EEN DEFILE DER PADVINDERS.
SI MARGAGA.
De padvinders hebben Woensdag voor Z. K. H. Prins Bernhard te Soestdijk gedefileerd ter gelegenheid van zijn ver
jaardag, welk défilé ook door H. M. de Koningin werd gadegeslagen. De padvinders trekken voorbij de vorstelijke
personen
Op het bordes van paleis Soestdijk slaan H. M. de Koningin en Z. K. H.
Prins Bernhard het défilé gade, dat de padvinders Woensdag voor hun
Koninklijk commissaris hielden ter gelegenheid van diens verjaardag
Z. K. H. Prins Bernhard woonde Woensdag op de Brink te Baarn het
bloemencorso bij ter gelegenheid van zijn verjaardag. - De aankomst van
den Prins
Interessante decoraties versieren de voornaamste
punten van Parijs in afwachting van het bezoek
van Koning George en Koningin Elizabeth van
Engeland
De minister van Waterstaat, mr.
dr. ir. J. A. M. van Buuren,
bracht Woensdag een bezoek
aan het Staatsvisscherhaven-
bedrijf te IJmuiden
De Lord Mayor van Liverpool, Alder
man Michael Cory Dixon, bracht
Woensdag een bezoek aan den burge
meester van Den Haag, mr. S. J. R.
de Monchy (rechts)
Tijdens het spelen van het Wilhelmus
voor Z. K. H. Prins Bernhard op de
Brink te Baarn bij gelegenheid van het
bloemencorso op den verjaardag van
den Prins
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust,
door
GERT HARTENAU—THIEL.
23)
Zeldzaam ontroerd door de verheugende
mededeeling, welke bewees, dat de praatjes van
Tarimo inderdaad slechts een product waren
van zijn ongebreidelde fantasie, streelde ik
het kind over het zwarte haar. Zij liet mij
echter niet veel tijd tot nadenken, want onge
duldig mijn hand grijpend in een zwakke
poging om mij mee te trekken, zei ze: „Maar
kom nu snel 'mee, toean, nu, direct! Tarimo
is weg. Wij kunnen gemakkelijk vluchten,
zonder dat hij het bemerkt." Angstig spiedend
gleed haar blik in de richting van de deurope
ning, waardoor een gedeelte van het bosch
zichtbaar was.
Ik schudde het hoofd. „Neen, Batta, dat zou
niet verstandig zijn. De bandieten zouden ons
stellig achtervolgen en inhalen. Ik ben niet
sterk genoeg om mij snel genoeg uit de voe
ten te kunnen maken. Ik heb twee dagen en
twee nachten op die hoop vodden daar buiten
bewustzijn gelegen."
Het meisje huiverde. „Arme toean!" zei ze
met kinderlijk medelijden.
„Loop jij zoo snel als je kunt terug, Batta.
Meld den heiligen man en den toean luite
nant, dat je mij gevonden hebt, dan zullen zij
zeker direct komen en mij bevrijden."
„O, toean besar" fluisterde ze met duide
lijk waarneembaren angst in haar stem,
„Tarimo zal intusschen den toean besar doo-
den. Batta durft den toean niet alleen te
laten!"
Hoewel ik innerlijk moest lachen om de
moederlijke zorg, waarmee ze mij omringde
en welke bewees, dat ik het, volgens haar
vaste overtuiging, niet buiten haar bescher
ming kon stellen, bleef ik volkomen ernstig
en eindelijk gelukte het me dan ook haar aan
het verstand te brengen, dat het beter was
de soldaten tegemoet te gaan om hun den
weg te wijzen. Hoewel niet van harte, knikte
ze tenslotte toch toestemmend en zei: „Maar
Batta komt met de soldaten weer hier terug!
Ik wil er bij zijn als de toean gered wordt.
Sa ja!" Vluchtig kuste ze mijn hand en daar
op vloog ze pijlsnel de deur uit.
De wachtpost buiten riep haar aan, maai
de vermeende jongen lachte en schreeuwde
terug: „Ik moet pisangs halen voor den
toean!" En het volgende oogenblik was zij in
het bosch verdwenen.
Langzaam trad mijn bewaker op het huisje
toe en wierp een blik door de geopende deur.
Maar toen hij mij rustig aan tafel zag zitten,
knikte hij tevreden en slenterde hij traag
verder.
XVI.
De heuglijke tijding, welke het dappere
Maleische meisje mij had meegedeeld, bleek
de beste medicijn voor mijn gezondheid. Ik
voelde mij opnieuw hoopvol gestemd en daar
ik het op mijn stoel niet langer uithield, begon
ik het zeldzaam vuile vertrek op en neer te
loopen. De duizelingen, die mij kort te voren
nog zoo hinderlijk hadden geplaagd, keerden
niet terug en merkwaardig ik bespeurde
plotseling een rammelende honger, die het
beste bewijs vormde, dat mijn krachten snel
terugkeerden. Zorgvuldig doorzocht ik elk
hoekje van de hut in de hoop iets te zullen
vinden, waarmee ik mijn honger althans
voorloopig zou kunnen stillen, evenwel zon
der resultaat. In plaats van voedsel ontdekte
ik echter wel wat anders, dat mij in de gege
ven omstandigheden zeer welkom was.
In een kist, die een plaats had gevonden in
een stoffigen donkeren hoek van het ver
trek vond ik mijn dolk, mijn geladen revolver
en eenige kleine voorwerpen, welke mijn eigen
dom waren en die men mij, toen ik bewuste
loos was, had afgenomen. Verheugd zocht ik
alles bij elkaar om daarna de wapens onder
mijn kleeding te verbergen.
Natuurlijk droeg ik nog steeds de inland-
sche kleedingstukken, waarin ik mij gestoken
had, toen ik mij gereed maakte voor mijn be
zoek aan Karirömo; slechts mijn gezicht ver
ried, naar ik in een gebroken en venveerden
spiegel, die aan den muur hing, kon vast
stellen, weer mijn Europeesche afkomst.
Nauwelijks had ik opnieuw, thans echter
lichtelijk ongeduldig, aan tafel plaats geno
men of de verwaarloosd uitziende schildwacht
verscheen weer in de deuropening, ditmaal
evenwel met een omvangrijken tros bananen
en een flesch sodawater, dat hij brommend
voor mij neerzette.
Ik wilde hem vriendelijk bedanken voor zijn
attentie, die mij werkelijk bijzonder welkom
was, maar hij weerde elk woord af en gromde,
terwijl hij zich reeds weer omkeerde om heen
te gaan: „Batta zei me, dat u honger had. Nu
loopt die beroerde kwajongen in het bosch
rond te zwalken en komt voorloopig natuur
lijk niet terug. Tarimo zal hem straks wel een
flink pak ransel geven. Saja!" Hij vloekte en
vervolgde zijn rondgang.
Met zeldzamen eetlust viel ik op de bananen
aan en ik kreeg daarbij gelegenheid te consta-
teeren, dat ik er tot dusver geen idee van had
gehad hoe voortreffelijk deze vruchten sma
ken. In den kortst mogelijken tijd had ik de
gulle gave van mijn bewaker verorberd, zoo
dat nog slechts de schillen van mijn goeden
eetlust getuigden.
Op dit oogenblik werd het buiten weer wat
levendiger. Eenige van de bandieten keerden
afzonderlijk terug, spoedig gevolgd door den
geheelen troep. Tarimo, die in een druk ge
sprek was gewikkeld met een bijzonder on
gunstig uitziend individu, scheen zich over
diens wederspannigheid hevig op te winden.
Hij brulde als een dier, dreigde hem herhaal
delijk met zijn vuist en greep tenslotte naar
zijn wapens. Dit laatste manuaal scheen den
kerel inderdaad ontzag in te boezemen, wanfy
hij kromp ineen en zijn toon veranderde
merkbaar.
Zichtbaar vermoeid, half struikelend en
hevig transpireerend kwam de aanvoerder van
de bende de hut binnen.. Vloekend wierp hij
zijn zware wapens op dén grond, waarna hij
met een verre van schoone lap zijn verhit
gezicht afveegde. „Allah moge de heele bende
vernietigen!" mompelde hij tandenknarsend.
In hevige opwinding liep hij het kleine ver
trek op en neer, waarbij hij af en toe een don
keren blik wierp op zijn trawanten, die bui
ten voor de hut lagen.
Plotseling bleef hij met een ruk voor mij
staan. „Die vervloekte honden!" snauwde hij.
Hoewel tegen mijn wil moest ik lachen om
deze onverwachte uitbarsting. „Ik dacht, dat
de moefties je vrienden waren, Tarimo?"
„Bah, vrienden!" hoonde hij. „Net als ik zei:
zoolang ze me noodig hebben! Nu hitsen ze
jouw soldaten tegen mij op. Overal doorzoeken
ze de jungle en zelfs de voetsporen, die veraf
in het bosch zijn uitgezet, hebben ze gezien.
Maar het zal lang duren voor ze hier zijn! Het
hol van den tijger kennen slechts enkele inge
wijden eniemand, die gevaarlijker is dan
de profeet, iemand dieDe rest slikte
hij in.
„DieSi Margaga heet", meende ik den
zin te mogen afmaken.
Hij stoof op. .Ah? Wat weet jij van
hem?"
Ik haalde mijn schouders op. „Niets", ant
woordde ik voorzichtig.
„Het doet er ook niet toe. Maar dit kan ik
je wel zeggen", vervolgde hij, terwijl hij mij
dreigend aankeek, „als ze mij met zijn hulp
hier zouden vinden, dan is er niemand meer,
die deze plaats levend verlaat! Saja!"
Wederom moest ik lachen om de kinderlijke
wijze, waarop hij zich zelf verried. „Wie lie
gen wil, moet een goed geheugen hebben,
Tarimo". zei ik. „Ik dacht, dat alle officieren
en soldaten dood waren? Dan behoef je je
toch niet ongerust te maken?"
Verward tastte hij naar zijn voorhoofd.
„Dood? Heb ik dat gezegd?"
Ik knikte ernstig. „Ja en nog niet zoo
heel lang geleden."
„Allah en de profeten", vloekte hij geër
gerd. „Ik wou, dat het waar was! Die bende
is taai. Daar is voorloopig niet veel mee te
beginnen
„Ik dank je, Tarimo! Dat is nog eens een
goed getuigschrift, dat je daar zij het dan
misschien ongewild van mijn menschen
geeft!"
„Pah! Desondanks geef ik jou, toean com
mandant, mijn woord, dat ik al je soldaten
stuk voor stuk zal overwinnen en vernieti
gen!"
Ik wees naar zijn volgelingen, die nog steeds
in groepjes voor het huis stonden. „Dacht je
het met zulk uitschot tegen goed gediscipli
neerde troepen te kunnen opnemen? Probeer
het maar eens ik voorspel je, dat je van
een koude kermis zult thuis komen!"
En toen hij, duister naar den grond starend,
bleef zwijgen, vervolgde ik: „Van de heele
bende ben jij de eenige, waar iets mee te be
ginnen is. Zoo'n schurk als je bent, beschik je
tenminste toch nog over een behoorlijke dósis
wilskracht en doorzettingsvermogen, maar
dat laffe gespuis daar buiten is nog geen
schot kruit waard. Ja, als ze ongewapende,
reizende kooplieden kunnen overvallen en
berooven dan zijn het helden, maar als het
gaat om een eerlijken strijd met gelijkwaar
dige tegenstanders nemen zij de beenen. Je
moet mij die slampampers en dagdieven lee-
ren kennen. Ik loop hier langzamerhand al
heel wat jaartjes mee en ik geef je de ver
zekering, dat ik goed heb leeren onder
scheiden".
Hoewel hij zich zichtbaar gestreeld voelde
door mijn compliment aan zijn persoonlijk
adres kon hij toch niet tolereeren, dat ik me
zoo'n scherpe critiek op zijn handlangers aan
matigde. Hij keek me daarom woedend aan
en zei: „Hoe waag jij, als mijn gevangene, mij
dat alles te zeggen?"!
.(Wordt vervolgd.),