DEMONSTRATIES TE BRATISLAVA.
SI MARGAGA.
Zomergeneugten - Niets ontgaat aan het nauw
lettend oog van den ervaren beoefenaar der zeil-
sport. Met rustige hand bestuurt hij de manoeuvres
van zeil en boot
In tegenwoordigheid van minister
president Hodza hebben meer dan
100.000 Slowaken te Bratislava voor
het behoud der republiek gedemon
streerd
Generaal Franco inspecteerde in de haven van het
zoojuist veroverde Vinaroz den nationalistische!!
kruiser „Canalejas"
Kleuter- en Zuigelingen
Vereeniging „Hulp aan
in de Roggeveenstraat
is Dinsdag officieel ge
opend
Een groote reliëfkaart van het Nederlandsche wegennet in wording voor het
aanstaand internationaal wegencongres op „Houtrust" te Den Haag met de
daaraan verbonden tentoonstelling „De Weg 1938'
Voor de bewaking van de Fransche Pyreneën-grens tegen
vluchtelingen zijn in het gebergte speciale posten van de
mobiele garde geplaatst, die voortdurend patrouilleeren
Kapitein Guyot van de „Brisbane", die bij het bombardement
van zijn schip gewond werd, wordt in het ziekenhuis van
Mustapha te Algiers geïnterviewd
De restauratie van het interieur van den Stadsschouwburg te Amsterdam is gereed. Een kijkje in d«
groote zaal, die een algeheele metamorphose heeft ondergaan
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust.
GERT HARTENAU—THIEL.
10)
Eindelijk bereikten we het paleis van den
radja, dat eigenlijk niet veel anders was dan
een groote bungalow, welke hel verlicht te
midden van een uitgestrekten en weiverzorg
den tuin lag. Het geheel ook de bijgebou
wen was omgeven door een hooge, sterke
schutting van latwerk en bij de gesloten poort
waakte de lijfwacht van den vorst, bestaande
uit inlanders in schilderachtige klee der drach
ten en voorzien van lansen en dergelijke voor
wereldlijke wapenen. Een piket gewapende
politie, dat onder luitenant Karsten door de
residentie patrouilleerde en ons juist tegemoet
kwam, vormde voor deze zonderling toege
ruste en niet bijster gevaarlijk uitziende lijf
wacht weer een bescherming op zichzelf. Zij
sloten zich bij ons aan en gezamenlijk ver
volgden wij onzen tocht tot de poort, welke
bij het naderen van den radja met zijn gevolg
werd geopend.
Bij het afscheid herhaalde de vorst nog eens
dringend zijn invitatie toch bij hem zijn intrek
te nemen, hetgeen wij echter met denzelfden
nadruk moesten weigeren, omdat de toestand
ter plaatse nu eenmaal geen gelegenheid gaf
tot een genoeglijk samenzijn. Tenslotte nam
hij genoegen met mijn plechtige belofte, dat
wij borg bleven voor zijn persoonlijke vrijheid
en die van al zijn huisgenooten en dat wij
zoodra de omstandigheden dat toelieten.,
gaarne van zijn gastvrijheid gebruik zouden
■maken.
Slechts half gerustgesteld, schreed hij, na
mij nog eenmaal de hand te hebben gedrukt,
met zijn gevolg naar den ingang van zijn
paleis. Een lauwe wind dreef den rook der
walmende fakkels achter hem aan.
VIII.
Met spoed marcheerden we gezamenlijk
naar het gerechtsgebouw. Luitenant Karsten
sloot zich met zijn patrouille bij ons aan, want
het Y'&s nu zaak zoo snel mogelijk krijgsraad
te houden en te overléggen wat ons te doen
stond. Ook op dezen terugtocht bleef het nog
rustig. Het flakkerende schijnsel der fakkels
belichtte slechts weinige inlanders, die ons
zwijgend lieten passeeren en het „Aaa-rriiii-
aattii" van den sergeant, dat het hol klinken
de tromgeroffel vergezelde, werd door geen
bedreigingen en scheldwoorden van Chineezen
en Maleiers beantwoord. De wetenschap, dat
wij den radja gezond en wel hadden afgele
verd, was een pak van mijn hart, maar on
danks alle thans schijnbaar heerschende rust
was ik blij, toen we het gerechtsgebouw
naderden, want het zou fataal kunnen worden,
wanneer thans niet spoedig werd ingegrepen.
Voorloopig vormde dit gerechtsgebouw ons
hoofdkwartier. Ik liet de manschappen inruk
ken en daarna begaf ik mij met luitenant
Karsten naar binnen. Sodikromo kwam ons
reeds tegemoet om ons mee te deelen, dat
alles in orde was. Ook hij slaakte echter een
zucht van verlichting, toen hij de vele soldaten
in den voortuin zag en zijn oogen fonkelden
van blijdschap, toen ik hem meedeelde, dat
weldra nog de aankomst van luitenant van
Trassen met veertig man tegemoet kon worden
gezien.
„Toean commandant", zei hij vergenoegd,
„daarmee kunnen wij het geheele land ver
overen!"
Ik schudde bedenkelijk het hoofd. „Nou,
nou, de Chineezen zijn niet bang en vasthou
dend. We zullen er de handen vol aan heb
ben."
„D.e orang-koelies hebben geen vuinwapeiLs,
toean commandant; zij kennen slechts den
strijd van man tegen man."
„Dat is zoo", moest ik toegeven, „maar de
meesten schieten met vergiftige pijlen, waar
bij reeds een schampschot doodelijk kan zijn."
De man gaf het echter niet op. Het zelden
voorkomende feit met zooveel menschen bijeen
te zijn, scheen hem een geweldig vertrouwen
in de kracht van ons troepje te schenken.
„Saja, toean commandant, maar toch zullen
we hen wel klein krijgen!"
„Ik hoop het, Sodikromo, maar hoe staat
het met de gewonden? Heb je hen laten ver
binden?"
„Saja, toean commandant!"
„Ik'wenseh niet, dat die Chineesche koop
lieden met de gevangen genomen bandieten
bij elkaar worden opgesloten. Zorg er voor,
dat ze gescheiden blijven."
„Is gebeurd, toean commandant! De Chi
neezen zitten in het arrestantenlokaal en de
koelies in de cellen voor veroordeelden."
„Goed, Sodikromo. Anders nog iets?"
„Saja, toean commandant! De priester Si
Timbo staat buiten en wenscht u te spreken."
Deze nieuwe storing was mij op dit oogen-
blik zeer onwelkom, maar er zat niet veel
anders op dan dén man te ontvangen.
..Laat hem binnen, Sodikromo, maar vraag
tevens een boy wat spuitwater en cognac te
brengen!"
De adjudant salueerde en verliet het ver
trek.
„Een genoeglijke bari-bajaran vandaag!"
meende luitenant Karsten, terwijl hij met een
zucht een sigaret op stak, die ik hem had aan
geboden. „En het vervelendste is wel, dat het
einde voorloopig nog niet te zien is!"
„Tja, dergelijke karweitjes kunnen lang
duren", moest ik toegeven. „Als we dien Hin
doepriester te pakken konden krijgen, was
het gauw gebeurd. Maar tot dusver hebben we
geen ander aanknoopingspunt dan dat sim
pele visitekaartje met de drie roode strepen.
Zie jij kans hem daarop in handen te krijgen?"
Karsten schudde moedeloos het hoofd. „Nee
kap'tein, ik weet uit ervaring, dat dit soort
lieden vrijwel ppvjndbaar is. Het is merk
waardig, vooral als je bedenkt, dat hij waar
schijnlijk den geheelen opstand hier heeft
georganiseerd."
„Natuurlijk is dat uitsluitend zijn werk!
Den planter König heeft hij laten vermoor
den, diens Chineesche huishoudster heeft hij
ontvoerd, hier heeft hij de Boedhisten tegen
de Mohammedanen opgezet en tenslotte is het
hem nog gelukt die rooversbende warm te
maken voor die kostbare kist met de heilige
reliquiën! Bovendien is het de vraag of we
daarmee aan het eind zijn van zijn zonden-
régister! Wie weet, wat de kerel nog meer in
zijn schild voert! Als ik maar wist, waar hij
zich op het oogenblik ongeveer ophoudt
„Zou de fakir. Si Margaga
„Ja, zonder de hulp van Si Margaga zullen
we er heelemaal wel niet komen. Vermoedelijk
is hij hem reeds op het spoor, dat wil zeggen
zeker weet ik dat ook niet. Margaga komt en
verdwijnt zonder zich aan of af te melden,
na schier geruischloos naderbij.
„Wel, Si Timbo, wat heb je ons mee te
straffen."
Maar ik neem aan, dat hij een bepaald spoor
volgtEnfin, laten we eerst maar eens
hooren. wat Si Tombo te vertellen heeft."
Ik drukte op de tafelschel en een oogenblik
later liet Sodikromo den priester binnen. Hij
boog diep met gekruiste armen en trad daar-
deeien?"
De priester boog wederom; zijn donker
gelaat leek als uit steen gehouwen en getuig
de van diepen ernst. „Ik heb", antwoordde hij,
„voor den toean commandant gebeden."
Onwillekeurig moest ik lachen om den
plechtigen toon, waarop dit te mijner ken
nis werd gebracht. Luitenant Karsten keek den
onwelkomen bezoeker eenigszins verbaasd aan.
„Hopelijk meent Mohammed het goed met
me, niettegenstaande ik een ongeloovige ben",
zei ik zoo ernstig mogelijk. „Ik moet eerlijk
toegeven, dat ik wel wat hulp kan gebruiken!"
„De toean commandant strijdt voor ons.
Alle officieren en soldaten hebben hun leven
veil voor het heiligdom der geloovigen; zij
vervolgen de moskeeschenders en zullen hen
Er verscheen een boy, cüe ons v,effris-
schende dranken bracht. Wij deden ons beiden
hieraan te goed en toen de bediende weer
geruischloos vertrokken was, zei ik, de draad
van het gesprek weer opnemend: „Ja, Si
Timbo, dat is ons beroep. Wij moeten en zul
len iedereen vervolgen, die de wetten van
het land overtreedt. Maar is dat alles, wat je
op het hart hebt?"
Timbo schudde ontkennend het hoofd. „Niet
alles, toean commandant! Wij hebben de hei
lige kist met de kostbare edelgesteenten
teruggekregen en daarvoor zijn we u dank
baar. Maar de heilige schriftrollen vonden we
er niet in en evenmin" rhier liet hij zich o,p
zijn knieën vallen en beroerde drie maal den
grond met zijn voorhoofd „evenmin den
tulband van den profeet, het heiligste reliquie
van onze moskee, dat zieken gezond maakt,,
geluk en zegen brengt Hij wond zich
meer en meer op en zijn stem sloeg over, toen
hij zijn jammerklacht besloot met de woor
den: „Hoort ge, toean commandant, de heilige
tulband is gestolen!"
Luitenant Karsten, een halfbloed, die zich
in stilte zat te ergeren over dit, door zijn
fanatisme ingegeven optreden van den pries
ter, hield het niet langer uit.
„Ach wat", zei hij ongeduldig en eenigszins
ondoordacht, „de dieven hebben die oude lap
natuurlijk niet kunnen gebruiken en hem
ergens weggegooid."
Hevig verontwaardigd sprong de priester
overeind. „Toean luitenant", riep hij, bevend
van woede, ik heb achting voor u in het hart,
maar mijn toorn zal mij u tot vijand maken,
als u den heiligen tulband met een oude lap
vergelijkt!"
„Nou, nou, Si Timbo", trachtte ik hem te
kalmeeren, „wind je maar niet op. De toean
luitenant heeft het zoo niet gemeend. Weet
je dan niet, dat hij eveneens zijn leven heeft
gewaagd om den tulband terug te vinden?"
(Wordt vervolgd.)