Drie mannen en hun Noodlot FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. CNadruk verboden). 2) De afkeer die Louise van Schenk had, prik kelde O'Malley's nieuwsgierigheid en hij be studeerde het grove gelaat van den effecten man. Hij ving daarbij een blik uit de door dringende donkere oogen, die iets priemends had en den jongen Ier uitermate prikkelde. Een oogenblik beantwoordde hij dien; uit dagend en lang genoeg om een flauwen glim lach op 't papperige gezicht te voorschijn t.e roepen. Onmiddellijk voelde O'Malley dat hij hier iemand voor zich had, die in elk opzicht een tegenstelling met hem vormde. Straks tijdens het diner, had hij onbewust alleen den befaamden geldman in hem gezien en aan zijn persoonlijkheid niet de minste aan dacht geschonken. Maar nu wist hij, dat hij evenmin als Louise met Schenk ophad. Toen ze binnentraden had Chesters blik het gezicht van zijn dochter gezocht. De droef geestige, verlangende uitdrukking, die altijd in zijn oogen was, als ze op haar rustten,, had hij ook nu nauwelijks teruggedrongen en ook zijn harde, brutale stem werd onwil lekeurig zachter. „Wel Louise, Sam en ik hebben ons slaap mutsje op en zouden juist naar bed gaan En jij?" „Ik denk hetzelfde te doen, vader". Ze ging naar hem toe, kuste hem op de wang en gaf Schenk een hand. Een oogenblik later wenschte ze het heele gezelschap goeden nacht en verliet de kamer. Nog even bleef O'Malley bij de twee andere mannen praten. Toen belde Chester om Bates, den butler. Even later gingen ze alle drie naar hun kamers, terwijl Bates alles sloot. O'Malley kleedde zich langzaam uit; hij had nog niet veel zin naar bed te gaan, het was zoo warm. Maar hij draaide toch het licht uit, zette een stoel voor het raam, ademde de zachte geuren in, die uit den tuin opstegen en bleef zoo een tijdje wakend zitten droo- men. Langzamerhand werd het echter koeler en besloot hij in bed te stappen, maai* hij werd zich bewust hat hij veel minder slaperig was dan toen hij naar boven was gegaan en zijn hoofd vol was van allerlei dooreenwoelende gedachten. Hij stond weer op, schoot in een kamerjapon en ging weer naar het raam, doch zag buiten iets dat hem weerhield zich uit het venster te buigen, zooalsc zijn plan was. Hij meende een lichtere plek tusschen het gebla derte te ontwaren en zijn oog bleef daarop eerst onbewust rusten; toen zag hij die plek bewegen, dichter naar het huis toekomen en even later kon hij duidelijk onderscheiden dat het een gezicht was. Beneden stond iemand naar het huis te staren! O' Malley keek onbewegelijk toe en trachtte ook maar het geringste geluid van beneden op te vangen. Nu was de gestalte zoo dichtbij gekomen, dat hij uit zijn raam het hoofd niet meer zien kon, doch een moment later vingen zijn gespitste ooren een geluld op als het krassen van nagels over een ruwe opper vlakte. Zijn vlugge verbeelding deed hem dadelijk een mogelijke verklaring aan de hand. Oppassend in het halfduister een botsing met de meubels te vermijden, sloop hij naar de deur, opende die zachtjes en stond op het bovenportaal. Hier brandde een zwakke nacht lamp en bij het schijnsel daarvan vond hij de weg naar de trap. Zijn kamerjapon om zich heen slaand daalde hij deze af en liep op zijn teenen door de in duisternis liggende groote hall beneden naar de deur van de bibliotheek. Want in de richting daarvan was de gestalte daarbuiten verdwenen. Zijn knie stootte tegen een stoel en hij bleef een oogenblik staan, zoowel om de pijn lijke plek te wrijven als om beter te kunnen onderscheiden bij het flauwe licht dat van bovenaf nog hier doordrong. Nu zag hij de deur van de bibliotheek en hij wilde er zich juist heen begeven, zoo ge- ruischloos mogelijk voortgaande, toen hij gefluister hoorde, te zacht om te worden ver staan of om het geluid te herkennen, hoe on bewegelijk hij ook bleef staan en hoe scherp hij ook luisterde. Daarop volgde plotseling een schuifelende beweging. Tusschen die zware gordijnen doe de deuren afsloten en die nu iets vaneen geschoven waren drong een flauwe lichtstraal, die even snel weer verdween als zij verschenen was. Daarop volgde een paar haas tige voetstappen op den parketvloer, het geluid van een slag en de bons van iets zwaars dat op den grond neerviel. 't Gebeurde alles in een oogwenk en O'Malley wachtte geen seconde meer. Als een pijl schoot hij tusschen de gordijnen door. Hoe don ker het ook in de bibliotheek was, hij merkte direct beweging verderop in den uitersten hoek der kamer, evenals een beweging dich terbij. Maar voordat hij stilstaan kon om zich rekenschap te geven wat er geschiedde, kwam hij in hevige botsing met een man, die vlak bij den binnenkant van de deur stond. Onvast op zijn beenen door den schok ging hij half overstag en voelde zich het vol gende oogenblik door iets zwaars omhuld, ter wijl een paar stevige armen de zijne omlaag drukten en hem daar op nog vaster in dien zwaren geheimzinnigen mantel wikkelden. De jonge Ier kronkelde als een aal en pro beerde in een natuurlijk instinct van zelfbe houd zich los te werken. Bij die pogingen kwam zijn voet in aanraking met het been van den man, die hem in bedwang hield, waarop een scheurend geluid volgde en het rinkelen van gordijnenringen. Toen viel hij op den grond, maar sleepte in zijn val zijn aanvaller en het gordijn met zich mee. Hij kwam op zijn rug neer en de ander lag bovenop hem. Zijn hoofd bonsde tegen de houten vloer; een oogenblik was hij verdoofd en snakte naar adem. Toch, eerst zwakjes, maar daarna met meer kracht, worstelde hij om zich van de hem omklemmende armen te bevrijden. Plotseling lieten deze echter uit zichzelf los,, hij hoorde roepen en er scheen licht door het over hem heen geworpen gor dijn. Daorop werd dit met een ruk van zijn lichaam getrokken, waarbij hij om en om rolde en weer op zijn rug terecht kwam, sta rende in een kring van booze en dreigende gezichten. Vlak boven zich zag hij Sam Schenk, daar naast stond Chester en aan den anderen kant Bates, de butler. Zoodra deze drie zagen wie hij was, maakte de kwaadaardige nieuwsgierigheid in hun blikken plaats voor stomme verbazing. Sam Schenk deed een stap terug en buiten zichzelf van verbluftheid riep hij: „Hemel-nog-an-toeHet is O'Malley!" De jongel er krabbelde overeind. „Zeker, het is O'Malley!" hijgde hij,, „maar waar is de kerel die me te pakken had en me in dat ding wikkelde?" „Wel, dat was ik", barstte Schenk uit. „Ik hoorde hier geluid en kwam naar beneden om te onderzoeken wat het kon zijn. Toen ik hier kwam glipte er net iemand uit de open slaande deuren. Daarop haarde ik beweging in de hall en even later stormde jij door de deur. In het donker hield ik je voor een medeplichtige en greep je beet, om tenminste, één van het stel te pakken. Het spijt me ko lossaal, O'Malley!" „Door het raam!" stiet Chester uitè „Ge nadige hemel!" Hij keerde zich bliksemsnel om en stoof naar den versten hoek van de bibliotheek, waar hij een gordijn opzij schoof, dat een zware brandkast verhoestHij mkte d* ferui- draaide er aan en liep toen, met een zucht van verlichting, weer op de anderen toe. „Goddank, er heeft niemand aangezeten", zei hij. „Maar Schenk, weet je hoe die kerel er uit zag? Zou je hem eventueel herkennen?" Schenk schudde zijn groot kaal hoofd. „Het was te donker", verklaarde hij. „Het eenige wat ik kon zien was, dat hij lang was en donkere kleeren droeg". O'Malley dacht snel even na en vertelde toen, dat hij niet had kunnen slapen en een boek uit de bibliotheek had willen halen om te lezen. .Maar toen ik beneden aan de trap was", vervolgde hij, „hoorde ik geluid hier en stormde naar binnen, om te zien wat er aan de hand was. En meteen wierp Schenk zich op mij". De anderen begonnen te lachen. „Gelukkig was er niet bijzonders, O'Malley", merkte Chester op met een stem die duidelijk verried hoe opgelucht hij was. „Je hebt je toch niet bezeerd, hoop ik?" „Alleen een opstopper van een van de zware stoelen uit de hall", antwoordde O'Malley luchtig. „Nu, dat had slimmer gekund", lachte zijn gastheer en hij ging voort: „We zullen Bates hier maar als schildwacht zetten voor de rest van den nacht, dan kunnen we in den ochtend de politie van het gebeurde op de hoogste stellen. O'Malley liep de bibliotheek door naar de glazen deuren, die op een kier stonden. Vlak bij het slot was een stuk glas netjes uitge- snelden, maar het slot zelf was onbeschadigd. Een oogenblik staarde hij in den donkeren tuin en dacht na over de kansen van een vervolging. Maar dat had geen zin meer; er was al te veel tijd verloopen en bovendien werd er niets vermist. (Wordt vervolgd),. Bloemenweelde m het palels te Amsterdam ter gelegenheid van het Koninklijk bezoek aan de hoofdstad De eerepromotie van H. M. de Koningin aan de Amsterdamsche Universiteit tot doctor in de economische wetenschappen. Het oogenblik, waarop de doctorsbul aan de jubileerende vorstin overhandigd wordt. Naast H. M. de Koningin onderscheidt men .H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard De aanslag op Koning Farouk van Egypte te Alexandrië. Het oogenblik van de arrestatie van den misdadiger Het kinderfeest in het stadion te Amsterdam werd Vrijdag een festijn van veel jolijt. Het oplaten der ballons was een der hoofdattracties Een bloemenhulde voor H. K. H. Prinses Juliana bij haar bezoek aan de „Joodsche Invalide" te Amsterdam Namens de Amsterdamsche poliiie werd H. M. de Koningin Vrijdag een bloe menhulde aangeboden Het bloemencorso dat Vrijdag te Aals meer werd gehou den in verband met hetregeeringsjubi- leum, telde vele fraaie details Aan boord van Hr. Ms. flottieljeleider .Tromp" bood de Ned. Koopvaardij Vrijdag de Ned. Marine een geschenk aan voor de door haar verleende hulp in de Straat van Gibraltar. Een overzicht tijdens de plechtigheid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 12