PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. De stemming in Londen KORT VERHAAL Noordwaarts, naar Rhodesië. Meleintje, een oude mannetjes-olifant met een geschiedenis in het Kruger Wildpark. Er heerscht spanning maar men heeft hoop Geen direct oorlogsgevaar aamvesig geacht. (Van onzen Londenschen correspondent). LONDEN, 29 Augustus. Wat gaat er gebeuren in Europa? Het vas teland, dal sneestal ver weg lijkt te liggen, is opeens heel dicht bij gekomen. Men voelt de spanning in de stad, de laatste dagbladedities worden haastig gekocht en ingekeken. In de restaurants, in bussen en trams spreekt het publiek over politiek; iets dat hier niet veel voorkomt. De oppervlakkige conversatie over voetbal, cricket en de vacantiedagen heeft opgehouden. Het is vreemd voor een buiten lander die regelmatig het Engelsche volk ob serveert, het is of de stad opeens meer con tinentaal is geworden, meer Europeesch. Een schaduw van de problemen, die ons wereld deel nu reeds zoo lang verontrusten, valt over de menschen. In het drukke gewemel van het verkeer ziet men overal de helle aanplakbil jetten met het laatste nieuws. In het centrum van de stad, meer naar het Westen, liggen de reusachtige gouvernements gebouwen. Om tien uur ziet' men de ambte naren als gewoonlijk naar hun werk gaan Maar later, tegen elf uur, valt het op dat het drukker is dan gewoonlijk, Politie-agenten staan in Whitehall op de hoeken van de stra ten: een ongewoon gezicht. Er staan groepen menschen druk te praten. Auto's rijden af en aan, men wijst elkander aan: kijk: daar is Sir Neville Henderson, hij gaat naar het Fo reign Office. Daar gaat Lord Halifax. Om kwart over twaalf, juist wanneer wij ons in Downing Street bevinden, ontstaat er zoo iets als een opschudding. Men heeft een bekende figuur ontdekt, een kwieken, forschen man, die snel bij het ministerie van Buitenlandsche zaken binnen gaat. Daar! Dat moet Jan Ma- saryk zijn, de Tsjecho-Slowaaksche gezant, Ja, hij is het. Even later breekt er een hoeratje uit, Mr. en Mrs. Chamberlain komen in Downing Street terug. De premier groet vrien delijk, men kan zien dat die spontane hulde van een groep menschen hem verrast. Wan neer wij even later weer naar buiten komen, uit een van de groote gebouwen, is de drukte nog toegenomen. Wie beroemde personen in levenden lijve wenscht te zien kan hier van daag zijn hart ophalen. Den geheelen dag Is het een druk komen en gaan van ministers, raadslieden, parlementsleden, die conferen ties komen bijwonen of informaties wenschen in te winnen Het is heden een van die zeldzame dagen dat de Brit met het continent meeleeft en nu eens niet met een gemakkelijken spot over „die lastige Continentals" spreekt, die de rust in zijn land verstóten. Algemeen heeft het publiek in de gaten dat de komende dagen niet slechts voor Midden-Europa, maar voor de geheele wereld van groot belang zullen zijn. Maar als er achter de schermen opwinding heerscht, dan weet men dat naar buiten vol maakt te verbergen. Voor de Engelschen op straat is vandaag een sensatie, wat binnen een onderwerp is van de ernstigste besprekin gen die hier sedert langen tijd gehouden zijn. Het gevaar is ernstiger dan tijdens de dagen die den val van Oostenrijk voorafgingen en direct hierop volgden. Er is geen direct oorlogsgevaar, wordt ons medegedeeld, wanneer wij informaties gaan inwinnen. De voornemens van de Duitsche re geering zijn onzeker, maar de Britsche waar schuwing, die in Sir John Simon's rede van Zaterdag besloten lag, moet op tijd zijn ge komen. Niet dat wat hij zeide zoo belangrijk was, maar het moment waarop die woorden werden uitgesproken, was voor Europa be langrijk. Sir John Simon kon slechts herha len wat door den minister-president reeds lang te voren gezegd was. Het is een herhaalde waarschuwing: Groot-Brittannië wenscht in vrede te leven, maar breekt er een ernstig conflict uit, dat onmogelijk te localiseeren zal zijn, dan zal men niet alleen Frankrijk, maar ook Engeland veel beter voorbereid vin den dan dit in 1914 het geval was. Toen was er niemand in het land die op een langdurigen landoorlog rekende. Nu is men paraat en men zal Frankrijk bijstaan. De Duitsche houding prikkelt de Londensche ministers, die niets liever willen dan met raad en daad Duitschland bijstaan om een oplossing te vinden voor het Sudeten-Duitsche vraag stuk. Men maakt het echter Lord Runciman niet gemakkelijk. De Duitsche pers en radio zijn vol beleedigingen aan het adres van de Tsjechische regeering. onderhandelingen worden haast onmogelijk gemaakt. Duitschland heeft nu verschillende Britsche waarschuwingen ontvangen. gesteld, niet onredelijk. Zal het noodzakelijk zijn di recter te spreken, scherpe eischen te formu leeren? Op die vraag blijft men te Londen veelbeteekenend het antwoord schuldig. Veel zal afhangen van de kabinetszitting die mor gen vroeg in Downing Street gehouden wordt. Het staat wel vast dat dit een historische zit ting gaat worden. Er gaan stemmen op die om een duidelijker taal vragen. Men herin nert zich het, uitbreken van den wereldoorlog nog te goed. Men heeft daar een les geleerd. Tot aan het uitbreken waren de oninies in de Britsche regeeringskringen verdeeld. Had En geland in 1914 eerder gezegd dat het stelling zou nemen in een Europeesch conflict, mis schien was het nooit tot de bloedige oorlogs jaren gekomen. „Laat men openlijk spreken", zeggen som mige parlementariërs en diplomaten, „dat zal de spanning aanzienlijk verminderen". In wel ingelichte kringen geef: men ook hierop geen antwoordt. Men bindt zich niet graag, dat is een beginsel van de Engelsche politiek. De spanning is niet minder toen bekend werd dat Duitschland diplomatieke steppen had ondernomen te Belgrado, Boeka rest en Moskou. Heeft misschien de Britsche regeering een duidelijker taal doen spreken door den Britschen gezant te Berlijn, Hender son, en is dat de reden dat deze zóó hals-over- kop uit Berlijn naar Londen is gekomen, dat men in Duitschland pas ontdekte dat hij weg was toen hij in Londen verscheen? Binnens kamers kunnen regeeringen duidelijker taal met elkaar spreken, de weerklank op straat is dan niet zoo sterk, er worden niet zoo snel regeerders gecompromiteerd. En men weet dat een waarschuwing direct van groot belang kan zijn, waar Berlijn aarzelt. Want het Duitsche volk wil geen oorlog, daarvan is men zeker. Teveel ouderen herinneren zich nog de jaren voor '18. En al weet men dat een meer derheid van het Duitsche volk vertrouwen heeft in de Nationaal-Sociallstische regeering, hoeveel zijn er die in die regeering een blind vertrouwen stellen? Dat is iets waarop men in Londen speculeert. Men kiest hier geen partij. Men heeft be grip voor de moeilijkheden van de Sudeten- Duitschers. Men wil graag helpen. Het wordt telkens en telkens weer met nadruk gezegd. Daarom, er is optimisme merkbaar, ondanks de spanning. In Londen stelt men alles in het werk om een conflict te voorkomen Dubliele moordaanslag te Kerkrade. Aangevallenen iloor messteken, ernstig gewond. Dader gegrepen. KERK RADE, 30 Augustus. Gis teravond is in een woning in de Kampstraat te Kerkrade een moord aanslag gepleegd op een man en een vrouw, waardoor beiden zoodanig werden gewond, dat zij in zorgwek- kenden toestand naar het ziekenhuis zijn vervoerd. De slachtoffers, de 39-jarige Van K: en de 30-jarige vrouw J. V., beiden afkomstig uit Noord-Brabant, woonden sinds de vorige week in de Kampstraat te Kerkrade. De vrouw had tot voor korten tijd in Eindhoven samenge woond met den 42-jarigen H., van Belgische nationaliteit. H. heeft zich gisteravond naar de woning in de Kampstraat begeven en de vrouw en den man met een mes verscheidene steken toegebracht. De dader vluchtte hierop, doch werd spoedig gegrepen. Intusschen had men geneskundige hulp ontboden. Een dokter was spoedig ter plaatse, waarop de slachtof fers naar het ziekenhuis te Kerkrade zijn over gebracht. Hun toestand is zeer ernstig. De dader is in de kazerne opgesloten. Het mes is in beslag genomen. EXAMENS. Teekenen M.O. B Voor de akte teekenen M.O. B is geslaagd de heer H. Franz, te Haarlem. Oostenrijk kan in eigen voedsclbelioeften voorzien. Door Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN Noordwaarts gaat het dan weer steeds door 'ooschveld met mooie open graslanden er tusscben. Giraffe en zebra zijn het voor al, die hier telkens de aandacht trekken. Tot wij weer een kamp binnenrijden, Leta- ba, waar we alles in opschudding vinden, omdat er juist, vlak bij een der rondavels, een pofadder is doodgeslagen. Dat is de eerste giftige slang, die wij zien hier in Zuid-Afrika, dus dat is ook alweer heel wat minder erg dan de verhalen. Maar even later is er weer rumoer in het kamp. Alles holt naar het hek aan de ri vierzijde en daar stappen in de verte aan den overkant een paar groote olifanten uit het bosch te voorschijn en gaan baden in de rivier. Een fantastisch gezicht, die oer woudreuzen, die zich daar rustig staan te besproeien, af en toe een hap van het bam boeachtige riet vermalende. Maar de val lende duisternis onttrekt ze al gauw aan ons oog. Dezelfde duisternis belet ons 's morgens vroeg nog om precies te zieii wat er gebeurt, maar beneden het kamp in het rivierbed hoort men telkens het riet breken en scheuren. Daar is een olifant aan den maaltijd. En als het goed en wel licht, is, zien we hem ook. Het is een kolos, met groote slagtanden, die al spoedig glinsteren in het zonlicht. Hij vreet zich een pad dwars door een rietveld heen, wandelt dan over een zandbank in onze richting en zet zijn maaltijd voort. Een half uur later heeft hij den buik vol en komt nog dichter bij, vlak onder de helling, waar hij langs- wandelend verdwijnt, waarschijnlijk om hoogerop den oever te gaan beklimmen en in het bosch te gaan slapen. Ik volg nog eens met den kijker zijn spoor op de zand bank en zie ineens hoe één achterpoot 'gé-' sleept heeft! Dan moet die groote kolos Melyntje zijn, zooals de bevolking hém' noemt en de geschiedenis van Melyntje is merkwaardig genoeg om ze u even te ver tellen. De geschiedenis van Melijntje. Twintig jaar geleden woonde de jachtop ziener Ledeboer hier even benoorden de rivier in Letaba. In de buurt huisde een oude kaffer, die als goed olifantenjager be kend stond, maar op een kwaden dag mist zijn oude voorlader zoo leelijk. dat hij een groote bul met prachtige tanden aanschiet in den achterpoot. De olifant ontsteekt hier over in rechtmatigen toorn en trappelt den ouden kaffer tot moes. Geweer en kruit hoorn hangen nog bij Ledeboer op de galerij. Eenigen tijd later zit Ledeboer voor zijn huis, als zijn bediende komt zeggen, dat een groote olifant uit den boschrand gekomen is en kalm op het hiiis toewandelt. «Hüj begint al aan den moestuin. Op hetzelfde oogenblik breekt een helsch mis baar los. De honden hebben den indringer in de gaten gekregen en stuiven er luid blaffend op af. De olifant wappert met de groote ooren, steekt den slurf omhoog, trompettert even enneemt de beenen, waarbij dadelijk opvalt, dat hij mét één ach terpoot trekt. Dadelijk is hij de honden een eind voor; hij maakt aan den boschrand halt, breekt met de slurf takken af en werpt die naai de honden toe. Deze deinzen terug en met een blast de reus weer op zijn kinder trompetje en komt met groote schreden aangestormd, de honden voor zich uitja- gend, weer recht op het huis af. Ledeboer grijpt zijn geweer, maar juist als de olifant bij het tuinhek is, keert bij de honden de moed terug, nu ze zich weer op eigen ter rein weten. De heele troep keert plotseling om en valt luid blaffend aan. De olifant slaat weer aan den haal en datzelfde spel j herhaalde zich nog tweemaal, vóór de olifant voorgoed in het bosch verdween. Maar hij hinkt nog altijd, dank zij het slechte schot, dat den ouden kaffer het leven kostte. Wij hadden nu ook de olifanten gezien en besloten, Kruger Park te verlaten. Noordwaarts lokte ons Rhodesia en de groote watervallen van de Zambesi rivier. Honderden mijlen lagen voor ons en dus ging het in volle vaart er vandoor. Over Leydsdorp en Tzaneen naar de beroemde Duivelskooi. vooral mooi om de eucalyptus-bosschen, die er den laats ten tijd geplant zijn en zoo weer op de Drakensbergen aan, die eigenlijk steeds de heffing vormen tusschen het Hooge en het Lage veld. Daar ontmoeten we weer de typische Hol- landsche namen, zooals Zoekmekaar en Bandolierkop, terwijl wij .voortrijden over de toeer dan duizend meter hoog gelegen grasvlakten, die aan de voortrekkers het Beloofde Land leken te zijn. Daar streek de eerste der groote voortrekkers. Louis Trichardt teer aan den voet der Zoutpansbergen, die teg wel eens wat regen gaven en zoo ligt daar thans ook nog een welvarende land bouwstreek. De Zoutpansbergen sluiten vlak achter Louis Trichardt als een prachtige blauwe rug den horizon af. Een steile berg pas, een uitstekend aangelegde weg brengt ons er over, en Wylis poort verder er door heen. En dan begint al een ander land, wat minder dor, wat meer blijvend groen en voor al gekenmerkt door de eigenaardige baobab boomen, waarvan de stam haast even dik als hoog is. Die boom is wel een der meest karakteristieke vormen in het landschap van Noord Transvaal en Zuid Rhodesia. In Louis Trichardt laten we eerst onze wa gens even goed nazien en in Messina, de noor delijkste stad van Transvaal, slaan we levens middelen en voorraad in, omdat Rhodesia erg duur heet te zijn. Corned beef, zalm, worst in blik, rijst, sui ker enz. Ook een zak met een vijftigtal si naasappelen. Dan gaat. het op Beitbridge aan, de brug. die Alfred Beit, een der magnaten uit de diamantvelden -van Kimberley, over de Limpopo deed bouwen. De Rhodesiaansche douane is zeer vriendelijk. We mogen alles in voeren, behalve sinaasappelen! Is me dat even een strop? Dan eten we ze op. En dat gebeurt onder de oogen der douanebeambten, die ze waarschijnlijk liever hadden geconfïskeerd en zelf opgegeten. Dan gaat het Rhodesia in en dat begint met een verrassing. De weg is uit stekend. Op den afstand van de autowielen zijn twee geteerde strepen op den weg aan gebracht en daarover rijd je als op asphalt. De tweede verrassing is, dat we het eene tien tal mijlen na het andere rijden, zonder eeri mensch of mensehelijke woning te zien. En voor het eerst dien avond, heb ik er ernstig over gedacht, een. paar vuren aan te maken. Maar we hadden geen menschen gezien, wil de dieren ook niet, zelfs niets gehoord, en waar jakhalsden hyena zwijgen, is gewoon lijk niet veel te doen. De nacht verliep na tuurlijk weer heel kalm en den volgenden dag zijn we een mensehelijke nederzetting gepas seerd. Maar, als ik mij goed herinner, ook maar eentje, zij het dan een op een bijzonder mooi plekje. Ik bedoel het aardige hotelletje in Lundï, zoowat halfweg tusschen Beitbridge en Zimbabwe, waar dus veel menschen over nachten. Eigenlijk iedereen, die den afstand van 250 K.M. niet in één dag wil afleggen. Het hotel, tevens winkel en benzinepomp, ligt op een terras hoog boven een rivier, die haar weg zoekt door een bed vol groote ronde gra nietkeien. Hier en daar zijn vijvers, met mooie rose waterlelies getooid, er staan palmen in het rivierbed en rozen in den tuin en aan den overkant liggen een paar mooie gladde gra nietheuvels van vreemden en toch in het landschap passenden vorm. Die merkwaardige granietheuvels, zeer steil, meest volkomen onbegroeid, vormen het voor naamste kenteeken van het landschap gedu rende de volgende honderd kilometer. Dan verdwijnen ze, om opnieuw op te treden als we Zimbabwe' naderen. Daar komen we pas laat in den middag aan, want een groot deel van den weg is in reparatie en dan laten ze je hier tientallen kilometers omrijden, dik wijls maar gewoon dwars door 'het veld heen. Het kwartje door HANS DE LA RIVE BOX. BERTRAM haalde zijn zakken leeg, ter wijl hij zich naar de telefooncel op het Kastanjepiein begaf. Na eenig zoeken vond hij inderdaad het dubbeltje, dat hij zijn eigendom mocht noemen. Dit dubbel tje had hfj bestemd voor een telefoontje en hij diepte het op uit een allegaartje van kop- spijkertjes. eindjes touw, lucifers en krulletjes pruimtabak. Voor het glazen huisje bleef hij wachten. Er bevond zich een deftig gekleed heer in de cel, die met stemverheffing aan het praten was en wiens fraaie auto op eenigen afstand naast het trottoir wachtte. Bertram bekeek den wa gen met peinzende blikken en toen werd zijn aandacht naar een haveloos gekleed man ge trokken, die een ruitjespet droeg en een bru taal en arrogant gezicht had. De man begaf zich eveneens naar de telefooncel en bleef schuins achter Bertram wachten. Even later was de deftige heer gereed. Hij verliet de cel en wierp de stalen deur met bree- den zwaai open. Terwijl hij zijn jas dicht knoopte, begaf hij zich naar de auto. De man met de ruitjespet maakte een vreemde, onverwachte beweging, alsof hij een of ander insect wilde dood trappen. In elk geval trok Bertram de wenkbrauwen op. Hij ging voorzichtig een pasje terzijde en sprak met een zuurzoet gezicht: „Als u telefoneeren wilt, kunt u uw gang gaan. I k heb den tijd." De man met de ruitjespet, niet gewend met u te worden aangesproken, liet den Adamsappel in zijn magere keel op en neer dobberen, grijnsde en schudde het hoofd. .Na u." zei hij deftig. „Ik zei je al i k, heb den tijd", vervolgde Bertram. ,Je moest toch telefoneeren?" „Ik vroeg de man met de pet. „Wie zegt dat?" Maar het laatste eind weg is uitstekend en zoodoende kunnen wij nog tijdig ons kamp opslaan onder een prachtige rij zware euca- lyptiusboomen, met het volle gezicht op de ruïnes van Zimbabwe! De schatten van Zimbabwe. Zimbabwe. Weet ge wel. dat het de schatten van Zimbabwe zijn. die Rhodes er toe brach ten, Rhodesia te scheppen? Hij was. met vele anderen overtuigd, dat de goudvelden van den Witwatersrand, die steeds toenemende winsten afwierpen, met een grooten boog ge deeltelijk ondergrondsch doorliepen om verder naar het Noorden weer aan de oppervlakte te komen. Wat Egyptenaren en Arabieren gewe ten hadden en de Portugeezen niet hadden weten terug te vinden, moest zijns Inziens door de kundige mannen der 19de en 20ste eeuw gemakkelijk weer ontdekt kunnen worden, en wat Rhodes en zijn volgelingen op hun groo ten tocht naar het Noorden zochten, was een tweede Rand. Want Rhodes, die onbeperkt heer en meester was over de diamantmijnen van Kimberley, had weliswaar aandeelen in de Rand-goudmijnen, maar kon deze niet vol doende naar zijn zin tot ontwikkeling bren gen door de tegenwerking van den ouden Kru ger, de eenige, die nooit met Rhodes heeft wil len praten. Had hij dat wèl gewild, dan zou de geschiedenis van Zuid-Afrika heel anders geloopen zijn en Engeland heel wat minder zwarte bladzijden in zijn geschiedenis tellen. In 1890 trokken Rhodes' pioniers over de Lim- popo-rivier en stichtten Salisbury op grond, die zij van Lobengula ter beschikking hadden ge kregen. In 1893 weet Jameson na veel moeite ruzie te krijgen met Lobengula en de Mata- bele's zonder eenige werkelijke reden aan den rand van den afgrond en geheel tot den bedel staf te brengen. Nog één keer, in '96, probee- ren de Matabele's, zich dood te vechten in- plaats van om te komen van honger, maar Rhodes, die veel goed te maken had door zijn betrokken zijn bij den Jamesonraid, besteedde twee kostbare maanden om met alle hoofden vriendschapsbetrekkingen aan te knoopen en het leven en de bezittingen, ook van deze zwarte onderdanen van het Britsche rijk, vei lig te stellen. Vóór dien tijd waren ze aan de afschuwelijke willekeur van een zwarte politie overggeleverd geweest. Thans werken verscheidene goudmijnen In Rhodesia, maar een werkelijk belangrijk rif is er nog nooit gevonden. Waar het goud der oudheid vandaan gekomen is, is nog steeds niet bekend en, zooals verder zal blijken, be twijfel ik zelfs zeer, of de oorsprong van de rijkdommen van de koningin van Sheba wer kelijk in Zuid-Afrika gezocht moeten worden. (Nadruk verboden). Vliegtuigterreur boven Kingsjau. Meer dan 1000 dooden en gewonden 50 Japansche toestellen ondernamen een aanval. HONKONG, 30 Augustus. Volgens officieele Chineesche berichten heb ben gisteren vijftig Japansche vlieg tuigen 200 brandbommen geworpen op Kings jon, 78 mijl ten noordwesten van Hankau. Meer dan duizend burgers werden gedood of gewond; 700 huizen werden verwoest (United Press) Vrachtauto ranieit een café Buitenmuur werd totaal vernield. GRONINGEN, 30 Augustus. Gisteravond half twaalf is een vrachtauto van de firma Kreyze te Haarlem door nog niet bekende oorzaak tegen het café „Nieuwklap" van den heer J. Bolt te Slaperstil gereden. De botsing was zoo hevig, dat de auto als het ware door den fnuur. reed. De geheele buitenmuur werd vernield Eenigen tijd later viel een groot stuk steen uit den gevelmuur, waardoor het vertrek van de dienstbode geheel zichtbaar werd. Het mag een wonder worden genoemd, dat geen per soonlijke ongelukken zijn voorgekomen. De aangerichte schade is evenwel aanzienlijk. De aandacht van de inzenders, die ons kopy ter beoordeeling doen toekomen, wordt er op ge vestigd dat wij die niet zullen beoordeelen en evenmin terug zenden indien niet postzegels voor antwoord worden ingesloten. „Je loopt toch niet naar een telefoon om vliegen te vangen?" „Ik loop waar ik loopen wil." „Heel geestig." „Och ja, waarom zou een mensch niet gees tig zijn?" ...Kijk 's," zei Bertram nadrukkelijk. „Eigen lijk. hoef ik evenmin op te bellen." „Loop dan door," zei de man met de pet. Zijn kleine zwarte oogen namen Bertram onderzoekend op. „Ik zei. loop dan door." her haalde hij. „Na u," antwoordde Bertram bijtend. .Ik sta hier al lang en ik blijf hier staan. Mag ik niet staan waar ik wil?" „Ik blijf hier ook staan," antwoordde de man met de pet. „Dat kan gezellig worden." „Dat i s het al." „Het mankeert Je zeker een beetje in je hoofd?" „Dat wou ik jou ook vragen." „Ik ben wel in orde." „Als je in orde bent, ga dan telefoneeren. Je kwam hier-om te telefoneeren." „Ik kwam hier, omdat het hier zoo mooi is. Met al die kastanjes en zoo. Maar wil ik je eens iets vertellen? J ij kwam hier om te telefoneeren. Nou, doe het dan." ,.Ik zal jou eens iets heel anders vertellen," zei Bertram nadrukkelijk. „Jij verbergt wat, mannetje. Ik heb zoo'n idee, dat je iets in je schild voert. Ga eens een meter achteruit?" „De weg is van iedereen en ik blijf rustig staan." „Zoo lang het duurt. Daar komt een dame aan. Ze komt in onze richting en als ze wil telefoneeren, zal je wel weg móeten." De man mét de ruitjespet keek naar de jonge vrouw, die inderdaad op de telefooncel toeliep en zijn gelaat werd donker. „Ze kan er wel door," zei hij schouderop halend. „In elk geval verzet ik geen stap." „Beleefd ben je wel," spotte Bertram. De dame had hen nu bereikt en bleef staan „Pardon.'.eh...." sprak ze vriendelijk. „Ik moet- telefoneeren. Wilt u even opzij gaan?" Bertram grijnsde. „Ga opzij," riep hij met stemverheffing. De man met de pet boog zijn mager lichaam achteruit, maar liet zijn voeten op het trottoir staan, alsof ze daar waren vastgeplakt. „Ik wou er d o o r," vervolgde de jonge vrouw met nadruk en onaangenaam verrast door het lompe optreden van den man. „U kunt er door," riep hij. „Hij zal direct wel gaan," troostte Bertram, „Daar zie ik een agent. Hé, agent, kom eens even hier „Ik zal je wel weten te vinden," gromde de man met de pet. Hij wierp Bertram een blik toe. die hem zeker gedood zou hebben, wanneer hij er de macht toe had gehad. „Agent, ik moet telefoneeren en meneer hier wil me niet laten passeeren." De agent trok een frons. „Waarom ga je niet opzij?" vroeg hij ver baasd. „Ik ga al," zei de man met de pet. Hij deed het heel vlug en bukte zich tegelijkertijd Toen hij zich weer oprichtte was zijn rechter hand tot een vuist gebald. „Ik zie je welwendde hij zich dreigend tot Bertram en vervolgde zijn weg, alsof er niets gebeurd was. De dame ging de cel binnen en de agent en Bertram staarden den verdwijnenden man na. „Wat was dat!" vroeg de dienaar der wet. Bertram lachte. „Er was zooeven een deftige meneer in de cel," legde hij uit. Toen hij weer buiten kwam, liet hij een geldstukje vallen, Het was een kwartje en de man met de pet zette er zijn voet op. Dat wilde hij niet voor mij weten en hoopte natuurlijk, dat ik eerder weg zou gaan dan hij." De agent glimlachte en vervolgde zijn rond wandeling. Toen hij om den hoek van een straat verdwenen was, kwam juist de jonge vrouw uit de cel. Ze negeerde Bertram en be gaf zich naar een tramhalte. Toen kwam er eindelijk beweging in Bert ram. Hij trok zijn rechtervoet weg en bukte zich. Er glansde een fonkelende rijksdaalder. En terwijl hij het geldstuk achteloos bij zich stak, ging hij op zijn beurt telefoneeren. Het moet zijn mogelijkheden op landbouw gebied echter uitbuiten, aldus minister Darré. De Duitsche rijksminister van landbouw, Walter Darré, heeft te Wels een redevoering uitgesproken, waarin hij de vraag besprak of Oostenrijk in voedingsopzicht lasten voor Duitschland oplevert. Hij concludeerde, dat dit niet het geval is, maar legde den nadruk op de noodzakelijkheid voor Oostenrijk om volledig zijn landbouwmogelijkheden uit te buiten, zooals men dit in Duitschland zelf heeft gedaan. De minister liet vervolgens het licht vallen op de ongerustheid, die hij ge voelt ten aanzien van de ontvolking van het platteland. „Ik ben er zeker van, aldus spre ker, dat de gouwleider van Oostenrijk, Bürckel niets zal verwaarloozen om dit tegen te gaan. Oostenrijk, zoo besloot Darré, moet als eerste doel stellen zelve te voorzien in eigen voedsel- behoeften. Het bezit de mogelijkheid daar toe." Angstige oogenblikken op een raamkozijn. Zenuwpatiënt poogde van negende verdieping omlaag te springen. NEW-YORK, 30 Aug. (A.N.P.) Gisteren slaagde een patiënt van de zenuwinrichting Bellevue er in een oogenblik aan de waak zaamheid van zijn oppassers te ontsnappen. Gekleed in pyjama klom hij op de negende verdieping van het gebouw uit het raam en dreigde van het kozijn omlaag te springen. Ruim een uur bleef de ongelukkige in die ge vaarlijke positie. Eindelijk slaagde een oppas ser er in hem te grijpen. Een worsteling ont stond, waarbij op een gegeven oogenblik vijf personen omlaag dreigden te vallen. Ten slotte wist men den man echter naar binnen te trekken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 3