BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Z' Aan allen! Aan het aantal ingezonden briefjes kan ik goed merken dat het vacantietijd is. Men is uit logeeren, maakt fietstochten, speelt in de duinen of aan het strand. Men amuseert zich en denkt niet aan het schrijven van een briefje. Verschillende rubriekertjes die deze week een briefje inzonden, vroegen daarin om vacantie. Om aan alle vacantiewenschen zoo veel mogelijk tegemoet te komen heb ik de, onder het hoofd vacantie, gemaakte regeling getroffen. VACANTIE. De eerstvolgende briefjes moeten uiterlijk Woensdag 24 Augustus in mijn bezit zijn. Zaterdag 6 en Zaterdag 13 Augustus ver schijnt de rubriek niet. Zaterdag 20 Augustus krijgen de kinderen die mij dez-e week schre ven, als belooning voor hun volhardend schrij ven, nogmaals een briefje in de rubriek. Fei telijk hebben dus al m'n vriendinnetjes en vriendjes drie weken schrijf vacantie n.l. de week van 1—7 Aug. van 7—14 Aug. en van 14—21 Aug. De rubriek verschijnt na heden voor het eerst weer Zaterdag 20 Aug. doch bevat dan alleen briefjes voor de rubrieker tjes die deze week nog schrijven gezonden hebben en enkele mededeelingen van mij. M'n vriendinnetjes en vriendjes wenseh ik met familie en kennissen prettige vacantiedagen. Na de vacantie hoop ik weer stroomen briefjes te ontvangen. Nogmaals prettige vacantie. Best ZWEMSTERTJE. Zwem jij liever in het zwembad dan in zee? Dat neem ik graag aan. Het zwemmen in zee brengt ook veel meer gevaren mede. Men moet daarom echt oppassen dat men niet ongemerkt té ver gaat. De buitjes die 1.1. Dinsdag zijn gevallen, wa ren buitjes voor het stof. Tot op heden geloof ik toch dat Teekenaarstertje haar boodschap goed heeft gedaan. Hoe maakt Gretha het? Is ze met de vacantie verzoend of vraagt ze om weer naar school te mogen? Gelukkig voor haar is het weer goed en kan je met haar gaan rijden, zoodat je haar afleiding kunt bezorgen en ze de school niet zoo erg mist. Prettige vacantie en m'n groeten aan je ouders en Gretha. Dag Zwemstertje. Lief HANDWERKSTERTJE. Dat viel je zeker wel mede dat ik van alle handwerken die ik in de vacantie heb af te werken, jouw theekleed het eerst onder handen heb geno men? Je hebt er ook zoo erg je best op ge daan, dat je m'n ijver echt verdiend hebt. Het is een groot kleed, dat ruim over je moe ders theetafel past, maar juist omdat het zoo groot is, heb je er veel werk aan gehad. Laat je Dr. R. je kleed ook zien? Hij zal je reusachtig knap vinden zeg. Aan het arm bandje zal ik denken. Heeft men het zelfde niet meer, dan koop ik een ander voor je, dat beloof ik je. Wat was je flink toen de zuster je hielp. Flink hoor. Het beste met je Greet en tot ziens hoor. Dag flink meisje. Dag Handwerkstertje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Pret tig dat je tante je zoo nu en dan eens mede neemt. Je hebt de vacantie zoo hard noodig en vooral de buitenlucht. Doordat je zus ziek is kan je moeder niet weg en is het prettig wanneer familieleden of kennissen je mede nemen. Als je lust hebt, mag je ook bij mij wel eens een middagje komen. In m'n tuin tje is het met droog weer verrukkelijk, vooral als je in één van m'n tuinstoeltjes gaat zit ten. Je geniet dan rustig de buitenlucht en kunt lezen of handwerken zooals je zelf ver kiest. Alleen wil ik je bezoek even van te vo ren weten, zoodat je geen vergeefsche reis doet. Het beste met je zus. Dag Zusjes- beschermstertje. Beste VERGEETMIJNIET. Dat je me verleden week niet geschreven hebt kan ik be grijpen. Na een 2-daagsche schoolreis is heel wat thuis te vertellen. Tijd voor het schrijven en bezorgen van een briefje kom je dan te kort. Ja, gedurende de vacantie houd ik geen visiteuur voor rubriekertjes. De kinderru briek verschijnt ook a.s. Zaterdag en a.s. Za terdag over een week niet. Jullie hebt dus schrijfvacantie. Je moet het briefje onder het opschrift vacantie maar eens aandachtig doorlezen. Zaterdag, 20 Aug. meld ik onder het hoofd visite m'n eerste visiteuur na de vacantie. Tot zoolang dus geduld houden. Dag Vergeetmijniet. Best MADELIEFJE. Ja, inderdaad heb ik je brief verleden week vergeten te beant woorden. Het speet me erg voor je. Toen ik echter tot de ontdekking kwam, was het te laat. Van harte feliciteer ik je met je over gang naar de zevende klas. Je hebt een goed rapport gekregen. Jammer dat je voor lezen slechts een 6 hebt. Maar misschien lukt het je dat cijfer over eenige maanden te doen ver beteren. Het uitstapje is schitterend geslaagd. Je hebt volop genoten heb ik vernomen. Lees je vooral m'n briefje onder het hoofd vacan tie na? Dag Madeliefje. Lief ZWARTKOPJE. Gefeliciteerd met je overgang en je schitterend rapport. Je hebt de logeerpartij te Meppel echt ver diend. 'kWensch je veel genoegen en mooi weer toe. Dag Zwartkopje. Lief GOUDMUILTJE. Wat ben je toch een waterrat zeg. Weer of geen weer, jij gaat zwemmen. Dat jij en je klassegenootjes vrij ondeugend waren alvorens in de jeugdher berg te gaan slapen, verwonderd mij niets. Zoo'n gemeenschappelijke slaappartij is zoo'n echt uitje dat je maar niet op commando kimt gaan slapen, maar eerst even ondeugd moet uit halen. Jullie hebt genoten en dat is fijn. Je hebt nu 3 maal schrijfvacantie en behoeft dus voor het schrijven van een brief je je zwemtijd niet te bekorten. Prettige va cantie. Dag Goudmuiltje. Best ANEMOON. Wil je vooral het briefje onder het hoofd vacantie nalezen? Heb je je in het Haagje nogal goed geamuseerd? Ik veronderstel van wel. Verder nog prettige da gen. Dag Anemoon. Best BENJAMINNETJE. Wat een bof zeg dat het 1.1. Woensdag zulk schitterend bosch- weer was. Droog, niet te koud en niet te warm. Echt om eens fijn te hollen en te rollen. Je hebt het natuurlijk dolletjes gevonden en je best geamuseerd. Dag Benjaminnetje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank voor de keurige teekeningen. Je hebt je tot nog toe goed van de door mij aan je op gedragen taak gekweten. De regen viel 1.1. Dinsdag wel eenige uurtjes te vroeg, het was geen wachtregen maar toch, we mogen niet klagen. Je hebt nu schrijfvacantie en nog wel drie maal, terwijl je de derde maal toch een briefje in de rubriek kunt vinden. Ra, ra hoe zit dat? Lees het briefje onder het opschrift vacantie maar eens na, dan lees je tevens de oplossing van het raadsel. Dag Teekenaar stertje. Best KRULLEKOPJE. Jij bent waterrat no. 3. No. 1 is Zwemstertje, no. 2 Goudmuil tje en no. 3? vul zelf maar in. Teekenaarster tje krijgt heusch nog eens een vacantie-op- dracht van me. Ze heeft haar boodschap tot heden uitstekend gedaan. Fijn dat je aan het strand zoo echt genoten hebt. Vertoef maar veel in de buitenlucht, dan kan je er van den winter des te beter tegen. Nog veel genoegen Dag Krullekopje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF EEN RAAK ANTWOORD Generaal Jenkins, commandant van een bri gade in Bengalen, was een geestig man, die op elke vraag een raak, soms zelfs venijnig ant woord wist te geven zooiets als Bernard Shaw. Maar bovendien was hij een streng of ficier, die niets door de vingers zag, en wan neer iemand het bij hem verbruidhad, kon hij hem het leven zuur maken. Dat ondervond kapitein Mac Pherson van het regiment High landers. Eens had hij den generaal, zonder het te weten en te willen, in de officierensociteit beleedigd en sedertdien kon hij geen goed meer doen. De kapitein, die een groot vermo gen en invloedrijke verwanten bezat, hield 't in dienst niet meer uit, nam zijn ontslag en schreef aan generaal Jenkins een brief, die slechts deze ééne regel bevatte: ,Ik wensch U en Uwe brigade naar de maan." Prompt ontving hij korten tijd later het ant woord in den vorm van een ambtelijk schrij ven. „Waarde heer, naar aanleiding van Uw brief dd. 14 j.l. moet ik er wijzen dat verzoeken, be treffende verplaatsing van troepen behooren te worden gericht aan het Ministerie van Oor log op formulier no. 293 U T en wel in Duplo. (get.) JENKINS. LDESJE BREIT door W. B.-Z. Twee steken recht, Twee averecht. Loes heeft het goed van Moes verstaan. En heeft het netjes nagedaan. Moes heeft de steken opgezet 't Worden sokjes voor Margret. Margret is 't oudste poppekind. Die iedereen vast aardig vindt. Ze heeft een scheiding in 't haar, En is altijd 't eerste klaar. Als Loes de sokjes heeft gebreid, Breit ze een jurk voor pop Aleid. Aleid speelt altijd vreeselijk druk. En maakt haar kleeren dadelijk stuk. Ze zit geen oogenblikje stil En doet niet altijd, wat Loes wil. Is dan de jurk ook kant en klaar, Dan breit Loes broekjes voor pop Saar. Want Saartje is nog maar heel klein, 't Moeten ook luierbroekjes zijn. Twee steken recht, Twee averecht. Nu afgehecht. Loes heeft de tweede ook gebreid, Maar toen riep Moes: ,,'t Is etenstijd!" HET „HELLEGAT" IN DE DUITSCHE ALPEN Geheimzinnige spleet in de aarde, waarvan niemand het rechte weet. De toerist, die öp een bergwandeling de hooge Ifen in de. Allganerbergketen is overge trokken en afdaalt in de richting van de ri vier de Breitoch, vindt opeens een klein bordje midden op den weg, waarop met duidelijke let ters te lezen staat: „Skiërs, pas op! Hellegat! 100 meter diep!" 't Staat daar zoo doodeenvou dig en toch duidt dit bordje op een der groot ste raadsels van de geheimzinnige alpenwe reld. Met een beetje moeite slaagt men erin in het gat af te dalen tot 3 meter diepte, waar men terecht komt op een plateau, dat de halve breedte van het vreeselijke gat vult. Wie nu geen last heeft van duizeligheid of angsten, gaat plat op zijn buik liggen en kijkt over den rand in de pikzwarte diepte. De aanblik is werkelijk aangrijpend! Wat 100 meter hoogte beteekent, weten jullie wel zoo ongeveer, want de Dom te Utrecht is immers 110 M. en 100 M. diepte is van 't vrije veld uit gezien griezelig ge noeg! Maar nu een zwarte, kale koker, die 100 meter in de diepte reikt. Niemand, al is hij ook nog zoo dapper kan zonder huiveren in het „hellegat" kijken! De herders, die vele eeuwen geleden dit gat ontdekten, zullen wel gerild en gebeefd hebben van ontzetting, vandaar ook de sombere naam. Het gat is een in doorsnee ovale, loodrecht in de diepte dalende schacht in het zwarte rots gesteente. De wanden zijn door het smeltwa ter, dat op bepaalde tijden, vooral in het voor jaar, van de bergen komt en vaak woeste be ken vormt, geheel glad geslepen. Hoe ver kan men, turend over den rand van het plateau, in de diepte kijken? Dat is moeilijk te zeggen. De kleine knik, die op 50 m. diepte in de schacht zit, kan men niet meer zien; wel hoort men een helder geluid, als men een steen daartegen laat vallen. Dan gaat een seconde voorbij, een heel zacht, dof klopje volgt ten teeken, dat de steen op den bodem is aange land, en daneen donderend geluid als van duizend echo's tegelijk stijgt op uit het helle gat. 't Zijn de echo's van dit eene, doffe klapje en dus moeten daar beneden in de a at de machtige zalen zijn, die het geluid weerkaat sen en duizendvoudig versterken. Ongetwijfeld hebben de eenvoudige herders het donderend geraas uit de diepte als helsche geluiden opgevat. Ondanks het heel bijzondere van het geval, want een diepe koker als het hellegat is ner gens anders op de aarde te vinden, komen wei nig vreemdelingen het bekijken; slechts een enkele eenzame tourist wendt zijn schreden naar dit plekje. Vele jaren geleden liet de Alpenvereeniging het bordje met de waarschuwing voor het gat plaatsen, doch dat dit niet voldoende was, werd in den winter van 1934'35 bewezen door een skispoor dat recht op het gat afliep. Twee dappere berggidsen haalden den dag daarop een doode uit de diepte op. Zij slaag den hierin door boomstammen over het gat te leggen en zich aan touwen naar beneden te laten zakken. Dit slachtoffer, dat misleid door den sneeuw- door W. B. Z. storm het bordje vermoedelijk over het hoofd had gezien, was niet het eenige. In September 1936 liet de jonge ingenieur Gerstmair zich met drie kameraden aan een touw, dat op een klos was gewonden, naar beneden zakken. Toen zij beneden waren barstte er een vreeselijk onweer los en het hellegat stroomde vol water. Doordat het natte touw op een gegeven oogenblik niet kon worden opgewonden ver dronk Gerstmair, terwijl zijn kameraden slechts met de allergrootste moeite gered kon den worden. Dit was overigens niet de eerste keer dat menschen een poging ondernamen om het hellegat te onderzoeken. De oude pas toor van het dorpje Riezlern is dertig jaar ge leden met een paar makkers den griezeligen weg in de diepte gegaan en behouden terug gekeerd. Zij volgden een onderaardsche rivier bedding, zwommen en klauterden door ont zaggelijke zalen, waarvan ze zelfs met sterke lampen de einden niet konden zien, hoorden het gedonder van onzichtbare watervallen en stonden aan de oevers van pikzwarte meren. Er ligt daar een onderaardsche zalenwereld, zooals er misschien geen tweede op aarde te vinden is. Maar het „ontdekken" ervan zal nog niet zoo gemakkelijk zijn. Slechts mannen, die bereid zijn hun leven op het spel te zetten, kunnen in het hellegat afdalen. Er zullen dus eerst andere toegangen moeten worden ont dekt, wil men werkelijk de zalen voor toeristi sche doeleinden kunnen gebruiken. De korenbeurs te Groningen. Deze werd opgericht in Mei 1679, aanvankelijk werd ze in de open lucht gehouden. Wij hebben samen, Vier vlechten in 't haar. Ik zal 't maar verklikken, Ook zes roode strikken. 't Haar van Margreetje Is maar een klein beetje Maar 't haar van Heieen Springt om haar ooren heen. En loopen wij samen heel vlug naar school Dan dansen de vlëfchten van louter jool. Vier vlechten hippen op en neer. Vijf strikken wappren heen en weer. Of 't zomer is of barre kou De vlechten blijven ons altijd trouw. Wij zijn vriendinnen voor 't heele jaar Twee meisje, Vier vlechten, Tel ze maar! DOKTERS IN VROEGER TIJDEN In oude tijden ging het met de verdiensten der geneesheeren 'n beetje anders toe dan nu. In het Babylon van koning Hamumrabi pl.m. 2200 v. Chr. bestonden vaste salaris sen voor behandelingen van patiënten, mits ze goed gelukt waren. Als een vrij burger door de zorgen van den dokter van een ziekte genas, verdiende de arts tien zilverstukken,voor een vrij gelaten slaaf vijf en voor een gewonen .slaaf twee. Het was echter in die dagen geen pretti; beroep dat van geneesheer! Want er stonden straffen op mislukte operaties. Als een patiënt na een operatie stierf of zijn gezondheid was achteruit gegaan, dan moest de dokter een oog of een hand missen. Stierf de slaaf, dan moest de dokter aan diens meester een nieuwen slaaf in de plaats geven DE DIKKE HARLEKIJN EN HET KLEINE MELKBOERTJE. Wat er in den speelgoedwinkel allemaal gebeurde. Er was eens een klein, dapper melkboertje, heelemaal in 't wit gekleed en met een juk op z'n schouders. Z'n oogjes schitterden als pik zwarte kooltjes en z'n wangen waren zoo rood als bellefleuren. „Wat een schatje!" zei de vrouw van den winkelier, toen ze het melkboertje in de eta lage neerzette en door de rijen der poppen ging een gezoem van bewondering. Daar stonden, zaten en lagen kleine roze ba by'tj es die op hun popperige speentjes zogen, ;laappoppen met kanten jurken, schoorsteen vegertjes, brandweerlui met ladders op den rug, clowntjes, ruitertjes te paard en alle mo gelijke andere speeldingen. En allemaal riepen ze om strijd: „O, kijk toch eens, wat een schattig melkboertje!" Alleen een heel groote, dikke harlekijn, die midden in de etalage aan een touwtje bengel de, deelde de algemeene bewondering niet: ja, hij keek zelfs vreeselijk boos en minachtend op het melkboertje neer en toen de deur van den winkel even openging, maakte hij direct van dat beetje tocht gebruik om het melkboer tje een schop te geven. O, foei wat een lee- lijkerd! En terwijl het belletje van de deur zachtjes rinkelde, scheen het alle poppen of een zware brommerige stem zei: „Wacht maar, kleine opschepper, ik zal je vanavond wel krijgen!" 't Melkboertje, een erg zacht, gevoelig ventje had de tranen in de oogen gekregen en 't maakte zich zoo klein mogelijk om den vreese- lijken tegenstander maar niet te ergeren en alle poppen dachten bij zichzelf: „O wee, dat zal wat geven vanavond!" Want ze kenden den harlekijn al zoo lang en al dien tijd had hij hier in den winkel de baas gespeeld! OO af en toe lezen we in de courant dat in een onzer kustplaatsen een onzer helden der zee gestorven is. We krij- gen dan in den regel een relaas van de vele reddingspogingen, die de man in zijn leven als roeier of schipper bij de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingboot-Maatscha.ppij met meer of minder goed gevolg heeft verricht. Zoo licht komen we dan tot de meening dat die Redding Maatschappij het eenige is wat .er aan onze kust is opgericht ten behoeve van den zeeman. En dat is toch niet zoo. De Red ding Maatschappij doet haar werk en met succes als het schip of gestrand is of m nood verkeert. We hebben echter aan onze kust nog tal yan maatregelen getroffen om juist te voorkomen, dat het met de schepen zoo ver komt. In de eerste plaats liggen er voor onze kust vier lichtschepen, n.l. Schouwenbank, Maas, Haaks en Terschellingerbank, die des nachts door middel van een groot sterk licht onze zeelieden waarschuwen dat ze de ge vaarlijke kust naderen. Voor onze zeegaten liggen tal van licht- en brulboeien en dan staan er op onze kust op afstanden van 10 tot 20 zeemijlen (1 zeemijl is 1852 meter) 14 groote vuurtorens, die door verschillend gekleurd licht of door grootere of kleinere onderbre kingen van de verlichting den zeeman in staat stellen te bepalen op welke hoogte hij zich be vindt. De meeste van deze torens zijn niet hooger dan 50 meter; de Brandaris is van al deze torens misschien wel de meest bekende, de toren bij den Helder, nabij Huisduinen, in de wandeling bekend als de „Lange Jaap" de hoogste n.l. 64 meter en bezit ook het hoogste licht Het staat n.l.- 57 meter boven den water spiegel. De Brandaris staat op 't eiland Ter schilling en is zoo genoemd naar een Ierschen heilige, de abt Brandaris, die in zijn leven veel gereisd en veel avonturen beleefd heeft. Als we aan een Terschellinger vragen hoe lang die toren daar al staat, zal hij zeer waarschijn lijk zeggen dat niemand het weet, zoo oud is hij. Maar dat is niet zoo. Op een oude kaart van den zeeweg om Terschelling staat een to ren aangegeven als Sint-Brandaris. In de 14de eeuw bestond ze echter niet, want toen brand de men op Terschelling slechts vuren om den zeeman den weg te wijzen. In 1323 werd er de eerste vuurbaak opgericht en wel door de stad Kampen, die daarvoor een jaarlijksch be drag aan geld betaalde. Bovendien zond het stadsbestuur aan de regeering van Terschel ling jaarlijks een kwart zalm of steur, welk ge schenk door de Terschellingers zeer op prijs werd gesteld. Ook uit een beslufit van de vroedschap van Amsterdam van 1599 blijkt dat deze stad zich bemoeide met de verlich ting op Terschelling, terwijl in 1593 de Staten van Holland besloten hadden den in verval geraakten vuurtoren te herstellen. Ter herin nering aan deze herstelling bevindt zich in een der muren een steen met het volgende op schrift: „Tot waarschouwinghe aller seeva- rende, die God behoede. 1594". In 1834 werd hij nogmaals hersteld en kreeg toen een draaiend kustlamplicht, wat hij behield tot 1907. Toen kreeg hij het licht waarmee hij nu nog den wijden omtrek bestralen kan; het heeft n.l. een sterkte van 30 millioen kaarsen en is over een afstand van 65 kilometer zichtbaar, zoo dat we het licht van den Brandaris in IJmui- den kunnen zien. De lamp in den toren heeft natuurlijk niet een sterkte van 30 millioen kaarsen, maar dooor tal van vernuftige in strumenten kan het licht tot die groote sterk te opgevoerd worden, W. 't Was nacht, pikdonkere nacht: de sterre» tjes schenen en de laatste lichten in den'win kel gingen uit. De groote klok sloeg langzaam en plechtig twaalf uur en toen werd al het speelgoed wakker. De baby's sloegen de oogen op, de brandweerlui beklommen hun laddertjes declowntjes maakten de gekste buitelingen en de prachtige" meisjespoppen haalden kleine ronde spiegeltjes uit haar zak om heur blonde of bruine krullen in orde te brengen. En ieder een moest gauw eens kennis maken met het schattige melkboertje en z'n mooie emmertjes bewonderen Ze stonden allemaal om hem heen en de melkboer werd haast verlegen met zooveel be langstelling, toen opeens door de poppenrij een waarschuwende kreet weerklonk: „Pas op, daar komt hij!" 't Melkboertje keek om enzag den vree- selijken vijand met z'n grooten steek, roode broek en gestreepte kousen vlak achter zich staan. Hij lachte valsch en zwaaide met een vreeselijken degen om zich heen! Maar 't melkboertje liet zich zoo gauw niet uit het veld slaan. Hij nam zijn klein wit petje af, maakte een beleefde buiging en zei: „Dag, meneer de harlekijn, waarom bent u toch zoo boos op me? Ik heb u toch niets ge daan?" „Je hindert me," bromde de harlekijn „en ik kan niet uitstaan, dat al die domme pop pen hier jou zoo aardig vinden; En daarom....* en hij schoot op hem af en prikte naar hett met zijn degen. Alle poppen slaakten een kreet van schrik. „Nu is 't met het melkboertje gedaan," dach ten ze. De mooie meisjespoppen vielen flauw, de baby's begonnen te gillen en de brandweer lui trokken hun helm over de oogen om het vreeselijke niet te zien, terwijl de clowntjes met de beenèn in de lucht stokstijf en met groote, verschrikte oogen op hun handen bleven staan Toen begon het gevecht: Harlekijn schoot naar voren om den melkboer met één stoot tegen den wand van de etalage te nagelenmis! Met een ruk was het kereltje opzij gesprongen! Hij schoot wéér uitweer mis! Melkboertje was hem tusschen de beenen doorgeglipt. Dat duurde zoo een heel poosje, net zoolang, tot Harlekijn moe begon te worden. Hij duizelde en zweette van inspanning en met een laat- sten, geweldigen zwaai hief hij zijn degen op: nu zou hij dat brutale ventje meteen in tweeën splijten! Rang! een vreeselijke plof en alle poppen beefden en sidderden en durfden de oogen niet opslaan. Maar wat was dat? Wie lag daar op den grond? 't Was Harlekijn inplaats van zijn vijand. Het melkboertje was vlug onder een ijzeren brandwagen geglipt en de woedende reus had een slag in de lucht gegeven en was pardoes op z'n neu3 gevallen 1 Daar lag hij nu midden in de etalage, ver slagen, onbewegelijk! Nu je begrijpt, dat alle poppen blij en opgewonden waren! Ze om ringden 't dappere melkboertje om hem geluk te wensclien met zijn overwinning en 't was een gekakel en hoerageroep van belang! Toen de winkelier 's morgens zijn etalage opende, stonden alle poppen weer netjes en rustig op hun plaats, alleen Harlekijn lag nog voorover op z'n neus. „.Zeker vannacht losge raakt," dacht de man. Hij bekeek hem eens goed en zag, dat zijn neus kapot was en het zaagsel uit een wond in zijn rug stroomde. ,Niks meer waard" bromde hij en hij gooide Harlekijn op den kar van een voddenman, die juist voorbijkwam. Dat was het einde van den akeligen op schepper!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8