De goldrush op Terschelling. Twee autobotsingen opvoorrangsweg Geknoei ontdekt bij militaire keuringen. Molen weldra bij het goud? Cunst in Haarlem en daarbuiten. WOENSDAG 27 JUKI 1938 Onvoorzichtigheid van bestuurders. Eén doode en drie ernstig gewonden. Op den rijksweg 's-Hertogenbosch GraveiNijmegen, welke een voor- -angsweg is, hebben Dinsdagmiddag wee ernstige auto-ongelukken plaats ehad. Bij het eerste ongeval werd een neisje op slag gedood en een dame trnstig verwond; bij het tweede lie pen twee dames zeer zware verwon dingen op. Het eerste ongeluk had plaats even ten zui den van het dorpje Reek, waar de weg Veghel- Uden juist op den weg 's-Hertogenbosch Grave uitloopt. De heer Emmerik uit Amsterdam kwam met zijn auto uit de richting Veghel en na derde met groote snelheid den voorrangsweg 's-HertogenboschGrave. Op hetzelfde mo ment kwam met kalme vaart een personen auto bestuurd door mevr. Cleton uit Antwer pen, van den kant van 's-Hertogenbosch op weg naar Nijmegen. Precies op het kruis punt had een vreeselijke botsing plaats. De auto van den heer Emmerik vloog tegen een telefoonpaal op, welke geheel afknapte. Won derlijk genoeg bleef de heer E. ongedeerd. De auto van mevr. C., waarin nog twee kin deren zaten, werd vrijwel geheel vernield. Een van de kinderen, een negenjarig nichtje van mevr. C. kreeg een schedelbasisfractuur en was op slag dood. Mevr. C. liep zware hoofdwonden, inwendige kneuzingen, hevige Afgekeurden volgden een cursus. Zeventien gevallen opgehelderd. De Justitie en Politie te Amsterdam hebben na een maandenlang onderzoek omvangrijke knoeierijen om zich aan den dienstplicht te onttrekken op grond van lichamelijke onge schiktheid, opgehelderd. Zeventien dienst plichtigen hebben volgens de Tel. volledig bekend, dat zij systematisch hebben gesimu leerd. Zij hadden nauwkeurige instructies ont vangen hoe zij voor de militaire dokters moesten handelen om op grond van doofheid te worden afgekeurd. Voorts waren zij zelfs in het bezit van dok tersverklaringen waarin eveneens stond, dat zij doof waren of althans slechthoorend en ongeschikt voor den militairen dienst. Deze verklaringen zijn vermoedelijk te goeder trouw afgegeven, daar zij op zoodanige wijze simuleerden dat zelfs ervaren artsen er de dupe van werden. Les gekregen. De jongens hebben hun nauwkeurige in structies ontvangen van een man, die er zijn werk van maakte om „afgekeurden" te kwee ken. Ook in Haarlem en in vele Gooische ge meenten zou deze man een drukbeklante practijk hebben uitgeoefend. Het staat wel vast dat er veel meer dan zeventien gevallen zijn, waaarin jongens ten onrechte zijn afgekeurd. Het onderzoek was zeer moeilijk, omdat de „afgekeurden" ook dikwijls in hun particulie ren leven doofheid voorwendden. Zij hadden de wetenschap van wat dooven wel of niet doen zich op zeer nauwkeurige wijze eigen gemaakt. Zij wisten precies hoe een doove zich gedraagt. Het is vaak voorgekomen dat. wanneer zij verhoord werden en men onver wachts, achter den rug van de jongens een zwaar voorwerp liet vallen, zij geen schrik lieten blijken. Zij waren werkelijk gehard in de beproe vingen, waarmede men eenvoudige simulan ten door de mand laat vallen „Stokdoof". Zoo is het eens gebeurd ,dat men een der verdachten op het hoofdbureau liet komen en op hetzelfde oogenblik iemand naar den patroon van den „doove" stuurde om te in- formeeren of er iets aan het gehoor van zijn employé haperde. Het antwoord was dan: „Wij hebben nimmer anders geweten dan dat hij stokdoof was!" Bij het verhoor moest de inspecteur de ver dachten overschreeuwen, hoewel hij vermoed de voor den gek te worden gehouden. Doch anders kreeg hij eenvoudig geen ant woord! Menige jongen heeft echter, na een lang durig verhoor en langdurig onderzoek be kend De jongens waren zeer goed geïnstrueerd. Het bleek dat zij regelmatig een cursus in het simuleeren van doofheid volgden. De man die deze lessen gaf en daarvoor bedragen tot f 300 vroeg, had alle instrumenten, die ook een oorarts bezit en kende alle wetenschappelijke benamingen van het oorlij den. Hij bracht de jongens zoover, na circa 20 lessen, dat zij volkomen op de hoogte waren van het deskundig onderzoek, waaraan de oorspecialist hen zou onderwerpen. Want, als zij de lessen beëindigd hadden, gingen zij naar een volkomen te goeder trouw zijnden specialist. Hier legden zij dan een soort examen af en de meesten slaagdencum laude, daar de specialist, aan simulatie ook niet denkende, hun grifweg het attest „doof" gaf. Dit attest van den specialist diende dan weer om de keurende militaire artsen om den tuin te leiden. De jongens, zeer doof „doende" en in het bezit van zoo'n attest werden regelmatig afgekeurd Thans moeten vele afgekeurden, nu de dienstplicht verlengd is, 11 maanden dienen Het onderzoek in al deze zaken, ook in die, waarbij inwoners van Haarlem zijn betrok ken, is in handen van de Amsterdamsche politie. Zooals men zich zal herinenren zijn on langs in Drente ook een aantal keurings- zwendelzaken aan het licht gekomen, in ver band waarmede twee personen uit Groninger' zijn gearresteerd. I bloedingen in den rug en een beenbreuk op. Het andere kind, een zesjarig neefje van de bestuurster, dat in de auto zat, kreeg vrijwel geen letsel. Nadat geneeskundige hulp was verleend, is mevrouw Cleton naar het Willielminazieken- huis te Nijmegen overgebracht. Personenauto rijdt op vrachtwagen, Het tweede ongeluk geschiedde een half uur later op denzelfden voorrangsweg doch nu voorbij Grave in de richting Nijmegen en wel onder de gemeente Nederasselt. Daar stond ter linkerzijde van den weg een vrachtauto geparkeerd van de firma H. Duys uit Nijmegen. Op het moment, dat de heer Mordant uit Maastricht met zijn'personen auto uit de richting Grave kwam aanrijden, zwenkte plotseling de vrachtauto zonder rich ting aan te geven, den weg op. De heer M. trachtte door kluchtig remmen een aanrijding te voorkomen, maar slaagde hierin niet. Met groote vaart botste hij tegen de vrachtauto op, die geheel omver werd geworpen. De mede-inzittenden van de personenauto, t.w. mevr. Mordant en haar zuster, liepen ernstige verwondingen op. Mevr. M. is met zware hoofdwonden en inwendige kneuzin gen in zorgwekkenden toestand naar het zie kenhuis te Grave vervoerd, terwijl haar zuster, die een hoofdwonde had opgeloopen, benevens inwendige kneuzingen, naar huis werd gebracht. De heer M. kreeg geen letsel, evenmin als de chauffeur van de vrachtauto. Jongeman in zwembad verdronken In het Graaf Ottobad te Zuphen is Dins dagavond de 24-jarige J. Boers uit Eefde bij het baden verdronken. Toen men het bad sloot, merkte men, dat zijn kleeren nog in het kleedhokje waren, waarop men is gaan zoeken. Reeds korten tijd later had men het lichaam van den jongeman gevonden, doch pogingen om de levensgeesten weer op te wekken hadden geen resultaat. Grijsaard tusschen vrachtauto en muur bekneld. Slachtoffer overleden. In een smalle straat in de binnen stad van Dordrecht geraakte Dins dagmiddag omstreeks half vier de 72- jarige heer Van der Linden bekneld tusschen een muur en een vracht auto. De oude heer liep ernstige in wendige kneuzingen op en werd een woning binnengedragen, waar hij korten tijd na het ongeluk is over leden. Winkelsluiting in de feestweek. Ontheffing mogelijk. De minister van Economische Zaken heeft in verband met de viering van het regeerings- jubileum van Hare Majesteit de Koningin bur gemeester en wethouders van alle gemeenten gemachtigd, een al of niet voorwaardelijke ontheffing te verleenen van de winkelsluiting en het ventverbod ten aanzien van de werk dagen. waarop de viering van hoogerbedoeld jubileum in de verschillende gemeenten zal plaats hebben. Eilandbewoners zouden graag zien, dat niet alles werd gevonden. Muur van bouwwerk stortte in. Twee arbeiders bedolven. Tijdens de werkzaamheden aan den bouw van een bioscoop van den heer M. van Oor schot te St. Oedenrode stortte plotseling een muur van ongeveer 10 meter lengte en vier meter hoogte naar beneden. De timmerman Schutjes en de voeger v. d. Plas, waren juist op die plaats werkzaam en werden onder het vallende gesteente bedolven. Na vijf minuten kon men hen uit hun be narde positie bevrijden. Het bleek, dat zij nog leefden. Schutjes, die vrij ernstige ver wondingen had opgeloopen, moest in het St. Odagesticht worden opgenomen en v. d. Plas werd naar zijn woonplaats overgebracht. Het terrein werd op last van den burge meester, door gemeente- en rijkspolitie on middellijk afgezet. De toestand van de beide slachtoffers is, naar het zich laat aanzien, redelijk te noe men. Het is nog niet bekend, wat de oorzaak is van het instorten van den muur. Jongen bij het zwemmen verdronken. Dinsdagmiddag omstreeks vijf uur was de 14-jarige P. A. de Krom met enkele vriendjes aan het zwemmen in het Lorregat te Putters- hoek. Plotseling schreeuwde hij om hulp en ver dween vervolgens In de diepte. Onmiddellijk schoten de andere jongens toe. Zij slaagden er in het slachtoffer op het droge te bren gen, doch men slaagde er niet in, hoewel ge- ruimen tijd kunstmatige ademhaling werd toegepast, de levensgeesten op te wekken. TWEE BOERDERIJEN AFGEBRAND. Dinsdag zijn te Reuver twee aaneengren- zende boerderijen, bewoond door en eigen dom van de landbouwers Achten en Pouls, af gebrand. Dt inboedels gingen in vlammen op, doch het vee kon worden gered. Een vrouw werd door een neervallende balk getroffen en ge wond. Wegens watergebrek viel aan blusschen niet te denken. De oorzaak van den brand is niet bekend. Verzekering dekt de schade. Bijzondere prestaties van de Karirnata WEST-TERSCHELLING. 26 Juli. (Van onzen specialen verslaggever). Er kan nu wel worden geconstateerd, dat voor het werk van de Karimata weldra be langrijke dagen zullen aanbreken. Er is thans reeds geruimen tijd gebaggerd, en nu is men gekomen bij de plaats waar, naar men hoopt, de goudstaven zullen worden gevonden. Uit verschillende omstandigheden hebben wij kunnen afleiden, dat degenen, die met de lei ding van dit grootsche en unieke werk zijn be last, van oordeel zijn, dat het beslissend sta dium spoedig is aangebroken. Dag en nacht ls thans steeds een der leiders aan boord van de Karimata. Het wrak voor zoover dit nog aanwezig is ligt vermoedelijk zoodanig, dat de Ka rimata thans bij het voorschip is. De molen graaft, een soort van talud en gaat daartoe voortdiirend heen en weer, waarbij men lang zaam vooruit komt. Reeds is men een paar maal op het voorste punt gestooten. Daaruit kan worden afgeleid, dat nu spoedig vondsten kunnen worden gedaan, al is het niet waar schijnlijk, dat men de eerste dagen al bij het goud komt. De kans op het vinden van geld stukken is echter lang niet gering. Zekerheid is er in geen enkel opzicht, temeer daar niet voldoende bekend is hoe het achterschip ligt. De vondst van de Spaansche matten bewijst echter, dat men beslist op den goeden weg is. Zeer groot is ook het aantal kogels, dat den laatsten tijd naar boven is gebracht. Thans is ongeveer de helft van het afge bakende gedeelte afgebaggerd, waarbij in oogenschouw moet worden genomen, dat de Karimata voor dit terrein is begonnen". Ook daaruit kan worde nafgeleid, dat de vondst en binnen niet al te langen tijd moet worden verwacht. Steeds blijkt opnieuw, dat de wijze, waarop de Gemeenschappelijke Mijn- bouw-Maatschappij ..Billiton" dit werk heeft georganiseerd, niet voor verbetering vatbaar is. Alle deskundigen zijn van oordeel, dat dit de eenige manier is om de schatten te bergen. Bevinden deze zich in het afgebakende gedeel te, dan zullen ze zonder eenigen twijfel wor den gevonden, te meer daar het zoo goed als onmogelijk is, dat het goud door de kleilaag is gezakt. Voor de werf, welke de Karimata heeft ge bouwd, J. en K. Smit, te Kinderdijk, is het werk een groot succes. De molen heeft door het opruimen van den toren van Beckers be wezen tot bijzondere prestaties in staat te zijn. Wij hebben stukken ijzer gezien, welke door de Karimata van den toren waren afgesne den en die blauw aangeloopen waren. Dit be- Een Haarlemsch schilder e.n een Haarlemsch Stadsgezicht. Het is een eenigszins zeldzaam geval. Wel vaak werden in deze rubriek een schilderij en haar maker besproken en lag de zaak dan zóó, dat de schilderij nog bestaande doch dat de ma ker reeds verdwenen was. Hier is 't echter juist omgekeerd. De maker, Kees Verwey, is nog springlevend, maar de schilderij, zooals wij die hier afbeelden, bestaat niet meer. We zul len daar straks de geschiedenis van vertellen en 'die wikkelen in een kleine beschouwing over den schilder, omdat, naar ik meen, die historie wel het wezen van den kunstenaar illustreert. In den Haarlemschen schilderskring is Ver wey langzamerhand een niet te veronachtza men figuur geworden. Een figuur evenwel waar nog altijd een vraagteeken in schuil gaat. Feitehjk moest op zijn leeftyd Am sterdammer van 1901, dus in licht gebogen slofgang naar de veertig schuivend zyn pic turale beteekenis met eenige stelligheid kun nen worden omschreven. Dat dit niet kan, is te vreemder, omdat men hem moeilijk buiten den kring der artistiek-beduidenden der Haar lemmers kan plaatsen. Integendeel; vooral de laatste jaren weert hij zich en vond ook bui ten onze stad waardeering. Waarmee voor my nog niet gezegd wil zijn, dat hy zijn volle maat reeds gaf; we zyn eerder geneigd op hem verdere verwachting te bouwenzoo de omstandigheden willen medewerken. Want in den ontwikkelingsgang van Kees Verwey spe len en speelden de omstandigheden een rol, terwijl hijzelf die omstandigheden liever filo- sophisch beschouwend wilde ontleden dan ze, er op ingry'pend, naar zyn hand zetten. Men moet hem zijn levens en studiegang hooren vertellen om tot een inzicht te gera ken hoe dat vraagteekenfiguur in zyn per- sooniykheid zou verklaard kunnen worden. Voor den schryver dezer Woensdagsche cause rietjes is het niet de minst aantrekkelijke kant dier bezigheid, gedwongen te zijn telkens nader in te gaan op de ondergrondsche roer selen, die vaak aan het ontstaan van eenig kunstwerk verbonden zijn. En zoo zyn we dan dezer dagen eens bij Verwey opgeloopen om wat gegevens te verzamelen, die ons inzicht in zijn werk misschien zouden kunnen schra gen. En het is tot een gezellig praten gekomen, gezeten als wij waren voor het open venster van zyn achter-bovenkamer in het oude huis op het Heiligland. Een late middagzon gaf aan de roode pannendaken van het achteruit, met de ongestoord-blauwe lucht erboven, iets fees- teiyks, dat tot in het ouderwetsch, met bal ken bezolderd vertrek doordrong. Zooals de schilder daar vóór ons zat, rustig zich verdie pend in herinnering en die kalm formuleerend in een lichten humor, die telkens van zelfon derzoek, zoo niet van zelfkennis blijk gaf. zoo als het zomersche middaglicht dien ietwat va- len kop van terzij belichtte en den rossig-brui- nen haardos in gloed zette, terwyi de oogen, vragend, zoekend in herinnering, dwaalden langs het venster, om dan weer tot den bezoe ker terug te keeren, met dat even tintelen van plezier om den zelfspot in het verhaalde zoo kreeg de sfeer in dit vertrek iets van een schil- dery van honderd jaar geleden, zooais ge die op dat doek van Wouterus Mol in Teyler kunt proeven, dat geloof ik De Teekenaar heet. Wij zaten zoo een ruim uur en zouden rustig zyn blijven praten en luisteren zoo we nog in den tijd van Wouterus Mol leefden. Maar uw verslaggever deed stof op voor wel vier stukjes in plaats van voor een enkel en de schilder kwam hem nader, dan in vele ja- j ren by telkens vluchtig contact mogeiyk was. J We willen ons thans en in dit bestek tot de feiteiykheden uit Verwey's carrière bepa len, misschien er later-ee-ns uitvoerig de con clusies uit trekken en dan het vraagteeken buiten dienst stellen. Mocht dat later de moei te waard blyken en van nut zijn, dan danken wij de mogelijkheid daartoe aan de openhar tigheid waarmee de schilder zich dezen zo- merschen Zaterdagmiddag aan zijn ondervra ger vertoonde. Tot de feitelijkheden behoort dan wel in de eerste plaats de invloed "en leering van Boot op Verwey. Als de laatste nog leerling van de Hoogere Burgerschool is, begeeft hij zich reeds tot den ouderen meester met het verzoek les van hem te mogen hebben. Boot ontraadt hem de kunstenaarscarrière, doch vindt goed dat de jongen hem van tijd tot tijd bezoekt en zijn raad inwint, waaraan eenige lessen verbon den zijn. In 1919 wordt Verwey proefleerling op de Kunstnijverheidsschool in den Hout. De directeur Von Saher is dan juist gestorven en de heer Verkruysen is hem opgevolgd. Verwey wordt in de verschillende afdeelingen aan den tand gevoeld; bij Verkruysen, by De Mes- quita tenslotte by Grabijn en Kamp, maar het vlot niet en hij mag tenslotte tot zijn eigen vreugde verdwijnen, alleen prettige herinne ringen meenemend aan allerlei ondeugendhe den door medeleerlingen op het getouw gezet. Het is alweer Boot die hem op de been houdt en hem zegt: „nu ga je je maar thuis inrichten en voor jezelf werken". Onder de medeleerlingen op de school vond men dat jaar: Cor Visser. Pieter van Gelder, Jeanne Bieruma Oosting, Jan D. Voskuil en Gussen- hoven, die allen later in de kunst van zich zouden doen hooren. Het zelf-werken onder Boot's correctie duurt dan tot 1925 in welk jaar Verwey wordt toegelaten tot de Ryks- akademie van Beeldende kunsten in Amster dam, waar dan nog korten tyd Prof. Derkin deren directeur is, en hij by prof. Jurres in de klas komt en als tijdgenoot-leerlingen o.a. Schutte em Röhling vindt. Nog geen vol jaar daarna wordt ook daar de studie onderbro ken door ongesteldheid en Verwey keert naar Haarlem terug en werkt van 1926 tot '28 weer by Boot op diens atelier. Een verblijf in Spaarndam van twee jaar volgt op die periode en in 1931 houdt Verwey zijn eerste tentoon stelling in Kunst Zij ons Doel te Haarlem, in '33 volgt die by Kleijkamp in Den Haag, in '35 die wederom te Haarlem in den Kunsthan del en tenslotte in dit jaar '38 die by Buffa in Amsterdam. - - - Tot zoover de feitelijkheden, ontdaan van allerhand beschouwingen die er aan vast te knoopen zouden zijn. Het is geen gemakkelijk voortgaan op het moeilijke pad, zooals men dat uit bovenstaande opsomming kan gewaar worden. Toch is er, in dit vallen en opstaan telkens weer een element dat boeit. De quaes- tie van het vraagteeken verontrust in den aanvang, maar wordt door een zekere eigen gereide onverzettelijkheid langzamerhand minder van overwegend belang. Toch bevat misschien juist die eigenschap het slapend gevaar; is het teveel aan deliberatie en een te kort aan een zich overwegen, 'zich laten gaan, in het complex-Verwey de mogelykheid tot voortbestaan van het vraagteeken. De illustratie levert ons plaatje ditmaal. Het is een Stadsgezicht van Haarlem, de hui zenrij aan 't Spaarne met Teyler's Museum links, het bassin van de gracht van Bakenes rechts. Goed van compositie, origineel zelfs tot op zekere hoogte, kon het de impressionis tische schilderwijs van Isaac Israels of Breit- ner in herinnering brengen. Het draagt er de sporen van met entrain geschilderd te zyn, vertegenwoordigt in ieder geval een stuk ar beid dat er zyn mag. Verwey dankt er .op een gegeven moment anders over. Hij heeft een schilderijlijst en wil wat inzenden voor Kunst Zy Ons Doel. Het Stadsgezicht is te groot voor de lyst, en de herinnering aan de impressio nistische factuur hindert hem. Hij snydt zyn doek in tweeën en stuurt de rechterhelft ter expositie. Geen wonder dat ik in myn verslag de compositie een beetje vreemd moest vin den daar mij de vóórhistorie onbekend was. Indien men zich het tentoongestelde doek nog herinnert, zal men moeten toestemmen dat een goed stuk werk vrij liefdeloos werd opgeofferd aan een redeneering die er niets beters voor in de plaats bracht. Daar herleeft ons vraagteeken weer. De eenige oplossing voor de toekomst is dat Verwey zijn vrienden de quaestie van vertrouwen stelt. Een votum dat hem vermoedelyk gaarne en gul zal steu nen. Want we zyn de eenigen niet die on danks alle vraagteekens. in Verwey's Kern den artist blyven zien. Zyn verminkte schil derij geeft daartoe alle aanleiding. J. H. DE BOIS. wijst, dat door den druk van de kolossale em mers zich een hitte va nongeveer 750 graden heeft ontwikkeld, hetgeen onder water iets zeggen wil. Er zyn de laatste dagen gevonden 4 Spaan sche matten met de beeltenis van Carolus m en 3 koperen Engelsche munten met George III. Verder zyn 75 ballastbrooden opgehaald, welke elk 100 K.G. wegen. Thans is ook duidelyk gebleken, dat de to ren van Becker niet op, maar naast het wrak heeft gestaan. Op Terschelling is men dankbaar, dat door het werk van de Karimata welvaart op het eiland is gebracht. Er staat thans geen enkele werklooze meer ingeschreven; het is uiterst moeilijk op Terschelling werkkrachten te vin den. Men hoopt vurig, dat de Karimata een aantal goudstaven zal ophalen. Maar, zoo re deneert men, alles moet niet naar boven wor den gebracht. Vindt men een deel van de schat, dan komt men later terug om de rest te halen! Modemagazijn werd door personeel bestolen. De vacantiekamer der arr. rechtbank te Amsterdam behandelde Dinsdag de straf zaak tegen eenige personen, vroeger in dienst van een groot modemagazyn in de hoofd stad. Zij hadden zich te verantwoorden wegens diefstal van een groot aantal winkel goederen. Een der verdachten, die slechts twee voorwerpen had meegenomen, verklaar de dat hy ze gekregen had van een der employes. Het kwam uit de getuigenverkla ringen vast te staan, dat deze verdachte in derdaad te goedertrouw had gehandeld. De directie had hem in zyn positie gehand haafd en hij geniet harerzijds het volste ver trouwen. De officier van justitie vond dan ook termen aanwezig om vryspraak te eischen. Op verzoek van den verdediger deed de rechtbank omniddellyk uitspraak en sprak den man conform den eisch vrij. Tegen een der overige verdachten merkte de president op: „u hebt zooveel meegeno men, dat het er op lykt of u een filiaal wilde openen". De officier vorderde tegen twee verdachten, die zich in voorarrest bevonden, resp. liegen en zes maanden gevangenisstraf. Tegen twee andere verdachten eischte hy drie maanden voorwaardelijk met een proeftyd van drie jaar. Vragen over het crediet aan Frankrijk. In strijd met de Bankwet-1937? Het Tweede-Kamerlid Rost van Tonningea heeft aan de ministers van Financiën en van Buitenlandsche Zaken de volgende vragen gesteld: I. Hebben de ministers kennis genomen van het feit, dat een crediet van 35 millioen gulden verleend is door de firma Mendelssohn en Co. te Amsterdam aan den Franschen Staat voor den duur van lVs jaar? 8. Is het den ministers bekend, dat de ver- leening van dit crediet samenviel met een flauwe stemming voor den Franschen franc op de internationale wisselmarkten? 3. Hebben de ministers kennis genomen van het feit, dat de Nederlandsche Bank de wissels van dit crediet voor 1 jaar discontabel heeft verklaard, terwijl in beginsel dezelfde begunstiging zou zyn verleend voor het over blijvende halfjaar, dat het crediet daarna nog loopt? 4. Zyn de ministers niet van oordeel, dat de Nederlandsche Bank aldus de discontabiliteit van dit crediet practisch voor een tijdsduur van lVs jaar heeft vastgelegd en derhalve, zoo al niet naar de letter, dan toch naar den geest in strijd heeft gehandeld met de bepalingen der Bankwet-1937? 5. Zijn de ministers niet van meening, dat de liquiditeit der Nederlandsche Bank op deze wijze wordt geschaad, terwyl een ongerepte liquiditeit met het oog op de stygende span ningen op de internationale wisselmarkten dient te worden gehandhaafd? 6. Is het den ministers bekend, dat de geld behoeften der Fransche openbare lichamen, ondanks de recente belastingverhoogingen, nog al'tend door Fransche deskundigen op 40 a 50 milliard franós per jaar worden ge schat? 7. Willen de ministers mededeelen, welke waarborgen de Fransche staat voor de stipte terugbetaling van dit crediet heeft gegeven? 8. Willen de ministers mededeelen, welk be drag nog uitstaat van het crediet van 150 millioen gulden, dat door hetzelfde boven genoemde bankiershuis in het najaar van 1937 aan Fransche spoorwegen werd verstrekt? 9. Zijn de ministers niet van meening, dat een dergelyke vastlegging van middelen in Frankrijk indruischt tegen het belang der Nederlandsche volkshuishouding? 10. Is het den ministers bekend, dat de cre- dieten, waaraan de Fransche schatkist een voortdurende behoefte heeft, grootendeels besteed worden voor de bewapening? II. zyn de ministers niet van oordeel, dat de financiering der Fransche bewapening met Nederlandsch kapitaal indruischt tegen de politiek van zelfstandige onzydigheid van ons land? 12. Welke maatregelen denken de ministers te pemen om een mogelyke toekomstige schending van de Bankwet 1937 door den pre sident der Nederlandsche Bank te verhinde ren? Aap gaat zich te buiten aan apen streken. Te Doetinchem heeft een aap, die in een hok zat opgesloten, kans gezien te ontsnap pen en sindsdien tracht hy anderen, die in gevangenschap vertoeven, te bevrijden. Tot nu toe heeft hy zyn medegevoel voornamelijk naar kippen laten uitgaan, wier hok hy heeft opengemaakt. Daarna joeg hij alle kakelende gasten de wijde wereld in. Zelf maakt hij allerlei uitstapjes en be zocht verschillende huizen. Pogingen om hem te vangen zijn tot nu mislukt en al is Doe tinchem zelf niet in den aap gelogeerd, naar het zich laat aanzien logeert de aap voor- loopig nog wel in Doetinchem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 2