De Raad State
ZATERDAG 3 SEPTEMBER 193S
ER is misschien geen college in ons
land, omtrent welks arbeid het groote
publiek zich zoo moeilijk een voor
stelling kan maken als met den Raad
van State het geval is. Dat er in den Haag
een hoog college is, de Raad van State, weet
men wel. Daaraan verbindt zich veelal de ge
dachte aan een zeer oude instelling, een soort
van historisch monument. In de dagbladen
heeft men ook nog wel eens gelezen, dat
Prinses Juliana of Prins Bernhard ter verga
dering van den Raad zijn gekomen. Maar
heel veel verder gaat de kennis gewoonlijk
niet. Hoogstens heeft men nog een min of
meer vage voorstelling van bemoeiingen van
den Raad met autobus vergunningen, met Hin
derwetzaken, uitbreidingsplannen of derge
lijke.
Deze onbekendheid bij het groote publiek
behoeft nauwelijks een verklaring. De Raad
van State treedt naar buiten niet op. Hij
timmert niet aan den weg. Hoe zou men zich
dan van zijn werkzaamheden rekenschap ge
ven"
Het is daarom misschien niet misplaatst,
bij gelegenheid van het regeeringsj ubileum
van onze Koningin, die immers krachtens de
Grondwet presidente van den Raad van State
is, iets omtrent de plaats welke dit college in
ons Staatsbestel inneemt, onder de pogen van
het publiek te brengen.
Op 1 October 1931 is het feit herdacht, dat
vier eeuwen geleden door Keizer Karei V de
Raad van State als hoogste Regeeringscol-
lege werd ingesteld. Sedert 1531 hebben wij,
met uitzondering van de eerste jaren der Ba-
taafsche Republiek-, altijd een Raad van Sta
te gehad, zij het ook, dat de gedaante en de
taak van het college niet altijd dezelfde zijn
geweest.
Naar de bedoeling van Karei V was de Raad
meer bestemd om aan het landsheerlijk gezag
luister bij te zetten dan om daadwerkelijken
invloed te oefenen. De hooge adel, in het col
lege vertegenwoordigd, mocht niet te veel
macht krijgen. Bekend is, hoe Prins Willem
van Oranje, door Philips H tot lid van den
Raad benoemd, in dat college voor de volks
vrijheden is opgekomen.
Prins Willem is altijd een overtuigd voor
stander geweest van den Raad van State als
centraal bestuursorgaan en heeft, toen de
Bij de jacirlijlcsche opening der Staten-Gene raai. De Koningin leest de Troonrede voor.
Door Jhr. Mr. F.
BEELAERTS VAN
BLOKLAND, vice-
president van den
Raad van State
Jhr. nu. Beelaerts van Blokland.
door Philips benoemde Raad tenslotte naar
de Spaansche zijde overging, de instelling be
vorderd van een nieuw college onder denzelf
den naam, maar dat meer zou zijn dan een
raadgevend lichaam. In die jaren van alge-
meene verwarring had deze Raad slechts een
kort bestaan. Hij werd achtereenvolgens door
andere, soortgelijke colleges opgevolgd.
Vermeld zij hiervan alleen, dat in 1588, na
het vertrek van den Engelsehen landvoogd
Leicester, een nieuwe instructie voor den Raad
van State den grondslag heeft gelegd voor
de beteekenis van dit lichaam in ons natio
naal volksbestaan. Den grondslag, want nu de
Algemeen e Staten de plaats van den Lands
vorst hadden ingenomen, bleken zij al spoedig
even beducht voor te grooten invloed van den
Raad van State als Karei V en Philips II wa
ren geweest. In de practijk hebben de Staten
Generaal, als orgaan van het stedelijk en ge
westelijk particularisme, den in de instruc
tie van den Raad omschreven werkkring wel
dra aanmerkelijk besnoeid. Oldenbarnevelt
werkte daartoe mede. Onder de Republiek der
Vereenigde Nederlanden kan de taak van den
Raad van State over het algemeen het best
worden vergeleken met die van een Ministe
rie van Oorlog en van de Financiën der Unie.
Aangestipt zij nog slechts, dat de Stadhouders
en ook de jongere Prinsen uit het Huis van
Oranje aan de vergaderingen van den Raad
altijd vrij geregeld hebben deelgenomen.
De revolutie van 1795 maakte aan den Raad
van State een einde. In de eerste Constitutie
der naar Fransch model ingerichte Bataaf-
sche Republiek was voor dit college geen
plaats. Maar in 1805 onder het kortstondig be
wind van den Raadpensionaris Schimmelpen-
ninck, kregen wij hier weer een afspiegeling
van den door Napoleon te Parijs ïngestelden
Staatsraad, waarin alle wetsvoorstellen zou
den worden behandeld. Zoo was het ook onder
de Constitutie van 1806 voor het Koninkrijk
Holland, totdat 1810 aan deze Napoleontische
:hepping een einde maakte.
UA het herstel van onze onafhankelijkheid
in 1813, werd ook de Raad van State weer
in het leven geroepen. De Grondwet van 1814
schreef voor, dat de Souvereine Vorst alle
daden van de Souvereine waardigheid eerst
zou plegen na deze bij den Raad van State
in overweging te hebben gebracht. In de
practijk bleek dit weldra niet door te voeren.
Bij de Grondwet van 1815, toen Noord en
Zuid onder de heerschappij van Koning Wil
lem I vereenigd waren, werden in de bepa
lingen omtrent den Raad van State eenige
wijzigingen gebracht. Met name werd het
verplichte overleg met dien Raad beperkt tot
de door den Koning aan de Staten Generaal
toe te zenden of door dezen aan den Koning
aangeboden voorstellen, alsmede tot de alge-
meene maatregelen van bestuur, zoo voor het
Rijk als voor de overzeesche bezittingen.
Daarnevens behield de Koning zich voor, den
Raad te hooren in alle zaken waarin hij dat
noodig zou oordeelen. De beslissing verbleef
aan den Koning, die van elk genomen be
sluit aan den Raad kennis zou geven. In ver
band met de uitbreiding van het Rijk met de
Belgische provinciën werd het aantal leden
van den Raad van ten hoogste 12 op ten
hoogste 24 gebracht.
Uit de Grondwet van 1814 bleef behouden
de aan de oude Republiek herinnerende be
paling, dat de door den Koning te benoemen
leden zooveel mogelijk uit de verschillende
provinciën moesten worden gekozen. Ook
bleef behouden de bepaling, dat de Prins van
Oranje, zoodra hij den 18-jarigen leeftijd zou
hebben bereikt, de hem van rechtswege toe
komende plaats in den Raad zou innemen en
dat de Koning aan andere Prinsen van het
Koninklijk Huis, wanneer zij meerderjarig
zouden zijn, daarin zitting zou kunnen ver-
leenen.
Er is nog een bepaling uit de Grondwet
ten van 1814 en 1815, welke de aandacht ver
dient. De Koning zou, wanneer hij dat gera
den oordeelde, Ministers kunnen oproepen om
de beraadslagingen van den Raad van State
bij te wonen. Dit is menigmaal geschied.
Uit alles blijkt, dat onder Koning Willem I
de Raad een voorname plaats innam. Het
was in overeenstemming daarmede, dat Gijs-
bert Karei van Hogendorp de eerste Secreta
ris van Staat Vice-president zoo luidde de
titel tot 1848 van het college is geweest en
dat later deze functie gedurende ruim elf ja
ren is bekleed door den Prins van Oranje, die
te voren, evenals zijn broeder Prins Frederik,
verscheidene jaren lang geregeld aan de ver
gaderingen van den Raad had deelgenomen.
up OEN in de laatste jaren der regeering van
Koning Willem I zich meer en meer on
tevredenheid over 's Konings al te persoon
lijk bewind openbaarde, lag het voor de hand.
dat de Raad van State, als "s Konings grond
wettelijke adviseur, in diens impopulariteit
deelde. De Grondwetswijziging van 1840
bracht echter in de bepalingen omtrent den
Raad weinig verandering. Onder Koning Wil
lem II heeft de Raad vrijwel dezelfde positie
en werkkring gehad als onder onzen eersten
Koning.
Anders werd het in 1848. De toen ingevoerde
ministerieele verantwoordelijkheid moest wel
wijziging brengen in de verhouding tusschen
den Koning en den Raad van State. Voor een
Staatslichaam tusschen den Koning en het
verantwoordelijk Ministerie geplaatst, was
geen ruimte meer. Bij de beraadslagingen
over de Grondwetsherziening in de Tweede
Kamer ontbrak het dan ook niet aan stem
men, die den Raad van State, die immers na
1830 ook in België niet meer bestond, eenvou
dig als overtollig wilden afschaffen. Van an
dere zijde werd de gedachte bepleit, den Raad
evenals in Frankrijk met administratieve
rechtspraak te belasten, Het einde van een
lange discussie, waarbij de Ministers met
kracht voor den Raad opkwamen, is geweest,
dat de Raad van State behouden bleef, even
als het voorzitterschap van den Koning en de
van rechtswege aan den Prins van Oranje
toegekende zetel. Samenstelling en bevoegd
heid van den Raad zouden door de wet wor
den geregeld. Het ontbreken van een wette
lijke regeling op dit stuk was sedert jaren een
grief tegen de Regeering geweest.
Die regeling bleek intusschen niet gemak
kelijk. Het heeft tot 1861 geduurd voordat zij
tot stand kwam. Maar de wet van 1861 is
dan ook, al is zij eenige malen op onderge
schikte punten gewijzigde nog steeds de
grondslag der werkzaamheid van den Raad
van State gebleven.
Het groote verschil tusschen den Raad van
State, zooals wij dien kennen, en dien onder
onze eerste twee Koningen ligt hierin, dat de
Raad, van een adviseerend college dat den
Koning persoonlijk ten dienste stond, is ge
worden een adviseerend college ten dienste
der Regeering. Zonder tusschenkomst van een
Minister kan, ingevolge een in 1861 aangeno
men amendement-Thorbecke, de Koning geen
advies van den Raad van State inwinnen.
Van een stelling nemen van den Raad tus
schen den Koning en diens Ministers kan
nooit sprake zijn.
ELKE zijn nu de zaken, waaromtrent de
Raad aan de Regeering advies heeft uit
te brengen?
In de eerste plaats alle voorstellen door de
Kroon aan de Staten Generaal te doen of
door de Staten Generaal aan de Kroon ge
daan; alle wetsontwerpen dus. Verder de ont
werpen van alle algemeene maatregelen van
bestuur, hetzij deze voor Nederland, hetzij zij
voor Nederlandsch-Indië, Suriname of Cura
cao moeten gelden. In de derde plaats moet
de Raad gehoord worden in elk geval van
vernietiging van besluiten van Provinciale of
Gedeputeerde Staten of van plaatselijke ver
ordeningen. Wanneer dus een gemeenteraad
een verordening aanneemt, welke der Regee
ring voorkomt in strijd te zijn met de wet of
met het algemeen beang, kan de Regeering
het besluit, waarbij die verordening is vast
gesteld, wel schorsen; maar zij kan het niet
vernietigen zonder daarover eerst de meening
van den Raad van State te hebben ingewon
nen.
Tot deze gevallen, waarin het hooren van
den Raad is voorgeschreven, is de werkkring
van het college niet beperkt. De wet geeft van
de taak een veel ruimere omschrijving. Zoo
zegt zij, dat de Raad wordt gehoord in de ge
vallen waarin een wet zulks beveelt, alsmede
over alle zaken van algemeen of bijzonder be
lang waaromtrent de Regeering zulks noodig
oordeelt. Voorts heeft de Raad de bevoegdheid
aan de Kroon voordrachten te doen omtrent
onderwerpen van wetgeving of bestuur, waar
omtrent hij het doen van voorstellen aan
de Staten-Generaal of het uitvaardigen van
algemeene maatregelen van bestuur wensche-
lijk acht.
Dit alles betreft den Raad als geheel. Deze
is krachtens de wet verdeeld in Afdeelingen,
die elk haar eigen taak hebben. Als regel zijn
er evenveel afdeelingen. elk bestaande uit
drie leden, als er ministerieele Departemen
ten zijn. Daarenboven is er eene uit vijf leden
bestaande Afdeeling. belast met de behan
deling van de geschillen van bestuur.
Alle krachtens Koninklijke machtiging dooi
de Ministers bij den Raad aanhangig gemaak
te voorstellen worden onderzocht door de Af
deeling, die tot het betrokken Departement in
betrekking staat. Betreft de ingediende zaak
meer dan één Departement, dan geschiedt het
onderzoek door een Commissie, waarin elk der
betrokken Afdeelingen vertegenwoordigd is.
Daarna wordt verslag uitgebracht in den vol
len Raad, die daarover beraadslaagt. Blijken
bij het onderzoek van het Regeeringsvoorstel
nadere inlichtingen noodig, dan worden deze
hetzij door de Afdeeling, hetzij door den Raad
aan den betrokken Minister gevraagd. Nadat
aan dit verzoek is voldaan, wordt het advies
vastgesteld en schriftelijk aan de Kroon uit
gebracht.
Natuurlijk kunnen in den Raad de mee
ningen over een bepaald voorstel verdeeld
zijn. Over het uit te brengen advies wordt
dan bij meerderheid van stemmen beslist. Wie
in de minderheid bleven, hebben de bevoegd
heid in een afzonderlijk advies aan de Re
geering hunne afwijkende meening uiteen te
zetten. Van deze bevoegdheid wordt, indien
het een belangrijk punt betreft, menigmaal
gebruik gemaakt.
Behalve met het onderzoek van bij den
Raad aanhangig gemaakte Regeeringsvoor-
stellen hebben de Afdeelingen zich somtijds
bezig te houden met het geven van door Mi
nisters gevraagde voorlichting in zaken van
bestuur of wetgeving. De practijk heeft be
wezen, dat het een gelukkige gedachte van
den wetgever is geweest, deze wijze van het
inwinnen van onbevangen deskundig advies
te voorzien.
t\T OOR de in 1862 ingestelde Afdeeling voor
de Geschillen van Bestuur geldt een af
zonderlijke regeling. Deze Afdeeling alleen
houdt openbare vergaderingen. Is een zaak
bij de Afdeeling aanhangig gemaakt, dan
worden belanghebbenden opgeroepen om
schriftelijk hunne bezwaren of beweringen te
staven en kunnen zij van de stukken inzage
komen nemen. Daarna komt de openbare
vergadering. Daar brengt de Staatsraad
rapporteur verslag uit en krijgen belangheb
benden gelegenheid hunne belangen
deling toe te lichten. Na deze openbare
handeling beraadt de Afdeeling zich over
zaak en adviseert zij, eventueel na naderp
lichtingen te hebben ingewonnen, aan
Kroon, hoe naar hare meening de beslis Qe
zal moeten luiden. Slechts bij hooge uit»
dering wijkt de Kroon van dit advies af t
dat geval moet de Koninklijke beslissing J'!
het rapport van den betrokken Minister
het door de Afdeeling voorgedragen ontwp n
besluit door plaatsing in het Staatsblad
den bekend gemaakt; een goede waarh
tegen lichtvaardig afwijken van een welnu g
wogen voordracht der Afdeeling. et'
Met eigenlijke administratieve rechtsm
is de Raad van State dus niet belast hrip
de Grondwet de mogelijkheid daartoe r
drukkelijk heeft opengesteld. De Afdepif
geeft slechts een advies. UQ§
HET publiek is soms geneigd de zeer hs
langrijke taak van deze Afdeelin<* te h
schouwen als het voornaamste werk van d
Raad van State. Onverklaarbaar is dit nip?
want het is de eenige arbeid van den Raai
waarvan naar buiten blijkt. Hoe zou m
waardeering kunnen hebben voor wat m?
niet kent? en
Alleen wie zelf aan het hoofd van epn
ministerieel Departement hebben gestaan wp
ten hoe nuttig op het terrein der wetgevin»
de adviezen van den Raad van state ziin
Beter dan Departementsambtenaren, beter
ook dan allerlei speciale instanties die som*
vóór den Raad van State gehoord moeten
worden en van wier adviezen de Raad kennb
krijgt, kan deze waken voor het in acht n»
men van het onderling verband in de wet°ë*
ving en er op letten, dat ook in de redactip
de vereischte uniformiteit wordt betracht on!
dat het met onze wetten niet ga als met onzp
spelling! In België is men het gemis van een
Raad van State meer en meer gaan inzien en
is thans een wetsontwerp in behandeling om
het college weer in te voeren.
Het spreekt vanzelf, dat 's Raads adviezen
niet altijd worden opgevolgd. Een Minister
heeft zijn eigen denkbeelden, om van ziin
ambtenaren niet eens te spreken. Maar meer
dan eens heeft een Minister later moeten er
kennen, dat hij zich moeilijkheden in en buU
ten de Staten Generaal had kunnen besparen
indien hij slechts het advies van den Raad
opvolgende, een ontwerp had teruggenomen
of belangrijk gewijzigd.
Van ééne, waarlijk niet onbelangrijke, taak
aan den Raad van State door de Grondwet in
overeenstemming met 's lands historie opge
dragen, is hierboven nog geen melding °e-
maakt: de waarneming van het Koninklijk
gezag in bepaalde gevallen. De ouderen her
inneren zich misschien, dat dit is voorgeko
men in 1889 en 1390, toen Koning Willem in
door ziekte tijdelijk buiten staat was de re
geering waar te nemen. Dit is gelukkig een
heel zelden uitgeoefende functie.
Het groote nut van den Raad van State is
gelegen in het feit, dat de Regeering, dat is
dus de Koningin en hare Ministers, in dit ad
viseerend college beschikt over mannen van
rijpe kennis en ervaring die, buiten de partij
politiek staande, alleen met 's lands belang
rekening hebben te houden en zich in beslo
ten vergadering, dus buiten den invloed var.
pers en politiek, vrij en onbevangen hebben
uit te spreken, over de zaken aan hun oordeel
onderworpen. Wanneer men bedenkt, dat on
der de gezegende regeering onzer Koningin
mannen als Asser, Heemskerk, Idenburg,
Gort van der Linden, Loeff, Oppenheim en
Struycken om nu slechts enkelen van de
overledenen te noemen het lidmaatschap
van den Raad van State hebben vervuld,
springt het in het oog van welke groote waar
de dit college is voor ons land en volk.
(Nadruk verboden)
Op de fiets.
fie Kroningsplechtigheid van H.M. de Koningin in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.