PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
De stemming in Londen
KORT VERHAAL
Noordwaarts, naar Rhodesië.
Meleintje, een oude mannetjes-olifant met een geschiedenis in het Kruger
Wildpark.
Er heerscht spanning maar men heeft hoop
Geen direct oorlogsgevaar aamvesig geacht.
(Van onzen Londenschen correspondent).
LONDEN, 29 Augustus.
Wat gaat er gebeuren in Europa? Het vas
teland, dal sneestal ver weg lijkt te liggen, is
opeens heel dicht bij gekomen. Men voelt de
spanning in de stad, de laatste dagbladedities
worden haastig gekocht en ingekeken. In de
restaurants, in bussen en trams spreekt het
publiek over politiek; iets dat hier niet veel
voorkomt. De oppervlakkige conversatie over
voetbal, cricket en de vacantiedagen heeft
opgehouden. Het is vreemd voor een buiten
lander die regelmatig het Engelsche volk ob
serveert, het is of de stad opeens meer con
tinentaal is geworden, meer Europeesch. Een
schaduw van de problemen, die ons wereld
deel nu reeds zoo lang verontrusten, valt over
de menschen. In het drukke gewemel van het
verkeer ziet men overal de helle aanplakbil
jetten met het laatste nieuws.
In het centrum van de stad, meer naar het
Westen, liggen de reusachtige gouvernements
gebouwen. Om tien uur ziet' men de ambte
naren als gewoonlijk naar hun werk gaan
Maar later, tegen elf uur, valt het op dat het
drukker is dan gewoonlijk, Politie-agenten
staan in Whitehall op de hoeken van de stra
ten: een ongewoon gezicht. Er staan groepen
menschen druk te praten. Auto's rijden af en
aan, men wijst elkander aan: kijk: daar is
Sir Neville Henderson, hij gaat naar het Fo
reign Office. Daar gaat Lord Halifax. Om
kwart over twaalf, juist wanneer wij ons in
Downing Street bevinden, ontstaat er zoo iets
als een opschudding. Men heeft een bekende
figuur ontdekt, een kwieken, forschen man,
die snel bij het ministerie van Buitenlandsche
zaken binnen gaat. Daar! Dat moet Jan Ma-
saryk zijn, de Tsjecho-Slowaaksche gezant, Ja,
hij is het. Even later breekt er een hoeratje
uit, Mr. en Mrs. Chamberlain komen in
Downing Street terug. De premier groet vrien
delijk, men kan zien dat die spontane hulde
van een groep menschen hem verrast. Wan
neer wij even later weer naar buiten komen,
uit een van de groote gebouwen, is de drukte
nog toegenomen. Wie beroemde personen in
levenden lijve wenscht te zien kan hier van
daag zijn hart ophalen. Den geheelen dag Is
het een druk komen en gaan van ministers,
raadslieden, parlementsleden, die conferen
ties komen bijwonen of informaties wenschen
in te winnen
Het is heden een van die zeldzame dagen
dat de Brit met het continent meeleeft en nu
eens niet met een gemakkelijken spot over
„die lastige Continentals" spreekt, die de rust
in zijn land verstóten. Algemeen heeft het
publiek in de gaten dat de komende dagen
niet slechts voor Midden-Europa, maar voor
de geheele wereld van groot belang zullen
zijn.
Maar als er achter de schermen opwinding
heerscht, dan weet men dat naar buiten vol
maakt te verbergen. Voor de Engelschen op
straat is vandaag een sensatie, wat binnen
een onderwerp is van de ernstigste besprekin
gen die hier sedert langen tijd gehouden
zijn. Het gevaar is ernstiger dan tijdens de
dagen die den val van Oostenrijk voorafgingen
en direct hierop volgden.
Er is geen direct oorlogsgevaar, wordt ons
medegedeeld, wanneer wij informaties gaan
inwinnen. De voornemens van de Duitsche re
geering zijn onzeker, maar de Britsche waar
schuwing, die in Sir John Simon's rede van
Zaterdag besloten lag, moet op tijd zijn ge
komen. Niet dat wat hij zeide zoo belangrijk
was, maar het moment waarop die woorden
werden uitgesproken, was voor Europa be
langrijk. Sir John Simon kon slechts herha
len wat door den minister-president reeds lang
te voren gezegd was. Het is een herhaalde
waarschuwing: Groot-Brittannië wenscht in
vrede te leven, maar breekt er een ernstig
conflict uit, dat onmogelijk te localiseeren
zal zijn, dan zal men niet alleen Frankrijk,
maar ook Engeland veel beter voorbereid vin
den dan dit in 1914 het geval was. Toen was
er niemand in het land die op een langdurigen
landoorlog rekende. Nu is men paraat en men
zal Frankrijk bijstaan.
De Duitsche houding prikkelt de Londensche
ministers, die niets liever willen dan met raad
en daad Duitschland bijstaan om een oplossing
te vinden voor het Sudeten-Duitsche vraag
stuk. Men maakt het echter Lord Runciman
niet gemakkelijk. De Duitsche pers en radio
zijn vol beleedigingen aan het adres van de
Tsjechische regeering. onderhandelingen
worden haast onmogelijk gemaakt.
Duitschland heeft nu verschillende Britsche
waarschuwingen ontvangen. gesteld,
niet onredelijk. Zal het noodzakelijk zijn di
recter te spreken, scherpe eischen te formu
leeren? Op die vraag blijft men te Londen
veelbeteekenend het antwoord schuldig. Veel
zal afhangen van de kabinetszitting die mor
gen vroeg in Downing Street gehouden wordt.
Het staat wel vast dat dit een historische zit
ting gaat worden. Er gaan stemmen op die
om een duidelijker taal vragen. Men herin
nert zich het, uitbreken van den wereldoorlog
nog te goed. Men heeft daar een les geleerd.
Tot aan het uitbreken waren de oninies in de
Britsche regeeringskringen verdeeld. Had En
geland in 1914 eerder gezegd dat het stelling
zou nemen in een Europeesch conflict, mis
schien was het nooit tot de bloedige oorlogs
jaren gekomen.
„Laat men openlijk spreken", zeggen som
mige parlementariërs en diplomaten, „dat zal
de spanning aanzienlijk verminderen". In wel
ingelichte kringen geef: men ook hierop geen
antwoordt. Men bindt zich niet graag, dat is
een beginsel van de Engelsche politiek.
De spanning is niet minder toen
bekend werd dat Duitschland diplomatieke
steppen had ondernomen te Belgrado, Boeka
rest en Moskou. Heeft misschien de Britsche
regeering een duidelijker taal doen spreken
door den Britschen gezant te Berlijn, Hender
son, en is dat de reden dat deze zóó hals-over-
kop uit Berlijn naar Londen is gekomen, dat
men in Duitschland pas ontdekte dat hij weg
was toen hij in Londen verscheen? Binnens
kamers kunnen regeeringen duidelijker taal
met elkaar spreken, de weerklank op straat
is dan niet zoo sterk, er worden niet zoo snel
regeerders gecompromiteerd. En men weet dat
een waarschuwing direct van groot belang kan
zijn, waar Berlijn aarzelt. Want het Duitsche
volk wil geen oorlog, daarvan is men zeker.
Teveel ouderen herinneren zich nog de
jaren voor '18. En al weet men dat een meer
derheid van het Duitsche volk vertrouwen
heeft in de Nationaal-Sociallstische regeering,
hoeveel zijn er die in die regeering een blind
vertrouwen stellen? Dat is iets waarop men in
Londen speculeert.
Men kiest hier geen partij. Men heeft be
grip voor de moeilijkheden van de Sudeten-
Duitschers. Men wil graag helpen. Het wordt
telkens en telkens weer met nadruk gezegd.
Daarom, er is optimisme merkbaar, ondanks
de spanning. In Londen stelt men alles in
het werk om een conflict te voorkomen
Dubliele moordaanslag te
Kerkrade.
Aangevallenen iloor messteken,
ernstig gewond.
Dader gegrepen.
KERK RADE, 30 Augustus. Gis
teravond is in een woning in de
Kampstraat te Kerkrade een moord
aanslag gepleegd op een man en een
vrouw, waardoor beiden zoodanig
werden gewond, dat zij in zorgwek-
kenden toestand naar het ziekenhuis
zijn vervoerd.
De slachtoffers, de 39-jarige Van K: en de
30-jarige vrouw J. V., beiden afkomstig uit
Noord-Brabant, woonden sinds de vorige week
in de Kampstraat te Kerkrade. De vrouw had
tot voor korten tijd in Eindhoven samenge
woond met den 42-jarigen H., van Belgische
nationaliteit. H. heeft zich gisteravond naar
de woning in de Kampstraat begeven en de
vrouw en den man met een mes verscheidene
steken toegebracht. De dader vluchtte hierop,
doch werd spoedig gegrepen. Intusschen had
men geneskundige hulp ontboden. Een dokter
was spoedig ter plaatse, waarop de slachtof
fers naar het ziekenhuis te Kerkrade zijn over
gebracht. Hun toestand is zeer ernstig.
De dader is in de kazerne opgesloten. Het
mes is in beslag genomen.
EXAMENS.
Teekenen M.O. B
Voor de akte teekenen M.O. B is geslaagd de
heer H. Franz, te Haarlem.
Oostenrijk kan in eigen
voedsclbelioeften voorzien.
Door
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
Noordwaarts gaat het dan weer steeds
door 'ooschveld met mooie open graslanden
er tusscben. Giraffe en zebra zijn het voor
al, die hier telkens de aandacht trekken.
Tot wij weer een kamp binnenrijden, Leta-
ba, waar we alles in opschudding vinden,
omdat er juist, vlak bij een der rondavels,
een pofadder is doodgeslagen. Dat is de
eerste giftige slang, die wij zien hier in
Zuid-Afrika, dus dat is ook alweer heel wat
minder erg dan de verhalen.
Maar even later is er weer rumoer in het
kamp. Alles holt naar het hek aan de ri
vierzijde en daar stappen in de verte aan
den overkant een paar groote olifanten uit
het bosch te voorschijn en gaan baden in
de rivier. Een fantastisch gezicht, die oer
woudreuzen, die zich daar rustig staan te
besproeien, af en toe een hap van het bam
boeachtige riet vermalende. Maar de val
lende duisternis onttrekt ze al gauw aan
ons oog. Dezelfde duisternis belet ons
's morgens vroeg nog om precies te zieii
wat er gebeurt, maar beneden het kamp
in het rivierbed hoort men telkens het riet
breken en scheuren. Daar is een olifant aan
den maaltijd. En als het goed en wel licht,
is, zien we hem ook. Het is een kolos, met
groote slagtanden, die al spoedig glinsteren
in het zonlicht. Hij vreet zich een pad
dwars door een rietveld heen, wandelt dan
over een zandbank in onze richting en zet
zijn maaltijd voort. Een half uur later heeft
hij den buik vol en komt nog dichter bij,
vlak onder de helling, waar hij langs-
wandelend verdwijnt, waarschijnlijk om
hoogerop den oever te gaan beklimmen en
in het bosch te gaan slapen. Ik volg nog
eens met den kijker zijn spoor op de zand
bank en zie ineens hoe één achterpoot 'gé-'
sleept heeft! Dan moet die groote kolos
Melyntje zijn, zooals de bevolking hém'
noemt en de geschiedenis van Melyntje is
merkwaardig genoeg om ze u even te ver
tellen.
De geschiedenis
van Melijntje.
Twintig jaar geleden woonde de jachtop
ziener Ledeboer hier even benoorden de
rivier in Letaba. In de buurt huisde een
oude kaffer, die als goed olifantenjager be
kend stond, maar op een kwaden dag mist
zijn oude voorlader zoo leelijk. dat hij een
groote bul met prachtige tanden aanschiet
in den achterpoot. De olifant ontsteekt hier
over in rechtmatigen toorn en trappelt den
ouden kaffer tot moes. Geweer en kruit
hoorn hangen nog bij Ledeboer op de
galerij. Eenigen tijd later zit Ledeboer voor
zijn huis, als zijn bediende komt zeggen,
dat een groote olifant uit den boschrand
gekomen is en kalm op het hiiis toewandelt.
«Hüj begint al aan den moestuin. Op
hetzelfde oogenblik breekt een helsch mis
baar los. De honden hebben den indringer
in de gaten gekregen en stuiven er luid
blaffend op af. De olifant wappert met de
groote ooren, steekt den slurf omhoog,
trompettert even enneemt de beenen,
waarbij dadelijk opvalt, dat hij mét één ach
terpoot trekt.
Dadelijk is hij de honden een eind voor;
hij maakt aan den boschrand halt, breekt
met de slurf takken af en werpt die naai
de honden toe. Deze deinzen terug en met
een blast de reus weer op zijn kinder
trompetje en komt met groote schreden
aangestormd, de honden voor zich uitja-
gend, weer recht op het huis af. Ledeboer
grijpt zijn geweer, maar juist als de olifant
bij het tuinhek is, keert bij de honden de
moed terug, nu ze zich weer op eigen ter
rein weten. De heele troep keert plotseling
om en valt luid blaffend aan. De olifant
slaat weer aan den haal en datzelfde spel j
herhaalde zich nog tweemaal, vóór de olifant
voorgoed in het bosch verdween. Maar
hij hinkt nog altijd, dank zij het slechte
schot, dat den ouden kaffer het leven
kostte.
Wij hadden nu ook de olifanten gezien
en besloten, Kruger Park te verlaten.
Noordwaarts lokte ons Rhodesia en de
groote watervallen van de Zambesi rivier.
Honderden mijlen lagen voor ons en dus ging
het in volle vaart er vandoor. Over Leydsdorp
en Tzaneen naar de beroemde Duivelskooi.
vooral mooi om de eucalyptus-bosschen, die
er den laats ten tijd geplant zijn en zoo weer
op de Drakensbergen aan, die eigenlijk steeds
de heffing vormen tusschen het Hooge en het
Lage veld.
Daar ontmoeten we weer de typische Hol-
landsche namen, zooals Zoekmekaar en
Bandolierkop, terwijl wij .voortrijden over de
toeer dan duizend meter hoog gelegen
grasvlakten, die aan de voortrekkers het
Beloofde Land leken te zijn. Daar streek de
eerste der groote voortrekkers. Louis Trichardt
teer aan den voet der Zoutpansbergen, die
teg wel eens wat regen gaven en zoo ligt
daar thans ook nog een welvarende land
bouwstreek. De Zoutpansbergen sluiten vlak
achter Louis Trichardt als een prachtige
blauwe rug den horizon af. Een steile berg
pas, een uitstekend aangelegde weg brengt
ons er over, en Wylis poort verder er door
heen. En dan begint al een ander land, wat
minder dor, wat meer blijvend groen en voor
al gekenmerkt door de eigenaardige baobab
boomen, waarvan de stam haast even dik als
hoog is. Die boom is wel een der meest
karakteristieke vormen in het landschap
van Noord Transvaal en Zuid Rhodesia.
In Louis Trichardt laten we eerst onze wa
gens even goed nazien en in Messina, de noor
delijkste stad van Transvaal, slaan we levens
middelen en voorraad in, omdat Rhodesia erg
duur heet te zijn.
Corned beef, zalm, worst in blik, rijst, sui
ker enz. Ook een zak met een vijftigtal si
naasappelen. Dan gaat. het op Beitbridge aan,
de brug. die Alfred Beit, een der magnaten
uit de diamantvelden -van Kimberley, over de
Limpopo deed bouwen. De Rhodesiaansche
douane is zeer vriendelijk. We mogen alles in
voeren, behalve sinaasappelen! Is me dat even
een strop? Dan eten we ze op. En dat gebeurt
onder de oogen der douanebeambten, die ze
waarschijnlijk liever hadden geconfïskeerd en
zelf opgegeten. Dan gaat het Rhodesia in en
dat begint met een verrassing. De weg is uit
stekend. Op den afstand van de autowielen
zijn twee geteerde strepen op den weg aan
gebracht en daarover rijd je als op asphalt.
De tweede verrassing is, dat we het eene tien
tal mijlen na het andere rijden, zonder eeri
mensch of mensehelijke woning te zien. En
voor het eerst dien avond, heb ik er ernstig
over gedacht, een. paar vuren aan te maken.
Maar we hadden geen menschen gezien, wil
de dieren ook niet, zelfs niets gehoord, en
waar jakhalsden hyena zwijgen, is gewoon
lijk niet veel te doen. De nacht verliep na
tuurlijk weer heel kalm en den volgenden dag
zijn we een mensehelijke nederzetting gepas
seerd. Maar, als ik mij goed herinner, ook
maar eentje, zij het dan een op een bijzonder
mooi plekje. Ik bedoel het aardige hotelletje
in Lundï, zoowat halfweg tusschen Beitbridge
en Zimbabwe, waar dus veel menschen over
nachten. Eigenlijk iedereen, die den afstand
van 250 K.M. niet in één dag wil afleggen.
Het hotel, tevens winkel en benzinepomp, ligt
op een terras hoog boven een rivier, die haar
weg zoekt door een bed vol groote ronde gra
nietkeien. Hier en daar zijn vijvers, met mooie
rose waterlelies getooid, er staan palmen in
het rivierbed en rozen in den tuin en aan den
overkant liggen een paar mooie gladde gra
nietheuvels van vreemden en toch in het
landschap passenden vorm.
Die merkwaardige granietheuvels, zeer steil,
meest volkomen onbegroeid, vormen het voor
naamste kenteeken van het landschap gedu
rende de volgende honderd kilometer. Dan
verdwijnen ze, om opnieuw op te treden als
we Zimbabwe' naderen. Daar komen we pas
laat in den middag aan, want een groot deel
van den weg is in reparatie en dan laten ze
je hier tientallen kilometers omrijden, dik
wijls maar gewoon dwars door 'het veld heen.
Het kwartje
door HANS DE LA RIVE BOX.
BERTRAM haalde zijn zakken leeg, ter
wijl hij zich naar de telefooncel op het
Kastanjepiein begaf. Na eenig zoeken
vond hij inderdaad het dubbeltje, dat
hij zijn eigendom mocht noemen. Dit dubbel
tje had hfj bestemd voor een telefoontje en
hij diepte het op uit een allegaartje van kop-
spijkertjes. eindjes touw, lucifers en krulletjes
pruimtabak.
Voor het glazen huisje bleef hij wachten. Er
bevond zich een deftig gekleed heer in de cel,
die met stemverheffing aan het praten was en
wiens fraaie auto op eenigen afstand naast
het trottoir wachtte. Bertram bekeek den wa
gen met peinzende blikken en toen werd zijn
aandacht naar een haveloos gekleed man ge
trokken, die een ruitjespet droeg en een bru
taal en arrogant gezicht had. De man begaf
zich eveneens naar de telefooncel en bleef
schuins achter Bertram wachten.
Even later was de deftige heer gereed. Hij
verliet de cel en wierp de stalen deur met bree-
den zwaai open. Terwijl hij zijn jas dicht
knoopte, begaf hij zich naar de auto.
De man met de ruitjespet maakte een
vreemde, onverwachte beweging, alsof hij een
of ander insect wilde dood trappen. In elk
geval trok Bertram de wenkbrauwen op. Hij
ging voorzichtig een pasje terzijde en sprak
met een zuurzoet gezicht: „Als u telefoneeren
wilt, kunt u uw gang gaan. I k heb den tijd."
De man met de ruitjespet, niet gewend met
u te worden aangesproken, liet den
Adamsappel in zijn magere keel op en neer
dobberen, grijnsde en schudde het hoofd.
.Na u." zei hij deftig.
„Ik zei je al i k, heb den tijd", vervolgde
Bertram. ,Je moest toch telefoneeren?"
„Ik vroeg de man met de pet. „Wie zegt
dat?"
Maar het laatste eind weg is uitstekend en
zoodoende kunnen wij nog tijdig ons kamp
opslaan onder een prachtige rij zware euca-
lyptiusboomen, met het volle gezicht op de
ruïnes van Zimbabwe!
De schatten van Zimbabwe.
Zimbabwe. Weet ge wel. dat het de schatten
van Zimbabwe zijn. die Rhodes er toe brach
ten, Rhodesia te scheppen? Hij was. met vele
anderen overtuigd, dat de goudvelden van
den Witwatersrand, die steeds toenemende
winsten afwierpen, met een grooten boog ge
deeltelijk ondergrondsch doorliepen om verder
naar het Noorden weer aan de oppervlakte te
komen. Wat Egyptenaren en Arabieren gewe
ten hadden en de Portugeezen niet hadden
weten terug te vinden, moest zijns Inziens door
de kundige mannen der 19de en 20ste eeuw
gemakkelijk weer ontdekt kunnen worden, en
wat Rhodes en zijn volgelingen op hun groo
ten tocht naar het Noorden zochten, was een
tweede Rand. Want Rhodes, die onbeperkt
heer en meester was over de diamantmijnen
van Kimberley, had weliswaar aandeelen in de
Rand-goudmijnen, maar kon deze niet vol
doende naar zijn zin tot ontwikkeling bren
gen door de tegenwerking van den ouden Kru
ger, de eenige, die nooit met Rhodes heeft wil
len praten. Had hij dat wèl gewild, dan zou
de geschiedenis van Zuid-Afrika heel anders
geloopen zijn en Engeland heel wat minder
zwarte bladzijden in zijn geschiedenis tellen.
In 1890 trokken Rhodes' pioniers over de Lim-
popo-rivier en stichtten Salisbury op grond, die
zij van Lobengula ter beschikking hadden ge
kregen. In 1893 weet Jameson na veel moeite
ruzie te krijgen met Lobengula en de Mata-
bele's zonder eenige werkelijke reden aan den
rand van den afgrond en geheel tot den bedel
staf te brengen. Nog één keer, in '96, probee-
ren de Matabele's, zich dood te vechten in-
plaats van om te komen van honger, maar
Rhodes, die veel goed te maken had door zijn
betrokken zijn bij den Jamesonraid, besteedde
twee kostbare maanden om met alle hoofden
vriendschapsbetrekkingen aan te knoopen en
het leven en de bezittingen, ook van deze
zwarte onderdanen van het Britsche rijk, vei
lig te stellen. Vóór dien tijd waren ze aan de
afschuwelijke willekeur van een zwarte politie
overggeleverd geweest.
Thans werken verscheidene goudmijnen In
Rhodesia, maar een werkelijk belangrijk rif is
er nog nooit gevonden. Waar het goud der
oudheid vandaan gekomen is, is nog steeds
niet bekend en, zooals verder zal blijken, be
twijfel ik zelfs zeer, of de oorsprong van de
rijkdommen van de koningin van Sheba wer
kelijk in Zuid-Afrika gezocht moeten worden.
(Nadruk verboden).
Vliegtuigterreur boven Kingsjau.
Meer dan 1000 dooden en
gewonden
50 Japansche toestellen ondernamen een
aanval.
HONKONG, 30 Augustus. Volgens
officieele Chineesche berichten heb
ben gisteren vijftig Japansche vlieg
tuigen 200 brandbommen geworpen
op Kings jon, 78 mijl ten noordwesten
van Hankau.
Meer dan duizend burgers werden
gedood of gewond; 700 huizen werden
verwoest
(United Press)
Vrachtauto ranieit een café
Buitenmuur werd totaal vernield.
GRONINGEN, 30 Augustus. Gisteravond
half twaalf is een vrachtauto van de firma
Kreyze te Haarlem door nog niet bekende
oorzaak tegen het café „Nieuwklap" van den
heer J. Bolt te Slaperstil gereden. De botsing
was zoo hevig, dat de auto als het ware door
den fnuur. reed.
De geheele buitenmuur werd vernield
Eenigen tijd later viel een groot stuk steen uit
den gevelmuur, waardoor het vertrek van de
dienstbode geheel zichtbaar werd. Het mag
een wonder worden genoemd, dat geen per
soonlijke ongelukken zijn voorgekomen. De
aangerichte schade is evenwel aanzienlijk.
De aandacht van de inzenders,
die ons kopy ter beoordeeling
doen toekomen, wordt er op ge
vestigd dat wij die niet zullen
beoordeelen en evenmin terug
zenden indien niet postzegels voor
antwoord worden ingesloten.
„Je loopt toch niet naar een telefoon om
vliegen te vangen?"
„Ik loop waar ik loopen wil."
„Heel geestig."
„Och ja, waarom zou een mensch niet gees
tig zijn?"
...Kijk 's," zei Bertram nadrukkelijk. „Eigen
lijk. hoef ik evenmin op te bellen."
„Loop dan door," zei de man met de pet.
Zijn kleine zwarte oogen namen Bertram
onderzoekend op. „Ik zei. loop dan door." her
haalde hij.
„Na u," antwoordde Bertram bijtend. .Ik
sta hier al lang en ik blijf hier staan. Mag
ik niet staan waar ik wil?"
„Ik blijf hier ook staan," antwoordde de man
met de pet.
„Dat kan gezellig worden."
„Dat i s het al."
„Het mankeert Je zeker een beetje in je
hoofd?"
„Dat wou ik jou ook vragen."
„Ik ben wel in orde."
„Als je in orde bent, ga dan telefoneeren.
Je kwam hier-om te telefoneeren."
„Ik kwam hier, omdat het hier zoo mooi is.
Met al die kastanjes en zoo. Maar wil ik je
eens iets vertellen? J ij kwam hier om te
telefoneeren. Nou, doe het dan."
,.Ik zal jou eens iets heel anders vertellen,"
zei Bertram nadrukkelijk. „Jij verbergt wat,
mannetje. Ik heb zoo'n idee, dat je iets in je
schild voert. Ga eens een meter achteruit?"
„De weg is van iedereen en ik blijf rustig
staan."
„Zoo lang het duurt. Daar komt een dame
aan. Ze komt in onze richting en als ze wil
telefoneeren, zal je wel weg móeten."
De man mét de ruitjespet keek naar de jonge
vrouw, die inderdaad op de telefooncel toeliep
en zijn gelaat werd donker.
„Ze kan er wel door," zei hij schouderop
halend. „In elk geval verzet ik geen stap."
„Beleefd ben je wel," spotte Bertram.
De dame had hen nu bereikt en bleef staan
„Pardon.'.eh...." sprak ze vriendelijk.
„Ik moet- telefoneeren. Wilt u even opzij gaan?"
Bertram grijnsde.
„Ga opzij," riep hij met stemverheffing.
De man met de pet boog zijn mager lichaam
achteruit, maar liet zijn voeten op het trottoir
staan, alsof ze daar waren vastgeplakt.
„Ik wou er d o o r," vervolgde de jonge
vrouw met nadruk en onaangenaam verrast
door het lompe optreden van den man.
„U kunt er door," riep hij.
„Hij zal direct wel gaan," troostte Bertram,
„Daar zie ik een agent. Hé, agent, kom eens
even hier
„Ik zal je wel weten te vinden," gromde de
man met de pet. Hij wierp Bertram een blik
toe. die hem zeker gedood zou hebben, wanneer
hij er de macht toe had gehad.
„Agent, ik moet telefoneeren en meneer
hier wil me niet laten passeeren."
De agent trok een frons.
„Waarom ga je niet opzij?" vroeg hij ver
baasd.
„Ik ga al," zei de man met de pet. Hij deed
het heel vlug en bukte zich tegelijkertijd
Toen hij zich weer oprichtte was zijn rechter
hand tot een vuist gebald.
„Ik zie je welwendde hij zich dreigend
tot Bertram en vervolgde zijn weg, alsof er
niets gebeurd was.
De dame ging de cel binnen en de agent en
Bertram staarden den verdwijnenden man na.
„Wat was dat!" vroeg de dienaar der wet.
Bertram lachte.
„Er was zooeven een deftige meneer in de
cel," legde hij uit. Toen hij weer buiten kwam,
liet hij een geldstukje vallen, Het was een
kwartje en de man met de pet zette er zijn
voet op. Dat wilde hij niet voor mij weten en
hoopte natuurlijk, dat ik eerder weg zou gaan
dan hij."
De agent glimlachte en vervolgde zijn rond
wandeling. Toen hij om den hoek van een
straat verdwenen was, kwam juist de jonge
vrouw uit de cel. Ze negeerde Bertram en be
gaf zich naar een tramhalte.
Toen kwam er eindelijk beweging in Bert
ram. Hij trok zijn rechtervoet weg en bukte
zich. Er glansde een fonkelende rijksdaalder.
En terwijl hij het geldstuk achteloos bij zich
stak, ging hij op zijn beurt telefoneeren.
Het moet zijn mogelijkheden op landbouw
gebied echter uitbuiten, aldus minister Darré.
De Duitsche rijksminister van landbouw,
Walter Darré, heeft te Wels een redevoering
uitgesproken, waarin hij de vraag besprak of
Oostenrijk in voedingsopzicht lasten voor
Duitschland oplevert. Hij concludeerde, dat
dit niet het geval is, maar legde den nadruk
op de noodzakelijkheid voor Oostenrijk om
volledig zijn landbouwmogelijkheden uit te
buiten, zooals men dit in Duitschland zelf
heeft gedaan. De minister liet vervolgens het
licht vallen op de ongerustheid, die hij ge
voelt ten aanzien van de ontvolking van het
platteland. „Ik ben er zeker van, aldus spre
ker, dat de gouwleider van Oostenrijk, Bürckel
niets zal verwaarloozen om dit tegen te gaan.
Oostenrijk, zoo besloot Darré, moet als eerste
doel stellen zelve te voorzien in eigen voedsel-
behoeften. Het bezit de mogelijkheid daar
toe."
Angstige oogenblikken op een
raamkozijn.
Zenuwpatiënt poogde van negende verdieping
omlaag te springen.
NEW-YORK, 30 Aug. (A.N.P.) Gisteren
slaagde een patiënt van de zenuwinrichting
Bellevue er in een oogenblik aan de waak
zaamheid van zijn oppassers te ontsnappen.
Gekleed in pyjama klom hij op de negende
verdieping van het gebouw uit het raam en
dreigde van het kozijn omlaag te springen.
Ruim een uur bleef de ongelukkige in die ge
vaarlijke positie. Eindelijk slaagde een oppas
ser er in hem te grijpen. Een worsteling ont
stond, waarbij op een gegeven oogenblik vijf
personen omlaag dreigden te vallen. Ten
slotte wist men den man echter naar binnen
te trekken.