JET Hetkampl even voor den modernen mensch N KORT VERHAAL Waarin ligt de charme van het kampeeren? Aartsluiaards kunnen beter thuis blijven. (1JN/T IN LITTEKEN. Indien men zich openstelt vóór men op reis gaat, keert men een stuk rijker terug. U de groote wijde zomer weer aange- broken is met zijn heerlijke va- canties, hebben de kampeerliefheb- bers hun kampbenoodigdheden op gezocht en nagekeken. Bij het eerste behoor lijke weekend reeds zijn de meest enthousias ten stilletjes de stad uit en de natuur inge trokken Waar toch ligt de charme van dit leven, dat zoo velen en ieder jaar meer het. verkie zen boven een vacantie met gegarandeerd comfort? Voor sommige menschen is deze vraag inderdaad een onoplosbaar raadsel. Het begrip „kampeeren" is voor hen synoniem met: mieren en spinnen, kou, hard liggen, blikgroenten en op je knieën in het natte gras rondkruipen, in één woord, het „aller- ongenoegelijkst"! Nu geldt dit in de meeste gevallen voor personen, die nog nooit eenigen tijd in een tent doorbrachten. Zij beoordee- len van buitenaf en zoo'n oordeel is natuurlijk niets waard. <in één woord, met „aller o nge- noeglijksf' Waar ligt dan de charme van dit leven voor een raskampeerder? Dit is moeilijk met een paar woorden te omschrijven. Want de waardeering van het kampeeren hangt uit sluitend af van de geestesgesteldheid van den persoon die het doet. Slechts indien je open staat voor de wisse lende stemmingen in de natuur, als je verrukt kunt zijn over het gekweel van een vogeltje boven de tent, het rhytmisch gekabbel van de golfjes tegen de cano of den oever, het fluis teren van den wind in het rietover het licht der zon in de boomen of de immense rust en wijdheid van den nachtelijken sterren hemelJa, dan is het kampeeren op zich zelf eigenlijk niet eens meer het doel; het is het middel om geheel één te zijn met de na tuur. En hier uit kan dus ook de gevolgtrek king gemaakt worden, dat men kampeert om een tijdlang de min of meer gevoelde opge schroefdheid van het dagelijksch leven af te kunnen leggen. om zich te bezinnen op het groote wonder van een ontluikend bloemetje Dit alles geldt voor de geestelijke waardee ring. Indien je van nature gezond bent, kan het buitenleven ook slechts het lichaam ten goede komen. Het is uitstekend voor de spieren eens een tijdje niet zoo zacht te lig gen 's nachts, het stroobed went trouwens gauw genoegHet is zeer goed met donker in de veeren (in het stroo?!) te liggen en op te staan wanneer de zon boven den horizon komt gluren. Het is prachtig een paar weken niets dan frissehe lucht in te ademen en zon op je huid te hebben. Kampeeren is gezond. Maar.... dit geldt alleen wanneer men bepaalde dingen in acht neemt. Indien men een aartsluiaard is, kan men beter niet gaan kampeeren, want dan komt men er toe weinig zorg aan het eten te besteden. Blikgroenten zijn erg gemakkelijk nu en dan, regelmatig gebruik is echter abso luut verkeerd. (Nu noemen we nog niet eens de luiaards, die denken het geheel met brood te kunnen stellen!) Ook het zich niet aan vaste tijden houden met eten werkt ongezond heid in de hand. En dan komt men er n.b. toe het kampeeren de schuld te geven, wan neer men, door al deze zorgeloosheid waar het de maag betreft, flink van streek raakt! De gezondheid eischt eveneens goede klee ding en goed kampmateriaal. Men kan zich dan al voor één twee nachten willen behel pen, op den duur kan men door bijv. onvol- doede grondbedekking rheumatiek en andere iare dingen oploopen tenzij men een ijzeren gestel heeft of zeer gehard is. Naast de be langrijkheid van goed voedsel kampeerma- teriaal en kleeding, zijn er nog twee dingen die noodig zijn, wil een kampeertocht slagen. Men moet zich tot het werkelijk noodzakelijke kunnen beperken bij het meenemen van dingen en kleeding enmen moet in het bezit zijn van een behoorlijk humeur. Waar- •chijnlijk is er niemand die van zichzelf erkennen zal dat hij een slecht humeur heeftEn toch is het van groot belang bij het kampeeren geen „buitjes" mee te brengen of althans zich van te voren op dit punt on derzocht te hebben. Heusch, indien je ge wend bent met 't verkeerde been uit bed te stappen, maak je in het kamp een allertreu rigst figuur.' Voor het kampleven moet men over een even wichtig humeur beschikken. Want stel dat er tegenslagen komen! Die komen soms. Regen in het kamp. T"% E Regen! Er is waarschijnlijk niets in het gewone leven hetgeen een mensch dermate op zijn humeur beproeft als regen in het kamp. En nu hangt het er maar van af hoe je hier tegenover staat: laat je oogenblikke- lijk den kop hangen, evenals de bloemen in het natte gras rond je tent, of weet je het je zelf en de anderen in de tent ook nu nog ge- noegelijk te maken met gebabbel, snoeperij tjes en spelletjes? Natuurlijk is dit niet dagen lang uit te houdeniedere raskampeerder zal wel kunnen verhalen hoe hij eens naar huis geregend is. Het komt er slechts op aan welke geestesgesteldheid je tegenover de ge beurlijkheden aanneemt. Behalve regen zijn er meer vaste k-amp- ongerieven. De wind kan het je wel eens flink lastig maken bij het koken en sommige in secten verkiezen halsstarrig den kortsten weg te gaan, ook al voert deze dwars door je bord heete soepDe bordjes beelden zich soms in, wagentjes van een tobogan te zijn en schieten derhalve met je hellingafwaarts. Muggen weten juist altijd dat eene gaatje in het tentdoek te vindende kikkers in de slooten houden 's nachts een gratis concert. O ja, indien je wilt, zijn er dingen genoeg te vindén, die een buitenstaander bij het hooren alleen al ervan doen uitroepen: afgrijselijk! Waar heb je lust in! En toch, als je hier voor open staat, bieden de natuur en het kampeeren zooveel heerlijks, dat je al die ongeriefjes op den koop toe neemt. Bovendien wen je aan al deze dingen. Den eersten dag zal men waarschijnlijk om de minuut overeind springen met verwoed slaande armen en beenen, bij het zien van de Nu cte zomer weer is aangebroken, zoeken tallooze kampeerders de natuur op, om daar, vrij van alles, te leven in een zelf gebouwde tent en de weldaden van het buitenleven zoo intens mogelijk te ge nieten. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want voor het kampleven van den modernen mensch komt heel ivat kijken. Machteld den Hertog vertelt in een drietal prettig geschreven en dooihaar zelf geïllustreerde artikelen, waarvan ivij hier het eerste publiceeren hoe men het meest van dit kampleven kan profitee- ren door medeneming van nuttige voor werpen enachterlating van overbo- digen ballast. mieren bij de tentNa een paar dagen heb je bemerkt dat een mierenbeet toch bijna niet voor komt tenzij je natuurlijk je linnen huis bovenop het mierenpaleis bouwde! En daar raken we een nieuw punt van belang: in het kamp moet je je oogen kunnen gebrui ken. Kampeeren moet geleerd worden. HT eer zeker moet men het zien in het kamp- lLj leven door ervaring leeren. Vrijwel een ieder, die de eerste maal van zijn leven in een tent doorbrengt, zal zich niet al te zeer op zijn gemak voelen, al het nieuwe zal hem waarschijnlijk verwarren. Laat hij den moed niet opgeven. Als hij wat gewend is en zich niet meer voelt aLs een kat in een vreemd pakhuis, zal hij bemerken, welk een geweldi ge vreugde in dit simpele leven besloten ligt. Maar laat hij beginnen, vóór hij er met tent en slaapzak gewapend op uit trekt, met zich zelf te toetsen op zijn humeur en zijn bereid heid om aan te pakken. Dan verzekert hij zich en de anderen een heerlijke vacantie. Een kampeerder heeft natuurlijk ook ver plichtingen tegenover de omgeving, waarin zijn tent staat. Het valt den uittrekkenden stedeling meestal moeilijk te begrijpen, f at de buitenmenschen een andere mentaliteit hebben dan zij, hoe zij weinig gesteld zijn op overdreven luidruchtigheid en dergelijke meer, vooral op de Zondagen. En waar zij zoo vriendelijk zijn toestemming tot kampopzet- ten te verleenen, daar moeten de kampeer ders toch ook een beetje rekening kunnen houden met hun gevoelens. Een goed kampeerder zorgt er verder voor, dat hij geen brand kan veroorzaken door het wegwerpen van brandende sigaretten of het stoken van vuurtjes en hij is zoo beleefd alle papieren, etensresten en ander afval te be graven, zoodat de eigenaar van het terrein wanneer hij na het vertrek van zijn gasten eens komt kijken, niet behoeft te denken op een vuilnisbelt verdwaald, te zijn! Bij elkaar lijkt het dus of de kampeerder een ideaal mensch moet zijn, voor hij er op uit trekt! stel dat ideale menschen tot de mogelijkheden behooren (waarschijnlijk zou den zij eerder „onmogelijk" zijn), een kampeerder behoeft daar heusch niet naar te streven. Het gaat er maar om dat hij zich zelf openstelt voor hij op reis gaat. Open voor do schoonheid der natuur, open voor de be langen van zijn medemenschen en open om flink op te treden, aan te pakKen waar dat noodig mocht zijn. En dan zal hij geweldig veel leeren en een stuk rijker terugkeeren tot het gewone leven. Een voordeel van het kam peeren is bovendien: de geringe kosten die ermee gemoeid zijn; dat is te zeggen: indien men reeds in het bezit is van een behoorlijke uitrusting. MACHTELD DEN HERTOG. Volgende week plaatsen wij een artikel met practische wenken voor het kampeeren, op het gebied van tentkeuze, kleeding, eenige gemakkelijke, gezonde gerechten, enz. naturalisme en nog meer tegen het realisme gingen zij parallel. Maar Royaards zocht het in de decors en de aankleeding van de klassieke werken-in de pracht en de overdaad van de renaissance, terwijl Verkade veel soberder was en meer „aanduidde", al deed hij dat met verfijnden smaak en veel gevoel voor kleur. Bij Royaards den exuberanten kunstenaar was een duidelijke verwantschap met de Duitsche too- neelkunst met Max Reinhardt vooral bij Verkade den meer flegmatieken critisch aangelegden artist met de Engelschen Gordon Graig; bij Royaards viel voorname lijk het accent op het stoffelijke, bij Verka.de op het geestelijke, bij Royaards zagen wij steeds een sterke discipline en eenheid, bij Ver- kade een wel door de regie geleide en binnen voorafgestelde grenzen gehouden, maar toch zoo groot mogelijke individualiteit der spelers en spel, dat meer op intuïtie steunde en de groote lijnen aangaf. Niemand is in zijn begintijd zoo fel be streden als Verkade. Wanneer men in de jaren voor den oorlog en zelfs nog in den tenzij je je linnen huis boven op het mierenpaleis bouwde! HET TOQNEEL EDUARD VERKADE ZESTIG JAAR. HAARLEM Dinsdag. Morgen, 15 Juni, wordt Eduard Verkad-; zestig jaar. Al staat Verkade momenteel ter zijde van den tooneel weg, toch wordt hij nog algemeen beschouwd als de man, die van alle nog levende tooneelspelers het meeste invloed op het tooneel in Nederland heeft gehad. En ook niemand gelooft, dat zijn rol als tooneel - leider in ons land voor goed is uitgespeeld. Daarvoor is hij een te energiek en ook een te eerzuchtig mensch. Vele catastrophen zijn reeds over zijn hoofd gegaan en altijd heeft Verkade toch weer zijn plaats als leider weten te veroveren. Ook nu beidt hij zijn tijd. Wan neer Laseur in plaats'van Cor van der Lugt tot vasten bespeler van den Stadsschouwburg te Amsterdam was benoemd, zou -Verkade naast hem weer op het Leidsche Plein zijn -ge komen. Deze kunstenaar is wel de -laatste om op zijn zestigste jaar te gaan rusten, wanneer hij meent nog nuttig en groot werk te kunnen doen, Dat zeer velen in Verkade nog altijd onzen eersten tooneelleider zien, werd wel bewezen door het feit, dat men hem aanwees om bij de Officieele Vondelherdenking in het vorige seizoen te Amsterdam de opvoering van Phae ton te regisseeren. En ook -de Oranje Commis sie te Bloemendaal doet voor het groot opge zette openluchtspel te Elswout weer een be roep op dezen 60-jarigen tooneelleider. Men ziet in hem altijd nog den man, die met Wil lem Royaards ons tooneel heeft hervormd en nieuw leven heeft gegeven. Toch waren Royaards en Verkade in zeker opzicht antipoden. Zij waren beiden mannen van groote beschaving, eruditie en' verfijnden smaak en in hun strijd tegen het verouderde Het ontslag van Kamiels. door QUIEN SABE. ET was de vierde maal deze week, dat hij wat heeft vergeten", ver telde hij verder. „De vorige kee- ren al heb ik hem aldoor gezegd: denk er om, dit is je laatste kans, maar als puntje bij paaltje kwam heb Ik met de hand over het'hart -gestreken. Je begrijpt, ik moet ook aan mijn prestige denken...." „Zeker", zei zijn vrouw en spitste een nieuwen draad in de naald; zij kneep haai oogen half- toe. terwijl zij in het felle lamp licht tuurde. Hij had geen ander antwoord verwacht; zijn vrouw placht te beamen wat hij zei. Toch kon hij nooit den indruk van zich af zetten, dat in haar simpel-bevestigen de antwoorden critiek school; het gaf hmn gewoonlijk een onbehagelijk gevoel van hul- pelooze kwetsbaarheid. Onbewust werden zijn alleenspraken dan ook dikwijls een pleidooi om zichzelf in eigen oogen en in die van zijn vrouw te rechtvaardigen. Ik moest een voorbeeld stellen, andeis denken ze, dat ze met alles wat ik zeg een loopie kunnen nemen. En er zijn grenzen Wat hij me nu geleverd heeft kost de firma hon derd -en zestig gulden". Even wachtte hij af, hoe zijn vrouw wel op dit respectabele bedrag zou reageeren. Zij werkte zwijgend voort.. Hij keek naar de vei- trouwde ronding van haar wang, de aandach tige buiging van haar hals en het rustig be wegen van haar zekere handen. Nou moet het uit wezen", zei ik, „De eerste kun je ga-an. Het spijt me, maar zulke men schen kan ik niet gebruiken. Het speet me werkelijk, vooral om z'n gezin. Maar dat ge sukkel duurt nu al maanden, ik heb geduld genoeg gehad. Vind je niet? Zijn vrouw knikte langzaam en ernstig, zonder op te zien. Hij was uitgesproken, doch had het onaan gename gevoel, dat wat er op aan kwam on gezegd was gebleven. Toen hij van kantoor huiswaarts ging had hij de argumenten voor het grijpen gehad; nu gleden zij weg naar on grijpbare verten; het ontslag van den onhan- digen kantoorklerk bleef eenzaam over, als een grauw en moeilijk te kleuren feit. „Hoeveel kinderen heeft Kamiels eigenlijk? informeer-de zijn vrouw. Haar stem klonk vlak, zorgvuldig zocht zij in de strengetjes zij, die in een bont kluwen voor haar op tafel lagen. „Drie. Drie toch?" Hij wist opeens, dat zijn vrouw dat wel beter zou weten dan hij. ,.Ik herinner me, dat ik van 't voorjaar nog een jasje en mutsje heb gebreid voor dat na komertje", dacht zijn vrouw hard-op. „Dat hebben' ze nog zoo'n eigenaardigen naam ge geven. Bella, Bellinde. „Yolanda". wist hij. Even was hij verbaasd, dat de naam hem zoo vlot in gedachten kwam. Zij zwegen en dachten beiden aan hetzelfde. „Enfin", sneed hij af, „in. een tijd, dat dui zenden werkloos zijn moet iedereen zorgen zijn plaats waard te zijn". „Natuurlijk", vond zijn vrouw en stond op om naar de theetafel te. gaan. „Hij zal wel niet zoo gauw wat anders vinden Hij antwoordde niet en vouwde de krant open. „Hoe lang is hij bij ons geweest?" „Ja, als ik dat van allemaal moest weten., 'n Jaar of tien, twaalf misschien. In elk geval een heel poosje". De klok op den schoorsteen sloeg negen gonzende slagen. „Je sigaren staan links op den schoorsteen", wees zijn vrouw. „Dank je". Hij dacht, of hij haar ronduit zou vragen, hoe zij in zijn plaats gehandeld zou hebben. Toch deed hij het niet. Zijn vrouw kende het zakenleven niet. met al zijn hardheid, zijn doelbewustheid. Fouten, herhaaldelijk fouten, die geld kostten, hij kon het toch niet over zijn kant laten gaan. Als hij nu maar niet gedreigd had. Woorden nemen zoo vaak den mensch op sleeptouw. Het is, peinsde hij, alsof iemand anders spreekt door je mond. Je luistert naar wat je zelf zegt met eenige verwondering; vaak gaat het verder dan je oorspronkelijk gewild had. En de man had hem geïrriteerd met zijn koel gezicht, zijn onbewogenheid. Hij was ook wel wat heftig uitgevaren. Maar het was toch niet de eerste keer geweest. Hij had toch verscheidene malen een spons door de rekening gehaald. Nee, hij had toch moei lijk anders kunnen handelen.... „De oudste had juist naar de H. B. S. zul len gaan", wist zijn vrouw. Aandachtig be keek zij hem hoe hij daar bij den schoorsteen stond, een sigaar onaangestoken in zijn besluitelooze handen. Zijn breede, sterke rug, het ronde hoofd op den wat te korten nek. Goed in de kleeren, een zelfbewuste man, die "drieën op de voorbank van - Suto zitten mag alléén, als er or den bestuurder 60 cm en voor Velken passagier 40 cm beschikbaar is (voor 'n kind tot 12 jaar 30 cm), het leven aan kan. Vooral koppig. Als zij hem tegensprak, wat zij vroeger wel eens deed, sloeg zijn.stem over. Daar kon hij niet tegen, Zij glimlachte om hem, als was hij een kind, „Nonsens", zei hij, na even te hebben na gedacht. „Op een salaris van dik honderd in de maand. Meer was hij ook niet waard", voegde hij er haastig aan toe, als verweet zij hem, dat Kamiels niet méér had verdiend. „Hij was accuraat en daarom kon ik hem ge bruiken. Maar nu hij slordig is geworden.... Nee!" „Heb je hem gevraagd of "er iets was? Iets, dat hem hinderde?" „Hij zei van niet", antwoordde hij onwil lig. Maar natuurlijk, dacht hij in stilte, was er wél iets geweest. Een gevóel van onbeha gen sloeg door hem heen als een heete golf. Met gefronsd-e wenkbrauwen bekeek hij zijn sigaar, die hij had verkruimeld in zijn groote handen. Misschien had de man financieele zorgen. Hij dacht altijd het eerst aan- mate- rieele oorzaken, dat was zijn aard. Ik moet hem toch nog eens spreken, op den man af vragen wat er feitelijk aan de hand was, vond hij. Hij zag. in deze overweging een nederlaag tegenover zijn vrouw. Morgen zal ik het vragen, besloot hij, Maar hoe zouden ze bij Kamiels den nacht in gaan? Met de wagen was het een wip. In gedachten ging hij naar de deur. „Ik moet er nog even uit", kondigde hij, opzettelijk argeloos, aan. „Blijf je lang weg?" vroeg zijn vrouw 'onbe wogen en keek hem onderzoekend aan. „Ik ben zoo. terug", stelde hij haar gerust. Terwijl hij zijn jas aanschoot, rinkelde de bel. „Blijf maar", zei hij tegen het meisje, dat de keukendeur op een kier opende. Hij ging naar de deur en ontstak het bui tenlicht. Op de stoep stond een lange, magere man, de hoed in de hand. Een bleek, volkomen ontredderd gezicht, zenuwachtig-knipperen- de oogen. Een paar maal opende hij den mond, maar kon niets uitbrengen. „Kom er in, Kamiels", zei hij bedaard. Zachtjes sloot hij de deur weer, de man stond op de vloermat. „Ik ga maar even voor". Hij liet echter Ka miels voor gaan, zijn werkkamer in. „Meneer....", zei Kamiels. „Meneer...." En dan nog eens: „Meneer...." „Ik had Kamiels juist bij me", zei hij, ter wijl hij langs zijn vrouw heen schoof' naar zijn breeden stoeol aan het hoofd van de tafel. Zij greep hem bij de mouw en hield hem: even terug. Zij trok zonder .iets te zeggen zijn wat rood gezicht naar zich toe; onhandig bukte hij zich. Haar zoen belandde achter zijn oor, op het borstelige, kort-geknipte haar. „Ja, tenslotte vond ik begon hij, vei lig en wel in zijn stoel. „Natuurlijk", zei zijn vrouw. En zonder het van elkaar te weten beseften zij beiden op dit oogenblïk. dat zij zeer veel van elkander hielden. (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbe- Eduard Verkade. tijd onmiddellijk daarna in tooneelkringen over Verkade sprak, waren er altijd heftige' voor- en tegenstanders. De ouden zooals een Louis Bouwmeester hebben hem nooit kunnen waardeeren, de jongeren zooals een Else Mauhs en een Van Dalsum had den groote -bewondering voor hem, En dit is zeer verklaarbaar. Verkade is van het begin af sterk ingegaan tegen het ster-systeem. Hij was een vijand van het „mimendom", van het zich laten gaan in solo-spel ten koste van het geheel en heeft ook altijd strijd gevoerd tegn de acteurs, die voornamelijk .op hun routine speelden. Van hem is de uitspraak: „men bereikt meer met ongeroutineerde beginnelingen dan met verroutineerde tooneelspelers" en dit was de reden, waarom hij in het begin van zijn loop baan dikwijls aan ongeschoolde krachten de voorkeur gaf boven spelers, die het vak ver stonden. Het spreekt wel van zelf, dat dit verzet kweekte vooral bij de oude garde, die hem een -dilettant noemde. Dat hij dit aller minst was, heeft hij in zijn dadenrijke loop baan overtuigend bewezen, en het moet voor hem -een groote voldoening zijn geweest, dat ook de tooneelwereld in den loop der jaren tot de erkenning is gekomen, dat men zich hier in vergist had. Ik kan om de be teekenis van Verkade als tooneelleider duidelijk in het licht te stellen, niet -beter doen dan hier aan te halen, wat indertijd Van Dalsum eens -over hem schreef: „Onder de velen, die over hettooneel schrij ven er er over praten, zijn er, die wel eens' gaarne du haut de leur grandeur in Verkade den man met goeden smaak willen erkennen; beschaafde stijl van spelen, rus tige smaakvolle décors, waarbij vooral een overdreven nadruk gelegd wordt op zijn de coratieve qualiteiten. Zij zouden hem wel gaarne in dit decoratieve beschavings hoekje willen opbergen. Zoodoende trachten zij de aandacht van zijn werkelijke waarde af te leiden die geheel ergens anders ligt en wel hier: Verkade heeft het tooneelspel lee ren begrijpen als spel van verbeelding en niet meer van afbeelding; hij heeft onder scheid leeren maken tusschen innerlijke beelding- en uiterlijke virtuositeit. Hij heeft het tooneel begrepen als een factor van het geestelijk lev-en van onze dagen en het ont worsteld aan het naturalisme en de pho-to- grafisehe nabootsing der engere realiteit. In de-ze regelen heeft Van Dalsum de be- teekenis van Verkade voor ons tooneel voor treffelijk gekarakteriseerd. Dat hij een groot leider is, heeft Verkade ook bewezen, doordat hij zoo vele acteurs en actrices heeft gevormd, of althans de gelegenheid heeft geboden zich te ontwikkelen. Daar was in de eerste plaats de onvergetelijke Enny Vrede, de geniale actrice, die in haar fouten en deugden geheel een discipel van Verkade was. Maar hoevele andere namen kan ik hier nog noemen. Nel Stants, Fie Carelsen, Van Dalsum, Paul Huf, Henri Eerens, Dirk Verbeek, Hans van Meerten, Frits van Dijk, Kommer Kleyn, zij komen uit zijn school of zijn door hem naar voren gebracht. I-leeft niet Cor Ruys een speler toch van zoo gansch andere geaard heid bij herhaling verklaard van Verkade als regisseur het meest te hebben geleerd? En was het niet Else Mauhs, die in een in terview tegen Brusse eens zeide: „Hij tilt je er zoo heerlijk in!" Dat zegt wel duidelijk, wat Verkade ook voor deze superieure actrice als spelleider beteeken de. En wanneer ik wil aantoonen, wat voor resultaten Ver-kade als regisseur bereikt heeft, dan behoef ik slechts eenige der stukken te noemen, waaraan zijn naam voor mij altijd verbonden zal blijven: Hamlet, Romeo en Julia, Naar het u lijkt, Een blijspel van Ver warring, van Shakespeare Candida een onvergelijkelijke opvoering Dokter's Dilemma, Oorlogsmannen, Je kan 't nooit weten en St. Joan alle van Shaw Dokter Bernhardi en De Eenzame Weg van Schnitzler, De Duivel, De Gardeluitenant en De Zwaan van Molnar, De vertraagde Film van Teirlinck, Rivalen van Sheridan, Maria Stuart van Vondel, Een van ons van Galsworthy. Het Kind van Staat van Schimmel, Maya van Gantillon, Een huwelijk onder Lodewij-k XV van Dumas, Nju van Dynrow, De Gele Mantel van Benzimo, De Groote Reis van Sherriff, Het Arendsjong van Rostand, De blauwe Vo gel van 't Geluk van Maeterlinck, Elcherlyc. Waarlijk, Verkade heeft zich in deze stuk ken een tooneelleider van ongewoon formaat getoond. Voor ons tooneel mogen wij hopen, dat deze krachtige, nog jonge zestiger zijn werk zal kunnen voortzetten bij een gezel schap en in een milieu, dat hem waardig is. B. SCHUIL.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8