BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES A' Aan allen! Vandaag ontvangen jullie geen briefje vooraf. Lief GOUDHAARTJE. Ja, in October hoop ik weer een aanvang met ons clubwerk te maken, 'k Begrijp dat je weer naar de gezellige uurtjes gaat verlangen. Maar trouw schrijven hoor. Dag Goudhaartje. Best REPELSTEELTJE. Hoe ik het maak? Meisjelief, gelukkig uitstekend ondanks de vele drukke dagen die thans weer achter mij liggen. Ben jij ook naar de firn in Thalia ge> weest? Zoo'n schoolochtend valt zeker al heel erg in je geest? De herfst is begonnen, hoe wel de temperatuur de laatste dagen meer aan den zomer doet denken. Een mooi najaar is altijd zeer weikom. Geniet nog maar veel van iederen mooien dag. Dag Repelsteeltje. Bste JOPIE SLIM. Meisje, je bent van harte welkom hoor. Ik hoop dat je me steeds trouw zult schrijven. Natuurlijk mag je ook clublid worden. Gezellig zoo'n knutseluurtje waarin je een verrassing voor vader, moeder, zus of broer moogt maken. Dag Jopie Slim. Beste VERGEETMIJNIET. Je nichtje wil ook graag rubriekertje en clublid worden? Persoonlijk vind ik het altijd prettig er steeds nieuwe vriendinnetjes en vriendjes bij te krij gen. Ik moet echter één voorwaarde stellen n.l. de ouders van de kinderen moeten ge abonneerd zijn op de IJmuider Courant. Het beste is nu dat je in je volgend briefje even naam en adres van je nichtje opgeeft. In m'n antwoordbrief je schrijf ik dan of ze als ru briekertje mag toetreden. Dag Vergeetmij niet. Lief KRULLEKOPJE. Prettig dat je met je klas ook naar de film mocht. Wat zal dat een prachtig schortje worden zeg. Ik houd mij aanbevolen het te zien als het af is. Veel succes er mede. Dag Krullekopje. Best ZWEMSTERTJE. Ja dat zal even vreemd geweest zijn. Een meisje met een zwemdiploma moet zich zoo langzamerhand overal in het water thuisvoelen. Stel je voor zeg. dat je ergens in het water valt en je dan niet durft zwemmen omdat je toevallig niet bent terecht gekomen in het zwembad de Heerenduinen. Je zou met je zwemdiploma in je zak doodleuk verdrinken. Je kunt zwemmen, dus je zwemt onverschillig in welk water. Je hebt ook je naam hoog te houden. Dag Zwem- stertje. Best TEEKENAARSTERTJE. r- Prettig dat je op school een herinneringsbordje hebt ont vangen. Er nu maar zuing op zijn en niet, zooals sommige kinderen doen, het bordje als boterhambordje gebruiken. Het loopt dan groot gevaar te breken en dat zou jammer zijn. Je hebt ook van de film genoten. Fijn zeg. Dag Teekenaarstertje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zeg meisje zal jij je een volgenden keer meer tijd gun nen voor het schrijven van een briefje? Van een tienjarig meisje verwacht ik beter ver zorgde briefjes. Je vader was zeer terecht boos op je. 'k Hoop dat je me volgende week met een keurig briefje verrast. Dag Bood- schapstertje. Lief ZWARTKOPJE. Schrijf me in je vol gend briefje even hoe laat je 's Woensdags pianoles hebt. Misschien kan ik je tegemoet komen. Dag Zwartkopje. Lief BIJDEHANDJE. Zoo, nu zijn de fees ten bij je thuis weer voor eon poosje van de baan. Heb je 1.1. Woensdag een prettig dagje gehad? Het beste hoor. Dag Bijdehandje. Best ZONDAGSKIND. Jammer dat je zus 1.1. Woensdag zoo ziek was. Hoe gaat het thans met haar? Ik hoop veel beter. Je hebt in Thalia heel wat gezien zeg. Drie films die betrekking hadden op het 40-jarig jubileum van H.M. de Koningin, een teekenfilm en een lachfilm. Zoo'n schoolochtend is even fijn. Wasch de vaat maar keurig. Dag Zondags kind. Best ZONNESTRAALTJE. Wat fijn dat het weer nog zoo mooi is. Je kunt er nog volop van genieten en in het zand spelen. Zeg als je weer eens zandtaartjes bakt. houd ik mij aan bevolen. Dag Zonnestraaltje. Lief CROCUSJE. Natuurlijk wil ik je met je breiwerk helpen. Als je een lengte van min stens 10 centimeter hebt, mag je even bij me komen. Het best lijkt me dat je Maandag, door W. B.Z. Dinsdag, Donderdag of Vrijdag direct na schooltijd komt. Ben ik niet thuis dan kan je even wachten. Het meisje laat je dan wel binnen. Al wa^ het boek je bekend, toch lijkt het me wel prettig het zelf te bezitten. Dag Crocusje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF HONINGDAS EN HONINGVOGEL Compagnons in Midden--Afrika 'k Heb een mooie pop gekregen Ze heeft vlechtjes in het haar. En ze draagt een vilten hoedje Heel modern, kijk zelve maar 'k Laat haar in mijn tuintje loopen Maar ik houd haar handje vast, Als ze valt, dan is ze vuil hoor. Dus voorzichtig, opgepast' Mammie breide een blauw jasje 't Staat baar snoezig, vind je niet. 't Jurkje is van witte zijde Jammer, dat je dat niet ziet. Het gaat nu een beetje waaien 'k Ga maar gauw met pop naar huis. 'k Moet ook voor de andren zorgen, Want 'k heb nog meer kindren thuis. Wij lezen graag verhalen van reizen door minder bekende, vreemde streken, ontdek kingsreizen over de barre, met ijs bedekte hoogvlakten rondom de Zuidpool en de woeste, eeuwige sneeuwregionen in Noord- Siberië, door de Pampa's in Zuid-Amerika en de moerassige, haast ontoegankelijke streken in Midden-Afrika. En als de verteller meester van het woord is, dan zien we de exotische landschappen met hun plantengroei en hun dierenwereld als op een film voor ons en be leven met den stouten reiziger de avonturen, die maar al te dikwijls hun hoogtepunt vinden in een vertwijfelden, bloedigen strijd om het bestaan. Maar soms krijgen we ook aardige, op anecdotes lijkende episoden te hooren, en zulk een verhaal, n.l. over de samenwerking van twee in aard en wezen verschillende dieren, wil ik jullie heden vertellen. Deze compagnons zijn de honingdas en de honingvogel. Beiden leven in de deels moerassige, deels met dicht bosch bedekte streken aan de oevers van den Blau wen Nijl (Bahr el Asrak). De honingdas is iets grooter en iets steviger dan de Europeesche zijn snuit, buik en beenen zijn glanzend zwart, overigens lijkt het alsof hij een grijze uwharige overjas aan heeft, terwijl over zijn rug een sneeuwwitte streep loopt. Een ken merk, waardoor hij zich opmerkelijk van zijn Europeeschen neef onderscheidt, is het ontbre ken van oorschelpen. Mr. C. Court Treatt, de welbekende Afrika-reiziger, zegt, dat de li chaamsvormen van het dier „gestroomlijnd" zijn. Overigens noemt hij dezen das een „gent leman" onder de wilde dieren. Zijn perkament achtige, met lange haren dicht bedekte huid biedt een uitstekende bescherming tegen de steken der bijen en tegen den beet van ver giftige slangen. De honingdas is een vreedzaam dier, dat stil zijns weegs gaat en zijn medeschepselen niet aanvalt. Maar tegen elke aanranding van- zijn rustig bestaan verdedigt hij zich fel. Nooit laat hij zich lijdelijk afslachten als een lam; zelfs tegen een veel sterker dier, zooals de leeuw, stelt hij zich heldhaftig te weer en brengt zijn vijand met klauwen en tanden diepe snij won den toe, alvorens hij het onderspit delft. Zooals zijn naam aanduidt, is hij een lek kerbek, verzot op zoetigheid, vooral honing, en aan deze lekkernij is in dit land geen gebrek. In aardspleten en holle boomen bouwen de wilde bijen hun nesten, die zij dikwijls door 'n buitenwand van klei beschermen, 't Is aan doenlijk, de blijdschap te zien van den das, als hij zulk een nest gevonden heeft. Met zijn lange, scherpe nagels breekt hij de kleilaag open, terwijl hij door korte, grommende ge luiden uitdrukking geeft aan zijn verrukking. Zonder op de woedende aanvallen en steken der bijen te letten, (die hem toch niet deren) haalt hij de raten er uit en houdt een smulpar tij, waarbij hij telkens over den rug rolt, met de beenen spartelt en tevreden gromt. De bijen weten hun nesten echter behoorlijk te ver- stoppen en de das, die een slechte padvinder is, i zou niet dikwijls in de gelegenheid zijn, zijn snoeplusten bot te vieren, indien hij niet een bekwamen helper had, n.l. den honingvogel. Dit aardige diertje, zoo groot als een spreeuw, behoort tot de koekoeksfamilie. Zijn teenen staan paarsgewijze, twee naar voren en twee naar achteren, zoodat hij net als een specht gemakkelijk langs de boomstammen loopen kan, waarbij de stijve staartveeren hun steun geven. Ook legt hij, evenals de koekoek, zijn eieren in vreemde nesten. Zijn veerenkleed is van eentonige, groen-grijze kleur en wordt al leen door een lichtgele plek op het hoofd en twee witte staartveeren eenigszinsopgevroolijkt Dit vogeltje heeft een bijzonder fijnen neus voor bijennesten en het is dol op honing, kan er echter niet bijkomen, omdat het niet in staat is den harden kleiwand met zijn dunne snaveltje te doorboren. Maar geen nood. de compagnon, die dat zaakje opknapt, is steeds bereid het slooperswerk te verrichten, en het vogeltje weet hem ook In het bosch te vinden. Het is buitengewoon interessant, het tweege sprek van een honingdas en een honingvogel te beluisteren. Op een dikken boomtak vlak boven het leger van den das springt de vogel opgewonden heen en weer en stoot onophou delijk korte lokroepen uit, als wilde hij zeg gen: „Sta op, luilak! Aan 't werk!" En de das verstaat zijn compagnon wel en gromt vroo- lijk „Nou, nou, maak je niet druk: ik kom al!" En nu vliegt het vogeltje, steeds zijn lokroep herhalend, korte stukjes van boom tot boom in de richting van het bijennest, waaraan het met zijn vriend een bezoek brengen wil, en de das volgt, telkens zijn, op een lach gelijkend, gegrom uitstootend. Het bezoek schenkt dan ook gewoonlijk den gasten volle tevredenheid, ofschoon de onvrijwillige gastheeren, de bijen, er minder gesticht over zijn. De das breekt de kleiwand gemakkelijk en bemachtigt de raten, maar laat steeds een portie honing voor zijn gevleugelden vriend over. Zulk een op belan gengemeenschap gegrondveste samenwerking van ongelijksoortige wezens noemt men met een vreemd woord „Symbiose". Honingvogels leven ook in streken, waar de das niet voorkomt, zelfs in de nabijheid van negerdorpen. Maar ook vindt het op honing- beluste diertje gemakkelijk een helper. De rol van den das wordt daar verricht doorden mensch. De vogel komt onbeschroomd vlak bij de negers en trekt door zijn zonderling gedrag hun aan dacht. En de negers weten heel goed, dat zij op rijken buit rekenen kunnen als ze hem vol gen. Daarbij bootsen zij onder het loopen het gegrom van den das na. Heeft de menschelijke helper het bijennest bereikt, dan is het zijn eerste plicht, zijn gids een stuk honingraat als belooning te geven, alvorens zijn buit binnen te halen. Wie dezen plicht verzuimt, stelt zich aan groote gevaren bloot. De bedrogen vogel zal hem een volgenden keer niet naar een bijennest lokken, maar naar een plaats, waar een vergiftige slang of een schorpioen op hem loert. Tenminste, de negers zijn er van over tuigd; maar negers zijn bijgeloovige menschen die overal magische krachten ontdekken, waar de „verlichte" Europeaan slechts „toeval" i ziet. R. O. Twee oudjes. In het Armenische dorp Ernadzor wonen Rustan Mamedof en Savat Mamedof, waarschijnlijk 2 broers waarvan de eerste geboren is in 1797 en de andere in 1821. Beide hopen in 1938 hun honderdjarige brui loft te vieren. Hoe zou zoo'n bruiloft moeten genoemd worden? We hébben koperen, zilveren gouden en diamanten bruiloften. Maar wat moet er dan volgen? Wist je dat? De Papoea's van Nieuw-Gui- nea kunnen niet verder dan 5 tellen. Het telt slechts 300.000 inwoners waarvan er 52000 in de hoofdstad Luxemburg wonen. Het leger telt maar 6 officieren en 250 soldaten dit zijn allen vrijwilligers. De trein heeft slechts 35 minuten noodig om dwars door 't land te sporen. Hoewel klein staat het in de voorste gelederen der West-Europeesche lan den wat zijn ijzerindustrie vooral staalin dustrie betreft. LS jullie deze courant ontvangen is het al 21 September geweest en is dus volgens de almanak de zomer voor bij en zijn we in den herfst aan geland. Al heet September ook wel Herfst maand, toch kunnen we nog tal van mooie dagen krijgen, die ons zouden doen den ken, dat een tweede zomer in aantocht is. Er zijn dan ook wel menschen geweest, die Sep tember na-zomermaand hebben willen noe men. Mij dunkt kleurenmaand zou een goede naam wezen. Want wie nu naar buiten trekt kan zich verlustigen in de mooiste kleurscha- keeringen, die er te bedenken zijn. Eigenlijk hoeven jullie daarvoor niet naar buiten. Wan del over onze bolwerken, langs onze stadspar ken en je zult verbaasd staan over de massa kleuren, die nu de planten vertoonen. Kleuren in een verscheidenheid zooals je ze bijna nooit bij elkaar ziet. Van het helste rood tot het zachtste rose, alle tinten van geel, grosn, blauw, oranje, zie je nu in blad, bloem en vrucht bijeen. Ja ook in bloem en vrucht, want het merkwaardige van September is, dat je nu bloem en vrucht aan één plant vereenigd ziet. Wie zonnebloemen in zijn tuin heeft, ziet nu de groote uitgebloeide platte schijf aan den top van den hoogen stengel vol met zwarte ritten, maar uit de oksels van de bladstelen, jomen nog steeds nieuwe kleinere goudgele bloemen te voorschijn. Niet alleen bij de zon nebloem is dit het geval, maar bij tal van an dere planten. Wie in zijn tuin of buiten rond kijkt, ziet de lupine nog vol met gele, blauwe, rose of witte bloemen, maar daar tusschen zitten de stengels vol met zaadpeulen. Aan onze rozenstruiken zien we de oranjegele roze- bottels zitten, naast nog tal van rozen. Zoo ook de sneeuwbes, en de braam. Naast de vruchten nog volop bloem. En tusschen de echte na- jaarsbloemen zooals herfstasters, dahlia's monbretia's zien we weer de primula's, en waar de grond een beetje vochtig is, zooals aan den slootkant zien we weer hier en daar de goud gele dotters. Madelieven en paardebloemen en koekoeksbloemen zien we hier en daar weer in zoo groot aantal, dat we ons zouden kunnen verbeelden het voorjaar tegemoet te gaan. Maar als we dan weer op onze wande ling naar buiten, de roode bessen van de kam- perfoeli of de opengesprongen rood met oran jegele vruchten van het kardinaalshoedje of verborgen oranjeklant zien dan worden we er toch wel weer zeer sterk aan herinnerd dat het niet het voorjaar is, dat we tegemoet gaan, maar de herfst. Ook de bladertooi van onze boomen vertelt ons dat wel. Sommige boomen, zooals de kastanje, zijn al bezig hun bladeren te verliezen, andere trekken de aandacht dooi de prachtige kleurwisseling van hun bladeren. Niet zooals in 't voorjaar van 't zachtste groen tot het donkerste maar nu van donkergroen overgaande in zacht geel, tot bruingeel. Op de korenakkers vinden we nog maar alleen de handhaver, waarvoor het nu de tijd van oog sten is. In 't Oosten van ons land heb ik meer malen deze zandhaver evene hooren noemen Vandaar misschien dat in oude almanakken September soms ook „Evenmaand" genoemd wordt. Of zou dit komen omdat de zon in Sep tember in den evenaar staat? W. B.-Z. PROFEET OF BEDRIEGER? De wonderlijke voorspellingen van Michaël Nostradamus. In de eerste helft der 16de eeuw leefde in Zuid-Afrika een geheimzinnig persoon, die door zijn voorspellingen grooten roem, ook buiten de grenzen van zijn vaderland, ver worven heeft, Michaël Nostradamus. Het is onbekend, waar en wanneer hij geboren werd. Wij weten alleen, dat hij in Avignon en Montpellier studeerde en, evenals zijn vader, het beroep van arts uitoefende. Maar spoedig gaf hij dezen werkkring op, om zich geheel en al aan de studie der Magie en de z.g. „Zwarte Kunst" te wijden. Hij bewoonde in Salon, een kleine plaats in Provence tusschen Marseille en Avignon, een huisje, dat de bur gers overdag met ontzag bekeken, maar waar zij 's avonds in een wijden boog omheen gingen. Bij den hoogen adel echter was Nostradamus zeer gezien. De Koningin, Ka- tharina de Medici, stuurde hem telkens rijke gaven en Koning Karei IX benoemde hem tot zijn lijfarts. En Nostradamus verdiende deze eerbetuigingen, want hij was steeds bereid noodlijdenden bij te staan, en gedurende de groote pestepidemie, die toen Frankrijk teis terde, had hij onbevreesd en met niets ont ziende offervaardigheid geholpen, waar hij kon. Zijn groote roem echter dankte hij aan zijn voorspellingen, die hij in verzen van vier regels inkleedde. Een paar van deze duistere profetieën wil ik thans aanhalen en bespre ken. Daar is in de eerste plaats het vers, waarin hij den dood van Koning Hendrik II voorspelde, die in een tournooi om het leven kwam: „Le lyon jeune le vieux surmontera En champ bellique par singulier duelle: Dans sage d'or les yeux luy crevera; Deux classes uns; puis mourir, mort cruelie". Wij kunnen dit vertalen als volgt: ,De jonge leeuw zal den ouden overwinnen in het tweegevecht op het krijgsveld: Hij zal hem de oogen in gouden kooi uitsteken. Dit is van twee ongevallen het eerste; daar na sterven, een gruwelijke dood". Deze voorspelling was reeds in 1555 te Lyon in druk verschenen. In 1559 viel Hendrik II in het tournooi tegen den jongen graaf Mont gomery, wiens lans door het vergulde vizier den koning in het oog drong. Zoover is alles nogal duidelijk: de oude leeuw is Hendrik, de jonge de graaf Montgomery, en het uit gou den tralies bestaande vizier van 's konings helm is wellicht met een kooi te vergelijken. Maar nu de vierde regel! Heeft die wellicht betrekking op den dood van koning Hendrik in die in 1589 door Jacques Clément vermoord werd? Eerst na een vreeselijk lijden stierf de koning. Dit zou dan het tweede ongeval zijn waarop de voorspelling doelt. Een ander vers heeft betrekking op de Fransche revolutie, die toch eerst 240 jaren later plaats had. Ik geeft hier de vertaling: „De gade zal eenzaam en treurig na zijn terugkeer met de mitra getooid worden. Door vijf honderd zal er een aanval gedaan wor den op den Thuille: Een verrader zal zijn Narbon met een hoogen titel en ook Saulce, de bewaarder van olie". Het is bekend dat koning Lodewijk XVI op zijn vlucht te Varennes door een kruide nier, tevens kroeghouder, Sauce geheeten, herkend en aan de revolutionnairen verraden werd. De koning werd naar Parijs terugge bracht, waar hij in het paleis de Tuilerieën verblijf houden moest. Op de terugreis werd hij gedwongen een roode Jacobijnenmuts op te zetten. De Tuilerieën werden door een ben de de z.g. Vijfhonderd bestormd, de Zwitsersche lijfgarde werd vermoord en de koning gevangen genomen. Men vergelijke deze geschiedkundige feiten met de voorspelling: mitré (d.i. met de mitra getooid) heeft betrekking op de Jacobijnen muts, die met de mitra wel eenige gelijkenis heeft. Merkwaardiger zijn de namen: Thuil le: Tuilerieën, Saulce: Sauce en het getal vijfhonderd. Wie wordt er bedoeld met Nar bon, den man met een hoogen titel. De minis ter van oorlog onder Lodewijk XVI heette graaf Narbonne-Lara. Hij viel in ongenade en vluchtte naar Engeland; maar dat hij verraad gepleegd had is onwaarschijnlijk. Hoe is het mogelijk dat de in 1566 overleden Nostrada mus deze namen noemde. Een ander vers, betrekking hebbende op deze en de volgende gebeurtenissen, luidt: „In den nacht zal komen door de poort der Ko ningin een echtpaar, Dwaalweg, de Koningin, de witte steen en de verlaten Koning in het grijs gekleed. Zij komen in Varennes. De keuze van den Capetinger is de oorzaak van den storm. Vuur, bloed, hakmes!" Inderdaad verlieten de koning en de ko ningin in den nacht van 20 op 21 Juli 1791 door een geheime deur in de kamer van de koningin in 't grijs gekleed het paleis. Zij werden in Varennes aangehouden. De woor den vuur, bloed, hakmes, geven aan dit vers een verschrikkelijke beteekenis. Wij zien de brandstichtingen, de moorden en de terecht stellingen met de guillotine gedurende de re volutiejaren als in een vizioen. Natuurlijk vinden wij in het boek van Nostradamus ook verzen, die oogenschijnlijk op Napoleon doelen: 1. „Een keizer zal geboren worden in de nabijheid van Italië, en hij zal zijn rijk duur te staan komen. Van de menschen, die hem volgen, zal men zeggen, dat er minder prin sen dan slagers onder te vinden zijn". 2. „Van de zeestad, die schatplichtig is, zal de man met het kort geknipte haar de heer schappij aan zich trekken. Hij zal de Garstige wegjagen, die hem daarna vijandig gezind is. Veertien jaren zal hij Hè heerschappij be houden". Welnu, Napoleon is op Corsica geboren, een eiland in de nabijheid van Italië. Met de sla gers die hem volgen, worden allicht zijn ge neraals bedoeld, die bijna uitsluitend van lage afkomst waren (geen prinsen zooals vroe ger). De schatplichtige zeestad, vanwaar Na poleon zijn triomtocht begon, zou Toulon kunnen zijn. Opmerkelijk is ook de uitdrukking de m met de kort geknipte haren". Indien de zff Nostradamus den toekomstigen heersch werkelijk in een vizioen gezien heeft mopt hem wel opvallen, dat de geweldige geeii droeg, zooals alle koningen in zijn tijd De „Garstige" is waarschijnlijk de revoluti# waaraan Napoleon een eind maaktp 0„ is bekend dat de verstokte re1 vervolgens zijn bitterste en heerschappij komen uit, als we ze van 1799 tot 1813. Wanneer wij de voorspellingen van Nostra damus lezen en met de historische feiten ver gelijken, dan komen wij tot de overtulekw dat zij wel zeer merkwaardig zijn, maar toch ook weer zoo duister, dat men uit het vers -- voordat de gebeurtenis plaats gehad heeft I geen duidelijke voorstelling van het voorsneh de feit maken kan. Na het vorenstaande rijst bij ons de vraae- Mogen wij Nostradamus als een ziener een profeet beschouwen of was hij een bed'rl een charlatan, die evenals het orakel Delphi met dubbelzinnige gezegden de men schen misleidde? Nog heden ten dage zijn dè meeningen daaromtrent verdeeld. Bewust bedrog echter wordt hem door niemand, die zijn leven en zijn werken bestudeert, verwe ten. Goethe heeft hem in zijn meesterwerk Faust een onvergankelijk gedenkteeken opge- richt. Zijn lichaam ligt in de St. Laurentius- kerk te Salon begraven. R. 0. GRAPJES VAN FRITSJE. De meester wil den kinderen het begrip „geduld" aanschouwelijk voorstellen en ver toont dus een plaat, waarop een visscher aan een beek is afgebeeld. Na een lange verkla ring vraagt hij tenslotte: „Wat heb je dus noodig, Frits, als je gaat visschen?" „Wur men, meneer" luidt het prompte antwoord. Voor de Kerstvacantie komt Fritsje met het rapport thuis en overhandigt het zijn vader. „En Frits, heb je goed opgepast? Is het mooi?" „Prachtig, Pa. Ze waren allemaal ja- loersch." „Jaloersch? Waarom?" „Om het mooie cadeau, dat ik van U x)t belooning krijg." „Let op, Fritsje", zegt moeder, die haar zoontje met zijn rekensommetje helpt. „Als ik een appel in vier stukken snijd, wat krijg ik dan?" „Vier vierdepartjes." „En als ik die deelen weer elk in vieren verdeel en dan nog eens, wat krijg ik dan?" „Appelmoes", verklaart de kleine wis kunstenaar. ANECDOTEN OVER BISMARCK. De groote Duitsche staatsman Bismarck kon soms grappig uit den hoek komen. Toen hij eens in een feestvergadering gehuldigd werd, hield de voorzitter een lange, zeer vleiende rede. Tenslotte na veel sierlijke zinswendingen en lange, gekrulde zinnen riep de man uit: „U weet, dames en heeren, dat ik geenszins overdrijf: ik ben al sinds mijn prilste jeugd met de waarheid gehuwd!" Waarop Bismarck lachend uitviel: „En hoa lang, mijnheer, bent U al weduwnaar?" Bismarck's politieke loopbaan ging echter niet voortdurend van een leien dakje: soms had hij met veel tegenstand te kampen. Toen hij eens op een dag een groote rede hield voor een zaal met duizenden menschen, gooide iemand van de galerij bij wijze van protest een groote kool naar het podium. Bismarck's tegenstanders lachten hartelijk, maar de re denaar zelf staakte even zijn voordracht en zei: „Een van mijn toehoorders schijnt reeds zijn hoofd te zijn kwijt geraakt", waarop hij kalmpjes zijn rede vervolgde. DUIDELIJK. De tooneelschrijver Oscar Wilde, die een hekel had aan den schouwburg, werd eens door een kennis overgehaald, de eerste opvoering van een van diens stukken bij te wonen. Hij ging in een loge zitten naast den schrijver, doch sprak geen woord. Ook toen na het eerste bedrijf de pauze was aangebroken, bleef Wilde zwijgen. Hij bekeek droomerig ziin nagels, frutste aan zijn das en ichikte de bloem in zijn knoopsgat opnieuw. Toen hij nu na de tweede acte nóg zweeg, kon de schrijver van het stuk zijn nieuwsgie righeid niet langer bedwingen en hij vroeg zijn beroemden college, hoe hij het stuk vond. ,Och, och, wat zal het vleselijk regenen buiten!" antwoordde Wilde alleen. Een kanariebelasting. Die kent men in Japan. Zooals bij ons belasting moet betaald worden voor een hond, zoo moet in Japan de kanarieliefhebber voor zijn kleine zangers be lasting betalen. Het konijn. Het vaderland van 't konijn is Zuid-West-Europa en wel voornamelijk Spanje. Deze naam beteekent ook Konijnen- land. De Romeinen leerden het konijn eer» kennen, toen ze Spanje veroverden. Toen leej- de het konijn nog enkel in 't wild. Eerst in oe Middeleeuwen brengt men het konijn over naar de andere landen aan de Middellandscne Zee en naar Engeland, Frankrijk en Duitscn- land. Men doet dit alleen met het oog op jacht. In de 14de eeuw gaan de adellijke dames met pijl en boog op de konijnenjacht. Eerst m de 12de eeuw kent men het tamme konijn. het jaar 1700 kent men slechts 7 soorten van tamme konijnen, die in kleur van 't wilde ko nijn verschillen. Eerst in 17.23 kent men net Angorakonijn. In 1850 kent men nog maar i rassen; in 1900 al 12 rassen en 1 wei 50 rassen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8