Luilak
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Beste Vriendinnetjes en Vriendjes,
A.s. week hebben jullie schrijfvacantie.
Door de feestdagen zullen vele rubriekertjes
niet in de gelegenheid zijn mij te schrij
ven. Zijn de feestdagen voorbij, dan moeten
de meeste kinderen weer naar school, zoodat
er dan ook van schrijven niet veel zal komen
De kinderrubriek verschijnt echter Zaterdag
11 Juni wel. Zij. die mij deze week schreven,
krijgen tweemaal een briefje van mij nl. he
den en Zaterdag 11 Juni.
M'n eerste visite uitnoodiging in dit jaar
plaats ik in de rubriek, die Zaterdag na Pink
steren verschijnt.
Van harte wensch ik al m'n vriendinnetjes
en vriendjes met ouders, zusters, broers en
verdere familieleden prettige Pinksterdagen
toe.
Best ZWARTKOPJE. Zeg wat heb jij een
goeden verjaardag gehad. Een piano, een
muziekstandaard, een pianolamp, vier kaats
ballen. twee boeken, enz. Nu maar vlijtig
pianostudeeren, zcodat je ouders pleizier van
het gegeven cadeau beleven. Wat het versie
ren van je fiets voor de verkeersoptocht be
treft, heb je me verkeerd begrepen. Ik wil je
niet helpen met het versieren, maar je aan
een aardig ideetje helpen. De versiering zal je
zelf moeten aanbrengen volgens het schema
dat ik je, indien je niet iets passends weet,,
zal geven.
Wanneer de optocht. Zaterdag 18 Juni
plaats heeft, kom dan Maandag 13 Juni des
middags om 4.30 even bij mij. We kunnen
dan een ideetje bespreken. Je hebt dan eenige
dagen tijd om de onderdeelen voor elkaar te
brengen.
Dag Zwartkopje.
Beste BENJAMIN. Vrees je. dat het
vestje van je zus mij te klein zal zijn? Eerlijk
gezegd, daar ben ik ook wel een beetje bang
voor. We zullen haar dan maar haar mooie
vestje laten houden en ons maar vergenoe
gen met er naar te kijken wanneer ze het
aan heeft, vind je niet?
Dag Benjamin.
Lieve ANEMOON. Zoo, vier-en-twintig
naadjes in een kous breien is geen kleinigheid
Toch vind ik het uitstekend wanneer meisjes
naast hun school en huiswerk wat aan hand
werken doen. „Jong gewend is oud gedaan".
Meisjes, die niet vroegtijdig wennen aan het
onderhanden hebben van een of ander hand
werk. missen later het geduld om rustig en
gezellig een nuttig of fraai handwerk te ma
ken. Prettig dat je 1.1. Zondag Krullekopje
bezocht hebt. Zij zal 't wel gezellig gevonden
hebben dat je op visite kwam.
Dag Anemoon.
Lief ZONDAGSKIND. Prettig, dat ik
deze week je briefje zoo vroeg ontvangen heb.
Ik behoefde nu niet alles op Woensdagmiddag
te beantwoorden. Is Geertje ook verkouden?
Nu, de laatste week had ik het ook goed te
pakken en dagen achtereen zware hoofdpijn.
Zelfs gebruik van aspirine hielp niet. Geluk
kig is het ergste thans voorbij en m'n hoofd
pijn verdwenen. Als ik me normaal gevoel ga
ik met mijn neef naar de luilakmarkt te
Haarlem. Ben ik echter nog verkouden, dan
blijf ik thuis. Naar welke luilakmarkt ga jij?
Beverwijk of Haarlem?
Dag Zondagskind.
Lief KRULLEKOPJE. Gelukkig dat je
weer naar buiten mag. behoudens 's mid
dags eenige uren rusten. Als het weer nu een
beetje medewerkt, zal de buitenlucht je ge
zondheid zeer bevorderen. Heeft men je
voorspeld dat je kans hebt een echt straat-
madeliefje te worden? Ach dat zou ook zoo
erg niet zijn, wanneer het in het belang van
je gezondheid is. Je moet er echter voor zor
gen dat je je buiten steeds correct gedraagt,
zoodat er op je gedrag niets valt aan te mer
ken. Wanneer je weer geheel beter bent kan
ANNEKE IS WEER BETER
door W. B.Z.
Anneke mag naar buiten,
Dat is nog eens een feest.
Voor vader en voor moeder,
Maar voor Anneke 't meest.
Ze heeft lang moeten liggen,
Al in een ziekenhuis,
De vorige week kwam ze
Nog met een auto thuis.
Nu loopt ze nog heel langzaam,
Ze ziet ook nog wat teer.
Maar ze zal gauw genezen
Door 't mooie lenteweer.
Ja buiten is 't zoo heerlijk
De zon is medicijn
'k Hoop Anneke heel spoedig
Weer sterk en flink zal zijn.
je het erg veel buiten zijn wel weer wat min
deren. Daar zal je trouwens zelf wel naar
gaan verlangen, omdat je veel liefhebberij
voor teekenen en handwerken hebt en dat kan
je moeilijk buiten spelend beoefenen. Meisje
lief het beste hoor.
Dag Krullekopje.
Beste KLEINE ZUS. „Wie uit is. uit mag"
luidt het spreekwoord en zoo heb jij er ook
over gedacht. Je hebt zeker in Amsterdam
fijn genoten? 'k Ben nieuwsgierig wanneer je
van de reis bent thuis gekomen.
Dag kleine Zus.
Beste VERONIKA. De reden van je
schrijf verzuim kan ik billijken. Als het werk
klaar is vertrouw ik er echter op, dat je me
dan weer trouw schrijft. Mag ik het ook
eens zien als je het klaar hebt. Je weet, ik zie
graag mooie handwerken. Dat zusje van je
is maar fijn uit. Ze heeft gelijk, ze is nu nog
in de gelegenheid. A.s. week behoef je me
niet te schrijven, daar bof je eventjes mede,
zeg. Veel succes met je werk.
Dag Veronika.
Lief ZONNESTRAALTJE. Wel, wel. ben
jij ook al verkouden? Ik hoop, dat je weer
spoedig beter bent en weer lust hebt om te
spelen. Het beste hoor.
Dag Zonnestraaltje.
Best CROCUSJE. Met je kleedje kan je
nu weer fijn verder. Na de Pinkstervacantie
ik heb vacantie tot Maandag 13 Juni, mag je
met je werk weer bij me komen. Het liefst
tusschen 4.00 en 4.30. Kom je later, dan ben
ik aan het koken en is het mogelijk, dat ik
dan niet uit de keuken kan gaan. Jammer dat
het tot nog toe geen zwemweer is. Dat men op
school op gunstiger weer wacht alvorens met
de klassen naar de „Heerenduinen" te gaan,
begrijp ik. De wol voor de polsmoffen heb ik
nog niet gekocht. Je kleedje moet eerst af.
Niet van alles tegelijk onder handen nemen.
Het loopt dan veelal op niets uit.
Dag Crocusje.
Lief ZWEMSTERTJE. Prettig dat de vi
site met je moeders vei*j aardag allen vol lof
over je gemaakte handwerk waren. Zoo moet
het ook. Alles wat je op de club maakt, moet
er keurig uit zien. Dan leg je er zelf eer mede
in en ik ook een beetje. Als je op visite mag
komen, krijg je van mij een nieuw handwerk,
nl. een thee- en koffiepotdekje. Dat je vrien
dinnetje Jopie K. ook graag op de club wil
komen, neem ik aan. maar momenteel mag
ik haar niet als rubriekertje of clublid toela
ten. Ook niet door middel van een kennis die
op de IJmuider Courant geabonneerd is. Haar
ouders moeten zelf geabonneerd zijn. Het
abonnementsgeld bedraagt slechts 12 cent
per week. Je moet mevrouw K. het briefje
dat ik aan je geschreven heb, maar even la
ten lezen. Misschien kan je dan met je vrien
din haar overhalen de bedoelde courant te
gaan lezen. Jopie mag dan aan alle pretjes
deelnemen.
Dag Zwemstertje.
Best GOUDMUILTJE: Je kussen heb je
zeker ontvangen. Het lapje satinet kost 10
cent. Je stopt het geld maar in je volgend
briefje. Toen het 1.1. Maandag zoo'n slecht
weer was, dacht ik goed te doen je de reis
te besparen en gaf daarom het werk voor je
met Crocusje en Zondagskind mede. Prettig
dat de gymnastiekvereeniging waar je wer
kend lid van bent, zoo goed uit den strijd is
gekomen. Het plaatsje Naarden is mij be
kend. Ik ben er vaak geweest nl. toen ik te
Lunteren en pension was en ook toen ik te
Barneveld logeerde. Thans ongeveer tien jaar
geleden. Wel aardig om zoo n plaatsje eens
heelemaal door te marcheeren. Je hebt na
tuurlijk volop genoten.
Dag Goudmuiltje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor de mooie teekening. Wat jam
mer dat je moeder nog niet beter is. In m'n
klas heb ik ook eenige grieppatiëntjes. Het is
te wenschen dat het weer spoedig wat gun
stiger wordt. Een regenbuitje doet geen
kwaad, als het maar niet zoo verbazend koud
er bij is.
Wil je je moeder m'n groeten doen en
beterschap wenschen.
Dag Teekenaarstertje.
Best MADELIEFJE. Het geld heb ik in je
briefje gevonden en heb het van het tegoed
afgetrokken. Wat het versieren van je fiets
betreft. Voor jou geldt hetzelfde als voor
Nettie. Je moet het briefje aan haar gericht,
maar eens even nalezen. Prettig dat je kussen
zoo prachtig wordt. Ik wil het werk graag weer
eens zien en vind het goed als je het mede
brengt, wanneer je met Nettie komt. Laat
Nettie haar werk dan ook mede nemen. Je
bent op school niet aan een hernpje bezig
maar aan een hemdje. Ook ik ben nieuwsgierig
naar je rapportcijfers.
Dag Madeliefje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
Jongens en meisjes!
Ik wil even speciaal jullie aandacht vragen.
Eerst een vraag: Jullie houden toch allen veel
van de natuur? Als dat zoo is dan houden
jullie natuurlijk ook van vogels! Ja? Maar
dan merken jullie ook dat er in de vogelwe
reld dikwijls gevallen voorkomen, die niet
erg in den haak zijn. Allemaal hebben jullie
wel jonge vugels gezien, die uit het nest waren
gevallen en ten propi vielen aan katten en
andere dieren. Of vogels die van den honger
gestorven waren. En nog veel andere dingen!
Kunnen wij daar nu niets tegen doen? Als wij
nu onder elkaar eens een soort club stichtten
die daarvoor zorgt? Waarvoor? Wel, voor de
opvoeding van jonge vogeltjes, het verplegen
van zieke vogels, maken van nestkastjes, voe
derhuisjes enz. Als jongens en meisjes van 12
tot 16 jaar hier plezier in hebben kunnen zij
zich opgeven bij Frans Meijer Jr., Leidsche-
vaart 258 rd., Haarlem. Afgesproken?
EEN JONGEN.
'T IS PINKSTEREN
door W. B.-Z.
't Is Pinksteren
Wij zijn zoo blij
Wij loopen in een lange rij
Wij zingen er een lentelied
En ieder lacht, die ons nu ziet.
't Is Pinksteren
Wat zijn wij mooi,
Zoo uitgedost in bloementooi.
Wij vormen nu een feeën-schaar
Met bloemenkransjes in het haar.
't Is Pinksteren
Blij schijnt de zon.
Ik dacht, dat ze 't niet meer kon.
De vogels zingen blij en luid,
't Mooiste lenteliedje uit.
't Is Pinksteren
Wie loopt er mee?
Wij gaan naar 't bosch en naar de zee.
Komt, maakt maar langer nog de rij,
't Is Pinksteren en wij zijn blij
Een gezellig ouderwetsch feest
van de baan
„Fikkies" en ketelmuziek
Wist je wel, kinderen, dat 't 4 Juni een heel
bijzondere dag is? Wie op den Zaterdag vóór
Pinksteren behalve dan in Haarlem, waarvan
jullie wel alles weten, weieens te Zaandam, te
Amsterdam, Delft, Genemuiden of op sommige
plaatsen in Friesland is geweest, antwoordt di
rect: „Natuurlijk, 't is toch luilak!"
Ja hoor, 't is luilak! Ik ben heel nieuwsgie
rig of alle kinderen in ons land eigenlijk nog
wel weten, wat dat'voor een feest is: Luilak!
Misschien wel niet, want net als allerlei an
dere volksgebruiken is de luilakviering lang
zamerhand heelemaal in onbruik geraakt.
Jammer? Och, aan den eenen kant wel, want
't moet verbazend leuk zijn geweest. En aan
den anderen kant ook weer niet, want het lui-
lakvieren zooals het een twintig jaar geleden
nog in verschillende streken van ons land
werd gedaan, ontaardde wel vaak in vreese-
lijke ruwheid en straatschenderij. Toch is 't
grappig, een rasechten Zaandamschen jongen
zooals b.v. mijn oom, die 't zelf meegemaakt
heeft, ervan te hooren vertellen
„Willen jullie weten hoe we vroeger aan de
Zaan luilak vierden?" zegt oom.
„Jongens, jongens, dat was fijn! Een echt
gezellig voorspel van de Pinksterdagen!
We begonnen al op den Vrijdag vóór Pink
steren. Zoodra de school uit was, stormden
we met heele troepen naar de houtwerven, die
er immers zooveel zijn langs de Zaan, om de
Luilakstokken te rooven, waarmee we elkaar
den volgenden morgen heel in de vroegte te
lijf zouden gaan. Ook schuimden we de mo-
lenwerven af, want overal waren wel plankjes
en stokken te vinden ende knechts, die
ons natuurlijk wel zagen rondscharrelen, de
den op dien eenen middag in 't jaar een oogje
dicht.
Trouwens: ze hadden zelf ook de handen vol
werk, want vóór den Pinkster moesten ze den
molen „op luilak zetten". Dat ging zoo: de
wieken werden in het kruis gezet en getooid
met groene iepen twijgen, terwijl aan een lang
touw. vastgemaakt aan het uiteinde van de
naar boven wijzende wieken leege zaagselman-
den werden opgehangen. Als de menschen die
„luilak-molens" zagen, dan kregen ze alvast
het heerlijke vacantie-achtige gevoel, dat 't,
nu toch bijna Pinksteren was!
En wij jongens waren heelemaal door 't dolle
heen. Geen moeder, die haar spruiten dien
nacht rustig in bed hield! Al om één uur be
gon de pret. Dan slopen de groote jpngens 't
bed uit en dan hoorde je opeens 't geklos van
honderden klompen op straat en zag je, als
je wakker genoeg was om eens uit je raam te
kijken overal lange vlammentongen omhoog
lekken Want 't heerlijkste van den luilak
nacht, 't echt manlijke vermaak, waaraan al
leen de groote. jongens meededen, was 't aan
steken van groote vreugdevuren, op z'n
Zaansch „fikkies" genoemd,op iedere vrije plek
waar 't volgens hen geen gevaar opleverde. Je
begrijpt, dat de brandweer en de politie in dien
nacht ook geen oog dicht deden maar voort
durend in actie waren om rampen te voor
komen
En de kleine jongens daartoe behoorde
ikzelf ook, want toen ik groot was, waren we
helaas al uit Zaandam verhuisd nu, die
lagen nog een paar uur met wijd open oogen
en roode ooren te popelen onder de dekens,
totdat moeder emdelijk, wanhopig door 't ru
moer op straat en het stille verlangen binnen,
toegaf en zei: „Nou, vooruit dan maar
maar stilletjes hoor!"
En dan zoo tegen een uur of vier, verschenen
de kleineren ook op straat, zelfs meisjes de
den eraan mee! Wat gingen die kinderen doen?
Uit allerlei verborgen hoekjes, die zij alleen
kenden, sleepten ze alle mogelijke rommel
vandaan: oude pannen met één oor
stofblikken, busjes, oude emmers kort-
>m alles wat maar in staat was om lawaai
te maken! Touwen werden eraan gebonden,
en dan begon het beruchte „sleepjes trekken"
langs de straten. Een lawaai was het, dat hoo
ren en zien je verging! Verder was 't een groot
vermaak, brandnetels aan de deurknoppen te
binden en bij alle kinderen, waarvan men
merkte, dat ze nog op één oor lagen, met
groote letters „looielak" op de deur te schrij
ven! Dat ging zoo eenige uren door en als dan
eindelijk de lieve jeugd moegedraafd en ge
vochten was (want het gevecht met de „luilak-
stokken" ging er ook nog zoo tusschendoor)
dan kwam ze bezweet en vuil bij moeder bin
nenrollen, die ook voor dezen eenen keer in 't
jaar een oogje dicht deed en alleen zei:
„Marsch naar boven! Wasschen en verklee-
den!"
Een stelletje keurige schoone jongens en
meisjes kwam dan zoo om een uur of zeven,
half acht, de trappen af, óók alweer popelend,
want de luilakpret was nóg niet op! Met ge
spitste ooren zaten ze alweer te luisteren naar
't getoeter van den bakker, 't signaal, dat de
luilakbollen klaar waren! Want in dien ru-
moeïigen nacht had deze brave man extra z'n
best gedaan en heerlijke bollen gebakken, die
nu met „net zooveel boter als je maar wou" en
soms nog met stroop erbij werden verorberd.
Witte radijzen kregen we er ook nog bij: 't
was een echte tractatie! En als we dan zoo'n
paar uurtjes gesmuld, verteld en nog wat rond
gehangen hadden (school had je dien morgen
natuurlijk niet) nu dan droop de een na den
ander af om ergens in een stil hoekjeeen
dutje te doen, denk je? O foei nee, dat heele
maal niet, maar toch wel om eens fijn uit te
rusten van alle vermoeienissen. Dat was nu
't echte ouderwetsche Zaankantsche luilak-
feest!-
DE GOOCHELAAR.
Op het terras van een voornaam restaurant
te Parijs zat een oudere heer aan een tafel
tje zijn krant te lezen. Hij was netjes gekleed,
maar zijn gelaat boezemde weinig vertrouwen
in. Tegenover hem aan het zelfde tafeltje had
een jong fatje plaats genomen. Ook hij was
weldra in de lectuur van een krant verdiept,
maar onder het lezen keek hij telkens steels-
gewijze naar zijn overbuurman, die intusschen
een sneedje brood met ham at.
„Ober, geef mij een kopje koffie met een
gebakje!" riep de jonge fat, toen de kellner
het tafeltje naderde. In een oogwenk stond
het gevraagde voor hem. Vlug keek hij om
zich heen en bemerkend, dat niemand op hem
lette, stak hij snel het zilveren koffielepeltje
in zijn zak. Slechts één had het voorval ge
zien: de overbuurman. Deze deed echter of hij
niets gezien had, riep den kellner en bestelde
eveneens een kopje koffie met een gebakje
Toen dit gebracht werd, vroeg hij den kellner
hem eens een aardig goochel toertje voor te
mogen doen. Deze antwoordde glimlachend:
„Heel graag meneer."
„Kijk goed! Wat is dit??
„Een koffielepeltje. meneer!"
„Juist, dit is een koffielepeltje. En waar is
het nu?" vroeg de goochelaar, terwijl hij het
zilveren voorwerp in zijn zak liet verdwijnen,
„Wel meneer, ik zou zeggen in uw jas!"
„Mis m'n waarde, niet in mijn zaak, maar
in den zak van dien heer daar. Hij wees op
het fatje tegenover hem en zei, „ga maar
eens kijken".
Onwillekeurig keek de kellner het fatje aan,
dat belangstellend geluisterd had en daarna,
geheel van zijn stuk gebracht, opsprong.
„Wilt U zoo vriendelijk zijn eens in uw jaszak
te voelen om te kijken of ik de waarheid ge
sproken heb?" noodigde de oudere heer hem
met een vriendelijk lachje uit.
Geheel verbouwereerd steekt de fat zijn hand
in den zak en brengt het lepeltje te voor
schijn.
„Waarachtig, mijnheer, U is een knappe goo
chelaar*zegt hij zuurzoet lachend.
De oude heer is intusschen opgestaan.
„Ober, ik heb een broodje met ham. één kof
fie en een gebakje gehad." zegt hij, terwijl hij
het geld op tafel legt. Daarna verlaat hij het
café met opgeheven hoofd
Den zilveren koffielepel heeft hij in zijn zak.
HET KAMERLID EN HET BOERTJE.
In Amerika brengen de verkiezingen nog
veel meer drukte teweeg dan bij ons en zoo
als je wel weet worden daarbij ook heel an
dere methoden toegepast. Zoo gaan vaak de
mannen, die Kamerlid hopen te worden of te
blijven., zelf de kiezers bezoeken om hun stem
men te winnen.
Zoo kwam ook eens een Kamerlid dat graag
verkozen wilde worden, bij een oud boertje,
dat juist met de krant, waarin de portretten
van twee Kamercandidaten. voor zich zat.
,.Nu," begon het Kamerlid, terwijl hij op de
portretten wees, „met wien van de twee houd
jij het?"
't Boertje bleef een heelen tijd zwijgend de
krant bekijken en zei toen: „Ik ken ze geen
van tweeën, maar als ik die gezichten goed be
kijk, dan vind ik het tenminste een heele
troost, dat er maar één van de twee kan wor
den gekozen!"
DE WEDDENSCHAP,
Een anecdote uit den tijd van de diligences.
In 't begin van de vorige eeuw dacht nie
mand nog aan een trein of autobus. De men
schep die reizen wilden, moesten dit doen per
postkoets of trekschuit. En dat men lang niet
altijd zeker kon zijn op den bestemden tijd
aan te komen was maar al te bekend.
De kosten van zoo'n reis per postkoets wa
ren niet hoog, maar (en daar zat hem nu juist
de kneep!) de fooien wel. Wie zich kon veroor
loven, den koetsier een dikke fooi in de hand
te stoppen' was er zeker van, de allerbeste
plaats te krijgen en zoo lang hij wilde in alle
herbergen te kunnen „uitrusten", terwijl de
andere reizigers op straat heen en weer ijs
beerden, tot de koets weer vertrok. En als de
„voorname gast" voornaam beteekende al
leen maar rijk en vrijgevig natuurlijk! dan
ook den postiljon nog tracteerde, dan liep men
soms kans op een vertraging van een uur of
langer.
Zat er heelemaal geen „voorname gast" in
de koets, dan waren de toestanden soms nog
veel erger, want de postiljon, kribbig door 't
uitblijven van zijn fooi, bleef overal net zoo
lang plakken als hij verkoos.
Als men 't een beetje beter doen kon, was
het dan ook zaak, geen gebruik van de ge
wone postkoets te maken maar per extra-wa
gen te rijden. Dit was wel wat duurder maar
ging ook vlugger, doch de postiljons van de
extra-wagens waren zóó verwend door hooge
fooien, dat het de spuigaten uitliep.
Alleen wie een reuzenfooi gaf, en dan tel
kens ook bij 't wisselen van paarden den nieu
wen postiljon ook weer ruimschoots bedacht,
kon de hoop koesteren, zonder al te veel on
gelukken z'n doel te bereiken.
Een aardige anecdote uit den tijd van de
postkoetsen waardoor je goed op de hoogte
komt van het „schrikbewind" der postiljons,
volgt hier:
Twee luitenants zaten eens in een klein
stadje bij elkaar te praten over de onzinnige
toestanden bij de post. Beide waren van plan,
den volgenden dag per extra-wagen een reis
te ondernemen en de eene zei met barsche
stem: „Ik denk er eenvoudig niet over, een fooi
te geven, 'k Betaal de vracht en daarmee uit!"
„Denk dan maar niet, dat je het doel van je
reis bereikt", zei de ander.
„Nu ja, jij bent rijk. Maar ik ben maar een
arme drommel en ik vind het bovendien zonde
om m'n goeie geld aan fooien uit te geven. En
tochik wil wedden, dat ik zonder fooien
te geven nog eerder op m'n plaats van bestem
ming ben dan jij!"
„Dat kan niet!"
„Toch wel."
En de twee luitenants gingen een wedden
schap aan om een tamelijk hoog geldsbedrag.
Den volgenden morgen stapte elk in z'n eigen
extra-wagen. De rijke luitenant betaalde een
dikke fooi, de arme enkel maar de vracht en
sloeg bovendien een hoogen toon aan. „Zacht
jes rijden versta je? Ik heb n.l. vreeselijke pijn
in m'n beenen en in m'n rug Als je dus niet
ontzettend voorzichtig doet, klaag ik je aan
bij de politie!"
't Gevolg was. dat de postiljon met een grim
mig gezicht het geld in zijn hand bekeek en
dan de zweep over de paarden legde, dat ze
er zoo hard ze konden vandoor stoven! En
aan 't volgende station fluisterde hij zijn op
volger toe: „Hard rijden, dat die gierigaard
niet weet waar hij blijft!"
Zoo kwam het, dat de arme luitenant, die
geen fooien gaf, nog veel eerder zijn doel be
reikte dan zijn kameraad.