OPROER IN HUGO'S BROEKZAK. eNNIWNlfctp., Hoe er een complot werd gesmeed om hem van zijn slordigheid te genezen. Moeder's portret bracht uitkomst. E zaak is zéér ernstig!" zei het lange zwarte potlood, dat er vreeselijk gehavend uitzag, tot het kleine blauwe stompje. „Zóó kan het niet langer", zuchtten drie kopspij ker tj es, die met hun puntjes door den linnen wand van de gevangenis staken. ,.Au, au!" klaagde een stukje gom, dat stijf gewrongen zat tusschen een langen spij ker en een eind touw vol knoopen. „We moeten dien woesteling mores leeren. of 't kost ons allemaal ons leven", zuchtte de halve cent, die, onherkenbaar vuil en stof fig, heelemaal in 't uiterste puntje van de ge vangenis zat weggedrukt. Na al deze uitbarstingen van ergernis, kom mer en verdriet was 't een oogenblik stil in de slaapkamer, waar Hugo in z'n bed lag. Zoo heel erg netjes scheen die jongen niet te zijn, tenminste z'n schoenen met de mod derkluiten er nog aan, lagen dwars over elkaar voor z'n bed, z'n kleeren waren haastig op een stoel gegooid met bovenop z'n blauw katoenen broek, waarvan de eene zak op een vreese- lijke manier uitpuilde. En uit dien broekzak kwamen nu juist al die klagende morrende, oproerige stemmen. Een gesnork klonk opeens uit het bed. en daarna, alleen verstaanbaar voor wie héél scherpe ooren had! een zuchtje van verlichting. „Gelukkig, hij slaapt!" zei het lange pot lood. „Even tijd om je beenen eens uit te strekken! En meteen wipte hij in z'n volle lengte uit den zak te voorschijn, wierp een schiehtigen blik in het bed en begon dan de anderen te wenken. „Komen jullie maar gerust de kust is vei lig!" Een verward geknor en gebrom, een lange reeks van zuchten en veel verontschuldigin gen als van menschen, die elkaar op de teenen trappen, volgde; dan kwamen daar op een rijtje achter elkaar te voorschijn: her stompje blauw potlood zonder punt. onbeschrijfelijk vies en kaal, een lang eind touw vol knoopen, een zakdoek, die stellig betere dagen ge kend had fhij zag er uit of de schoorsteen er mee geveegd was), een lange spijker, drie kopspijkertjes. een halve afgebeten wortel, een klokhuis van een appel, een stuk zwart gemaakt kurk. drie Bengaalsche lucifers in een doosje, een stukje gom, twee elastiekjes en tenslotte de halve cen't. „O. heerlijk morgenlicht, hoe verblijd ik mij in uw stralen, nu ik eindelijk mijn gevangenis voor een oogenblik ontvlucht!" jubelde deze laatste met bronzen klank. ,,"t Is anders mid den in den nacht", zei de kurk droogjes. „Nou ja, mensch, dat is een dichterlijke vrijheid" kwam 't worteltje te hulp „ik houd wel van zoo'n gevoelsuiting, daar kun je nog eens heerlijk bij huilen!" ..Kc|n hier. dat ik je tranen droge", zei de zakdoek en hij fluisterde: ,Heb je ooit zoo'n droogstoppel gezien als die kurk? Die heeft nu absoluut geen gevoel voor poëzie!" „Jij zeker wel. hè vinnigde de spijker „niks hoor! Je ben alleen maar een beetje senti menteel met je tranendrogerij!" ,3n een beetje vuil", gichelde 't klokhuis. ..Kom kinderen,, geen verdeeldheid om klei nigheden! Laten we liever kijken naar wat ons vereenigt. naar ons gemeenschappelijk leed, en overleggen, wat ons te doen staat", zei nu plechtig en op bezadlgden toon het lange potlood. „Jij slaat den spijker op den kop!" grapte •nog even het worteltje, maar toen werd het weer stil. Allen begaven zich nu naar de tafel en stel den zich. zoo goed en zoo kwaad als 't ging, in een halven cirkel op, terwijl het lange pot lood een der kopspijkertjes. bijwijze van voor zittershamer in de hand nam, kuchte, en sprak: „Ziezoo. Allen die iets te klagen hebben over de euveldaden van dien slordigen woesteling daar in het bed. treden aan. Maar denk er aan één voor één". Moet ik jullie alles vertellen wat bij deze zonderlinge rechtszitting aan de orde kwam? Kinderen, kinderen, vraag dat niet van me, want 't zou boekdeelen vullen! Laat ik je al leen zeggen dat 't blauwe potlood vier-en- twïntig maal zóó wild en onvoorzichtig door Hugo was afgeslepen, dat telkens het puntje was gebroken en dat het nu al maandenlang heelemaal zonder punt in den broekzak zat, ten prooi aan de pijnigende gedachte, dat het misschien nooit van z'n leven meer zou schrijven! Dat de zakdoek gebruikt was om Hugo's schoenen af te vegen, daarna had meegeholpen om een uitgestort glas melk „eventjes op te deppen" en tenslotte nat en wel in den zak bovenop den appel en den hal ven wortel was terecht gekomen. Dat het gummetje pikzwart was geworden door de on middellijke nabijheid van de roetige kurk, waarmee Huug geprobeerd had zich een snor retje te maken. Dat het potlood zélf over zijn heele lichaam de sporen van vreeselijke kneu zingen vertoonde, omdat Huug eenvoudig niet laten kon, er bij iedere moeilijke repetitie z'n tanden op te zetten. Dat, tenslotte, het heele gezelschap eens drie dagen lang bijna gestikt was onder een drijfnatten zakdoek, waarin een dood kikkervischje had gezeten, waarvan Huug meende dat het nog leefde. En dit alles was heusch nog maar ongeveer een tiende deel van alle euveldaden, die van Hugo verteld werden! Toen 't heele verhaal uit was en ieder z'n hart had uitgestort, .kuchte het lange potlood nog eens en zei: „Vrienden, onze kwellingen zijn onbeschrijfelijk. Dat kan zoo niet langer voortduren! Daar moet iets aan gedaan wor den! „Tja", zuchtte de spijker, „maar wat?" „Netheid moet die jongen leeren!" vond het worteltje. „Tja", zei het klokhuis, „maar Ihoe?" „Ik weet wat", klonk opeens een heldere stem. die zich nog niet eerder in het gesprek had gemengd, 't Was die van Huug's moeder! „Hoe kwam die daar opeens?" zul je vra gen. Och, 'k vergis me: 't was de stem van het portretje van Huug's moeder, dat in den an deren broekzak zat. 't Keek nu met een vrien delijk lachend gezicht uit den zak en zei: „Jullie wisten misschien niet eens dat ik hier zat, is 't wel? Nu, Huug had me ook vol strekt niet in z'n zak mogen steken! De be doeling was, dat ik in dat kleine lijstje, daar op tafel, zou worden gezet, opdat Huug tel kens, als hij een blik op me wierp, er aan her innerd zou worden, z'n rommeltje netjes op te ruimen en z'n zakken vooral den rechter, waarin jullie met je allen verblijf houdt! niet zoo akelig vol te proppen. Maar je ziet alweer, dat hij ongehoorzaam is. Toen hij me gisteravond in z'n zak stopte, heb ik me ex pres nog twee keer op den grond laten vallen om z'n aandacht te trekken, maar tevergeefs! Hij begon met den inhoud van z'n zakken op tafel uit te storten, maar midden onder 't opruimen kreeg hij slaap, begon te gapen en zuchtte: „Nu, dan morgen maar eens!" Maarals jullie allemaal wilt meewerken, dan weet ik een prachtig middel, om hem zijn slordigheid af te leeren!" „O, ja?" hoonde de kkurk, „nou. 't zal wat wezen!" „Sst!" zei de zakdoek. „Vertelt u maar vlug, mevrouw. We luisteren". „Goed", zei 't portret. We zullen hem eens een flink lesje geven. Zakdoek, ga jij eens heelemaal onderin den zak kruipen want jou heeft hij 't meest noo- dig. Gummetje, dan volg jij, opdat hij ook naar jou vreeselijk moet zoeken. Nu volgen 't klokhuis en het worteltje en dande drie kopspijkertjes, met de kopjes in het klokhuis en de punt omhoog. Klaar? prachtig! Nu komt het doosje Bengaalsche lucifers, opengescho ven, met de lucifers er uit. Wat is er meer? O ja. de elastiekjes en het touw wikkelen we om de heele kluit heen, zoodat Huug er heusch geen touw meer aan vast kan knoopen! Nu de potlooden en de halve cent boven op. Wacht maar nu zullen jullie eens zien, wat er straks gebeurt! En 't portret lachte net precies zoo snaaksch en jolig, als Hugo's moe der soms lachen kon. Rrrrt! Daar liep de wekker af! 't Was half acht. „Ja, ja" klonk een brommerige stem uit het bed. „Ja, Ja, wekkertje, ik hoor je wel! Maar 'k draai me toch fijn nog eens eventjes om!" En Huug stak lui en loom één arm uit, zette 't wekkertje af en sliep weer in. Eerst toen moeder een kwartier later aan de deur tikte, stond de luie jongen eindelijk op. Vlug z'n hoofd in de waschkom (véél zin had hij niet, vandaag!) toen z'n kleeren aan geschoten. Hè, wat zat die vervelende veter in de knoop! Hij bedacht in eens, dat hij moeder beloofd had, een nieuwen veter in z'n schoen te doen, maar daar had hij nu heusch geen tijd meer voor! Een tijdlang peuterde hij zwijgend en met een knorrig gezicht voort. Dan dacht hij „nou, dan straks maar als ik m'n boeltje uitzoek voor school. Op 't zelfde oogenblik riep moeder voor 't ontbijt en Huug rolde naar beneden, 't Was een wonder dat hij niet viel over de losse ve ter! „Huug", zei Vader aan 't ontbijt, „Ik ga straks met de fiets jouw kant uit, ga je mee? Maak ije dan direct klaar hoor, want ik moet weg!" „Goed, Va", zei Huug en hij dacht: „O wee, m'n veter!" 't Ontbijt was afgeloopen en Huug rende naar boven. „Nu vlug m'n boeltje uitzoeken voor school", dacht hij. „Waar zijn m'n pot looden en m'n gummetje? Woest! rommelde hij ln z'n zak. Pats! Au au! Daar was de heele kluit rommeltjes met het touw er omheen op den grond gevallen. De potlooden vlogen hem om de ooren en de spijker prikte gevoelig in z'n hand! Driftig raapte Huug de potlooden op en zag, dat er geen punten aanzaten! Waar was nu weer z'n mes? Weg natuurlijk, Wacht even moeder roepen bij de trap. Vlug naar de deurnogeens pats! Daar lag Huug, ge struikeld over z'n lossen veter, languit op 't portaal! Ai! wat deed z'n elleboog zeer! Hij •had groote lust een deuntje te huilen. En tot overmaat van ramp klonk Vader's stem van beneden: „Huug ik ga hoor! Ik kan niet lan ger op je wachten! Huug antwoordde niet; hij lag nog half versuft op 't portaal en snik te nu werkelijk. En toen.... zag hij opeens moeder's portretje voor zich," dat uit z'n lin kerbroekzak was gevallen. „Moeder!" dacht hij. „O wat heeft moeder me gisteren nog gewaarschuwd, dat ik niet zoo slordig moest zijn en m'n zakken Je begrijpt, dat de heele vergadering in Huug's rechterbroekzak lachte en luidkeels ap plaudisseerde Nu zouden er voor hen betere tijden aanbreken! R. DE RUYTER-V. d. FEER. Gas uit stroo. Zooals in ons land in de mobilisatiedagen sommige gasfabrieken met hout gestookt werden o.a. te Amerongen zoo neemt men tegenwoordig in Rusland proeven om gas te stoken uit stroo om daarmee weer de tractors te kunnen drijven. Baas boven baas. Een Amerikaanseh in genieur heeft een plan ontworpen om te New- York een toren te bouwen, die 2 1/2 x zoo hoog zal worden aLs de Eifeltoren. De kosten van dit reuzenbouwerk zouden 71/2 millioen gul den bedragen. Hoe snel en hoe hoog vliegen de vogels? Men zegt dat de torenkauw met een snelheid van 61 K.M. per uur vliegt, de sijsjes brengen het tot 55 K.M., de vinken tot 52 K.M., de slechtvalk tót 59 K.M. de kraai en de meeuw tot 50 K.M. de spreeuw daar entegen tot 74 74 K.M. Is de snelheid dus niet zoo verbazend groot, ook de hoogte is niet zoo heel groot. De zwaluwen b.v. komen niet hoo- ger dan 500 M. de leeuweriken vliegen lager, maar de ooievaar komt van 300 tot 1800 M. hoogte, terwijl de eenden het soms nog hooger zoeken n.l. van 800 tot 2200 M. Een reuze sterrekijker. Men is thans in Amerika bezig aan het fabriceeren van een sterrekijker, waarmee men hoopt 6 milliard sterren te kunnen waarnemen. De lens voor dit toestel heeft een middellijn van 508 e.M. en weegt ongeveer 20 ton dat is dus 20.000 kilo gram. Het hoogste meer ter wereld. Dat is het Titicameer op de grens van Peru en Bolivia, dat op een hoogte van 4000 meter ligt. Eigen aardig genoeg komen er in dit meer maar 2 vischsoorten voor, waarvan de eene totaal oneetbaar is en de andere zoo goed als. TWEE SCHATJES door W. van katjes B.—Z. VACANTIE AAN ZEE door W. B. Z. Zeg, ga je mee Naar de zee. 'k Neem mijn emmer en mijn schop 'k Laat maar thuis mijn groote pop. Toe, ga nu mee Naar de zee. 'k Trek een heel dun jmkje aan Dat zal nu zoo vroolïjk staan. Kom, ga gauw mee Naar de zee. Ik bouw straks een groote berg, Word ik nat dan is 't niet erg. Jullie gaan mee Naar de zee. Vanavond ben je lekker bruin 't Is zoo fijn aan strand en duin. 'T GESCHENK VAN DEN KONING. Toen omstreeks het jaar 1740 een groote schaarschte in Pruisen heerschte, besloot Fre- derik de Groote zijn onderdanen met krasse maatregelen ter hulp te snellen. In het dorpje Kolberg in Pommerën, dat er al heel treurig aan toe was, verscheen op een goeden dag opeens een afdeeling trommelsla gers van het Pruisische leger, die een roffel sloeg en bekend maakte, dat alle burgers zich voor het stadhuis moesten verzamelen om een geschenk van den Koning in ontvangst te nemen. Je begrijpt dat het in een oogenblik op het marktplein zwart van de menschen was. En kijk, daar hield, terwijl allen in gespan nen aandacht toekeken, opeens ©en wagen voor het stadhuis stil, volgeladen met kleine grauwe knolletjes! De menschen schrokken. Was dit nu het geschenk van den Koning, die doodgewone knollen? Smakelijk eten! Maar nu werd stilte geboden, een gemeente raadslid trad naar buiten en vertelde den menschen, dat dit een nieuwe, zeer smakelijke vrucht was. Zij was over de z_ee uit Amerika aangevoerd en de Koning wenschte, dat ze overal zou worden uitgepoot opdat de men schen allen overvloed zouden hebben. De menschen begrepen niet heel veel van de lange en gewichtige uitlegging, maar de knolletjes gingen van hand tot hand, werden beroken en zelfs belikt en dan hoofdschuddend doorgegeven. Een rolde er op straat en werd door een hond besnuffeld. Het dier keerde zich echter minachtend om. Toen ging er een ge mompel van afkeuring door de menigte. Zij mopperde: „wat een hond niet eens lust, moe ten wij zeker eten. Neen hoor, dat nooitl" Doch het tegenstribbelen hielp den Kolber- gers niets. De knolletjes werden eerlijk ver deeld en niemand durfde het geschenk te weigeren. Het grootste gedeelte ervan kwam echter op den mesthoop terecht. 't Volgend jaar echter had de Koning iets beters verzonnen. Hij zond ditmaal een wagen knolletjes, thans vergezeld van een landbou wer uit Zwaben die verstand van de zaak had. Deze ging van huis tot huis en legde allen menschen uit hoe zeaardappelen moesten poten en koken. Nog hetzelfde jaar prijkten de kruimige knolletjes op ieders disch en de menschen waren een en al lof voor het geschenk van den Koning! Waren ze het vorige jaar maar een beetje minder eigenwijs geweest. Vind je dit Geen schatjes Van katjes? De eene is spierwit, De andre zwart als git. Ze spelen met den garenklos En laten hem vooreerst niet los Ze kunnen ook ondeugend zijn. Maar och ze zijn ook nog zoo klein. Laatst waren ze zoo vreeselijk dol VAN Lftïft En beten maar in moeders wol Toen werden ze in de keuken gezet En moesten voor straf heel vroeg naar bed. Ze keken elkaar eens droevig aan, Ze hadden samen kwaad gedaan. Maar de andre dag was alles voorbij. Ze kregen een grootee klos van mij Nu spele Witje en Gitje Mijn beide katjes. Zeg, vind je 't geen schatjes? De kleinste bioscoop. Die is in 't bezit van den heer Ronald Yeatman in Zd. Londen, die op een stuk grond naast zijn huis een bioscoop theater heeft laten bouwen, dat wel zeer weel derig is ingericht, doch slechts plaats biedt aan 21 personen. Wist je dat? Het eerste Japansche oor logsschip was een cadeau van de Nederland- sche regeering aan de Japansche. Het schip heette de Soembing, een raderboot, en werd in 1855 de Japansche regeering aangeboden. Oude poppenhuizen. In een museum te Munchen heeft men nog een poppenhuis dat hertog Albrecht V van Beieren in 1658 voor zijn dochtertje heeft laten maken en in het museum van oudheden te Utrecht bewaart men nog 2 poppenhuizen uit de jaren 1679 en 1743. Wist je dat? Er zijn kolibri's, die maar 2 gram wegen; dat is net zoo veel als een en veloppe; ze kunnen hoog in de lucht op één plek blijven staan; dit is mogelijk door heel vlug de kleine vleugeltjes op en neer te bewe gen n.l. 3000 keer per minuut. Eigenaardige manier van belastingbetalen. In Britsch-Indië, waar de bevolking ontzet tend veel last van ratten heeft, bestaat een premie op 't vangen van ratten. Men kon daar ook zijn belasting betalen met ratten, waar de inheemsche bevolking dan ook druk gebruik maakt. Wist je dat? Nederland telt nog 106 caril lons of klokkespelen. Kijken of men 't in Keulen hoort donderen. Hoe komen we aan dit gezegde? Wanneer het onweerde, had men in Keulen van ouds her de gewoonte, alle klokken en dat waren er wel 300 te laten luiden, zoodat de Keulenaars van den donder niets hoorden. Was het on weer nu zoo erg, dat men daar te Keulen, on danks het gebeier van alle klokken, het toch hoorde donderen, dan is 't te begrijpen dat ze verwonderd keken. „BERGTOP" VOOR 30 CENTS VERKOCHT De duizenden Alpinisten die in de laatste ze ventig jaar den Matterhorn in Zwitserland be klommen, verkeerden in de vaste overtuiging, dat ze werkelijk hun voet op den top van dezen bergreus hebben gezet. Maar ze hebben zich vergist. Sedert 1868 bevindt zich het uiterste topje van den Matterhorn te Genève, waar het onlangs voor het peulschilletje van 5 francs (nu ongeveer 30 cents) werd verkocht. In het jaar 1868 is nJ. een tandarts uit Ge nève erin geslaagd, den Matterhorn te beklim men.. Hij sloeg bij die gelegenheid het topje ongeveer 30 c.M. lang en 25 c.M. breed van den hoogsten steen af en bewaarde dit in zijn verzameling. Nadat echter vele Alpinisten zijn voorbeeld hebben gevolgd, heeft het topje zoo goed als geen waarde meerl VREEMDE LIEFHEBBERIJ Een geestelijke schreef 60.000 ingezonden stukken. Onlangs is in een voorstad van Londen een 81-jarig geestelijke overleden, die tijdens zijn leven niet minder dan 60.000 ingezonden stuk ken naar de kranten heeft geschreven 9000 er van werden geplaatst. Op den leeftijd van 23 jaar schreef hij zijn eerste stuk, op zijn sterf bed het laatste. Jaarlijks gingen 1000 brieven aan de kran ten zijn huis uit, soms schreef hij wel negen brieven op een middag. Deze merkwaardige man schreef over de meest uiteenloopende onderwerpen en soms heel geestig. Eens vestigde hij er de aandacht op, dat alle mannen eigenlijk een snor en bak kebaarden zouden moeten dragen als bescher ming tegen bacteriën. Hij schreef echter ook over de politiek en bereikte zelfs met een van zijn stukken, dat jaren geleden een wet werd ingevoerd, waarbij het meenemen van kinderen in café's verbo den werd. Behalve zijn schrijverij hield hij er nog een liefhebberij op na, n.l. het wandelen. Als hij erop uit trok, had hij steeds een groote voor raad houten pijpjes, tabak en koekjes bij zich, die bij onder de landloopers uitdeelde, benevens een zak met kopergeld. GERED! door W. B.-Z. Ze waren gaan varen Met hun kano op de baren. Ik weet niet waarom Maar het bootje sloeg om. Zij waren in nood, Het gevaar was zoo groot. Ze konden verdrinken. Jan begon al te zinken. Maar Piet zag een vliegtuig Vlak boven de boot. Hij riep er, hij schreeuwde: Help menschen, help ons wij zijn er in nood. Het vliegtuig ging dalen, Jan kon 't juist halen. De jongens zij gingen al vliegend naar huis, En kwamen gelukkig vóór 't avond was thuis. DIE WAS RAAK! Toen Frans Krüger, de beroemde Duitsche schilder, door koning Fxederik Wilhelm Hl tot hofschilder benoemd was, werd hij opeens zoo populair, dat hij overstelpt werd met be stellingen. Hij had tenslotte haast geen tijd om alle menschen, die zich door hem wilde la ten schilderen, te woord te staan. Zoo werd hij ook eens door een rijk gewor den Berlijnsch koopman uitgenoodigd, hem te komen bezoeken. Krüger kwam en de koopman ontving hem zeer plechtig, deelde hem zijn opdracht mee en deed hem zeer uit de hoogte enkele vragen. Tijdens dit onderhoud zat de koopman ge makkelijk in zijn stoel geleund, terwijl Krüger met de hoed in de hand voor hem bleef staan. „Ik heb gehoord, dat u ook den heer M. uit Frankfort hebt geschilderd," zei de koopman tenslotte. „Wat is dat voor een man?" „Niet erg verstandig en ook niet zoo heel beschaafd, maar toch wel zóó, dat hij mij bij ieder bezoek een stoel aanbood", antwoordde Krüger. Een tweedekker onder de vogels. Zoo zou men de gans kunnen noemen, die in Massachu setts uit een ganzenei werd uitgebroed en een dubbel stel vleugels bezat. Een oude boerderij. In de nabijheid van een Italiaansch dorp ligt een boerderij die dagteekent van 't jaar 1018 en het merkwaar digste er van is dat sedert dit jaar afstam melingen van den stichter der boerderij er steeds op gewoond hebben. Een reuzenleger. Dat is het leger van de republiek Andorra; het telt n.l. 10 militairen. Radio-stoornissen. Die werden niet lang jeleden in Belgrado veroorzaakt door vliegen, die in groot aantal in de studio waren binnen gedrongen en daar zich voortbewogen over de gevoelige deelen der apparaten. Vliegen en tanden. Het schijnt langza merhand als een uitgemaakte zaak te zijn, dat het beroep van vliegenier zeer slecht is voor de tanden. De oorzaak daarvan schijnt gezocht te moeten worden in de voortdurende afwis seling van temperatuur Poppekasten. Geen land ter wereld heeft naar verhouding zooveel poppekasten al3 Tsjecho Slowakije n.l. 3200.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8