„Vrijheid en Zelfstandigheid". Thijs IJs knapt het weer op! [let Colosseum, Schouwburg der Oudheid. Litteraire Kantteekeningen. In Rome, de stad der tegenstellingen. Gladiatoren "bevechten ivilde dieren in het Colosseum. OME, de beminde, de lokkende aan de zachte kabbeling van de Tevere is méér dan welke andere stad ter we reld de plaats der tegenstellingen. n,ldheid en modernisme, ieder in eigen gewaad, ÏTer hand in hand als kinderen van een va- den tijd, of zoo men wil van een Iwler de eeuwigheid. Als een onbeschrijfelijke krijtrots staat, uit de JZ gezien, het gigantische monument van Jv-or Emanuel, gebouwd over een bestek van ,Xe tientallen jaren en opgericht ter meer- ZTglone van het, door den Italiaanschen Bis- -srck Cavour, tot éénheid gebrachte Italië, "ïn dient deze enormiteit in steen gezien en in iJrde breedte en hoogte „beloopen" te hebben r7iets te kunnen beseffen van haar ongehoorde brutaliteit, die toch ook wel weer een schoon- bèidsoverweldiging in zich bergt. Deze kolos «laat broederlijk tegen het Kapitool, waar een maal - gelijk de legende het beveelt de •gnzen van de Romeinsche Republiek voor zich- °if enhun nageslacht een onverwelkbaren roem verwierven. Er is nog méér. Wanneer de zonne stralen met de Piazza di Venezia het plein, waarop Mussolini uit zijn eenzame werkvertrek kan neerzien een scherpen hoek vormen, zou ie schaduw van het blakende witte gedenktee- kcn over het Forum Romanum, het keizerlijke Home van tweeduizend jaar geleden, kunnen vallen en dit verduisteren. En zoo is gansch Rome. Het nieuwe grenst yn het oude en het oude aan het minder of néér oude. Men kan door de eeuwen heen wan delen en zelf niet meer dan vijf minuten ver- cederen. Is er evenwicht? In artistieken zin misschien niet in schóólsch-artistieken zin, ml" te' verstaan! Maar in ieder geval wèl wan neer wij bedenken, dat het oude eri vooral de sfeer van het oude, ons dierbaar is om de be koring, die het uitstraalt en omdat het nieuwe nu eenmaal door man noch macht is tegen te houden. In Rome heerscht, evenals elders, de noodzaak van den voortschrijdenden tijd, die zich niet stoort aan de wetten der aesthetiek en zich een eigen harmonie met het bestaande tracht te scheppen. En wat, vraag ik u, is aesthetiek vaak anders dan een theorie, die er barmelijk grauw is? Zou men niet met goede kans op instemming kunnen betoogen, dat het overdonderende gedenkteelcen van Victor Ema nuel dat, volgens velen, op zijn plaats vloekt -als'de hemelhoog juichende uiting van een herboren staat en volk het juist wonderwel doet te midden der ruïneuze resten van een voor bijgegaan glorietijdperk? Ligt juist in dit da verende contrast niet de charme? Het is slechts de vraag hoe men de zaak wenscht te bekijken. Tegenover het Marcellustheater, dat monumen taal genoeg en een arsenaal van oud-keizerlijke herinneringen is, kan men op het schamele ter rasje van een klein Romeinsch kroegje zijn, met behulp van hypermoderne machines gebrouwde, glas bier drinken en, vis a vis den machtigen schouwburg, mijmeren over de klassieke schoon heid der Vestaalsche maagden, wier duimen óf leven óf dood beteekenen konden. En iets verder staat op den top van de zuil, gewijd aan denheidenschen keizer Trajanus, deapostel Petrus, die op een hoogte van veertig meter het oude en het nieuwe Rome aan zijn marmeren voeten ziet. Maar dit is reeds een innerlijke te genstelling, die bij het Colosseum het bran- iendst zal worden. J) E indrukwekkendste ruïne van Rome is het Colosseum, de door keizer Titus, in een tuin van Nero, afgebouwde schouwburg, waar in zich destijds de macht en grootheid van Rome dusdanig belichaamden, dat een angelsaksische bedevaartganger getuigde, dat Rome en het Ro meinsche Rijk zouden vallen, zoo ooit het Co losseum viel, En men is geneigd deze profeti sche uitspraak nog thans tot de zijne te maken. Grondslagen der Belgische huitenlandsche politiek Regeering verbreekt het stilzwijgen. In het Colosseum was de strijd der gladiatoren, die, wanneer zij de keizerlijke loge passeerden, hun gebieder het „Ave Caesar, moritur te salu- tant" toejubelden, en even later met een glim lach om de lippen den doodenden leeuwenmuil om hun ledematen voelden sluiten. Maar nog moediger, nog gelukzaliger en met een nog die peren glimlach om de lippen stierven er de eer ste Christenen, in stukken gemarteld, ten over staan van het joelende volk van Rome, van een keizer, die zich de stedenhouder van den op persten God waande en ten overstaan van de witte priesteressen van Vesta, die de duimen naar den grond richtten, ten teeken, dat de „op voering" slechts bij den dood beëindigd mocht worden. Twintig passen van dit fabelachtig schoon uitgedachte en opgetrokken steenen theater verheft zich de triomfboog voor keizer Conestantijn, onder wien het Christendom zege vierde! Voor hen, die er gevoelig voor zijn, is het contrast adembenemend. Wie tusschen Co losseum en Constantijnboog in gaat staan, en de armen uitspreidt, kan zich verbeelden aan elke hand een andere wereld te hebben! Het Colosseum van Rome de bepaling van plaats is eigenlijk overbodig, want er is maar één Colosseum en dat staat te Rome is niet alleen het wonder van Rome, maar een wonder voor de geheele wereld en voor alle tijden. Deze gelegenheid tot publiek vermaak met haar ont zaglijke klompen steen, met haar, en detail ge zien, logge zitplaatsen, met haar ruimte voor vijftigduizend toeschouwers en met haar duize lingwekkende hoogte, is van zulk een ontroe rende harmonie, eenvoud en orde, dat men on willekeurig voor het architectonisch genie, dat dezen schouwburg, die op vernuftige wijze nog met een zeil overdekt kon woi'den, het aanzijn schonk, in stomme eerbied het hoofd buigt. Men vraagt zich niet af of het werkelijk waar ge weest kan zijn, wat oude schrijvers ons ver halen, dat dit magistrale theater binnen enkele oogenbliklcen weer in de volmaakt,e i-ust leeg gestroomd kon zijn, men ervaart het, bij inner lijke ziening, als waarheid, wanneer men bin nen de machtige ommuring staat en opblikt naar deze steenen symphonie van regelmaat, die in haar gehoepelde omramingen het zijden blauw van den Italiaanschen hemel gevat houdt. Het colosseum met zijn verrassende construc tie, die oogen en voeteix geboeid laat, zal voor immer de klare weerspiegeling blijven van het oude Romeinsche Rijk, dat groot was door zijn orde en rhythme en voor altijd zal de tegen stelling, dat in dezen schoonen schouwbxxrg, die door godenhanden geschapen schijnt te zijn, zulk menschonteerend werk verricht werd, iets van een raadsel behouden. Wij zeggen: in het Colosseum, weerga loos organisme-in-steed en in zijn soort even wonderbaar als de goddelijke structuur van het menschelijk lichaam, kunnen slechts gedachten en daden van grootheid zijn. En wij verwach ten nu terstond de vraag, of het zich blijmoe dig ten doode offeren voor Heiland of keizer dan geen grootheid was. H. P. VAN DEN AARDWEG. Rome, Sept. 1938. triomfboog van Constantijn. Brussel, September (Bijzondere correspondentie) E regeering, die het tot dusverre blijk baar niet noodig had gevonden, om nogmaals een verklaring te publicee- ren omtrent haar politiek van zelf standigheid, waarvan zij de richtlijnen in en buiten het parlement reeds zoo vaak had uit eengezet, heeft dus toch haar stilzwijgen ge broken. Men weet hoe van Vlaamsch Natio nale zijde de laatste weken geageerd is en hoe de leider van het Vlaamsch Nationale Verbond, Staf de Clercq, minister-president Spaak min of meer tot een duidelijke verkla ring sommeerde. Zelfs heeft deze partij om onmiddellijke bijeenroeping van de Kamer ge vraagd. Ook van communistische zijde werd minister Spaak een dergelijk verzoek gedaan. Daar wil men graag, dat België zich bij een eventueel conflict aansluit bij een „democra tisch blok". Ik kan in dit verband aan eenige uitlatingen van linksche socialisten herinne ren, o.a. van senator Rolin, die er bij de re geering op aandrong eventueel het door- tochtsrecht aan Engeland en Frankrijk te verleenen. De rexisten hebben hiervan ge bruik gemaakt om een heftige campagne te beginnen tegen de socialisten in het alge meen onder het motto: de socialisten willen België In den oorlog sleepen. Men moet hier bij niet uit het oog verliezen, dat hier 9 Octo ber a.s. de gemeenteverkiezingen zullen worden gehouden. Tengevolge van de gebeur tenissen in het buitenland was de belang stelling daarvoor bij het publiek tot dusverre niet groot. Er dreigde nu echter een ander gevaar: nl. dat Degrelle en zijn partijgenoo- ten van de huitenlandsche politiek het para depaardje zouden maken, dat zij voor hun verkiezingswagentje konden spannen. Met alle gevaren daarvan voor de internationale positie van België, omdat natuurlijk ook de linksche extremisten zich niet onbetuigd laten. Mede als gevolg van de actie der Belgische communisten, die hierover dag aan dag bij zonderheden in hun partijorgaan publiceer den, heeft het Brusselsche parket thans een onderzoek ingesteld naar de wettelijk verbo den rexistische militie-organisaties. Huiszoe kingen vonden o.a. plaats bij de rexistische Kamerleden Pierre Daye en Wijns, die zoo juist van hun bezoek aan het congres te Neu renberg zijn teruggekeerd en bij den rexis- tischen senator kolonel Vlgneron. Tal van do cumenten zijn in beslag genomen en naar de pers meldt blijkt hieruit, dat inderdaad para militaire organisaties door Rex gevormd zijn en de rexisten beoogden in het leger bij de politie en de gendarmerie cellen te vormen. Kolonel Vigneron is in staat van beschuldi ging gesteld wegens de overtreding van de wet inzake het militieverbod. Ook bij een aan tal leden van het Vlaamsch-Nationale Ver bond, in het Vlaamsche Huis te Brussel en bij den leider Staf de Clercq zijn huiszoe kingen gedaan In verband met de jongste agitatie en de meeting te Vilvoorde, zonder dat dit echter veel bijzonders schijnt te heb ben opgeleverd. Waarschijnlijk om het buitenlandsch beleid zooveel mogelijk aan den binnenlandschen partijstrijd te onttrekken heeft de regeering het nu juister geoordeeld niet langer te zwijgen. Nadat de heer Carton de Wiart er te Genève op gewezen had dat België, even als Nederland, de bepalingen van het Vol kenbondspact omtrent het doortochtsrecht K. van der Geest. Thuisreis. 284 pag. Den Haag. H. P. Leopold's Uitg. Mij. De thuisreis van Jens Veltrup naar zijn oude moeder in Finland, met de Ba- roe, die een wrakke schuit was, verloopt niet vlot. Het is een reis vol avontuur op een schuit in de wilde vaart. Verhaald wordt van Jens, die zich aan de Baroe hecht als de schipper van Van Schendel's fregatschip Johanna, en die er niet af wil, al kan hij ook met den kapitein voor een betere boot aanmonsteren. Hij zal op de Baroe. die nog zoo'n kwaad schip niet is, blijven en met haar, als de thuisreis op haar eind loopt, naar den kelder gaan, als zij in de mist is aangevaren. Een goed geschreven zeemansboek waarvoor on der Hollandsche lezers altijd waardeering te vinden is. Siegfried E. van Praag. Jongens droom. Roman 293 pag. Amster dam. Querido. Een roman rondom de historie van een dieren tuin. Historie, die met een aardig voorspel in een kleinen dieren-winkel in de Albert Cuyp- straat aanvangt, waar Jacob Veere, die veel la ter rijk uit Indië terug komt, de passie voor een echt dierenpark zal opdoen. Aan die passie zal hij zich geheel kunnen overgeven, hij zal zijn zoölogischen tuin stichten en beheeren en er de vreugden en verdrietelijkheden van ondervin den en ook over de menschen waarvan er curieuse exemplaren door dit boek wandelen van allerlei aan de weet komen, waarover hij vroeger nooit zal gedroomd hebben. Een jon gensdroom, die, in een gefingeerde werkelijk heid overgezet, den lezer van dit boek een aan tal genoegelijke uren kan verschaffen. Dies Kaczer. Ik on go. De ro man van een neger. Vertaald door I. Cavalho. Amsterdam, De Arbei derspers. Een neger met een onuitsprekelijken naam is uit het binnenste Zuid-Afrika naar Parijs ge raakt en heeft er na eenige voorlichting van ONZE DACELIJKSCHE KADERVERTELLING Eindelijk waren Thijs, Dickie en Snorretje uit het kasteel gekomen en hier loopen ze nu kalm naar huis toe. Zij moesten natuurlijk ver schillende malen den weg vragen, omdat zij dien hier nog niet goed wisten. Maar nu zijn zij vlak bij. Thijs is niet zoo erg moe, maar Dickie en Snorretje voelen hun beenen wel, hoor 1 Nu, dat kunnen jullie je ook wel voorstellen, hè? Je bent een goed vriehd, Thijs, mompelde Dickie, terwijl ze voortdurend, zonder rusten, voortliepen. Je hebt ons weer mooi uit de penarie gehaald. Nou, kom, kom, zoo erg was het niet, hoor. Ik vind dien Ruik- graag een aardige vent, zeg, om mij dat van dien baard te vertellen. Anders had ik heusch niet geweten, hoor, hoe wij er uit moesten komen landgenooten, die hem waren voorgegaan, een broodwinning gevonden als schoenpoetser op de boulevai-ds. Hij wordt daar bewonderd door een rijke Amerikaansche juffrouw, die heel erg bevriend met een schilder is en deze laat hem tegen hooge belooning in zijn atelier model staan. De neger, dien we nu maar bij zijn Pa- rijschen naam Naftali zullen noemen, voelt zich een rijk man worden en in zijn naïeve bewon dering voor de jonge Amerikaansche, valt het hem niet in, dat deze een spelletje met hem speelt. Bovendien komt hij door zijn goedge lovigheid in aanraking met de politie, die pa pieren en boeken bij hem vindt, welke hij van een rasgenoot in bewaring heeft gekregen, onwe tend wat er de inhoud van is. Het zijn paperas sen van een revolutionnair negergenootschap, en hij gaat eenige dagen het gevang in, totdat men hem bij gebrek aan bewijzen vrij laat. De Amerikaansche is iniusschen verdwenen na ook den schilder ir< den steek te hebben gelaten. Naftali overlegt dat het beter is Europa te ver laten en naar Amerika te gaan, waar de negers het naar zijn meening beter hebben. In Amerika begint hij als krantenventer, ontwikkelt er met zijn vlugge hersens zijn capaciteiten wordt van venter krantenschrijver en slaagt als jouralist zoodanig, dat hij een bekend man in de neger pers wordt. Zijn goedige utopie over de gelijk heid der rassen wordt echter ook in Amerika wreed verstoord en hij sterft bij een straatop- roer. Twee vrouwen, Annabella, de Amerikaan sche en Rebecca, het negermeisje, dat gestu deerd heeft, beiden in Parijs ontmoet, spelen in dit negerleven een rol. Het is niet verwonderlijk dat in dezen tijd van rassenquaesties ook voor die bijzondere vraagstukken der samenleving van negers blanken weer belangstelling gevoeld wordt. In dezen roman wordt door de onzelfzuchtige, haast nobele figuur van Naftali een niet te loo chenen sympathie voor het negerras gevoed, ook al doordat de tegenspelers, de blanken waar mede hij te maken krijgt, niet van de bovenst- beste qualiteit zijn. Maar een zeer interessant boek is deze roman zeker door de zeer gave kennis, waarover Illes Kaczer beschikt ten op zichte van karakter en geest der negers, zoowel van die uit de Fransche Congo als van hun broeders uit het vrijheidlievend Amerika. Het zit vol aardige dingen over hun aard en wezen. Als hij in Parijs bijvoorbeeld dingen beleeft die boven zijn verstand gaan en hij zich afvraagt, waarom toch die blanke mannen zooveel méér weten dan hij begrijpen kan, herinnert hij zich: „Oom Jellala pleegt altijd te zeggen, de blan ken weten alles, de negers zullen nooit wat we ten. Dat is alles de schuld van de heilige schild pad, die eens alle kennis in een groote zak stopte-. De kennis van de dorpen, van de steden, de kennis der priesters, der koningen en krij gers, de kennis der vrouwen, der grijsaards en der geesten, de kennis van den Iblis, de kennis van de goede en van de booze demonen, de kennis van den olifant, van de slang, van de krokodil, der bamako-vogels, der koko's en der gieren, de kennis der vissen, der wormen, der vliegen, slakken en kruipende dieren, de kennis der bomen, der grashalmen, der wateren en der stenen, de kennis der aarde, der lucht en der wolken, de kennis der bliksems en der sterren. De heilige schildpad kroop toen op een hoge baobab, apenbroodboom) scheurde de open en verstrooide alle kennis over de aarde. Maar de heilige schildpad was dom. Dommer nog dan de naakte Niam-Niam-dwer- gen in het woud. Hij lette niet op den wind, voordat hij de zak openscheurde. Toen droeg de wind alle kennis naar de blanken toe en in de hoofden der zwarten kwamen slechts enige vonkjes van het grote weten". En zoo is er In dit aardige, gevoelige boek veel dat, buiten de romance, den lezer boeien zal. Het is opmerkelijk hoezeer den laatsten tijd de lust tot schrijven van nationaal-historische boeken is toegenomen. De levens der groote mannen uit onzen grooten tijd en dat zijn er eenigen! worden beurtelings alleen-historisch of historisch-romantisch opnieuw te boek ge steld ter leering van de jeugd en ter verboo ging van ons zelfgevoel. Dat het zoo „en masse' geschiedt, geeft te denken. Maar aan den an deren kant viel er misschien ten onzent op dat terrein wel eenige schade in te halen. Het be ruchte hollen of stilstaan lijkt hier eenigszins toepasselijk. Wat niet belet dat wij op den ro man „Piet Hein", door Willem de Geus alvast de aandacht vestigen (350 pag., Den Haag, Leopold's Uitgeversmaatschappij) evenals op den historischen roman „Witte de With" door Joh. van Hulzen, die door Van Holkema en Waren- dorf in 't licht gezonden werd (320 pag.) Op beide boeken komen we in een volgend kro niek je nog wel even terug. J. H. DE BOIS. en de economische sancties voor België als niet bindend beschouwt, wordt in een com muniqué. dat door het kabinet van deix eer sten minister is gepubliceerd, verklaard dat de regeering van oordeel is, dat zooals de in ternationale toestand op het oogenblik is, een vervroegde bijeenroeping van het parlement niet noodzakelijk blijkt en er ook geen reden bestaat de commissies van Buitenlandsche Zaken bijeen te roepen. Verder heet het: „Bovendien is de regeering met onwrikbare vastheid besloten de beginselen van de zelf- standigheidspolitiek toe te passen, welke reeds verschillende malen voor het parlement zijn uiteengezet. Haar besluit is o.a. ingegeven door het feit dat tijdens de huidige internationale crisis de zekerheid is verworven, dat de door haar ingenomen positie op het gebied van de buitenlandsche po- litiek niet alleen bijdraagt tot het handhaven van den algemeenen vre de, maar tevens de grootste kansen voor België biedt om aan de gevaren van een oorlog te ontsnappen en dat de doeleinden, die de regeering zich gesteld had op het gebied der buiten landsche politiek dus als bereikt kon den worden beschoLiwd". Allerwege instemming. fU de Eerste Minister zijn stilzwijgen heeft verbroken, voelen de overige ministers zich blijkbaar ook niet meer gebonden. De Katholieke Vlaamsche minister van het transportwezen, Marck, is in zijn verkla ringen nog verder gegaan dan minister Spaak. Het is moeilijk aan te nemen dat mi nister Marck, die vice-voorzitter is van den kabinetsraad, deze zou hebben afgelegd in dien zij niet strookten met die van den eersten minister. De heer Marck verklaarde op het congres der Christelijke Metaalbewer- kers o.a.: Wij wenschen met alle naties be vriend te blijven, doch stellen ook prijs op onze vrijheid. Tot de nabuurstaten zeggen wij: Volgaarne zullen wij met al onze krach ten aan den vrede meewerken, maar dat men ons geen doortocht vrage aan om het even welke grens, hetzij in het Oosten of in liet Zuiden. Laat ons den vrede. Wij eischen eer bied voor onze vrijheid en zelfstandigheid". De socialistische minister van arbeid sprak te Doornik over den internationalen toestand. „Ik ben ervan overtuigd", aldus de heer De- lattre, „dat de politiek die de regeering volgt, België bulten een eventueel conflict zal hou den en ons den geesel van den oorlog zal be sparen". Léon Degrelle. Blijkbaar om den onaangenamen indruk weg te nemen, die de uitlatingen van senator Rolin en De Brouckère hier gemaakt hebben, heeft de vice-voorzitter van de socialistische partij, Hendrik de Man, gisteren tijdens de feestvergadering ter eere van het veertig jarig bestaan der Centrale van Textielarbei ders te Gent eveneens een zeer vredelieven de rede gehouden. „Wij moeten ons niet het hoofd op hol laten brengen door Berlijn of Moskou. Geen enkel probleem, dat door den oorlog wordt opgelost, zou niet veel beter zonder haar kunnen worden beslist. Ik ben er zeker van, dat ik de gevoelens van alle Vlaamsche socialisten vertolk wanneer ik hulde breng aan de verstandige politiek der regeering die erop neerkomt: Wij willen in vrede met heel de wereld leven en wij zullen slechts tegen diegenen vechten, die ons land zouden willen overmeesteren. En de minister van publieke werken, Bal thazar, verklaarde zich accoord met deze woorden van den heer de Man, terwijl hij er aan toevoegde: „Wat de vice-voorzitter zegt, bindt onze partij, niet wat socialisten onder persoonlijke verantwoordelijkheid schrijven. Ik ben overtuigd dat de meerderheid van on ze bevolking, in ieder geval van onze Vlaam sche bevolking zoo denkt". Ook minister Spaak was op deze vergadering aanwezig en memoreerde met een kort woord dat de po litiek van zijn regeering er één van vrede is. Vermelden wij tenslotte nog de rede van den heer van Cauwelaert op de studieverga dering van de Katholieke Vlaamsche Volks partij, eveneens te Gent gehouden. Van Cau welaert, de leider der Katholieke Vlaamsche Kamergroep, heeft met het oog op deze rede den dag tevoren een onderhoud gehad met Spaak en was dus van zijn inzichten op de hoogte. Van Cauwelaert zei o.a.: „Ik geloof niet, dat één van onze buren verlangt inbreuk te maken op onze onschendbaarheid en zijn woord tegenover ons dreigt te breken. Maar het is goed dat zij ook omtrent ons standpunt gerustgesteld blijven omtrent de eensgezind heid van alle Belgen om de onzijdigheid van het land hoog te houden en onze grenzen des noods tegen ieder indringen te verdedigen. Het zou tot de veiligheid van West-Europa geenszins bijdragen dat België zich zou heb ben gedoemd tot cu politieke afhankelijk heid van één of andere groote mogendheid en in zijn eigen schoot tegenstellingen zou heb ben uitgelokt, welke zijn regeerbaarheid en zelfs zijn voortbestaan in gevaar brengen". De heer Van Cauwelaert stelde met voldoening vast, dat de verstandhou ding met Nederland en de overige Oslo-staten in deze onveilige dagen ongeschonden blijft voortbestaan en •hij vervolgde: „Een gemeenschappelijke houding kan ons redden uit veel twijfel en is zeer bijzonder gewenscht voor de nieuwe vraagstukken, welke door den vooruitgang der techniek en meer be paaldelijk in verband met de verde diging van het luchtruim bij een eventueelen oorlog tusschen de Wes- tersche mogendheden zullen worden gesteld. Ik kan niet anders dan nog maals uiting geven aan mijn spijt, dat de herziening van het tractaat van 1839 nog steeds hangende blijft en den wensch uitdrukken dat aan de toenadering tusschen Nederland en België van beide kanten met on verdroten ijver op elk gebied zou wor den voortgewerkt". Deze verklaring werd door de talrijke aanwezigen met aüolaus ontvangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 3