OPROER IN HUGO'S BROEKZAK.
eNNIWNlfctp.,
Hoe er een complot werd gesmeed
om hem van zijn slordigheid te
genezen.
Moeder's portret bracht uitkomst.
E zaak is zéér ernstig!" zei het
lange zwarte potlood, dat er
vreeselijk gehavend uitzag, tot
het kleine blauwe stompje. „Zóó
kan het niet langer", zuchtten drie kopspij
ker tj es, die met hun puntjes door den linnen
wand van de gevangenis staken.
,.Au, au!" klaagde een stukje gom, dat
stijf gewrongen zat tusschen een langen spij
ker en een eind touw vol knoopen.
„We moeten dien woesteling mores leeren.
of 't kost ons allemaal ons leven", zuchtte
de halve cent, die, onherkenbaar vuil en stof
fig, heelemaal in 't uiterste puntje van de ge
vangenis zat weggedrukt.
Na al deze uitbarstingen van ergernis, kom
mer en verdriet was 't een oogenblik stil in de
slaapkamer, waar Hugo in z'n bed lag.
Zoo heel erg netjes scheen die jongen niet
te zijn, tenminste z'n schoenen met de mod
derkluiten er nog aan, lagen dwars over elkaar
voor z'n bed, z'n kleeren waren haastig op een
stoel gegooid met bovenop z'n blauw katoenen
broek, waarvan de eene zak op een vreese-
lijke manier uitpuilde. En uit dien broekzak
kwamen nu juist al die klagende morrende,
oproerige stemmen. Een gesnork klonk opeens
uit het bed. en daarna, alleen verstaanbaar
voor wie héél scherpe ooren had! een
zuchtje van verlichting.
„Gelukkig, hij slaapt!" zei het lange pot
lood. „Even tijd om je beenen eens uit te
strekken! En meteen wipte hij in z'n volle
lengte uit den zak te voorschijn, wierp een
schiehtigen blik in het bed en begon dan de
anderen te wenken.
„Komen jullie maar gerust de kust is vei
lig!"
Een verward geknor en gebrom, een lange
reeks van zuchten en veel verontschuldigin
gen als van menschen, die elkaar op de teenen
trappen, volgde; dan kwamen daar op een
rijtje achter elkaar te voorschijn: her stompje
blauw potlood zonder punt. onbeschrijfelijk
vies en kaal, een lang eind touw vol knoopen,
een zakdoek, die stellig betere dagen ge
kend had fhij zag er uit of de schoorsteen er
mee geveegd was), een lange spijker, drie
kopspijkertjes. een halve afgebeten wortel,
een klokhuis van een appel, een stuk zwart
gemaakt kurk. drie Bengaalsche lucifers in
een doosje, een stukje gom, twee elastiekjes
en tenslotte de halve cen't.
„O. heerlijk morgenlicht, hoe verblijd ik mij
in uw stralen, nu ik eindelijk mijn gevangenis
voor een oogenblik ontvlucht!" jubelde deze
laatste met bronzen klank. ,,"t Is anders mid
den in den nacht", zei de kurk droogjes.
„Nou ja, mensch, dat is een dichterlijke
vrijheid" kwam 't worteltje te hulp „ik houd
wel van zoo'n gevoelsuiting, daar kun je nog
eens heerlijk bij huilen!"
..Kc|n hier. dat ik je tranen droge", zei de
zakdoek en hij fluisterde:
,Heb je ooit zoo'n droogstoppel gezien als
die kurk? Die heeft nu absoluut geen gevoel
voor poëzie!"
„Jij zeker wel. hè vinnigde de spijker „niks
hoor! Je ben alleen maar een beetje senti
menteel met je tranendrogerij!"
,3n een beetje vuil", gichelde 't klokhuis.
..Kom kinderen,, geen verdeeldheid om klei
nigheden! Laten we liever kijken naar wat
ons vereenigt. naar ons gemeenschappelijk
leed, en overleggen, wat ons te doen staat",
zei nu plechtig en op bezadlgden toon het
lange potlood.
„Jij slaat den spijker op den kop!" grapte
•nog even het worteltje, maar toen werd het
weer stil.
Allen begaven zich nu naar de tafel en stel
den zich. zoo goed en zoo kwaad als 't ging,
in een halven cirkel op, terwijl het lange pot
lood een der kopspijkertjes. bijwijze van voor
zittershamer in de hand nam, kuchte, en
sprak:
„Ziezoo. Allen die iets te klagen hebben over
de euveldaden van dien slordigen woesteling
daar in het bed. treden aan. Maar denk er
aan één voor één".
Moet ik jullie alles vertellen wat bij deze
zonderlinge rechtszitting aan de orde kwam?
Kinderen, kinderen, vraag dat niet van me,
want 't zou boekdeelen vullen! Laat ik je al
leen zeggen dat 't blauwe potlood vier-en-
twïntig maal zóó wild en onvoorzichtig door
Hugo was afgeslepen, dat telkens het puntje
was gebroken en dat het nu al maandenlang
heelemaal zonder punt in den broekzak zat,
ten prooi aan de pijnigende gedachte, dat het
misschien nooit van z'n leven meer zou
schrijven! Dat de zakdoek gebruikt was om
Hugo's schoenen af te vegen, daarna had
meegeholpen om een uitgestort glas melk
„eventjes op te deppen" en tenslotte nat en
wel in den zak bovenop den appel en den hal
ven wortel was terecht gekomen. Dat het
gummetje pikzwart was geworden door de on
middellijke nabijheid van de roetige kurk,
waarmee Huug geprobeerd had zich een snor
retje te maken. Dat het potlood zélf over zijn
heele lichaam de sporen van vreeselijke kneu
zingen vertoonde, omdat Huug eenvoudig niet
laten kon, er bij iedere moeilijke repetitie z'n
tanden op te zetten. Dat, tenslotte, het heele
gezelschap eens drie dagen lang bijna gestikt
was onder een drijfnatten zakdoek, waarin
een dood kikkervischje had gezeten, waarvan
Huug meende dat het nog leefde.
En dit alles was heusch nog maar ongeveer
een tiende deel van alle euveldaden, die van
Hugo verteld werden!
Toen 't heele verhaal uit was en ieder z'n
hart had uitgestort, .kuchte het lange potlood
nog eens en zei: „Vrienden, onze kwellingen
zijn onbeschrijfelijk. Dat kan zoo niet langer
voortduren! Daar moet iets aan gedaan wor
den!
„Tja", zuchtte de spijker, „maar wat?"
„Netheid moet die jongen leeren!" vond het
worteltje.
„Tja", zei het klokhuis, „maar Ihoe?"
„Ik weet wat", klonk opeens een heldere
stem. die zich nog niet eerder in het gesprek
had gemengd, 't Was die van Huug's moeder!
„Hoe kwam die daar opeens?" zul je vra
gen. Och, 'k vergis me: 't was de stem van het
portretje van Huug's moeder, dat in den an
deren broekzak zat. 't Keek nu met een vrien
delijk lachend gezicht uit den zak en zei:
„Jullie wisten misschien niet eens dat ik
hier zat, is 't wel? Nu, Huug had me ook vol
strekt niet in z'n zak mogen steken! De be
doeling was, dat ik in dat kleine lijstje, daar
op tafel, zou worden gezet, opdat Huug tel
kens, als hij een blik op me wierp, er aan her
innerd zou worden, z'n rommeltje netjes op te
ruimen en z'n zakken vooral den rechter,
waarin jullie met je allen verblijf houdt!
niet zoo akelig vol te proppen. Maar je ziet
alweer, dat hij ongehoorzaam is. Toen hij me
gisteravond in z'n zak stopte, heb ik me ex
pres nog twee keer op den grond laten vallen
om z'n aandacht te trekken, maar tevergeefs!
Hij begon met den inhoud van z'n zakken
op tafel uit te storten, maar midden onder
't opruimen kreeg hij slaap, begon te gapen
en zuchtte:
„Nu, dan morgen maar eens!" Maarals
jullie allemaal wilt meewerken, dan weet ik
een prachtig middel, om hem zijn slordigheid
af te leeren!"
„O, ja?" hoonde de kkurk, „nou. 't zal wat
wezen!"
„Sst!" zei de zakdoek. „Vertelt u maar vlug,
mevrouw. We luisteren".
„Goed", zei 't portret. We zullen hem eens
een flink lesje geven.
Zakdoek, ga jij eens heelemaal onderin den
zak kruipen want jou heeft hij 't meest noo-
dig. Gummetje, dan volg jij, opdat hij ook
naar jou vreeselijk moet zoeken. Nu volgen 't
klokhuis en het worteltje en dande drie
kopspijkertjes, met de kopjes in het klokhuis
en de punt omhoog. Klaar? prachtig! Nu komt
het doosje Bengaalsche lucifers, opengescho
ven, met de lucifers er uit. Wat is er meer?
O ja. de elastiekjes en het touw wikkelen we
om de heele kluit heen, zoodat Huug er heusch
geen touw meer aan vast kan knoopen! Nu de
potlooden en de halve cent boven op.
Wacht maar nu zullen jullie eens zien, wat
er straks gebeurt! En 't portret lachte net
precies zoo snaaksch en jolig, als Hugo's moe
der soms lachen kon.
Rrrrt! Daar liep de wekker af! 't Was half
acht.
„Ja, ja" klonk een brommerige stem uit het
bed. „Ja, Ja, wekkertje, ik hoor je wel! Maar 'k
draai me toch fijn nog eens eventjes om!" En
Huug stak lui en loom één arm uit, zette 't
wekkertje af en sliep weer in.
Eerst toen moeder een kwartier later aan
de deur tikte, stond de luie jongen eindelijk
op. Vlug z'n hoofd in de waschkom (véél zin
had hij niet, vandaag!) toen z'n kleeren aan
geschoten. Hè, wat zat die vervelende veter
in de knoop! Hij bedacht in eens, dat hij
moeder beloofd had, een nieuwen veter in z'n
schoen te doen, maar daar had hij nu heusch
geen tijd meer voor! Een tijdlang peuterde hij
zwijgend en met een knorrig gezicht voort.
Dan dacht hij „nou, dan straks maar als ik
m'n boeltje uitzoek voor school.
Op 't zelfde oogenblik riep moeder voor 't
ontbijt en Huug rolde naar beneden, 't Was
een wonder dat hij niet viel over de losse ve
ter!
„Huug", zei Vader aan 't ontbijt, „Ik ga
straks met de fiets jouw kant uit, ga je mee?
Maak ije dan direct klaar hoor, want ik moet
weg!"
„Goed, Va", zei Huug en hij dacht: „O wee,
m'n veter!"
't Ontbijt was afgeloopen en Huug rende
naar boven. „Nu vlug m'n boeltje uitzoeken
voor school", dacht hij. „Waar zijn m'n pot
looden en m'n gummetje? Woest! rommelde
hij ln z'n zak. Pats! Au au! Daar was de heele
kluit rommeltjes met het touw er omheen op
den grond gevallen. De potlooden vlogen hem
om de ooren en de spijker prikte gevoelig in
z'n hand! Driftig raapte Huug de potlooden
op en zag, dat er geen punten aanzaten! Waar
was nu weer z'n mes? Weg natuurlijk, Wacht
even moeder roepen bij de trap. Vlug naar de
deurnogeens pats! Daar lag Huug, ge
struikeld over z'n lossen veter, languit op 't
portaal! Ai! wat deed z'n elleboog zeer! Hij
•had groote lust een deuntje te huilen. En tot
overmaat van ramp klonk Vader's stem van
beneden: „Huug ik ga hoor! Ik kan niet lan
ger op je wachten! Huug antwoordde niet;
hij lag nog half versuft op 't portaal en snik
te nu werkelijk. En toen.... zag hij opeens
moeder's portretje voor zich," dat uit z'n lin
kerbroekzak was gevallen.
„Moeder!" dacht hij. „O wat heeft moeder
me gisteren nog gewaarschuwd, dat ik niet
zoo slordig moest zijn en m'n zakken
Je begrijpt, dat de heele vergadering in
Huug's rechterbroekzak lachte en luidkeels ap
plaudisseerde Nu zouden er voor hen betere
tijden aanbreken!
R. DE RUYTER-V. d. FEER.
Gas uit stroo. Zooals in ons land in de
mobilisatiedagen sommige gasfabrieken met
hout gestookt werden o.a. te Amerongen zoo
neemt men tegenwoordig in Rusland proeven
om gas te stoken uit stroo om daarmee weer
de tractors te kunnen drijven.
Baas boven baas. Een Amerikaanseh in
genieur heeft een plan ontworpen om te New-
York een toren te bouwen, die 2 1/2 x zoo hoog
zal worden aLs de Eifeltoren. De kosten van
dit reuzenbouwerk zouden 71/2 millioen gul
den bedragen.
Hoe snel en hoe hoog vliegen de vogels?
Men zegt dat de torenkauw met een snelheid
van 61 K.M. per uur vliegt, de sijsjes brengen
het tot 55 K.M., de vinken tot 52 K.M., de
slechtvalk tót 59 K.M. de kraai en de
meeuw tot 50 K.M. de spreeuw daar
entegen tot 74 74 K.M. Is de snelheid dus niet
zoo verbazend groot, ook de hoogte is niet zoo
heel groot. De zwaluwen b.v. komen niet hoo-
ger dan 500 M. de leeuweriken vliegen lager,
maar de ooievaar komt van 300 tot 1800 M.
hoogte, terwijl de eenden het soms nog hooger
zoeken n.l. van 800 tot 2200 M.
Een reuze sterrekijker. Men is thans in
Amerika bezig aan het fabriceeren van een
sterrekijker, waarmee men hoopt 6 milliard
sterren te kunnen waarnemen. De lens voor
dit toestel heeft een middellijn van 508 e.M. en
weegt ongeveer 20 ton dat is dus 20.000 kilo
gram.
Het hoogste meer ter wereld. Dat is het
Titicameer op de grens van Peru en Bolivia,
dat op een hoogte van 4000 meter ligt. Eigen
aardig genoeg komen er in dit meer maar 2
vischsoorten voor, waarvan de eene totaal
oneetbaar is en de andere zoo goed als.
TWEE SCHATJES
door W.
van katjes
B.—Z.
VACANTIE AAN ZEE
door W. B. Z.
Zeg, ga je mee
Naar de zee.
'k Neem mijn emmer en mijn schop
'k Laat maar thuis mijn groote pop.
Toe, ga nu mee
Naar de zee.
'k Trek een heel dun jmkje aan
Dat zal nu zoo vroolïjk staan.
Kom, ga gauw mee
Naar de zee.
Ik bouw straks een groote berg,
Word ik nat dan is 't niet erg.
Jullie gaan mee
Naar de zee.
Vanavond ben je lekker bruin
't Is zoo fijn aan strand en duin.
'T GESCHENK VAN DEN KONING.
Toen omstreeks het jaar 1740 een groote
schaarschte in Pruisen heerschte, besloot Fre-
derik de Groote zijn onderdanen met krasse
maatregelen ter hulp te snellen.
In het dorpje Kolberg in Pommerën, dat er
al heel treurig aan toe was, verscheen op een
goeden dag opeens een afdeeling trommelsla
gers van het Pruisische leger, die een roffel
sloeg en bekend maakte, dat alle burgers zich
voor het stadhuis moesten verzamelen om
een geschenk van den Koning in ontvangst
te nemen.
Je begrijpt dat het in een oogenblik op het
marktplein zwart van de menschen was.
En kijk, daar hield, terwijl allen in gespan
nen aandacht toekeken, opeens ©en wagen
voor het stadhuis stil, volgeladen met kleine
grauwe knolletjes! De menschen schrokken.
Was dit nu het geschenk van den Koning, die
doodgewone knollen? Smakelijk eten!
Maar nu werd stilte geboden, een gemeente
raadslid trad naar buiten en vertelde den
menschen, dat dit een nieuwe, zeer smakelijke
vrucht was. Zij was over de z_ee uit Amerika
aangevoerd en de Koning wenschte, dat ze
overal zou worden uitgepoot opdat de men
schen allen overvloed zouden hebben.
De menschen begrepen niet heel veel van
de lange en gewichtige uitlegging, maar de
knolletjes gingen van hand tot hand, werden
beroken en zelfs belikt en dan hoofdschuddend
doorgegeven. Een rolde er op straat en werd
door een hond besnuffeld. Het dier keerde zich
echter minachtend om. Toen ging er een ge
mompel van afkeuring door de menigte. Zij
mopperde: „wat een hond niet eens lust, moe
ten wij zeker eten. Neen hoor, dat nooitl"
Doch het tegenstribbelen hielp den Kolber-
gers niets. De knolletjes werden eerlijk ver
deeld en niemand durfde het geschenk te
weigeren. Het grootste gedeelte ervan kwam
echter op den mesthoop terecht.
't Volgend jaar echter had de Koning iets
beters verzonnen. Hij zond ditmaal een wagen
knolletjes, thans vergezeld van een landbou
wer uit Zwaben die verstand van de zaak had.
Deze ging van huis tot huis en legde allen
menschen uit hoe zeaardappelen moesten
poten en koken.
Nog hetzelfde jaar prijkten de kruimige
knolletjes op ieders disch en de menschen
waren een en al lof voor het geschenk van den
Koning! Waren ze het vorige jaar maar een
beetje minder eigenwijs geweest.
Vind je dit
Geen schatjes
Van katjes?
De eene is spierwit,
De andre zwart als git.
Ze spelen met den garenklos
En laten hem vooreerst niet los
Ze kunnen ook ondeugend zijn.
Maar och ze zijn ook nog zoo klein.
Laatst waren ze zoo vreeselijk dol
VAN Lftïft
En beten maar in moeders wol
Toen werden ze in de keuken gezet
En moesten voor straf heel vroeg naar bed.
Ze keken elkaar eens droevig aan,
Ze hadden samen kwaad gedaan.
Maar de andre dag was alles voorbij.
Ze kregen een grootee klos van mij
Nu spele Witje en Gitje
Mijn beide katjes.
Zeg, vind je 't geen schatjes?
De kleinste bioscoop. Die is in 't bezit van
den heer Ronald Yeatman in Zd. Londen, die
op een stuk grond naast zijn huis een bioscoop
theater heeft laten bouwen, dat wel zeer weel
derig is ingericht, doch slechts plaats biedt
aan 21 personen.
Wist je dat? Het eerste Japansche oor
logsschip was een cadeau van de Nederland-
sche regeering aan de Japansche. Het schip
heette de Soembing, een raderboot, en werd
in 1855 de Japansche regeering aangeboden.
Oude poppenhuizen. In een museum te
Munchen heeft men nog een poppenhuis dat
hertog Albrecht V van Beieren in 1658 voor
zijn dochtertje heeft laten maken en in het
museum van oudheden te Utrecht bewaart
men nog 2 poppenhuizen uit de jaren 1679
en 1743.
Wist je dat? Er zijn kolibri's, die maar 2
gram wegen; dat is net zoo veel als een en
veloppe; ze kunnen hoog in de lucht op één
plek blijven staan; dit is mogelijk door heel
vlug de kleine vleugeltjes op en neer te bewe
gen n.l. 3000 keer per minuut.
Eigenaardige manier van belastingbetalen.
In Britsch-Indië, waar de bevolking ontzet
tend veel last van ratten heeft, bestaat een
premie op 't vangen van ratten. Men kon daar
ook zijn belasting betalen met ratten, waar de
inheemsche bevolking dan ook druk gebruik
maakt.
Wist je dat? Nederland telt nog 106 caril
lons of klokkespelen.
Kijken of men 't in Keulen hoort donderen.
Hoe komen we aan dit gezegde? Wanneer
het onweerde, had men in Keulen van ouds
her de gewoonte, alle klokken en dat waren er
wel 300 te laten luiden, zoodat de Keulenaars
van den donder niets hoorden. Was het on
weer nu zoo erg, dat men daar te Keulen, on
danks het gebeier van alle klokken, het toch
hoorde donderen, dan is 't te begrijpen dat ze
verwonderd keken.
„BERGTOP" VOOR 30 CENTS VERKOCHT
De duizenden Alpinisten die in de laatste ze
ventig jaar den Matterhorn in Zwitserland be
klommen, verkeerden in de vaste overtuiging,
dat ze werkelijk hun voet op den top van dezen
bergreus hebben gezet. Maar ze hebben zich
vergist. Sedert 1868 bevindt zich het uiterste
topje van den Matterhorn te Genève, waar het
onlangs voor het peulschilletje van 5 francs
(nu ongeveer 30 cents) werd verkocht.
In het jaar 1868 is nJ. een tandarts uit Ge
nève erin geslaagd, den Matterhorn te beklim
men.. Hij sloeg bij die gelegenheid het topje
ongeveer 30 c.M. lang en 25 c.M. breed van
den hoogsten steen af en bewaarde dit in zijn
verzameling.
Nadat echter vele Alpinisten zijn voorbeeld
hebben gevolgd, heeft het topje zoo goed als
geen waarde meerl
VREEMDE LIEFHEBBERIJ
Een geestelijke schreef 60.000 ingezonden
stukken.
Onlangs is in een voorstad van Londen een
81-jarig geestelijke overleden, die tijdens zijn
leven niet minder dan 60.000 ingezonden stuk
ken naar de kranten heeft geschreven 9000 er
van werden geplaatst. Op den leeftijd van 23
jaar schreef hij zijn eerste stuk, op zijn sterf
bed het laatste.
Jaarlijks gingen 1000 brieven aan de kran
ten zijn huis uit, soms schreef hij wel negen
brieven op een middag.
Deze merkwaardige man schreef over de
meest uiteenloopende onderwerpen en soms
heel geestig. Eens vestigde hij er de aandacht
op, dat alle mannen eigenlijk een snor en bak
kebaarden zouden moeten dragen als bescher
ming tegen bacteriën.
Hij schreef echter ook over de politiek en
bereikte zelfs met een van zijn stukken, dat
jaren geleden een wet werd ingevoerd, waarbij
het meenemen van kinderen in café's verbo
den werd.
Behalve zijn schrijverij hield hij er nog een
liefhebberij op na, n.l. het wandelen. Als hij
erop uit trok, had hij steeds een groote voor
raad houten pijpjes, tabak en koekjes bij zich,
die bij onder de landloopers uitdeelde, benevens
een zak met kopergeld.
GERED!
door W. B.-Z.
Ze waren gaan varen
Met hun kano op de baren.
Ik weet niet waarom
Maar het bootje sloeg om.
Zij waren in nood,
Het gevaar was zoo groot.
Ze konden verdrinken.
Jan begon al te zinken.
Maar Piet zag een vliegtuig
Vlak boven de boot.
Hij riep er, hij schreeuwde:
Help menschen, help ons wij zijn er in nood.
Het vliegtuig ging dalen,
Jan kon 't juist halen.
De jongens zij gingen al vliegend naar huis,
En kwamen gelukkig vóór 't avond was thuis.
DIE WAS RAAK!
Toen Frans Krüger, de beroemde Duitsche
schilder, door koning Fxederik Wilhelm Hl
tot hofschilder benoemd was, werd hij opeens
zoo populair, dat hij overstelpt werd met be
stellingen. Hij had tenslotte haast geen tijd
om alle menschen, die zich door hem wilde la
ten schilderen, te woord te staan.
Zoo werd hij ook eens door een rijk gewor
den Berlijnsch koopman uitgenoodigd, hem te
komen bezoeken.
Krüger kwam en de koopman ontving hem
zeer plechtig, deelde hem zijn opdracht mee
en deed hem zeer uit de hoogte enkele vragen.
Tijdens dit onderhoud zat de koopman ge
makkelijk in zijn stoel geleund, terwijl Krüger
met de hoed in de hand voor hem bleef staan.
„Ik heb gehoord, dat u ook den heer M. uit
Frankfort hebt geschilderd," zei de koopman
tenslotte. „Wat is dat voor een man?"
„Niet erg verstandig en ook niet zoo heel
beschaafd, maar toch wel zóó, dat hij mij bij
ieder bezoek een stoel aanbood", antwoordde
Krüger.
Een tweedekker onder de vogels. Zoo zou
men de gans kunnen noemen, die in Massachu
setts uit een ganzenei werd uitgebroed en een
dubbel stel vleugels bezat.
Een oude boerderij. In de nabijheid van
een Italiaansch dorp ligt een boerderij die
dagteekent van 't jaar 1018 en het merkwaar
digste er van is dat sedert dit jaar afstam
melingen van den stichter der boerderij er
steeds op gewoond hebben.
Een reuzenleger. Dat is het leger van de
republiek Andorra; het telt n.l. 10 militairen.
Radio-stoornissen. Die werden niet lang
jeleden in Belgrado veroorzaakt door vliegen,
die in groot aantal in de studio waren binnen
gedrongen en daar zich voortbewogen over de
gevoelige deelen der apparaten.
Vliegen en tanden. Het schijnt langza
merhand als een uitgemaakte zaak te zijn, dat
het beroep van vliegenier zeer slecht is voor
de tanden. De oorzaak daarvan schijnt gezocht
te moeten worden in de voortdurende afwis
seling van temperatuur
Poppekasten. Geen land ter wereld heeft
naar verhouding zooveel poppekasten al3
Tsjecho Slowakije n.l. 3200.