JET
Hetkampl
even voor
den modernen mensch
N
KORT VERHAAL
Waarin ligt de charme van het kampeeren?
Aartsluiaards kunnen beter thuis blijven.
(1JN/T IN LITTEKEN.
Indien men zich openstelt
vóór men op reis gaat,
keert men een stuk rijker
terug.
U de groote wijde zomer weer aange-
broken is met zijn heerlijke va-
canties, hebben de kampeerliefheb-
bers hun kampbenoodigdheden op
gezocht en nagekeken. Bij het eerste behoor
lijke weekend reeds zijn de meest enthousias
ten stilletjes de stad uit en de natuur inge
trokken
Waar toch ligt de charme van dit leven, dat
zoo velen en ieder jaar meer het. verkie
zen boven een vacantie met gegarandeerd
comfort? Voor sommige menschen is deze
vraag inderdaad een onoplosbaar raadsel. Het
begrip „kampeeren" is voor hen synoniem
met: mieren en spinnen, kou, hard liggen,
blikgroenten en op je knieën in het natte
gras rondkruipen, in één woord, het „aller-
ongenoegelijkst"! Nu geldt dit in de meeste
gevallen voor personen, die nog nooit eenigen
tijd in een tent doorbrachten. Zij beoordee-
len van buitenaf en zoo'n oordeel is natuurlijk
niets waard.
<in één woord, met „aller o nge-
noeglijksf'
Waar ligt dan de charme van dit leven voor
een raskampeerder? Dit is moeilijk met een
paar woorden te omschrijven. Want de
waardeering van het kampeeren hangt uit
sluitend af van de geestesgesteldheid van den
persoon die het doet.
Slechts indien je open staat voor de wisse
lende stemmingen in de natuur, als je verrukt
kunt zijn over het gekweel van een vogeltje
boven de tent, het rhytmisch gekabbel van de
golfjes tegen de cano of den oever, het fluis
teren van den wind in het rietover het
licht der zon in de boomen of de immense
rust en wijdheid van den nachtelijken sterren
hemelJa, dan is het kampeeren op zich
zelf eigenlijk niet eens meer het doel; het is
het middel om geheel één te zijn met de na
tuur. En hier uit kan dus ook de gevolgtrek
king gemaakt worden, dat men kampeert om
een tijdlang de min of meer gevoelde opge
schroefdheid van het dagelijksch leven af te
kunnen leggen.
om zich te bezinnen op het
groote wonder van een ontluikend
bloemetje
Dit alles geldt voor de geestelijke waardee
ring. Indien je van nature gezond bent, kan
het buitenleven ook slechts het lichaam ten
goede komen. Het is uitstekend voor de
spieren eens een tijdje niet zoo zacht te lig
gen 's nachts, het stroobed went trouwens
gauw genoegHet is zeer goed met donker in
de veeren (in het stroo?!) te liggen en op te
staan wanneer de zon boven den horizon komt
gluren. Het is prachtig een paar weken niets
dan frissehe lucht in te ademen en zon op je
huid te hebben.
Kampeeren is gezond. Maar.... dit geldt
alleen wanneer men bepaalde dingen in acht
neemt. Indien men een aartsluiaard is, kan
men beter niet gaan kampeeren, want dan
komt men er toe weinig zorg aan het eten te
besteden. Blikgroenten zijn erg gemakkelijk
nu en dan, regelmatig gebruik is echter abso
luut verkeerd. (Nu noemen we nog niet eens
de luiaards, die denken het geheel met brood
te kunnen stellen!) Ook het zich niet aan
vaste tijden houden met eten werkt ongezond
heid in de hand. En dan komt men er n.b.
toe het kampeeren de schuld te geven, wan
neer men, door al deze zorgeloosheid waar het
de maag betreft, flink van streek raakt!
De gezondheid eischt eveneens goede klee
ding en goed kampmateriaal. Men kan zich
dan al voor één twee nachten willen behel
pen, op den duur kan men door bijv. onvol-
doede grondbedekking rheumatiek en andere
iare dingen oploopen tenzij men een ijzeren
gestel heeft of zeer gehard is. Naast de be
langrijkheid van goed voedsel kampeerma-
teriaal en kleeding, zijn er nog twee dingen
die noodig zijn, wil een kampeertocht slagen.
Men moet zich tot het werkelijk noodzakelijke
kunnen beperken bij het meenemen van
dingen en kleeding enmen moet in het
bezit zijn van een behoorlijk humeur. Waar-
•chijnlijk is er niemand die van zichzelf
erkennen zal dat hij een slecht humeur
heeftEn toch is het van groot belang bij
het kampeeren geen „buitjes" mee te brengen
of althans zich van te voren op dit punt on
derzocht te hebben. Heusch, indien je ge
wend bent met 't verkeerde been uit bed te
stappen, maak je in het kamp een allertreu
rigst figuur.'
Voor het kampleven moet men over een even
wichtig humeur beschikken. Want stel dat
er tegenslagen komen! Die komen soms.
Regen in het kamp.
T"% E Regen! Er is waarschijnlijk niets in het
gewone leven hetgeen een mensch dermate
op zijn humeur beproeft als regen in het
kamp. En nu hangt het er maar van af hoe
je hier tegenover staat: laat je oogenblikke-
lijk den kop hangen, evenals de bloemen in
het natte gras rond je tent, of weet je het je
zelf en de anderen in de tent ook nu nog ge-
noegelijk te maken met gebabbel, snoeperij
tjes en spelletjes? Natuurlijk is dit niet dagen
lang uit te houdeniedere raskampeerder
zal wel kunnen verhalen hoe hij eens naar
huis geregend is. Het komt er slechts op aan
welke geestesgesteldheid je tegenover de ge
beurlijkheden aanneemt.
Behalve regen zijn er meer vaste k-amp-
ongerieven. De wind kan het je wel eens flink
lastig maken bij het koken en sommige in
secten verkiezen halsstarrig den kortsten weg
te gaan, ook al voert deze dwars door je bord
heete soepDe bordjes beelden zich soms
in, wagentjes van een tobogan te zijn en
schieten derhalve met je hellingafwaarts.
Muggen weten juist altijd dat eene gaatje in
het tentdoek te vindende kikkers in de
slooten houden 's nachts een gratis concert.
O ja, indien je wilt, zijn er dingen genoeg te
vindén, die een buitenstaander bij het hooren
alleen al ervan doen uitroepen: afgrijselijk!
Waar heb je lust in!
En toch, als je hier voor open staat, bieden
de natuur en het kampeeren zooveel heerlijks,
dat je al die ongeriefjes op den koop toe
neemt. Bovendien wen je aan al deze dingen.
Den eersten dag zal men waarschijnlijk om
de minuut overeind springen met verwoed
slaande armen en beenen, bij het zien van de
Nu cte zomer weer is aangebroken, zoeken
tallooze kampeerders de natuur op, om
daar, vrij van alles, te leven in een zelf
gebouwde tent en de weldaden van het
buitenleven zoo intens mogelijk te ge
nieten.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan
gedaan, want voor het kampleven van den
modernen mensch komt heel ivat kijken.
Machteld den Hertog vertelt in een
drietal prettig geschreven en dooihaar
zelf geïllustreerde artikelen, waarvan ivij
hier het eerste publiceeren hoe men het
meest van dit kampleven kan profitee-
ren door medeneming van nuttige voor
werpen enachterlating van overbo-
digen ballast.
mieren bij de tentNa een paar dagen
heb je bemerkt dat een mierenbeet toch bijna
niet voor komt tenzij je natuurlijk je linnen
huis bovenop het mierenpaleis bouwde! En
daar raken we een nieuw punt van belang:
in het kamp moet je je oogen kunnen gebrui
ken.
Kampeeren moet geleerd worden.
HT eer zeker moet men het zien in het kamp-
lLj leven door ervaring leeren. Vrijwel een
ieder, die de eerste maal van zijn leven in een
tent doorbrengt, zal zich niet al te zeer op
zijn gemak voelen, al het nieuwe zal hem
waarschijnlijk verwarren. Laat hij den moed
niet opgeven. Als hij wat gewend is en zich
niet meer voelt aLs een kat in een vreemd
pakhuis, zal hij bemerken, welk een geweldi
ge vreugde in dit simpele leven besloten ligt.
Maar laat hij beginnen, vóór hij er met tent
en slaapzak gewapend op uit trekt, met zich
zelf te toetsen op zijn humeur en zijn bereid
heid om aan te pakken. Dan verzekert hij
zich en de anderen een heerlijke vacantie.
Een kampeerder heeft natuurlijk ook ver
plichtingen tegenover de omgeving, waarin
zijn tent staat. Het valt den uittrekkenden
stedeling meestal moeilijk te begrijpen, f at
de buitenmenschen een andere mentaliteit
hebben dan zij, hoe zij weinig gesteld zijn op
overdreven luidruchtigheid en dergelijke
meer, vooral op de Zondagen. En waar zij zoo
vriendelijk zijn toestemming tot kampopzet-
ten te verleenen, daar moeten de kampeer
ders toch ook een beetje rekening kunnen
houden met hun gevoelens.
Een goed kampeerder zorgt er verder voor,
dat hij geen brand kan veroorzaken door het
wegwerpen van brandende sigaretten of het
stoken van vuurtjes en hij is zoo beleefd alle
papieren, etensresten en ander afval te be
graven, zoodat de eigenaar van het terrein
wanneer hij na het vertrek van zijn gasten
eens komt kijken, niet behoeft te denken op
een vuilnisbelt verdwaald, te zijn!
Bij elkaar lijkt het dus of de kampeerder
een ideaal mensch moet zijn, voor hij er op
uit trekt! stel dat ideale menschen tot de
mogelijkheden behooren (waarschijnlijk zou
den zij eerder „onmogelijk" zijn), een
kampeerder behoeft daar heusch niet naar te
streven. Het gaat er maar om dat hij zich
zelf openstelt voor hij op reis gaat. Open voor
do schoonheid der natuur, open voor de be
langen van zijn medemenschen en open om
flink op te treden, aan te pakKen waar dat
noodig mocht zijn. En dan zal hij geweldig
veel leeren en een stuk rijker terugkeeren tot
het gewone leven. Een voordeel van het kam
peeren is bovendien: de geringe kosten die
ermee gemoeid zijn; dat is te zeggen: indien
men reeds in het bezit is van een behoorlijke
uitrusting.
MACHTELD DEN HERTOG.
Volgende week plaatsen wij een artikel met
practische wenken voor het kampeeren, op
het gebied van tentkeuze, kleeding, eenige
gemakkelijke, gezonde gerechten, enz.
naturalisme en nog meer tegen het realisme
gingen zij parallel.
Maar Royaards zocht het in de decors en
de aankleeding van de klassieke werken-in de
pracht en de overdaad van de renaissance,
terwijl Verkade veel soberder was en meer
„aanduidde", al deed hij dat met verfijnden
smaak en veel gevoel voor kleur. Bij Royaards
den exuberanten kunstenaar was een
duidelijke verwantschap met de Duitsche too-
neelkunst met Max Reinhardt vooral bij
Verkade den meer flegmatieken critisch
aangelegden artist met de Engelschen
Gordon Graig; bij Royaards viel voorname
lijk het accent op het stoffelijke, bij Verka.de
op het geestelijke, bij Royaards zagen wij
steeds een sterke discipline en eenheid, bij Ver-
kade een wel door de regie geleide en binnen
voorafgestelde grenzen gehouden, maar toch
zoo groot mogelijke individualiteit der spelers
en spel, dat meer op intuïtie steunde en de
groote lijnen aangaf.
Niemand is in zijn begintijd zoo fel be
streden als Verkade. Wanneer men in de
jaren voor den oorlog en zelfs nog in den
tenzij je je linnen huis boven op het
mierenpaleis bouwde!
HET TOQNEEL
EDUARD VERKADE
ZESTIG JAAR.
HAARLEM Dinsdag.
Morgen, 15 Juni, wordt Eduard Verkad-;
zestig jaar. Al staat Verkade momenteel ter
zijde van den tooneel weg, toch wordt hij nog
algemeen beschouwd als de man, die van alle
nog levende tooneelspelers het meeste invloed
op het tooneel in Nederland heeft gehad. En
ook niemand gelooft, dat zijn rol als tooneel -
leider in ons land voor goed is uitgespeeld.
Daarvoor is hij een te energiek en ook een te
eerzuchtig mensch. Vele catastrophen zijn
reeds over zijn hoofd gegaan en altijd heeft
Verkade toch weer zijn plaats als leider weten
te veroveren. Ook nu beidt hij zijn tijd. Wan
neer Laseur in plaats'van Cor van der Lugt
tot vasten bespeler van den Stadsschouwburg
te Amsterdam was benoemd, zou -Verkade
naast hem weer op het Leidsche Plein zijn -ge
komen. Deze kunstenaar is wel de -laatste om
op zijn zestigste jaar te gaan rusten, wanneer
hij meent nog nuttig en groot werk te kunnen
doen,
Dat zeer velen in Verkade nog altijd onzen
eersten tooneelleider zien, werd wel bewezen
door het feit, dat men hem aanwees om bij de
Officieele Vondelherdenking in het vorige
seizoen te Amsterdam de opvoering van Phae
ton te regisseeren. En ook -de Oranje Commis
sie te Bloemendaal doet voor het groot opge
zette openluchtspel te Elswout weer een be
roep op dezen 60-jarigen tooneelleider. Men
ziet in hem altijd nog den man, die met Wil
lem Royaards ons tooneel heeft hervormd en
nieuw leven heeft gegeven.
Toch waren Royaards en Verkade in zeker
opzicht antipoden. Zij waren beiden mannen
van groote beschaving, eruditie en' verfijnden
smaak en in hun strijd tegen het verouderde
Het ontslag van Kamiels.
door QUIEN SABE.
ET was de vierde maal deze week,
dat hij wat heeft vergeten", ver
telde hij verder. „De vorige kee-
ren al heb ik hem aldoor gezegd:
denk er om, dit is je laatste kans, maar als
puntje bij paaltje kwam heb Ik met de hand
over het'hart -gestreken. Je begrijpt, ik moet
ook aan mijn prestige denken...."
„Zeker", zei zijn vrouw en spitste een
nieuwen draad in de naald; zij kneep haai
oogen half- toe. terwijl zij in het felle lamp
licht tuurde. Hij had geen ander antwoord
verwacht; zijn vrouw placht te beamen wat
hij zei. Toch kon hij nooit den indruk van
zich af zetten, dat in haar simpel-bevestigen
de antwoorden critiek school; het gaf hmn
gewoonlijk een onbehagelijk gevoel van hul-
pelooze kwetsbaarheid. Onbewust werden zijn
alleenspraken dan ook dikwijls een pleidooi
om zichzelf in eigen oogen en in die van zijn
vrouw te rechtvaardigen.
Ik moest een voorbeeld stellen, andeis
denken ze, dat ze met alles wat ik zeg een
loopie kunnen nemen. En er zijn grenzen Wat
hij me nu geleverd heeft kost de firma hon
derd -en zestig gulden".
Even wachtte hij af, hoe zijn vrouw wel op
dit respectabele bedrag zou reageeren. Zij
werkte zwijgend voort.. Hij keek naar de vei-
trouwde ronding van haar wang, de aandach
tige buiging van haar hals en het rustig be
wegen van haar zekere handen.
Nou moet het uit wezen", zei ik, „De eerste
kun je ga-an. Het spijt me, maar zulke men
schen kan ik niet gebruiken. Het speet me
werkelijk, vooral om z'n gezin. Maar dat ge
sukkel duurt nu al maanden, ik heb geduld
genoeg gehad. Vind je niet?
Zijn vrouw knikte langzaam en ernstig,
zonder op te zien.
Hij was uitgesproken, doch had het onaan
gename gevoel, dat wat er op aan kwam on
gezegd was gebleven. Toen hij van kantoor
huiswaarts ging had hij de argumenten voor
het grijpen gehad; nu gleden zij weg naar on
grijpbare verten; het ontslag van den onhan-
digen kantoorklerk bleef eenzaam over, als
een grauw en moeilijk te kleuren feit.
„Hoeveel kinderen heeft Kamiels eigenlijk?
informeer-de zijn vrouw. Haar stem klonk vlak,
zorgvuldig zocht zij in de strengetjes zij, die
in een bont kluwen voor haar op tafel lagen.
„Drie. Drie toch?" Hij wist opeens, dat zijn
vrouw dat wel beter zou weten dan hij.
,.Ik herinner me, dat ik van 't voorjaar nog
een jasje en mutsje heb gebreid voor dat na
komertje", dacht zijn vrouw hard-op. „Dat
hebben' ze nog zoo'n eigenaardigen naam ge
geven. Bella, Bellinde.
„Yolanda". wist hij. Even was hij verbaasd,
dat de naam hem zoo vlot in gedachten kwam.
Zij zwegen en dachten beiden aan hetzelfde.
„Enfin", sneed hij af, „in. een tijd, dat dui
zenden werkloos zijn moet iedereen zorgen zijn
plaats waard te zijn".
„Natuurlijk", vond zijn vrouw en stond op
om naar de theetafel te. gaan. „Hij zal wel niet
zoo gauw wat anders vinden
Hij antwoordde niet en vouwde de krant
open.
„Hoe lang is hij bij ons geweest?"
„Ja, als ik dat van allemaal moest weten.,
'n Jaar of tien, twaalf misschien. In elk geval
een heel poosje".
De klok op den schoorsteen sloeg negen
gonzende slagen.
„Je sigaren staan links op den schoorsteen",
wees zijn vrouw.
„Dank je".
Hij dacht, of hij haar ronduit zou vragen,
hoe zij in zijn plaats gehandeld zou hebben.
Toch deed hij het niet. Zijn vrouw kende het
zakenleven niet. met al zijn hardheid, zijn
doelbewustheid. Fouten, herhaaldelijk fouten,
die geld kostten, hij kon het toch niet over zijn
kant laten gaan. Als hij nu maar niet gedreigd
had. Woorden nemen zoo vaak den mensch
op sleeptouw. Het is, peinsde hij, alsof iemand
anders spreekt door je mond. Je luistert naar
wat je zelf zegt met eenige verwondering; vaak
gaat het verder dan je oorspronkelijk gewild
had. En de man had hem geïrriteerd met zijn
koel gezicht, zijn onbewogenheid.
Hij was ook wel wat heftig uitgevaren. Maar
het was toch niet de eerste keer geweest. Hij
had toch verscheidene malen een spons door
de rekening gehaald. Nee, hij had toch moei
lijk anders kunnen handelen....
„De oudste had juist naar de H. B. S. zul
len gaan", wist zijn vrouw. Aandachtig be
keek zij hem hoe hij daar bij den schoorsteen
stond, een sigaar onaangestoken in zijn
besluitelooze handen. Zijn breede, sterke rug,
het ronde hoofd op den wat te korten nek.
Goed in de kleeren, een zelfbewuste man, die
"drieën op de voorbank van
- Suto zitten mag alléén, als er
or den bestuurder 60 cm en voor
Velken passagier 40 cm beschikbaar
is (voor 'n kind tot 12 jaar 30 cm),
het leven aan kan. Vooral koppig. Als zij hem
tegensprak, wat zij vroeger wel eens deed,
sloeg zijn.stem over. Daar kon hij niet tegen,
Zij glimlachte om hem, als was hij een kind,
„Nonsens", zei hij, na even te hebben na
gedacht. „Op een salaris van dik honderd
in de maand. Meer was hij ook niet waard",
voegde hij er haastig aan toe, als verweet zij
hem, dat Kamiels niet méér had verdiend.
„Hij was accuraat en daarom kon ik hem ge
bruiken. Maar nu hij slordig is geworden....
Nee!"
„Heb je hem gevraagd of "er iets was? Iets,
dat hem hinderde?"
„Hij zei van niet", antwoordde hij onwil
lig. Maar natuurlijk, dacht hij in stilte, was
er wél iets geweest. Een gevóel van onbeha
gen sloeg door hem heen als een heete golf.
Met gefronsd-e wenkbrauwen bekeek hij zijn
sigaar, die hij had verkruimeld in zijn groote
handen. Misschien had de man financieele
zorgen. Hij dacht altijd het eerst aan- mate-
rieele oorzaken, dat was zijn aard.
Ik moet hem toch nog eens spreken, op den
man af vragen wat er feitelijk aan de hand
was, vond hij. Hij zag. in deze overweging een
nederlaag tegenover zijn vrouw. Morgen zal
ik het vragen, besloot hij, Maar hoe zouden
ze bij Kamiels den nacht in gaan? Met de
wagen was het een wip.
In gedachten ging hij naar de deur.
„Ik moet er nog even uit", kondigde hij,
opzettelijk argeloos, aan.
„Blijf je lang weg?" vroeg zijn vrouw 'onbe
wogen en keek hem onderzoekend aan.
„Ik ben zoo. terug", stelde hij haar gerust.
Terwijl hij zijn jas aanschoot, rinkelde de
bel.
„Blijf maar", zei hij tegen het meisje, dat
de keukendeur op een kier opende.
Hij ging naar de deur en ontstak het bui
tenlicht.
Op de stoep stond een lange, magere man,
de hoed in de hand. Een bleek, volkomen
ontredderd gezicht, zenuwachtig-knipperen-
de oogen. Een paar maal opende hij den
mond, maar kon niets uitbrengen.
„Kom er in, Kamiels", zei hij bedaard.
Zachtjes sloot hij de deur weer, de man stond
op de vloermat.
„Ik ga maar even voor". Hij liet echter Ka
miels voor gaan, zijn werkkamer in.
„Meneer....", zei Kamiels. „Meneer...."
En dan nog eens: „Meneer...."
„Ik had Kamiels juist bij me", zei hij, ter
wijl hij langs zijn vrouw heen schoof' naar
zijn breeden stoeol aan het hoofd van de
tafel.
Zij greep hem bij de mouw en hield hem:
even terug. Zij trok zonder .iets te zeggen zijn
wat rood gezicht naar zich toe; onhandig
bukte hij zich.
Haar zoen belandde achter zijn oor, op het
borstelige, kort-geknipte haar.
„Ja, tenslotte vond ik begon hij, vei
lig en wel in zijn stoel.
„Natuurlijk", zei zijn vrouw.
En zonder het van elkaar te weten beseften
zij beiden op dit oogenblïk. dat zij zeer veel
van elkander hielden.
(Nadruk verboden. Auteursrecht voorbe-
Eduard Verkade.
tijd onmiddellijk daarna in tooneelkringen
over Verkade sprak, waren er altijd heftige'
voor- en tegenstanders. De ouden zooals
een Louis Bouwmeester hebben hem nooit
kunnen waardeeren, de jongeren zooals
een Else Mauhs en een Van Dalsum had
den groote -bewondering voor hem,
En dit is zeer verklaarbaar. Verkade is
van het begin af sterk ingegaan tegen het
ster-systeem. Hij was een vijand van het
„mimendom", van het zich laten gaan in
solo-spel ten koste van het geheel en heeft
ook altijd strijd gevoerd tegn de acteurs,
die voornamelijk .op hun routine speelden.
Van hem is de uitspraak: „men bereikt meer
met ongeroutineerde beginnelingen dan met
verroutineerde tooneelspelers" en dit was de
reden, waarom hij in het begin van zijn loop
baan dikwijls aan ongeschoolde krachten de
voorkeur gaf boven spelers, die het vak ver
stonden.
Het spreekt wel van zelf, dat dit verzet
kweekte vooral bij de oude garde, die hem
een -dilettant noemde. Dat hij dit aller
minst was, heeft hij in zijn dadenrijke loop
baan overtuigend bewezen, en het moet voor
hem -een groote voldoening zijn geweest, dat
ook de tooneelwereld in den loop der jaren tot
de erkenning is gekomen, dat men zich hier
in vergist had.
Ik kan om de be teekenis van Verkade als
tooneelleider duidelijk in het licht te stellen,
niet -beter doen dan hier aan te halen, wat
indertijd Van Dalsum eens -over hem schreef:
„Onder de velen, die over hettooneel schrij
ven er er over praten, zijn er, die wel
eens' gaarne du haut de leur grandeur in
Verkade den man met goeden smaak willen
erkennen; beschaafde stijl van spelen, rus
tige smaakvolle décors, waarbij vooral een
overdreven nadruk gelegd wordt op zijn de
coratieve qualiteiten. Zij zouden hem wel
gaarne in dit decoratieve beschavings
hoekje willen opbergen. Zoodoende trachten
zij de aandacht van zijn werkelijke waarde
af te leiden die geheel ergens anders ligt en
wel hier: Verkade heeft het tooneelspel lee
ren begrijpen als spel van verbeelding en
niet meer van afbeelding; hij heeft onder
scheid leeren maken tusschen innerlijke
beelding- en uiterlijke virtuositeit. Hij heeft
het tooneel begrepen als een factor van het
geestelijk lev-en van onze dagen en het ont
worsteld aan het naturalisme en de pho-to-
grafisehe nabootsing der engere realiteit.
In de-ze regelen heeft Van Dalsum de be-
teekenis van Verkade voor ons tooneel voor
treffelijk gekarakteriseerd. Dat hij een groot
leider is, heeft Verkade ook bewezen, doordat
hij zoo vele acteurs en actrices heeft gevormd,
of althans de gelegenheid heeft geboden zich
te ontwikkelen. Daar was in de eerste plaats
de onvergetelijke Enny Vrede, de geniale
actrice, die in haar fouten en deugden geheel
een discipel van Verkade was. Maar hoevele
andere namen kan ik hier nog noemen.
Nel Stants, Fie Carelsen, Van Dalsum, Paul
Huf, Henri Eerens, Dirk Verbeek, Hans van
Meerten, Frits van Dijk, Kommer Kleyn, zij
komen uit zijn school of zijn door hem naar
voren gebracht. I-leeft niet Cor Ruys een
speler toch van zoo gansch andere geaard
heid bij herhaling verklaard van Verkade
als regisseur het meest te hebben geleerd?
En was het niet Else Mauhs, die in een in
terview tegen Brusse eens zeide: „Hij tilt je
er zoo heerlijk in!" Dat zegt wel duidelijk,
wat Verkade ook voor deze superieure actrice
als spelleider beteeken de.
En wanneer ik wil aantoonen, wat voor
resultaten Ver-kade als regisseur bereikt heeft,
dan behoef ik slechts eenige der stukken te
noemen, waaraan zijn naam voor mij altijd
verbonden zal blijven: Hamlet, Romeo en
Julia, Naar het u lijkt, Een blijspel van Ver
warring, van Shakespeare Candida
een onvergelijkelijke opvoering Dokter's
Dilemma, Oorlogsmannen, Je kan 't nooit
weten en St. Joan alle van Shaw Dokter
Bernhardi en De Eenzame Weg van Schnitzler,
De Duivel, De Gardeluitenant en De Zwaan
van Molnar, De vertraagde Film van Teirlinck,
Rivalen van Sheridan, Maria Stuart van
Vondel, Een van ons van Galsworthy. Het
Kind van Staat van Schimmel, Maya van
Gantillon, Een huwelijk onder Lodewij-k XV
van Dumas, Nju van Dynrow, De Gele Mantel
van Benzimo, De Groote Reis van Sherriff,
Het Arendsjong van Rostand, De blauwe Vo
gel van 't Geluk van Maeterlinck, Elcherlyc.
Waarlijk, Verkade heeft zich in deze stuk
ken een tooneelleider van ongewoon formaat
getoond. Voor ons tooneel mogen wij hopen,
dat deze krachtige, nog jonge zestiger zijn
werk zal kunnen voortzetten bij een gezel
schap en in een milieu, dat hem waardig is.
B. SCHUIL.