PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
Het ruïnecomplex Zimbabwe.
De baobab of broodboom, typisch voor Rhodesia, aan den kant van den met twee
asphaltstrepen verharden weg.
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
•Uren en uren lang heeft onze wagen weer
gedeind of gedenderd al naargelang de weg
zéér goed. dan wel goed was. Zeer goed be-
teekent in Rhodesia een macadamweg, waar
op twee streepen geasphalteerd zijn, elk van
een halven meter breed en zoowat net op den
afstand van de autowielen. Dat rijdt buiten
gewoon goed en plezierig en is natuurlijk een
betrekkelijk goedkoope methode. Goed zijn de
wegen als ze uit-platgereden prairie gerooid
bosch of afgekrabde zand- en grindvelden
bestaan, waar je met een auto waarschijnlijk
wel door kunt komen. Rijden er veel auto's,
dan vormen zich van die heerlijke overdwarse
ribbels, net gegolfd plaatijzer in het groot, die
menigeen zich bijvoorbeeld nog van den weg
Apeldoorn—Zwolle zal herinneren, en waar de
beste wagen in een paar honderd kilometer
uit elkaar rammelt. Slechte wegen zijn er niet
in Rhodesia. Dat heet nl. wildernis, maar daar
kun je dikwijls ook heel goed zoo maar dwars
door rijden. Een groot deel van het land is
vlak tot zwak glooiend en dan met boschstep
pe bezet. Zoo elke 25 of 50 meter een boom,
en gras daartusschen. Maar hier is het anders.
Overal steken merkwaardige gladgeschuurde
granietkoppen boven het verdere landschap
uit. die dadelijk aan gladschuren in een ijstijd
doen denken. En dat mag men hier ook doen,
maar dan geldt 't een ijstijd, die millioenen
jaren geleden is; die dit landschap moet heb
ben gevormd, nog voordat de steenkoolplan-
ten op aarde groeiden.
Thans staat mijn tentje weer rustig onder
een groep heerlijk geurende eucalyptusboomen,
waarvan de takken als treurwilgen neerhan
gen en donker afsteken tegen den nog don
kerden hemel. Zoolang het licht was, hebben
duizenden bijtjes voortdurend rondgezoemd
langs de honingrijke bloempjes. Toen dat ge
luid verstomde riep in de verte een uil, die al
spoedig met loomen wiekslag kwam langs-
scheren en thans boven mij zit te roepen, be
lust op de insecten, die worden aangetrokken
door het licht van mijn la!mp. Millioenen ster
ren flonkeren aan den zwaren zuiderhemel en
den melkweg teekent zich scherp af. Het zui
derkruis staat in top. Dan wordt een licht
glans zichtbaar aan een wolkenstreepje even
boven den horizon; eerst wit, dan zilver, dan
helder geel klimt daar plots de maan boven
de duistere aarde uit. Ik zie ze omhoog gaan,
bijna loodrecht, geheel zichtbaar worden, zich
losmaken, en wanneer ze nog even hooger ge
stegen is, komt er al meer en meer zilveren
licht over het landschap en zie ik, dat ze is
opgekomen boven een van die vreemde gra
nietheuvels, die hier telkens weer de gelijk
matigheid van den horizon verbreken. Een
lage breede heuvel is het. die nu zoo helder
afsteekt tegen den door de maan verlichten
hemel, dat ik mijn kijker grijp en geniet van
de boomsilhouetten, de bizarre rotsblokken,
die scherp, donker afsteken tegen de heldere
lucht. En daar. Ja, op een rechtlijnig, horizon
taal gedeelte, waaruit op regelmatige afstan
den kleine torentjes verrijzen, meest door een
rechtopstaand stuk steen gekroond. Dat moet
de groote muur zijn van het oeroude fort van
Zimbabwe, de Acropolis, zooals de Engelschen
het noemen, een ruinencomplex, waarover
zooveel gefabeld en geschreven is, dat het tot
de bekendste hoekjes van Afrika is gaan be
hoor en.
De maan stijgt snel hooger en laat den ho
rizon weer in duisternis terug zinken Ik sluit
uit voorzorg mijn tentdeuren (er lag een doode
pofadder op den autoweg vlak voor onze kamp
plaats) en droom van de goudschatten die de
muren van dit fort moeten hebben geherbergd.
Maar als de maan even door het zenith heen
is ben ik weer op. De rugzak met camera's
staat klaar en in het heldere maanlicht is de
weg gemakkelijk te vinden, die op den heuvel
aanloopt en zich al gauw splitst. De oude en
de nieuwe opgangsweg. De oude heet zeer
steil, de moderne gemakkelijker, wat met het
oog op het onzekere maanlicht aantrekkelij
ker lijkt. Een halsbrekend pad was het, zoo
lastig, dat de lichte wolkenlagen in het Oosten
al bloedrood kleurden, toen we het uitzicht
punt aan den rand van den heuveltop bereik
ten.
Daar zaten we neer, stom geslagen door het
prachtige kleurenspel van rood en rose en
paars en leigrauw. met zeegroene diepten ver
op achtergrond. Vóór ons strekt zich de gol
vende vlakte uit. Boschsteppe, met weinig
bosch en veel steppe. Donker, zwartgroen staan
de hoornen in het geel-bruine gras. De lage
gedeelten zijn met een nevellaag bedekt, alsof
daar een groote rivier stroomde. Boschjes,
steenpunten, kleine bergjes, komen boven den
nevel uit. Helderder worden de kleuren, feller
het rood boven den horizon, warmer het geel
van het gras. Totdat het rood van de lucht in
geel en wit verandert en een felle lichtstraal
over de lage bergen schiet en ineens de dag
daar is. Het betooverende kleurenspel is uit,
maar de wondere tinten van geel en bruin en
groen in het landschap blijven enonze
aandacht valt nu eerst op de steenen rondom.
Steenen met een geschiedenis.
Ja, dat zijn steenen met een geschiedenis.
Als die spreken konden!
Daar liggen ze nu, de mooi vierkant afge
werkte granietblokken, keurig opeengesta
peld tot geweldige muren van meters hoog en
vele voeten dik of tot ronde torens, vaak door
rechtopstaande steenzuilen gekroond, als ge
tuigen van... Ja, waarvan? Er is tot nu toe in
de omgeving dezer ruïnen nog geen spoor van
letterschrift gevonden. Er leeft bij de bevol
king geen enkele sage meer, die er mee in
verband kon worden gebracht. Wat wij van
Zimbabwe meenen te weten, moeten we put
ten uit heel vreemde bronnen. Zoo hebben
bijvoorbeeld de Bosjesmannen ons teekenin-
gen achtergelaten van Chineezen en Egypte-
naren, maar ook van Babyloniërs of Assy-
riërs, allen kenbaar aan de typische kleedij
van hun tijd. Er zijn Arabische verhalen, die
op dit land betrekking kunnen hebben en er
zijn kaarten van gedeelten ervan in Voor-
Indië gevonden. De Portugeezen uit de 16e
eeuw meenden, met velen uit den tegen-
woordigen tijd, dat hier het beroemde Ophir
te vinden moest zijn, waar Salomo het goud
voor den tempel van Jeruzalem vandaan
kreeg.
De jacht naar goud.
En als we nu al deze meeningen kennen
en het voor en tegen gelezen en overwogen
hebben, dan vormt zich langzamerhand in
ons onderbewustzijn 'n beeld, dat duidelijker
en duidelijker wordt eneindelijk is het,
alsof de steenen spreken. Zij vertellen ons,
hoe zij eens deel uitmaakten van groote
granietheuvels, zooals die overal in het
Westen van Rhodesia in het landschap
zichtbaar zijn. Door de granietheuvels loo-
pen hier en daar kwartsbanden, soms weer
als begrenzing van oeroude leisteen-lagen,
en dit kwarts is goudhoudend. De oorspron
kelijke bewoners van het land, de Hottentot-
ten en later de Bantoe's hebben nooit veel
belangstelling gehad voor het mooi glanzen
de, maar om zijn zachtheid geheel onbruik
bare metaal, maar reeds een 3000 jaar gele
den kwamen lieden van over de zee, die geen
moeite te groot achtten om het te bemachti
gen. Zij drongen van de havens aan de oost
kust uit landwaarts in, tropenziekten en wil
de dieren trotseerende. Ze overwonnen door
betere bewapening de oorspronkelijke bewo
ners en dwongen hen, met primitieve hulp
middelen het harde kwartsgesteente uit den
bodem los te breken, het te verpoederen en
uit te wasschen om zoodoende het edele me
taal te bemachtigen. Door heel Zuid-Afrika
vinden we de sporen van deze Phoeniciërs of
Babyloniërs of wat het dan geweest zijn. Het
kwarts werd uitgedolven. Het granietgesteen
te er naast moest worden losgebroken, om het
goudhoudende kwartsrif beter toegankelijk te
maken en toen de hoeveelheid goud, die op
deze wijze gewonnen kon worden, groot ge
noeg leek, werd een vesting, een fort, ge
bouwd, om de schatten te bewaren, tot ze
over zee konden worden uitgevoerd. En als
bouwmateriaal voor dit fort en ook voor den
grooten tempel, waar de indringers hun go
den vereerden, werden de granietsteenen ge
bruikt, die in de mijnen op tientallen kilo
meters afstand van de centrale sterkte wer
den uitgehakt. In één muur van één tempel
is zoowat 100.000 ton steen verwerkt, maar
het is dan ook een muur van acht meter dik.
En dit alles moest met de hand worden los-
gehakt, netjes vierkant afgebikt en dan nog
vervoerd over tientallen kilometers door
menschenkinderen, die het rad nog niet ken
den, misschien een slede, door ossen getrok
ken, zooals de Zoeloe's die nog wel gebruiken.
Maar dat er zwaar gewerkt moet zijn onder
de zweep van vreemde en wreede heerschers,
dat staat wel vast. Wie nu die vreemden ge
weest zijn, is nog altijd de .groote vraag.
Waren het vreemden? De geleerden zijn het
er wel over eens, dat van de voorouders der
Bantoevolken, (de eenige, die voor zoover
wij tot nu toe weten, hier in aanmerking
komen), eigenlijk niet kan worden verwacht,
dat ze zulke mooie bouwwerken zouden heb
ben achtergelaten. Maar het is even waar,
dat tot nu toe nergens op aarde bouwwerken
gevonden zijn van het type van Zimbabwe.
De verklaring hiervan moet mijns inziens
wezen, dat het plan van tempel en fort door
de indringers is gemaakt, maar dat het door
zwarte handen, laten we maar zeggen, Ban
toes, is uitgevoerd, en dan is 't niet. te ver
wonderen, dat deze er hun eigen stempel op
hebben gedrukt. De bij verschillende opgra
vingen gevonden voorwerpen geven helaas
ook geen uitsluitsel. Er komt nogal wat ijzer
voor in den vorm van houweelen en beitels...
maar ijzer en koper uit het erts smelten heb
ben de negers al heel lang geleden gedaan.
Gouden sieraden geven ook geen enkele tijds
aanduiding, glazen kralen evenmin, die wa
ren immers in oud-Egyptischen tijd al be
kend. Maar er zijn porceleinscherven gevon
den, die zonder twijfel van Chineesch maaksel
zijn en zeer nauwkeurig kunnen worden
gedateerd. Ze lagen laten we maar zeggen,)
op den vloer, in de oudste bewoonde lagen,
en dateeren uit de 12e en 13e eeuw. De
groote ruïnen van Zimbabwe kunnen dus
weinig ouder zijn en waren dus in de tijden
der groote Portugeesche ontdekkingsreizen'
misschien nog bewoond. Maar daarmee is
niet. gezegd, dat er niet al veel eerder goud
uit Afrika is weggehaald, misschien al in het
begin van onze jaartelling, misschien zelfs al
in de tijden van Salomo, dus nog een goede
duizend jaar eerder. Te bewijzen zal dat
echter moeilijk zijn. Er is nog zeer veel niet
ontgraven, dus er kunnen nog groote verras
singen komen, maar al wat nu vaststaat,
wijst op China en het tegenwoordige
Engelsch-Indië, laten we zeggen Hindoestan.
De eigenaardige Phallus-kultuur, sommige
planten, die typisch Vóór-Indisch zijn en ook
hier voorkomen, dat wijst allemaal op het
land van Shiwa, den oppergod der Hindoes.
Waar het goud be
waard werd.
Maar het wordt hoog tijd. dat ik u eens
vertel wat er nu in Zimbabwe èigenlijk te zien
is. We zaten den zonsopgang te bewonderen
van de transen van de Acropolis, het fort, dat
als bewaarplaats der schatten moet zijn ge
bouwd. Een vrijwel onneembare sterkte, maar
meer door de natuur dan door menschen-
handen zoo gemaakt. Hoofdzaak is een gra
nietheuvel van misschien honderd meter hoog
aan alle kanten zoo steil, dat gezocht moet
worden naar de plek, waar een opgang te ma
ken zou zijn. De oude opgang bestaat dan ook
grootendeels uit steile steenen trappen, die
heelemaal door muren, vaak door reusach
tige natuurlijke granietblokken omgeven zijn.
Beneden aan de rots staan wat overblijfselen
van een schildwachten-woning, alles met
éénmanspassages, en op den weg naar boven
zijn zeker ook een dozijn plekken, waar één
man een leger zou kunnen tegenhouden. Bo
ven gekomen vindt men een vrij behoor
lijke ruimte, van laten we zeggen 30 meter
lang en tien meter breed, aan de eene zijde
begrensd door een hoogen steenen muur, aan
den anderen kant weer door hooge natuur
lijke granietrotsen, waartusschen- en onder
door nauwe gangen toegang geven tot andere
ruimten, meest veel kleiner, waar overal
muurbrokstukken staan, ten teeken, dat alle
beschikbare ruimte, en dat was heel weinig,
is uitgebuit voor bergplaatsen of woonruim
ten of anderszins. Men denke dus niet aan de
pracht van het fort van Delhi, dat paleizen
en moskeeën en tempels met zijn muren om
vat. Het is allemaal heel klein en heel primi
tief en de menschen, die er leefden, zouden
op ons haast den indruk van holbewoners heb
ben gemaakt. De steenen zijn bijvoorbeeld
alle los opgestapeld zonder mortel.
Wanneer we nu van deze Acropolis (wat
een groot woord!), onzen blik over de vlakte
beneden ons laten gaan, steken overal uit het
bruine gras steenstapelingen omhoog. Er ligt
een compleet ruïnenveld aan den voet van
den heuvel en daarachter verheft zich een ze
ker tien meter hooge, glanzende muur, die een
ovale ruimte omsluit, de beroemde elliptische
tempel van Zimbabwe. Wij, zoogenaamd be
schaafden, verbeelden ons, dat het maken van
een ovaal ver boven de macht van een na
tuurvolk gaat. In dit geval echter is deze el
lips zoo keurig uitgevoerd, zijn de hoeken bij
de ingangen zoo magnifiek afgerond, de trap-
De arme kleine Elize zit in het kamertje van den boer. Zij
speelde met een groen blad, want ander speelgoed had zij nu niet
meer. Met haar vinger prikte zij een gat in het blad, toen ging
zij op haar knieën voor de kleine ramen zitten en keek door het
gat in het blad naar de zon. Het was net of zij in de heldere oogen
van haar broeders keek en telkens wanneer de warme zonne
stralen haar wangen beschenen, was het of voelde zij hun klissen.
De eene dag ging voorbij als de andere. Wanneer de wind langs
de groote geurende rozenhagen, die voor het huis stonden, streek,
fluisterde hij tegen de rozen: „Wie is eigenlijk mooier dan jullie?"
Maar dan schudden de rozen neen en antwoordden: „Elize is nog
veel mooier!"
Zat de oude vrouw Zondags voor haar deur in haar psalmenboek
te lezen, dan sloeg de wind de bladen om, fluisterend tegen het
boek: „Wie is vromer dan jullie?" „Elize is nog vromer", ant
woordde het boek dan. En wat de rozen en het psalmboek zeiden
was waar.
Toen Elize vijftien jaar oud was, moest zQ thuis Komen. Maar
niet zoodra had de Koningin gezien hoe mooi het prinsesje was
geworden, of haat en afgunst kwamen by haar boven. Hoe
had zij Elize ook niet in een zwaan veranderd, evenals zij het met
haar broeders had gedaan. Maar dèt durfde zy nu nog niet aan,
want de Koning wilde zijn dochtertje zien.
(Wordt morgen vervolgd.)
De groote massieve toren in de ZimbaW
ruïnes.
pen zoo sierlijk gebogen en aangepast aan
lijn van het geheel, dat hier eerder aany
werk van een geniaal bouwmeester dan?
een primitieve poging om iets gróotsch
scheppen moeten worden gedacht Toch--
het inwendige weer hard tegen. Wat frni'?
menten en lage muurtjes, in een der
den een blinde toren, een soort groot
brood, dat is alles. De muur is het mem»,
digste, vooral waar hij aan het oostelijk eS
dubbel is met een zeer nauwe gander""
schen. Daar, aan den oostkant is'aan
buitenkant van den muur, even
venrand, een eenvoudige versiering
zóó eenvoudig, dat ze ook al weer geen ve
gelijking met andere beroemde, of zelfs
kende ruïnen, toelaat. Verder niets. Geen '-'
scriptie, geen jaartal, geen afgods- of
stenbeeld, net alleen die paar Chineesche s?
dewerk scherven. Ja, toch nog iets. Behah
de reusachtige Phallusemblemen, die t
nen te zien in den grooten toren van „vu
liptischen tempel, worden ook een groot;
tal dergelijke voorwerpen gevonden, die
jadeiet zijn vervaardigd, dat we in China ]i
en dat de Engelschen soapstone noemen'eci
groene steensoort, die zich tamelijk makkei
laat bewerken. Uit dienzelfden steen vervaar
digd, vinden we nu ook nog eigenaardige s'j!
ven, misschien commandostaven of sceptersc'
zooiets, die alle aan het boveneinde de af
beelding dragen van een vogel, een rooftop
waarschijnlijk, die door sommigen met toni
tische goden, die een vogelkop dragen, in ver
band wordt gebracht. Deze merkwaardigere-
gelfiguur vindt men overal in Rhodesia tem»
zoowel bij het werk der inboorlingen, als t-
menig wapen of stempel in dit land.s
Zimbabwe bloeide dus waarschijnlijk a»
van de tiende tot de vijftiende eeuw.
De Portugeezen vonden op hun eerste rei
zen in de haven van Sofala nog Arabisch1
schepen, die met goud waren geladen. En ör
was oorzaak, dat in 1569 Bareto werd uitge
zonden met een leger van duizend voetknech
ten om het Ophir van koning Salomo te zoe-
ken. De expeditie koos een verkeerden weg er.
bijna allen kwamen om door de moeraskoort
sen van het Zambezidal. Slechts een paar bi
landers werden gevonden, die kwarts stamp
ten en daaruit met heel veel moeite een klein
beetje zeer fijn goud wisten uit te wasschen!
En de verhalen gingen over goudklompen ah
kinderhoofdjes!
Oude mijnen.
Toch komt er in de buurt van Zimbabn
wél grof goud voor. Ik heb natuurlijk o
cude mijnen bezocht en in sommige daarvan
wordt nog gewerkt. Vaak op nog even primi
tieve wijze als duizend jaar terug. Uitsluitend
handenarbeid met houweelen. Ik pikte er fa
paar stukken kwarts op met goudklompjf!
van een halve centimeter lang en waar dl?
voorkomen, worden wel grootere gevonden oor.
Toch geloof ik niet, dat het Ophir uit den
Bijbel in Zimbabwe te vinden is. Ik zoek hst
altijd nog in het hartje van Sumatra. Dat
klopt allemaal veel beter met het bijbelse:1
verhaal. De tijdsduur der reis, de dingen, di:
nog meer werden meegebracht en vooral ooi;
de verhalen der oude Hindoes en Chineezen,
dat klopt beter met de schatten van Salomo.
En Zimbabwe kan hier tegenover alleen stel
len die eene teekening door een Bosjesman
van een Assyriër met een phrygische muts
Maar de strijd blijft onbeslist. Dat weet il
echter wel, als ik volgend jaar weer eens in
Indië kom, ga ik vast naar de sporen van
Salomo's knechten zoeken in de Boelangsicon-
cessie achter Padang, waar nu met man en
macht gewerkt wordt en dus de kans om
te vinden, belangrijk is vergroot.
En wij trekken verder. Umvata, Gwelo, Ba-
lawayo, richting Livingstone, naar de water
vallen van de Zambezi rivier. Een der won
deren van de wereld!
(Nadruk verboden).
Prof. mr. A. C. Joseplius Jitta uil
den Vrijz.-Dem. Bond.
Prof. mr. A. C. Josephus Jitta. heeft te
dankt voor het lidmaatschap van den Vrp>
nig-Democratischen Bond. In een schrijve:
aan den leider van deze partij, mr, P. J.OiM'
heeft prof. Jitta de principeele redenen uit
eengezet, welke hem tot dit besluit hebben
bracht. Prof. Jitta zou niet voornemens v
zich bij een andere politieke partij aan
sluiten.
WIELRIJDSTER AANGEREDEN.
HAARLEM - Woensdag
Dinsdagmorgen te 8.20 uur heeft op &•-
Schoterweg bij de Dr. Leydsstraat een a--'
rijding plaats gehad tusschen een pers®"'
auto, bestuurd door een koopman uit san-
poort, en de 18-jarige wielrijdster C. vanu^
Haarlem. Beiden reden in de richting van
stad. Het meisje, dat vóór de a.uto ree°:^';
linksaf de Dr. Leydsstraat inrijden, vol
den chauffeur en één getuige zou het w i
daartoe te laat een teeken hebben geg«
waardoor een aanrijding onvermijdelijk
Het meisje viel; zij kreeg een 'hersens^n,
ding en een hoofdwond. Door leden van -
Ongevallendienst werd zij behandeld. waa-~
zij per ziekenauto naar de MariptichwUo
vervoerd, waar zij ter verpleging ls °Ps*
men. De fiets is gedeeltelijk vernield en -
auto werd voorloopig in beslag genomen,®
later weer vrijgegeven; de remmen biesen
orde te wezen.
De wielrijdster beweert dat de
zeer snel heeft gereden. In verband
stelt de politie een nader onderzoek in- v
verzoekt aan omstanders, die deze aanhJ
gezien hebben, zich voor het verstrekken
inlichtingen aan het Politiebureau sni
straat te willen aanmelden.