Eeuwenoude cultuur die in den laatsten
tijd veel veranderd is.
Maar vele weggebruikers
storen er zich niet aan.
Lutine-schatgraverij als.... camouflage!
n 0 N D E K D A G 18 AUGUSTUS 1938
De bloembollenteelt.
Uitbreiding en scherpe concurrentie dwongen tot
moderniseering en specialisatie.
Een bloembollenveld dat nu eens niet in het open veld niaar midden tusschen de
huizen te bewonderen was. Op den achter grond de kassen, waar zooals Ir. Volkersz
in bijgaand artikel beschrijft, de bloembollen soms in gekweekt worden om een
vroegen bloei te bereiken.
rWAALF duizend bloembollenbe-
drijven waarvan achthonderd
grootere met een gemiddelde
oppervlakte van 2Vz H.A. en 5000 klei
nere die slechts 10 Are of nog minder
hebben beplant vormen tezamen met
de ruim 6000 middelbedrijven de „Hol-
landsche bloembollenteelt" lóaarover
Ir. K. Volkersz, rijkstuinbouwconsulent
en directeur der Rijkstuinbouwschool
te Lisse een uitvoerig en interessant
artikel schrijft in „Die Ernahrung der
Pflanze", BD 34, Heft 15116 van Augus
tus 193S.
Aan dit artikel ontleenen wij verder nog
het volgende:
Men onderscheidt verschillende bedrijven.
Allereerst bestaat er verschil tusschen de
„zuivere" bloembollenkweekerijen, die uitslui
tend bloembollen telen en de zoogenaamde
gemengde bedrijven waar meestal de bloem
bollenteelt slechts een tweede plaats inneemt
achter b.v. het kweeken van groenten. Verder
zijn er bedrijven die geheel ingericht zijn op
den export en die meestal op groote schaal
bloembollen telen. Tenslotte heeft men de
firma's die alleen in bloembollen handelen en
niet zelf telen. Het aantal van deze laatste
bedrijven is echter gering.
In de laatste 25 jaar heeft de cultuur zich
sterk uitgebreid. Naast het centrum, gelegen
tusschen Haarlem en Katwijk aan Zee ontwik
kelden zich nieuwe bedrijven in den Anna
Paulowna- en den Koegraspolder. Gemengde
bedrijven ontstonden verder in het Noordoos
ten van Noordholland (de Streek, Medemblik,
Andijk etc.) en in eenige land- en tuinbouw
streken in de provincies Friesland, Groningen
en het Noordelijk deel van Noord-Brabant. Hier
worden vooral tulpen en soms ook gladiolen
op de kleigronden gekweekt.
Ook in het Westland wordt de bloem
bollenteelt al jaren lang als nevenbe-
drijf beoefend. De met bloembollen beplante
velden liggen daar echter veel verder uit el
kaar dan in de reeds genoemde centra, waar
de bloembollencultuur al gedurende vele
eeuwen wordt beoefend.
Voortdurend is men er op uit om nieuwe en
betere soorten te verkrijgen en door gebruik
making van verbeterde teeltwijze en het naar
voren brengen van bijzondere eigenschappen
worden steeds nieuwe soorten gewonnen waar
van de „Mendel" en „Triumph" tulpen mooie
voorbeelden zijn.
Gespecialiseerde bedrijven.
De steeds verder gaande uitbreiding van de
bloembollencultuur (de inkrimping door de
crisismaatregelen laat de schrijver hier klaar
blijkelijk even buiten beschouwing red.
H.D.) en de daarmee gepaard gaande toene
mende concurrentie wenden noodzakelijk tot
specialisatie.
Deze specialisatie leidde er niet
alleen toe dat men in eenige bedrijven
slechts tulpen, hyacinten of narcissen
ging telen, neen, men legde zich dik
wijls ook uitsluitend toe op het kwee
ken van variëteiten van één soort.
Hyacinten in vollen bloei
Voor deze variëteiten moesten de daarvoor
het best geschikte gronden gebruikt worden.
Voor dit doel werden van weilanden teeltgron-
den gemaakt, rooide men bosschen en werden
de duinen afgegraven.
De beste resultaten worden bereikt met een
grondwaterstand van 50 c.M. voor grof duin
zand en een stand van ©2y, c.M, voor fijn
zand. De grootte van den oogst is verder nog
afhankelijk van het luchtgehalte van den
grond, van den tegenstand die de wortels
moeten overwinnen bij het binnendringen in
den bodem, van de soort van wortelvorming
en de diepte die de wortels bereiken. Slechts
weinige bloembollenwortels bereiken echter
een diepte van 50 c.M. De bovengemelde gem.
waterstanden zijn niet voor alle bollen ge
schikt zoodat de bloembollenkweeker al naar
het uitkomt zijn velden hooger of lager aan
legt. Hiermede hangen ook ten nauwste de
prijzen van den grond samen.
Wenken voor het planten.
Een sterke ontwikkeling van het blad
kan men verkrijgen door de bloem
bollen aan een bepaalde voorbehande
ling te onderwerpen. Ook kan men
een te vroegen bloei verhinderen door
de bollen tegen het einde van de rust
periode eenigen tijd aan een hoogere
temperatuur bloot te stellen.
Hierdoor wordt het gevaar van schade door
vriezend weer beduidend verminderd.
Tulpen moeten acht tot tien, hyacinten on
geveer 12 en narcissen om en nabij de 15 c.M.
diep geplant worden. Al deze bollen worden
in den herfst geplant en in den zomer ge
rooid.
Uit verschillende analyses is komen vast te
staan dat de duingronden arm zijn aan humus
en klei. Dat zij dus veel mest noodig hebben
is alleszins te begrijpen. Hierbij komt nog dat
meestal om de drie jaar een bewerking van
den bodem plaats vindt. Deze wordt dan over
een diepte van 75 c.M. omgewoeld waarbij de
onderste laag van 25 cM. boven komt te lig
gen en de bovenste naar beneden wordt ge
bracht. Voor de ontwikkeling van de bloem
bollen heeft dit het groote voordeel dat in
den frisschen nieuwen bodem ziekten niet
zooveel voorkomen.
Hoe wordt de vroege bloei bereikt?
Na een uitvoerige beschrijving van de ver
schillende meststoffen en de wijze waarop die
moeten worden toegepast geeft Ir. Volkersz
een beschouwing over de kunstmatige bevor
dering van den vroegen bloei op welk gebied
ook prof. dr. H. H. Blaauw in Wageningen en
prof. dr. E. van Slogteren in Lisse baanbre
kend werk hebben verricht.
Zoo moeten de bollen o.a. om een zeer vroe
gen bloei te bereiken onmiddellijk na het
rooien op een bepaalde temperatuur en ma
nier op de stellingen in de schuren worden
gelegd. Terwijl de temperatuur na eenigen tijd
weer veranderd moet worden.
Alleen narcissen moeten dadelijk als ze uit
den grond komen op 'een koele, droge plaats
worden gebracht. Daarom zijn de stellingen
in de moderne bloembollenschuren behalve
van centrale verwarming vaak ook van een
koelinrichting voorzien. Om tot een nog vroe-
geren bloei te geraken worden de bollen soms
ook onder glas, in kassen en in kunstmatig
verwarmden grond geteeld. Zulke bloembollen
kunnen dan evenals de narcissen onmiddel
lijk, als ze uit den grond komen gekoeld wor
den. Het is jammer dat de bloembollen die
op deze wijze bijzondere eigenschappen heb
ben verkregen door verschillende fouten die
aan het transport kleven deze vaak weer ver
liezen. Het vervoer is dan ook zeer zeker nog
voor verbetering vatbaar terwijl ook de be
handeling direct na de aankomst van de
bloembollen zeer belangrijk is.
Tenslotte wijst de schrijver er nog op dat
dank zij de verschillende controles slechts ge
zonde producten uit Nederland worden ver
zonden. In het buitenland wekt het verder
nog al eens bevreemding dat uit Holland snij
bloemen worden geëxporteerd. Deze export
geschiedt echter niet door bloembollen- doch
door bloemenkweekers, die evenals de buiten-
landsclie afnemers bollen koopen om de daar
aan verkregen bloemen te verkoopen. De
bloembollenkweekerijen en firma's verkoopen
echter uitsluitend de bollen en geen bloe
men. j
Er bestaan verkeersregels!
Ernstige ongelukken
het resultaat.
Gistermiddag te ruim vijf uur is in de Pre-
torïalaan te Rotterdam een wielrijdster het
slachtoffer geworden van een automobilist
die zich van de verkeersregels weinig bleek aan
te trekken. De 29 jarige mej. P. Overdijk, wo
nende aan den Parallelweg, kwam van de
Maashaven en naderde de Paul Krugerstraat.
Van de andere zijde naderde een vrachtauto,
bestuurd door den 20-jarigen W. B. R., die de
wielrijdster, die voor hem van rechts kwam.
voorrang had moeten verleenen. Zonder vaart
te minderen reed de automobilist echter door,
zoodat hij de wielrijdster juist in de flank
aanreed. Zij werd tegen de straat geslingerd
en met een rechterdijbeenfractuur, een ern
stige hoofdwond en een hersenschuding naar
het ziekenhuis aan den Coolsingel overge
bracht. Haar toestand is ernstig.
Gisteravond om 8 uur is op een hoek in het
dorp Zoutelande mevrouw De R. uit Roermond,
die tijdelijk hier verblijf houdt door een motor
rijder van der M. uit Vlissingen aangereden.
Mevrouw de R. bekwam een zware hersen
schudding en werd in een nabijgelegen woning
binnengedragen. Zij mag niet vervoerd worden.
In samenwerking met de Kon. Marechaussee
onderzoekt de burgemeester de schuldvraag.
Op den groenen Kruisweg onder voormalig
Hoogvliet te Rotterdam is gisteren de 16-ja
rige A. Kamp, wonende te voormalig Pemis,
die daar met eenige vriendjes fietste onder
een passeerende personenauto geraakt, welke
werd bestuur door den 52-jarigen koopman F.
van den B. De jongen werd tegen den weg ge
slingerd, en liep een gebroken rechterbeen, een
groote hoofdwond en een hersenschudding op.
Dr. Mol uit Hoogvliet verleende de eerste hulp.
waarna K. per auto van den geneeskundigen
dienst naar het ziekenhuis aan den Coolsin
gel werd overgebracht, waar hij in ernstigen
toestand is opgenomen.
Omstreeks acht uur is gisteravond in den
Zwaanshals te Rotterdam een ernstig ongeluk
gebeurd, dat den zesjarigen J. Valerius, het le
ven heeft gekost. De jongen was met een paar
vriendjes aan het spelen bij een stilstaande
vrachtauto. Zonder dat de bestuurder van den
wagen, de 21-jarige G. L. E., wonende aan den
Ringdijk te Schiebroek het had bemerkt, was
de jonge Valerius op den wagen geklommen
aan de achterzijde. De bestuurder zette den
wagen aan, de jongen verloor het evenwicht,
viel van de auto en kwam juist achter het
rechterachterwiel terecht, dat hem over de
borstkas ging. Met zwaar inwendig letsel is de
jongen per auto van den geneeskundigen
dienst overgebracht naar het ziekenhuis aan
den Bergweg, waar hij korten tijd na aan
komst aan zijn kwetsuren overleed.
De arbeid van het Comité voor
Bijzondere Joodsche Belangen.
Het comité voor Bijzondere Joodsche Be
langen en het Comité voor Joodsche vluchte
lingen hebben een brochure samengesteld
.Vijf jaren vluchtelingenhulp". Hieraan is het
volgende ontleend:
Want wat wordt er met dit vele geld ge
daan. Het wordt niet alleen gebruikt
voor het verstrekken van huisvesting, eten
en drinken. Niet, zooals wel eens gedacht en
soms ook gezegd wordt, om bedelaars een
paar gulden te geven. Wie zoo denkt, bewijst
van het vluchtelingenwerk geen flauw idee te
hebben. Natuurlijk verslindt de onderbrenging
van zooveel mannen, vrouwen en kinderen
groote sommen gelds, waarbij niet vergeten
mag worden, dat deze bedragen in Nederland
en voornamelijk te Amsterdam, waar het werk
wordt geconcentreerd, besteed worden en
velen minder goed gesitueerden Nederlanders
een kleine verdienste bezorgen.
Maar verder wordt een bij uitstek construc
tief werk door ons verricht, waarvan zonder
dat wij ons aan overdrijving schuldig maken,
gezegd mag worden, dat het voor hen, die
ervan profiteeren, voor hun geheele verdere
leven een zegen zal blijken te zijn. In samen
werking met de Stichting Joodsche Arbeid, die
het werkdorp in de Wieringermeer exploiteert,
worden tientallen jonge Duitschers opgeleid
voor land en tuinbouw, als timmerlieden, bank
werkers en lasschers, opdat zij, als zij na af
loop van hun leertijd het gastvrije Nederland
verlaten zullen hebben, als vakmenschen in den
vreemde door arbeid met eigen hand hun
brood zullen kunnen verdienen.
De Vereeniging voor Vakopleiding van
Palestina Pioniers te Deventer, de pionieren
voor Palestina voorbereidende voor hun moei
lijke taak aldaar, nam ook dozijnen dezer
jeugdige émigré's op en geeft hun een in elk
opzicht voorbeeldige opleiding.
De heer R. H. Eitje beschrijft eenige ervarin
gen van Joodsche vluchtelingen waarvan wij
de volgende overnemen:
Voor eenigen tijd, nog niet lang geleden,
jing een Duitsche Jood, oud 24 jaar, naar
Engeland om daar een nieuw leven te begin
nen. Hij vertoefde er een aantal maanden, tot
op zekeren dag de beslissing der autoriteiten
hem dwong, dit land te verlaten. Waarheen
moest hij gaan? Naar Duitschland terug was
onmogelijk, want daar wachtte hem het
„Schulungslager" om hem van de dwalingen
zijns weegs te genezen. Dus kwam hij naar
Nederland. Ook hier moeilijkheden, ook hier
geen rust, met als gevolg, dat hij op zekeren
avond in overspannen toestand in een stads
ziekenhuis moest worden opgenomen en hij
sedert eenige dagen voor onze rekening in een
krankzinnigengesticht is ondergebracht. Be
grijpt gij lezer, in welken gemoedstoestand de
vader verkeerde, toen hij op ons bureau het
lot van zijn kind besprak?
Voor eenige maanden kwam een jongen tot
ons, oud 16 jaar, Zijn vader was naar overzee
vertrokken, nadat hij zijn kind in Holland had
ondergebracht. De menschen, bij wie de jongen
woonde, konden hem niet langer herbergen en
de vader was er inmiddels nog niet in ge
slaagd, zijn bestaan dusdanig op te bouwen,
dat hij zijn eenig kind tot zich kon nemen.
Na een omzwerving van eenige maanden kwam
de jongen eindelijk bij ons comité, vermagerd
uitgehongerd, omdat hij in zijn radeloosheid
naar Duitschland was teruggegaan, maar zich
De mysterieuse geschiedenis
van James Gardner.
Hij liet naar de Lutine duiken,
maar zocht naar iets anders
In Heemstede staat een aardige villa
Met vroolijke bloemetjes in den tuin
ervoor. Er staan meer villa's in Heem
stede, doch maar in één woont de
man, die u iets vertellen kan over
James Gardner.
James Gardner, één van de meest merk
waardige goudzoekers uit een serie van velen,
die gepoogd hebben de goudschat van de
Lutine bij Terschelling aan de zee te ont
rukken. Althans, zoo zegt onze verteller,
James Gardner zei dat hij plannen had om de
Lutineschat op te halen. Hij kwam met zijn
prachtig uitgerust schip, de .Layons" in 1911
naar Holland toe, zwierf tot ongeveer Juni
in 1914 in de Noordelijke wateren en gaf
overal waar hij aan land ging geld uit als
water.
Ik woonde destijds in Franeker bij Harlin-
gen, waar ik groothandelaar in bazalt was.
Tot 1911 was ik van jongen af op de vaart
geweest en ik kende de wateren in het Noor
den op mijn duimpje. En toen James Gardner
dan ook eens met zijn schip in Harlingen,
kwam vroeg hij me of ik me bij zijn expeditie
wilde voegen. Hij bood me een meer dan goed
salaris. Maar ik voelde er niet veel voor, want
ik had het trouwens niet noodig en derhalve
sloeg ik zijn aanbod af.
Op het zand boven het wrak.
Niettemin ging ik voor de aardig
heid eens met de Layons mee naar
Terschelling. U moet namelijk weten,
in 1911 was het den geheelen zomer
lang abnormaal mooi weer geweest.
En ik voelde wel wat voor een uit
stapje. De „Layons" ging naar de
plaats van de Lutine. En toen ben ik
ook als duiker even naar beneden, zes
meter diep geweest en heb over het
zand, waaronder de Lutine ligt, ge
wandeld. Maar eenig verschil met het
zand van Zandvoort of Scheveningen
kon ik niet zien. Alleen dit zand lag
onder water en dat van Zandvoort er
boven. Dat is alles, wat ik met de
Lutine te maken heb gehad.
En nadien ben ik ook nooit meer met de
Layons" mee geweest. James Gardner zette
zijn pogingen om de Lutineschat te bergen
echter met onverzwakte kracht voort. En hij
voer wel tien keer het Texelsche Schulpen-
gat heen en weer, ging naar Harlingen en
andere havens, wendde den steven dan hier
dan daar heen en zette intusschen steeds
weer. koers naar de Lutine bij Terschelling.
Dat lieve leventje duurde ongeveer 3 jaren.
Ik vroeg me al lang af hoe of een onderne
ming al die jaren een boot met 30 koppen
bemanning kon onderhouden, alleen om te
probeeren die Lutineschat te vinden. En die
boot was zooals gezegd prachtig uitgerust met
ingenieuze duiker-instrumenten. En de be
manning had het niet krap! Want op een
Harlingsche Kermis moest ze op een keer
f 700 aan champagne betalen!
De wereldoorlog bracht de oplossing.
James Gardner had me gezegd dat de boot
aan een reederij in Glasgow toebehoorde. Ik
informerde in Glasgow, maar daar wist men
van geen Layons"!
En toen Gardner in 1914 de Noor
delijke wateren eindelijk verliet, en
blijkbaar de pogingen om de Lutine
schat te bergen opgaf, bleek spoedig
nergens durfde aan te melden, daar hij, en te
recht, bevreesd was met de autoriteiten, die
met Joodsche kinderen geen erbarmen heb
ben, in aanraking te komen. Hij wordt nu door
ons verzorgd, in afwachting tot de groote reis
naar het verre land aanvaard kan worden.
Het zou voor ons heel gemakkelijk zijn, u
nog tientallen van deze trieste verhalen, niet
door fantasie bedacht, maar aan de naakte
werkelijkheid ontleend, voor te zetten. Begrijpt
gij waarom wij schrijven?
Het postgironummer van het Comité is
214500 ten name van Prof. dr. D. Cohen, Nood
fonds 1933, Amsterdam.
Boerderij te Schagen geheel
afgebrand.
Gisteren is door hooibroeL brand ontstaan
in de boerderij van T. B. Ver'duik te Burger-
brug, nabij Schagen. De brand greep, aange
wakkerd door den feilen wind, zoo snel om zich
heen, dat de bewoners zich ternauwernood
konden redden. De boerderij is geheel afge
brand. De wintervoorraad en landbouwwerk
tuigen gingen verloren. Verzekering dekt de
schade.
Nederlandsclie Vereeniging voor
Luchtbescherming.
In October 1936 begon de Nederlandsche
Vereeniging voor Luchtbescherming blijkens
een door haar uitgegeven brochure haar werk
zaamheden die bestonden uit:
le. Voorlichting en opvoeding van het
Nederlandsche volk met betrekking tot lucht-
gevaar en luchtbescherming.
2e. Organisatie van de burgerij in elike
plaats van samenwoning en in alle geledingen
en groepeeringen in ons land met als doel:
zelfbescherming.
Deze zelfbescherming omvat de gezinsbe
scherming en de bedrijfsbescherming.
3e. Steunverleening aan de overheid overal
waar dat nuttig en gewenscht is.
In Augustus 1938, dus 22 maanden later kon
zij wijzen op de volgende resultaten. Het aan
tal leden steeg tot 57000 terwijl er over het
heele land 263 afdeelingen werden opgericht
cursuslezingen zijn gehouden, een bibliotheek
van luchtbescherming is gesticht, een eigen
maandblad ,Luchtgeraas" werd uitgegeven,
kortom alles is gedaan om de bescherming
tegen aanvallen uit de lucht te bevorderen
Tenslotte zij nog vermeld dat ook brouchures
en vlugschriften door het Comité worden ver
spreid.
dat hij wel één van de meest merk
waardige Lutineschatzoekers is ge
weest. Want hij gaf schatten uit om
die schatten te vinden, hij liet op de
plaats van het wrak vele malen
duiken, en toch zocht hij heel iets
anders. De Lutineschat liet hem
eigenlijk koud.
James Gardner ontpopte zich in
den wereldoorlog als een geduchten
tegenstander van de Duitsche duik-
booten. Hij „ving" er velen. Misschien
wel 52!
En toen bleek wel duidelijk dat de
heele Lutineschatgraverij van de
„Layons" een camouflage was ge
weest. Gardner wilde bekend worden
met de Noordelijke wateren van ons
land. Aanvankelijk was natuurlijk
niet bekend dat Nederland niet in
den wereldoorlog betrokken zou wor
den, en voor het geval dat wel zoo
zou zijn leverden de Noordelijke wa
teren voor de Engelschen natuurlijk
een prachtig terrein voor hun opera
ties tegen de Duitschers.
James Gardner was dus een spion, en hij
ging steeds bij de Lutineschat graven om
de aandacht van zijn ware bedoelingen af te
leiden. Ongemerkt kreeg hij de gelegenheid
om de wateren in het Noorden te leeren ken
nen.
Om zijn Lutineschatgraverij zoo echt
mogelijk te laten lijken bracht hij
eens eenige ankers van het schip
aan den wal. Die had hij echter van
eenige Terschellingers gekocht, en ze
waren al 50 jaren terug uit de zee op
gehaald
En de Karimata? Die zoekt naar
een naald in een hooiberg!
Inderdaad, deze James Gardner is wel een
zeer merkwaardige figuur in de geschiedenis
van het Lutinewrak. Velen hebben zich uit
gesloofd, vaak met minder middelen, orn het
goud op den bodem der zee te bemachtigen,
en deze later berucht geworden „duikbooten
vanger" had een prachtig uitgeruste schat
graversexpeditie tot zijn beschikking en hij
zocht naar de Dutine met de vooropgezette
bedoeling omniets te vinden! De
„Lutine" diende alleen maar voor een „uit
vlucht je".
Als de groote „Karimata" het hoorde zou
ze spinnijdig worden, vooral nu ze niets vindt,
nijdig over zoo lichtvaardige opvatting van
dé taak eens schatgravers, terwijl zij nu toch
al maanden achtereen serieus zwoegt.
Ja, nu we toch op de „Karimata" zijn ge
komen, wat zou de man, die we tot de in
woners van Heemstede mogen tellen, en die
een bij uitstek deskundige in de Noordelijke
wateren is, en die bovendien op het zand
boven de Lutine heeft gewandeld hetgeen
hijzelf intusschen het belangrijkste niet
vindt wel van deze baggermolen denken?
De „Karimata" heeft toch waarlijk niet zoo'n
lichtvaardige opvatting van de schatgravers-
taak als indertijd de „Layons" van James
Gardner!
Maar onze verteller is niet zoo goed over
de pogingen van de Karimata te spreken.
„Het zoeken naar de schat van de
Lutine in zee staat gelijk met het
zoeken van een naald in een hooi
berg",, luidt zijn korte, doch zeer
krachtige conclusie.
Eigenaars van schelpenzuigers
werden schatrijk.
„Het wrak kan wel heelemaal uit elkaar
geslagen zijn. En om te begrijpen wat de zee
bij Terschelling kan doen, en hoe de grond
daar kan werken moet men daar werkelijk
eens een echte storm ervaren hebben. Anders
is er geen voorstelling van te maken. En het
Lutinewrak ligt er nu al 140 jaren! En dat
in zoo'n onstuimig stuk water! En in zoo'n
werkende grond! Neen, als ik assuradeur was
zou ik voor 90 pet. willen herverzekeren.
Trouwens u weet, de ouderen op Terschelling
hebben steeds sceptisch tegenover de pogin
gen van de Karimata gestaan. De jongeren
gingen zoo nu en dan nog wel mee met de
optimistische verwachtingen.
Maar neen, mijn meening is ook dat
het grootste deel van de schat allang
weg is. Ik herinner me nog dat een
55 a 60 jaren geleden de schelpen
zuigers „De Tijd" van Texel en de
„Friesland" van Daan v. d. Wal, van
Mak'kum, bij het wrak van de Lutine
werkten. De eigenaren van de schepen
zijn schatrijk geworden. Het kan na
tuurlijk zijn dat ze zooveel aan de
schelpen verdiend hebben, maar
enfin eventueele conclusies kunt u
zelf trekken".
Fraaie versiering van den Dam
tijdens het regeeringsjubileum.
AMSTERDAM, 17 Augustus. Het Damcomité
is er nagenoeg in geslaagd alle gelden bijeen
te brengen voor een smaakvolle versiering van
het geheele Amsterdamsche Damterrein ter
gelegenheid van het regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin.
De plannen van architect Brouwer, die de
geheele versiering belangeloos ontwerpt en
uitvoert, zullen daarom in vollen omvang wor
den verwezenlijkt. Dinsdagmorgen j.l. werd
een aanvang gemaakt met het monteeren van
de stalen steigers, bestemd voor de groote
eerebogen, die het Damrak en Rok in alsmede
de Paleisstraat en de Mozes- en Aaronstraat
in de volle breedte zullen overbruggen.
Een geheel nieuw type van versiering wordt
toegepast, waardoor nu reeds vaststaat, dat
de Dam het mooist versierde plein van Am
sterdam belooft te worden.
OVERDRACHT VAN IUL* -TROMP"
De nieuwe flottille-leider der Koninklijke
marine, de „Tromp", die heden officieel in
dienst zal worden gesteld, is gisteren zonder
eenige formaliteit door de werf de Nederland
sche scheepsbouw Maatschappij, aan de Ma
rine overgedragen.