkies" en ketelmuziek Wist je wel, kinderen, dat 't 4 Juni een heel bijzondere dag is? Wie op den Zaterdag vóór Pinksteren behalve dan in Haarlem, waarvan jullie wel alles weten, weieens te Zaandam, te Amsterdam, Delft, Genemuiden of op sommige plaatsen in Friesland is geweest, antwoordt di rect: „Natuurlijk, 't is toch luilak!" Ja hoor, 't is luilak! Ik ben heel nieuwsgie rig of alle kinderen in ons land eigenlijk nog wel weten, wat dat'voor een feest is: Luilak! Misschien wel niet, want net als allerlei an dere volksgebruiken is de luilakviering lang zamerhand heelemaal in onbruik geraakt. Jammer? Och, aan den eenen kant wel, want 't moet verbazend leuk zijn geweest. En aan den anderen kant ook weer niet, want het lui- lakvieren zooals het een twintig jaar geleden nog in verschillende streken van ons land werd gedaan, ontaardde wel vaak in vreese- lijke ruwheid en straatschenderij. Toch is 't grappig, een rasechten Zaandamschen jongen zooals b.v. mijn oom, die 't zelf meegemaakt heeft, ervan te hooren vertellen „Willen jullie weten hoe we vroeger aan de Zaan luilak vierden?" zegt oom. „Jongens, jongens, dat was fijn! Een echt gezellig voorspel van de Pinksterdagen! We begonnen al op den Vrijdag vóór Pink steren. Zoodra de school uit was, stormden we met heele troepen naar de houtwerven, die er immers zooveel zijn langs de Zaan, om de Luilakstokken te rooven, waarmee we elkaar den volgenden morgen heel in de vroegte te lijf zouden gaan. Ook schuimden we de mo- lenwerven af, want overal waren wel plankjes en stokken te vinden ende knechts, die ons natuurlijk wel zagen rondscharrelen, de den op dien eenen middag in 't jaar een oogje dicht. Trouwens: ze hadden zelf ook de handen vol werk, want vóór den Pinkster moesten ze den molen „op luilak zetten". Dat ging zoo: de wieken werden in het kruis gezet en getooid met groene iepen twijgen, terwijl aan een lang touw. vastgemaakt aan het uiteinde van de naar boven wijzende wieken leege zaagselman- den werden opgehangen. Als de menschen die „luilak-molens" zagen, dan kregen ze alvast het heerlijke vacantie-achtige gevoel, dat 't, nu toch bijna Pinksteren was! En wij jongens waren heelemaal door 't dolle heen. Geen moeder, die haar spruiten dien nacht rustig in bed hield! Al om één uur be gon de pret. Dan slopen de groote jpngens 't bed uit en dan hoorde je opeens 't geklos van honderden klompen op straat en zag je, als je wakker genoeg was om eens uit je raam te kijken overal lange vlammentongen omhoog lekken Want 't heerlijkste van den luilak nacht, 't echt manlijke vermaak, waaraan al leen de groote. jongens meededen, was 't aan steken van groote vreugdevuren, op z'n Zaansch „fikkies" genoemd,op iedere vrije plek waar 't volgens hen geen gevaar opleverde. Je begrijpt, dat de brandweer en de politie in dien nacht ook geen oog dicht deden maar voort durend in actie waren om rampen te voor komen En de kleine jongens daartoe behoorde ikzelf ook, want toen ik groot was, waren we helaas al uit Zaandam verhuisd nu, die lagen nog een paar uur met wijd open oogen en roode ooren te popelen onder de dekens, totdat moeder emdelijk, wanhopig door 't ru moer op straat en het stille verlangen binnen, toegaf en zei: „Nou, vooruit dan maar maar stilletjes hoor!" En dan zoo tegen een uur of vier, verschenen de kleineren ook op straat, zelfs meisjes de den eraan mee! Wat gingen die kinderen doen? Uit allerlei verborgen hoekjes, die zij alleen kenden, sleepten ze alle mogelijke rommel vandaan: oude pannen met één oor stofblikken, busjes, oude emmers kort- >m alles wat maar in staat was om lawaai te maken! Touwen werden eraan gebonden, en dan begon het beruchte „sleepjes trekken" langs de straten. Een lawaai was het, dat hoo ren en zien je verging! Verder was 't een groot vermaak, brandnetels aan de deurknoppen te binden en bij alle kinderen, waarvan men merkte, dat ze nog op één oor lagen, met groote letters „looielak" op de deur te schrij ven! Dat ging zoo eenige uren door en als dan eindelijk de lieve jeugd moegedraafd en ge vochten was (want het gevecht met de „luilak- stokken" ging er ook nog zoo tusschendoor) dan kwam ze bezweet en vuil bij moeder bin nenrollen, die ook voor dezen eenen keer in 't jaar een oogje dicht deed en alleen zei: „Marsch naar boven! Wasschen en verklee- den!" Een stelletje keurige schoone jongens en meisjes kwam dan zoo om een uur of zeven, half acht, de trappen af, óók alweer popelend, want de luilakpret was nóg niet op! Met ge spitste ooren zaten ze alweer te luisteren naar 't getoeter van den bakker, 't signaal, dat de luilakbollen klaar waren! Want in dien ru- moeïigen nacht had deze brave man extra z'n best gedaan en heerlijke bollen gebakken, die nu met „net zooveel boter als je maar wou" en soms nog met stroop erbij werden verorberd. Witte radijzen kregen we er ook nog bij: 't was een echte tractatie! En als we dan zoo'n paar uurtjes gesmuld, verteld en nog wat rond gehangen hadden (school had je dien morgen natuurlijk niet) nu dan droop de een na den ander af om ergens in een stil hoekjeeen dutje te doen, denk je? O foei nee, dat heele maal niet, maar toch wel om eens fijn uit te rusten van alle vermoeienissen. Dat was nu 't echte ouderwetsche Zaankantsche luilak- feest!- DE GOOCHELAAR. Op het terras van een voornaam restaurant te Parijs zat een oudere heer aan een tafel tje zijn krant te lezen. Hij was netjes gekleed, maar zijn gelaat boezemde weinig vertrouwen in. Tegenover hem aan het zelfde tafeltje had een jong fatje plaats genomen. Ook hij was weldra in de lectuur van een krant verdiept, maar onder het lezen keek hij telkens steels- gewijze naar zijn overbuurman, die intusschen een sneedje brood met ham at. „Ober, geef mij een kopje koffie met een gebakje!" riep de jonge fat, toen de kellner het tafeltje naderde. In een oogwenk stond het gevraagde voor hem. Vlug keek hij om zich heen en bemerkend, dat niemand op hem lette, stak hij snel het zilveren koffielepeltje in zijn zak. Slechts één had het voorval ge zien: de overbuurman. Deze deed echter of hij niets gezien had, riep den kellner en bestelde eveneens een kopje koffie met een gebakje Toen dit gebracht werd, vroeg hij den kellner hem eens een aardig goochel toertje voor te mogen doen. Deze antwoordde glimlachend: „Heel graag meneer." „Kijk goed! Wat is dit?? „Een koffielepeltje. meneer!" „Juist, dit is een koffielepeltje. En waar is het nu?" vroeg de goochelaar, terwijl hij het zilveren voorwerp in zijn zak liet verdwijnen, „Wel meneer, ik zou zeggen in uw jas!" „Mis m'n waarde, niet in mijn zaak, maar in den zak van dien heer daar. Hij wees op het fatje tegenover hem en zei, „ga maar eens kijken". Onwillekeurig keek de kellner het fatje aan, dat belangstellend geluisterd had en daarna, geheel van zijn stuk gebracht, opsprong. „Wilt U zoo vriendelijk zijn eens in uw jaszak te voelen om te kijken of ik de waarheid ge sproken heb?" noodigde de oudere heer hem met een vriendelijk lachje uit. Geheel verbouwereerd steekt de fat zijn hand in den zak en brengt het lepeltje te voor schijn. „Waarachtig, mijnheer, U is een knappe goo chelaar*zegt hij zuurzoet lachend. De oude heer is intusschen opgestaan. „Ober, ik heb een broodje met ham. één kof fie en een gebakje gehad." zegt hij, terwijl hij het geld op tafel legt. Daarna verlaat hij het café met opgeheven hoofd Den zilveren koffielepel heeft hij in zijn zak. HET KAMERLID EN HET BOERTJE. In Amerika brengen de verkiezingen nog veel meer drukte teweeg dan bij ons en zoo als je wel weet worden daarbij ook heel an dere methoden toegepast. Zoo gaan vaak de mannen, die Kamerlid hopen te worden of te blijven., zelf de kiezers bezoeken om hun stem men te winnen. Zoo kwam ook eens een Kamerlid dat graag verkozen wilde worden, bij een oud boertje, dat juist met de krant, waarin de portretten van twee Kamercandidaten. voor zich zat. ,.Nu," begon het Kamerlid, terwijl hij op de portretten wees, „met wien van de twee houd jij het?" 't Boertje bleef een heelen tijd zwijgend de krant bekijken en zei toen: „Ik ken ze geen van tweeën, maar als ik die gezichten goed be kijk, dan vind ik het tenminste een heele troost, dat er maar één van de twee kan wor den gekozen!" DE WEDDENSCHAP, Een anecdote uit den tijd van de diligences. In 't begin van de vorige eeuw dacht nie mand nog aan een trein of autobus. De men schep die reizen wilden, moesten dit doen per postkoets of trekschuit. En dat men lang niet altijd zeker kon zijn op den bestemden tijd aan te komen was maar al te bekend. De kosten van zoo'n reis per postkoets wa ren niet hoog, maar (en daar zat hem nu juist de kneep!) de fooien wel. Wie zich kon veroor loven, den koetsier een dikke fooi in de hand te stoppen' was er zeker van, de allerbeste plaats te krijgen en zoo lang hij wilde in alle herbergen te kunnen „uitrusten", terwijl de andere reizigers op straat heen en weer ijs beerden, tot de koets weer vertrok. En als de „voorname gast" voornaam beteekende al leen maar rijk en vrijgevig natuurlijk! dan ook den postiljon nog tracteerde, dan liep men soms kans op een vertraging van een uur of langer. Zat er heelemaal geen „voorname gast" in de koets, dan waren de toestanden soms nog veel erger, want de postiljon, kribbig door 't uitblijven van zijn fooi, bleef overal net zoo lang plakken als hij verkoos. Als men 't een beetje beter doen kon, was het dan ook zaak, geen gebruik van de ge wone postkoets te maken maar per extra-wa gen te rijden. Dit was wel wat duurder maar ging ook vlugger, doch de postiljons van de extra-wagens waren zóó verwend door hooge fooien, dat het de spuigaten uitliep. Alleen wie een reuzenfooi gaf, en dan tel kens ook bij 't wisselen van paarden den nieu wen postiljon ook weer ruimschoots bedacht, kon de hoop koesteren, zonder al te veel on gelukken z'n doel te bereiken. Een aardige anecdote uit den tijd van de postkoetsen waardoor je goed op de hoogte komt van het „schrikbewind" der postiljons, volgt hier: Twee luitenants zaten eens in een klein stadje bij elkaar te praten over de onzinnige toestanden bij de post. Beide waren van plan, den volgenden dag per extra-wagen een reis te ondernemen en de eene zei met barsche stem: „Ik denk er eenvoudig niet over, een fooi te geven, 'k Betaal de vracht en daarmee uit!" „Denk dan maar niet, dat je het doel van je reis bereikt", zei de ander. „Nu ja, jij bent rijk. Maar ik ben maar een arme drommel en ik vind het bovendien zonde om m'n goeie geld aan fooien uit te geven. En tochik wil wedden, dat ik zonder fooien te geven nog eerder op m'n plaats van bestem ming ben dan jij!" „Dat kan niet!" „Toch wel." En de twee luitenants gingen een wedden schap aan om een tamelijk hoog geldsbedrag. Den volgenden morgen stapte elk in z'n eigen extra-wagen. De rijke luitenant betaalde een dikke fooi, de arme enkel maar de vracht en sloeg bovendien een hoogen toon aan. „Zacht jes rijden versta je? Ik heb n.l. vreeselijke pijn in m'n beenen en in m'n rug Als je dus niet ontzettend voorzichtig doet, klaag ik je aan bij de politie!" 't Gevolg was. dat de postiljon met een grim mig gezicht het geld in zijn hand bekeek en dan de zweep over de paarden legde, dat ze er zoo hard ze konden vandoor stoven! En aan 't volgende station fluisterde hij zijn op volger toe: „Hard rijden, dat die gierigaard niet weet waar hij blijft!" Zoo kwam het, dat de arme luitenant, die geen fooien gaf, nog veel eerder zijn doel be reikte dan zijn kameraad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8