Drie mannen en hun Noodlot
BIJZETTING DER ORANJE'S
Minister-president dr, H. Colijn en echtgenoote temidden der Indische vorsten, wien Woensdagavond door de Neder-
landsche regeering in de Ridderzaal te Den Haag een diner werd aangeboden
In de Prinsenkapel van de Groote Kerk te Breda, waarin zich de grafkelder
van het huis Oranje Nassau bevindt, zijn Woensdag de kisten met het
stoffelijk overschot van Anna van Egmond en haar dochtertje Maria opnieuw
bijgezet
De fundeering wordt gelegd voor het gebouw,
waarin te Delft de afdeeling Chemie der Techni
sche Hoogeschool gevestigd zal worden
De fokvee-tenioonstelling te
Hoorn genoot Woensdag de
eer van het bezoek van den
burgemeester van Den Bosch,
mr. F. van Lanschot
Hoornsche bollen werden mr. Van
Lanschot, den burgemeester van Den
Bosch aangeboden, toen deze Woens
dag een bezoek bracht aan de fokvee-
tentoonstelling te Hoorn
Jhr. L. E. M. von Fisenne, vertegenwoordiger van den commissaris der
Koningin in Zuid Holland, heeft Woensdag de nieuwe hefbrug over de
Gouwe te Alphen aan den Rijn officieel voor het verkeer opengesteld
De Nederlandsche athleten, die aan het
internationaal athletiekfeest te Oslo
deelnemen, zijn Woensdag van Schip
hol per vliegtuig derwaarts vertrokken
Het nieuwe Duitsche luchtschip „LZ 130" is gereed. De laatste
conjrole-werkzaamheden voor de eerste proefvlucht. Het gevaarte
en heeft een gas-inhou<"
200.000 kubieke meter
Een hevige brand heeft de Teolin-fabrieken te Breda verwoest. - De ruïne
van de geheel uitgebrande expeditie en opslagplaatsen
FEUILLETON
Naar het Engesch
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden;.
6)
Hij ging in een gemakkelijken stoel zit
ten om de heele situatie rustig te overden
ken. Blijkbaar had de man met de pet het
meisje aangevallen op last van den man met
de gezwollen wang. En het scheen geen po
ging tot gewone berooving tenzij het meisje
iets van buitengewone waarde in haar taschje
had. want anders zou hij haar alleen de
tasch ontrukt hebben en er als de wind van
door zijn gegaan, om die op een veilige plaats
op zijn gemak na te snuffelen.
Zou het soms juist om dien brief te doen
zijn geweest?
O'Malley keek weer naar de eenigszins ge
kreukelde enveloppe. Het adres liet een be
schaafd handschrift zien. ook de toevoeging
van dat „Esq." wees er op dat de brief van
iemand van opvoeding afkomstig moest zijn.
Verder was het adres niet door een vrouw
geschreven, daarvan was hij vrijwel zeker
daar was het schrift niet naar.
Hij stond op, ging naar een van de tele
fooncellen. sloeg in het boek de B op en vond
een lange lijst van W. Barrets. Dat was niets
gedaan, zoo kon hij toch de rechte man niet
ontdekken. En zelfs al zou hij daar in slagen
dan mocht hij den brief toch niet afgeven
voor hij er zeker van was dat het meisje hem
inderdaad bezorgd wou hebben.
Hij hoopte dus maar, dat ze zich zijn adres
zou herinneren en hem den brief terugvragen
Dat zou de meest gewenschte oplossing zijn
van het dilemma, want het beteekende dat
hij haar weer zou zien. Het telefoontoestel
vóór hem bracht zijn gedachten op de ge
stoorde inbraak bij de Ohesters. Die gingen
nooit voor elven naar bed en het was nu pas
half elf; dus besloot hij nog even naar
Long Island op te bellen. Vóór dat hij in dit
nieuwe voorval betrokken was, was zijn geest
steeds vervuld geweest van die vreemde wor
steling in het donker.
Al gauw kwam de verbinding.
,3en jij het Louise", vroeg hij. „Ik was be
nieuwd of ze den inbreker misschien al ge
pakt hebben?"
„Neen, over den inbreker is nog geen
nieuws, Terry", was het geagiteerde antwoord.
„Maar er is ander nieuws, verschrikkelijk
nieuws!", vervolgde ze en hij hoorde dat er
tranen in haar stem klonken.
„Wat is het Louise", informeerde hij, zich
iwingend kalm te spreken.
„Terry, de brandkast blijkt op stuk van
zaken toch opengemaakt Zondagnacht en er
is voor meer dan honderdduizend dollar ge
stolen. Vader zegt dat het iemand moet ge
weest zijn, die de combinatie van het slot
kende".
„Wat zeg je, Louise! Dat is veschrikkelijk!
Wat deed je vader met zoovel geld in huis?"
„Het was niet alleen geld; een gedeelte
er van, het meeste waren effecten en ze
hoorden niet allemaal van hem, en tot over
maat van ramp heeft hij niet eens de num
mers".
„Is hij niet verzekerd tegen diefstal?"
.Alleen voor zijn persoonlijk bezit Maar
aar is dit niet mee gedekt".
„Maar wat moest hij in vredesnaam me'
zoo'n kapitaal doen?"
„O Terry, ik kan je dat allemaal niet per
telefoon uitleggen. En vader Is heelemaal
Kun je soms morgen aankomen? Ik heb
iemand noodig, die
„Natuurlijk", viel O'Malley in. „Direct mor
genochtend of als je wilt vanavond
nog".
Een oogenblik was het stil.
„Neen", klonk het daarop. „Het is nu te
laat. Je kunt hier niet eerder dan ongeveer
half een zijn. Maar morgenochtend graag.
Ik zal je er heel dankbaar voor zijn"..
„Er gaat een trein tegen negen uur. Daar
kom ik mee ik ben dan tegen half elf
bij je", verzekerde hij haar.
.Allright, ik kom je afhalen. Goeden-
nacht".
„Goeden nacht, Louise, en maak je niet
al te bezorgd. We zullen het geld wel op een
of andere manier terugkrijgen".
Het was nog geen elf uur, maar daar hij
den volgenden morgen bijtijds op moest, be
sloot O'Malley naar huis te gaan. Hij woonde
in de Vier en Zestigste straat op de boven
ste étage van een deftig oud heerenhuis, dat
in appartementen verdeeld was. Een echtpaar
van middelbaren leeftijd had de middelste
verdieping en de eigenares van het huis een
zekere miss Hippy, woonde beneden. In het
sousterrain huisde een Fransche familie. Elk
appartement en ook de afzonderlijke kamers
konden natuurlijk afgesloten worden, maar
miss Hippy was heel voorzichtig in de keuze
van haar huurders en deze waren door het
lange samenwonen zoo vertrouwd met elkaar,
dat ze er niet aan dachten tijdens hun af
wezigheid hun deuren voor elkaar te sluiten.
Toen O'Malley tegen kwart over elf zijn
woning bereikte stond zijn hospita hem in
de hall op te wachten
„Wat jammer, mijnheer O'Malley", begroet
te zij hem. „dat u niet even eerder bent ge
komen. Een jonge dame heeft hier wel een
half uur op u zitten wachten. Ik maakte het
haar hier beneden zoo goed mogelijk naar den
zinhet was zoo 'n allerliefst meisje, maar
een paar minuten geleden is ze heengegaan.
Het scheen haar erg te spijten dat ze u niet
kon spreken"
Zoo goed als hij kon verborg OMalley zijn
verwondering en teleurstelling onder een
vriendelijken glimlach.
„En hoe heette die jongedame, miss
Hippy?"
„Ze verdween plotseling terwijl ik even naar
mijn slaapkamer was gegaan en haar hier
in de voorkamer had achtergelaten. Zonder
iets te zeggen, anders had ik haar natuurlijk
haar naam wel gevraagd. Ik hoorde de voor
deur dichtslaan, ging kijken, maar weg was
ze"
„Heeft ze geen kaartje laten liggen of zoo
iets?"
„Niets! Ik had haar verteld dat u altijd
tegen half twaalf thuis kwam, maar het wach
ten begon haar zeker te vervelen".
OMalley maakte een gebaar van berusting,
hoewel dat allesbehalve met zijn gemoedstoe
stand in overeenstemming was.
„Ik dank u wel, miss Hippy. Ik hoop, dat er
niets bijzonders is en het spijt me, dat u er
zich voor hebt moeten derangeeren".
Na een paar beïeefdheidsfraces van beide
kanten wenschte OMalley haar welterusten,
doch zoodra haar deur zich achter hem
sloot, vloog hij de trappen op naar boven.
Zijn deur was dicht, maar niet op slot; in
den zelfden toestand dus als toen hij was
gegaan. Hij ging zijn zitkamei binnen, gooide
zijn hoed op een stoel en sloot de deur. Daar
na bleef hij stokstijf staan, alsof hij iets
vreemds opmerkte.
Als men van buiten komt neemt men altijd
de eigenaardige geur waar, die karakteristiek
is voor ieder kamer en OMalley kende de
typische lucht van déze kamer uit duizen
den de reuk van pijptabak en van een haard
vuur domineerden daarin. Maar nu speurde
zijn scherp reukzintuig een geur die hier nooit
voorkwam.
Hij draaide de lichten in zijn zitkamer op,
liep door naar de slaapkamer, waar hij het
zelfde deed en zette zijn onderzoekingstochl
voort in de badkamer. Er viel in geen var,
drieën iets te ontdekken dat niet in den haak
was, maar die fijne, zwakke geur hing ooi
in zijn slaapkamer.
Op zijn teenen sloop hij naar laatstge
noemd vertrek terug, ging zachtjes op zijn
diepe kleerkast toe en rukte de deur daarvan
onverhoeds open. Daarbinnen hoorde hij eer
verschrikte kreet en zag een plotselinge be
weging.
OMalley deed een stap terzijde en uit d«
kast kwam het meisje te voorschijn, dat bij
dien avond ter hulp gekomen was. Toen had
diezelfde geur de geur van een fijne, dure
parfum hem getroffen, hoewel hij zich dil
nu pas realiseerde. Onwillekeurig moest hij
lachen, toen hij zag dat ze in haar uitge
strekte rechterhand een groote revolver hac
waarmee zij hem vastberaden bedeigde.
„Handen omhoog!", beet ze hem toe, maai
de stem was veel minder vast dan de hand
en de jonge Ier voelde bij intuitie dat het
meisje inwendig even angstig voor hem waf
als voor het moorddage wapen, waarvan de
haan niet eens overgehaald was. Hij bleei
dus rechtoop staan, strekte zijn hand naai
de revolver uit en legde die kalm op den loop
Met een onthutste zucht trachtte het meisje
hem met haar andere hand tegen te houden
doch hij duwde de loop zachtjes omhoog en
begon daarop het wapen omzichtig maar be
slist uit haar hand te wringen. Na een mo
ment van vruchteloozen weerstand liet ze het
met een kreet los en hield haar handen op den
rug. OMalley stak vervolgens de revolver in
zijn zak en vroeg geamuseerd:
„Zou u niet liever naar de voorkamer wil
len gaan en even uitrusten?"
Even staarde het meisje hem aan .daarna
maakte ze een onwillekeurige beweging in de
richting van de deur. OMalley ging voor haar
uit den weg.
(Wordt vervolgd).