„Vrijheid en Zelfstandigheid".
Thijs IJs knapt het weer op!
[let Colosseum, Schouwburg der Oudheid.
Litteraire
Kantteekeningen.
In Rome, de stad der tegenstellingen.
Gladiatoren "bevechten ivilde dieren in het Colosseum.
OME, de beminde, de lokkende aan de
zachte kabbeling van de Tevere is
méér dan welke andere stad ter we
reld de plaats der tegenstellingen.
n,ldheid en modernisme, ieder in eigen gewaad,
ÏTer hand in hand als kinderen van een va-
den tijd, of zoo men wil van een
Iwler de eeuwigheid.
Als een onbeschrijfelijke krijtrots staat, uit de
JZ gezien, het gigantische monument van
Jv-or Emanuel, gebouwd over een bestek van
,Xe tientallen jaren en opgericht ter meer-
ZTglone van het, door den Italiaanschen Bis-
-srck Cavour, tot éénheid gebrachte Italië,
"ïn dient deze enormiteit in steen gezien en in
iJrde breedte en hoogte „beloopen" te hebben
r7iets te kunnen beseffen van haar ongehoorde
brutaliteit, die toch ook wel weer een schoon-
bèidsoverweldiging in zich bergt. Deze kolos
«laat broederlijk tegen het Kapitool, waar een
maal - gelijk de legende het beveelt de
•gnzen van de Romeinsche Republiek voor zich-
°if enhun nageslacht een onverwelkbaren roem
verwierven. Er is nog méér. Wanneer de zonne
stralen met de Piazza di Venezia het plein,
waarop Mussolini uit zijn eenzame werkvertrek
kan neerzien een scherpen hoek vormen, zou
ie schaduw van het blakende witte gedenktee-
kcn over het Forum Romanum, het keizerlijke
Home van tweeduizend jaar geleden, kunnen
vallen en dit verduisteren.
En zoo is gansch Rome. Het nieuwe grenst
yn het oude en het oude aan het minder of
néér oude. Men kan door de eeuwen heen wan
delen en zelf niet meer dan vijf minuten ver-
cederen. Is er evenwicht? In artistieken zin
misschien niet in schóólsch-artistieken zin,
ml" te' verstaan! Maar in ieder geval wèl wan
neer wij bedenken, dat het oude eri vooral de
sfeer van het oude, ons dierbaar is om de be
koring, die het uitstraalt en omdat het nieuwe
nu eenmaal door man noch macht is tegen te
houden. In Rome heerscht, evenals elders, de
noodzaak van den voortschrijdenden tijd, die
zich niet stoort aan de wetten der aesthetiek en
zich een eigen harmonie met het bestaande
tracht te scheppen. En wat, vraag ik u, is
aesthetiek vaak anders dan een theorie, die er
barmelijk grauw is? Zou men niet met goede
kans op instemming kunnen betoogen, dat het
overdonderende gedenkteelcen van Victor Ema
nuel dat, volgens velen, op zijn plaats vloekt
-als'de hemelhoog juichende uiting van een
herboren staat en volk het juist wonderwel doet
te midden der ruïneuze resten van een voor
bijgegaan glorietijdperk? Ligt juist in dit da
verende contrast niet de charme? Het is slechts
de vraag hoe men de zaak wenscht te bekijken.
Tegenover het Marcellustheater, dat monumen
taal genoeg en een arsenaal van oud-keizerlijke
herinneringen is, kan men op het schamele ter
rasje van een klein Romeinsch kroegje zijn, met
behulp van hypermoderne machines gebrouwde,
glas bier drinken en, vis a vis den machtigen
schouwburg, mijmeren over de klassieke schoon
heid der Vestaalsche maagden, wier duimen
óf leven óf dood beteekenen konden. En iets
verder staat op den top van de zuil, gewijd aan
denheidenschen keizer Trajanus, deapostel
Petrus, die op een hoogte van veertig meter het
oude en het nieuwe Rome aan zijn marmeren
voeten ziet. Maar dit is reeds een innerlijke te
genstelling, die bij het Colosseum het bran-
iendst zal worden.
J) E indrukwekkendste ruïne van Rome is het
Colosseum, de door keizer Titus, in een
tuin van Nero, afgebouwde schouwburg, waar
in zich destijds de macht en grootheid van Rome
dusdanig belichaamden, dat een angelsaksische
bedevaartganger getuigde, dat Rome en het Ro
meinsche Rijk zouden vallen, zoo ooit het Co
losseum viel, En men is geneigd deze profeti
sche uitspraak nog thans tot de zijne te maken.
Grondslagen der Belgische huitenlandsche politiek
Regeering verbreekt het
stilzwijgen.
In het Colosseum was de strijd der gladiatoren,
die, wanneer zij de keizerlijke loge passeerden,
hun gebieder het „Ave Caesar, moritur te salu-
tant" toejubelden, en even later met een glim
lach om de lippen den doodenden leeuwenmuil
om hun ledematen voelden sluiten. Maar nog
moediger, nog gelukzaliger en met een nog die
peren glimlach om de lippen stierven er de eer
ste Christenen, in stukken gemarteld, ten over
staan van het joelende volk van Rome, van een
keizer, die zich de stedenhouder van den op
persten God waande en ten overstaan van de
witte priesteressen van Vesta, die de duimen
naar den grond richtten, ten teeken, dat de „op
voering" slechts bij den dood beëindigd mocht
worden. Twintig passen van dit fabelachtig
schoon uitgedachte en opgetrokken steenen
theater verheft zich de triomfboog voor keizer
Conestantijn, onder wien het Christendom zege
vierde! Voor hen, die er gevoelig voor zijn, is
het contrast adembenemend. Wie tusschen Co
losseum en Constantijnboog in gaat staan, en
de armen uitspreidt, kan zich verbeelden aan
elke hand een andere wereld te hebben!
Het Colosseum van Rome de bepaling van
plaats is eigenlijk overbodig, want er is maar
één Colosseum en dat staat te Rome is niet
alleen het wonder van Rome, maar een wonder
voor de geheele wereld en voor alle tijden. Deze
gelegenheid tot publiek vermaak met haar ont
zaglijke klompen steen, met haar, en detail ge
zien, logge zitplaatsen, met haar ruimte voor
vijftigduizend toeschouwers en met haar duize
lingwekkende hoogte, is van zulk een ontroe
rende harmonie, eenvoud en orde, dat men on
willekeurig voor het architectonisch genie, dat
dezen schouwburg, die op vernuftige wijze nog
met een zeil overdekt kon woi'den, het aanzijn
schonk, in stomme eerbied het hoofd buigt. Men
vraagt zich niet af of het werkelijk waar ge
weest kan zijn, wat oude schrijvers ons ver
halen, dat dit magistrale theater binnen enkele
oogenbliklcen weer in de volmaakt,e i-ust leeg
gestroomd kon zijn, men ervaart het, bij inner
lijke ziening, als waarheid, wanneer men bin
nen de machtige ommuring staat en opblikt naar
deze steenen symphonie van regelmaat, die in
haar gehoepelde omramingen het zijden blauw
van den Italiaanschen hemel gevat houdt.
Het colosseum met zijn verrassende construc
tie, die oogen en voeteix geboeid laat, zal voor
immer de klare weerspiegeling blijven van het
oude Romeinsche Rijk, dat groot was door zijn
orde en rhythme en voor altijd zal de tegen
stelling, dat in dezen schoonen schouwbxxrg, die
door godenhanden geschapen schijnt te zijn, zulk
menschonteerend werk verricht werd, iets van
een raadsel behouden.
Wij zeggen: in het Colosseum, weerga
loos organisme-in-steed en in zijn soort even
wonderbaar als de goddelijke structuur van het
menschelijk lichaam, kunnen slechts gedachten
en daden van grootheid zijn. En wij verwach
ten nu terstond de vraag, of het zich blijmoe
dig ten doode offeren voor Heiland of keizer
dan geen grootheid was.
H. P. VAN DEN AARDWEG.
Rome, Sept. 1938.
triomfboog van Constantijn.
Brussel, September
(Bijzondere correspondentie)
E regeering, die het tot dusverre blijk
baar niet noodig had gevonden, om
nogmaals een verklaring te publicee-
ren omtrent haar politiek van zelf
standigheid, waarvan zij de richtlijnen in en
buiten het parlement reeds zoo vaak had uit
eengezet, heeft dus toch haar stilzwijgen ge
broken. Men weet hoe van Vlaamsch Natio
nale zijde de laatste weken geageerd is en
hoe de leider van het Vlaamsch Nationale
Verbond, Staf de Clercq, minister-president
Spaak min of meer tot een duidelijke verkla
ring sommeerde. Zelfs heeft deze partij om
onmiddellijke bijeenroeping van de Kamer ge
vraagd. Ook van communistische zijde werd
minister Spaak een dergelijk verzoek gedaan.
Daar wil men graag, dat België zich bij een
eventueel conflict aansluit bij een „democra
tisch blok". Ik kan in dit verband aan eenige
uitlatingen van linksche socialisten herinne
ren, o.a. van senator Rolin, die er bij de re
geering op aandrong eventueel het door-
tochtsrecht aan Engeland en Frankrijk te
verleenen. De rexisten hebben hiervan ge
bruik gemaakt om een heftige campagne te
beginnen tegen de socialisten in het alge
meen onder het motto: de socialisten willen
België In den oorlog sleepen. Men moet hier
bij niet uit het oog verliezen, dat hier 9 Octo
ber a.s. de gemeenteverkiezingen zullen
worden gehouden. Tengevolge van de gebeur
tenissen in het buitenland was de belang
stelling daarvoor bij het publiek tot dusverre
niet groot. Er dreigde nu echter een ander
gevaar: nl. dat Degrelle en zijn partijgenoo-
ten van de huitenlandsche politiek het para
depaardje zouden maken, dat zij voor hun
verkiezingswagentje konden spannen. Met
alle gevaren daarvan voor de internationale
positie van België, omdat natuurlijk ook de
linksche extremisten zich niet onbetuigd
laten.
Mede als gevolg van de actie der Belgische
communisten, die hierover dag aan dag bij
zonderheden in hun partijorgaan publiceer
den, heeft het Brusselsche parket thans een
onderzoek ingesteld naar de wettelijk verbo
den rexistische militie-organisaties. Huiszoe
kingen vonden o.a. plaats bij de rexistische
Kamerleden Pierre Daye en Wijns, die zoo
juist van hun bezoek aan het congres te Neu
renberg zijn teruggekeerd en bij den rexis-
tischen senator kolonel Vlgneron. Tal van do
cumenten zijn in beslag genomen en naar de
pers meldt blijkt hieruit, dat inderdaad para
militaire organisaties door Rex gevormd zijn
en de rexisten beoogden in het leger bij de
politie en de gendarmerie cellen te vormen.
Kolonel Vigneron is in staat van beschuldi
ging gesteld wegens de overtreding van de
wet inzake het militieverbod. Ook bij een aan
tal leden van het Vlaamsch-Nationale Ver
bond, in het Vlaamsche Huis te Brussel en
bij den leider Staf de Clercq zijn huiszoe
kingen gedaan In verband met de jongste
agitatie en de meeting te Vilvoorde, zonder
dat dit echter veel bijzonders schijnt te heb
ben opgeleverd.
Waarschijnlijk om het buitenlandsch beleid
zooveel mogelijk aan den binnenlandschen
partijstrijd te onttrekken heeft de regeering
het nu juister geoordeeld niet langer te
zwijgen. Nadat de heer Carton de Wiart er
te Genève op gewezen had dat België, even
als Nederland, de bepalingen van het Vol
kenbondspact omtrent het doortochtsrecht
K. van der Geest. Thuisreis. 284
pag. Den Haag. H. P. Leopold's
Uitg. Mij.
De thuisreis van Jens Veltrup
naar zijn oude moeder in Finland, met de Ba-
roe, die een wrakke schuit was, verloopt niet
vlot. Het is een reis vol avontuur op een schuit
in de wilde vaart.
Verhaald wordt van Jens, die zich aan de
Baroe hecht als de schipper van Van Schendel's
fregatschip Johanna, en die er niet af wil, al
kan hij ook met den kapitein voor een betere
boot aanmonsteren. Hij zal op de Baroe. die nog
zoo'n kwaad schip niet is, blijven en met haar,
als de thuisreis op haar eind loopt, naar den
kelder gaan, als zij in de mist is aangevaren.
Een goed geschreven zeemansboek waarvoor on
der Hollandsche lezers altijd waardeering te
vinden is.
Siegfried E. van Praag. Jongens
droom. Roman 293 pag. Amster
dam. Querido.
Een roman rondom de historie van een dieren
tuin. Historie, die met een aardig voorspel in
een kleinen dieren-winkel in de Albert Cuyp-
straat aanvangt, waar Jacob Veere, die veel la
ter rijk uit Indië terug komt, de passie voor een
echt dierenpark zal opdoen. Aan die passie zal
hij zich geheel kunnen overgeven, hij zal zijn
zoölogischen tuin stichten en beheeren en er de
vreugden en verdrietelijkheden van ondervin
den en ook over de menschen waarvan er
curieuse exemplaren door dit boek wandelen
van allerlei aan de weet komen, waarover hij
vroeger nooit zal gedroomd hebben. Een jon
gensdroom, die, in een gefingeerde werkelijk
heid overgezet, den lezer van dit boek een aan
tal genoegelijke uren kan verschaffen.
Dies Kaczer. Ik on go. De ro
man van een neger. Vertaald door
I. Cavalho. Amsterdam, De Arbei
derspers.
Een neger met een onuitsprekelijken naam
is uit het binnenste Zuid-Afrika naar Parijs ge
raakt en heeft er na eenige voorlichting van
ONZE DACELIJKSCHE KADERVERTELLING
Eindelijk waren Thijs, Dickie en Snorretje uit het kasteel gekomen
en hier loopen ze nu kalm naar huis toe. Zij moesten natuurlijk ver
schillende malen den weg vragen, omdat zij dien hier nog niet goed
wisten. Maar nu zijn zij vlak bij. Thijs is niet zoo erg moe, maar
Dickie en Snorretje voelen hun beenen wel, hoor 1 Nu, dat kunnen
jullie je ook wel voorstellen, hè?
Je bent een goed vriehd, Thijs, mompelde Dickie, terwijl ze
voortdurend, zonder rusten, voortliepen. Je hebt ons weer mooi uit
de penarie gehaald.
Nou, kom, kom, zoo erg was het niet, hoor. Ik vind dien Ruik-
graag een aardige vent, zeg, om mij dat van dien baard te vertellen.
Anders had ik heusch niet geweten, hoor, hoe wij er uit moesten
komen
landgenooten, die hem waren voorgegaan, een
broodwinning gevonden als schoenpoetser op de
boulevai-ds. Hij wordt daar bewonderd door een
rijke Amerikaansche juffrouw, die heel erg
bevriend met een schilder is en deze laat hem
tegen hooge belooning in zijn atelier model
staan. De neger, dien we nu maar bij zijn Pa-
rijschen naam Naftali zullen noemen, voelt zich
een rijk man worden en in zijn naïeve bewon
dering voor de jonge Amerikaansche, valt het
hem niet in, dat deze een spelletje met hem
speelt. Bovendien komt hij door zijn goedge
lovigheid in aanraking met de politie, die pa
pieren en boeken bij hem vindt, welke hij van
een rasgenoot in bewaring heeft gekregen, onwe
tend wat er de inhoud van is. Het zijn paperas
sen van een revolutionnair negergenootschap,
en hij gaat eenige dagen het gevang in, totdat
men hem bij gebrek aan bewijzen vrij laat. De
Amerikaansche is iniusschen verdwenen na ook
den schilder ir< den steek te hebben gelaten.
Naftali overlegt dat het beter is Europa te ver
laten en naar Amerika te gaan, waar de negers
het naar zijn meening beter hebben. In Amerika
begint hij als krantenventer, ontwikkelt er met
zijn vlugge hersens zijn capaciteiten wordt van
venter krantenschrijver en slaagt als jouralist
zoodanig, dat hij een bekend man in de neger
pers wordt. Zijn goedige utopie over de gelijk
heid der rassen wordt echter ook in Amerika
wreed verstoord en hij sterft bij een straatop-
roer. Twee vrouwen, Annabella, de Amerikaan
sche en Rebecca, het negermeisje, dat gestu
deerd heeft, beiden in Parijs ontmoet, spelen in
dit negerleven een rol.
Het is niet verwonderlijk dat in dezen tijd
van rassenquaesties ook voor die bijzondere
vraagstukken der samenleving van negers
blanken weer belangstelling gevoeld wordt. In
dezen roman wordt door de onzelfzuchtige,
haast nobele figuur van Naftali een niet te loo
chenen sympathie voor het negerras gevoed, ook
al doordat de tegenspelers, de blanken waar
mede hij te maken krijgt, niet van de bovenst-
beste qualiteit zijn. Maar een zeer interessant
boek is deze roman zeker door de zeer gave
kennis, waarover Illes Kaczer beschikt ten op
zichte van karakter en geest der negers, zoowel
van die uit de Fransche Congo als van hun
broeders uit het vrijheidlievend Amerika. Het
zit vol aardige dingen over hun aard en wezen.
Als hij in Parijs bijvoorbeeld dingen beleeft die
boven zijn verstand gaan en hij zich afvraagt,
waarom toch die blanke mannen zooveel méér
weten dan hij begrijpen kan, herinnert hij zich:
„Oom Jellala pleegt altijd te zeggen, de blan
ken weten alles, de negers zullen nooit wat we
ten. Dat is alles de schuld van de heilige schild
pad, die eens alle kennis in een groote zak
stopte-. De kennis van de dorpen, van de steden,
de kennis der priesters, der koningen en krij
gers, de kennis der vrouwen, der grijsaards en
der geesten, de kennis van den Iblis, de kennis
van de goede en van de booze demonen, de
kennis van den olifant, van de slang, van de
krokodil, der bamako-vogels, der koko's en der
gieren, de kennis der vissen, der wormen, der
vliegen, slakken en kruipende dieren, de kennis
der bomen, der grashalmen, der wateren en der
stenen, de kennis der aarde, der lucht en der
wolken, de kennis der bliksems en der sterren.
De heilige schildpad kroop toen op een hoge
baobab, apenbroodboom) scheurde de
open en verstrooide alle kennis over de aarde.
Maar de heilige schildpad was dom.
Dommer nog dan de naakte Niam-Niam-dwer-
gen in het woud. Hij lette niet op den wind,
voordat hij de zak openscheurde. Toen droeg
de wind alle kennis naar de blanken toe en in
de hoofden der zwarten kwamen slechts enige
vonkjes van het grote weten".
En zoo is er In dit aardige, gevoelige boek veel
dat, buiten de romance, den lezer boeien zal.
Het is opmerkelijk hoezeer den laatsten tijd
de lust tot schrijven van nationaal-historische
boeken is toegenomen. De levens der groote
mannen uit onzen grooten tijd en dat zijn er
eenigen! worden beurtelings alleen-historisch
of historisch-romantisch opnieuw te boek ge
steld ter leering van de jeugd en ter verboo
ging van ons zelfgevoel. Dat het zoo „en masse'
geschiedt, geeft te denken. Maar aan den an
deren kant viel er misschien ten onzent op dat
terrein wel eenige schade in te halen. Het be
ruchte hollen of stilstaan lijkt hier eenigszins
toepasselijk. Wat niet belet dat wij op den ro
man „Piet Hein", door Willem de Geus alvast
de aandacht vestigen (350 pag., Den Haag,
Leopold's Uitgeversmaatschappij) evenals op den
historischen roman „Witte de With" door Joh.
van Hulzen, die door Van Holkema en Waren-
dorf in 't licht gezonden werd (320 pag.) Op
beide boeken komen we in een volgend kro
niek je nog wel even terug.
J. H. DE BOIS.
en de economische sancties voor België als
niet bindend beschouwt, wordt in een com
muniqué. dat door het kabinet van deix eer
sten minister is gepubliceerd, verklaard dat
de regeering van oordeel is, dat zooals de in
ternationale toestand op het oogenblik is, een
vervroegde bijeenroeping van het parlement
niet noodzakelijk blijkt en er ook geen reden
bestaat de commissies van Buitenlandsche
Zaken bijeen te roepen.
Verder heet het: „Bovendien is de
regeering met onwrikbare vastheid
besloten de beginselen van de zelf-
standigheidspolitiek toe te passen,
welke reeds verschillende malen voor
het parlement zijn uiteengezet. Haar
besluit is o.a. ingegeven door het feit
dat tijdens de huidige internationale
crisis de zekerheid is verworven, dat
de door haar ingenomen positie op
het gebied van de buitenlandsche po-
litiek niet alleen bijdraagt tot het
handhaven van den algemeenen vre
de, maar tevens de grootste kansen
voor België biedt om aan de gevaren
van een oorlog te ontsnappen en dat
de doeleinden, die de regeering zich
gesteld had op het gebied der buiten
landsche politiek dus als bereikt kon
den worden beschoLiwd".
Allerwege instemming.
fU de Eerste Minister zijn stilzwijgen heeft
verbroken, voelen de overige ministers
zich blijkbaar ook niet meer gebonden. De
Katholieke Vlaamsche minister van het
transportwezen, Marck, is in zijn verkla
ringen nog verder gegaan dan minister
Spaak. Het is moeilijk aan te nemen dat mi
nister Marck, die vice-voorzitter is van den
kabinetsraad, deze zou hebben afgelegd in
dien zij niet strookten met die van den
eersten minister. De heer Marck verklaarde
op het congres der Christelijke Metaalbewer-
kers o.a.: Wij wenschen met alle naties be
vriend te blijven, doch stellen ook prijs op
onze vrijheid. Tot de nabuurstaten zeggen
wij: Volgaarne zullen wij met al onze krach
ten aan den vrede meewerken, maar dat men
ons geen doortocht vrage aan om het even
welke grens, hetzij in het Oosten of in liet
Zuiden. Laat ons den vrede. Wij eischen eer
bied voor onze vrijheid en zelfstandigheid".
De socialistische minister van arbeid sprak
te Doornik over den internationalen toestand.
„Ik ben ervan overtuigd", aldus de heer De-
lattre, „dat de politiek die de regeering volgt,
België bulten een eventueel conflict zal hou
den en ons den geesel van den oorlog zal be
sparen".
Léon Degrelle.
Blijkbaar om den onaangenamen indruk
weg te nemen, die de uitlatingen van senator
Rolin en De Brouckère hier gemaakt hebben,
heeft de vice-voorzitter van de socialistische
partij, Hendrik de Man, gisteren tijdens de
feestvergadering ter eere van het veertig
jarig bestaan der Centrale van Textielarbei
ders te Gent eveneens een zeer vredelieven
de rede gehouden. „Wij moeten ons niet het
hoofd op hol laten brengen door Berlijn of
Moskou. Geen enkel probleem, dat door den
oorlog wordt opgelost, zou niet veel beter
zonder haar kunnen worden beslist. Ik ben
er zeker van, dat ik de gevoelens van alle
Vlaamsche socialisten vertolk wanneer ik
hulde breng aan de verstandige politiek der
regeering die erop neerkomt: Wij willen in
vrede met heel de wereld leven en wij zullen
slechts tegen diegenen vechten, die ons land
zouden willen overmeesteren.
En de minister van publieke werken, Bal
thazar, verklaarde zich accoord met deze
woorden van den heer de Man, terwijl hij er
aan toevoegde: „Wat de vice-voorzitter zegt,
bindt onze partij, niet wat socialisten onder
persoonlijke verantwoordelijkheid schrijven.
Ik ben overtuigd dat de meerderheid van on
ze bevolking, in ieder geval van onze Vlaam
sche bevolking zoo denkt". Ook minister
Spaak was op deze vergadering aanwezig en
memoreerde met een kort woord dat de po
litiek van zijn regeering er één van vrede is.
Vermelden wij tenslotte nog de rede van
den heer van Cauwelaert op de studieverga
dering van de Katholieke Vlaamsche Volks
partij, eveneens te Gent gehouden. Van Cau
welaert, de leider der Katholieke Vlaamsche
Kamergroep, heeft met het oog op deze rede
den dag tevoren een onderhoud gehad met
Spaak en was dus van zijn inzichten op de
hoogte. Van Cauwelaert zei o.a.: „Ik geloof
niet, dat één van onze buren verlangt inbreuk
te maken op onze onschendbaarheid en zijn
woord tegenover ons dreigt te breken. Maar
het is goed dat zij ook omtrent ons standpunt
gerustgesteld blijven omtrent de eensgezind
heid van alle Belgen om de onzijdigheid van
het land hoog te houden en onze grenzen des
noods tegen ieder indringen te verdedigen.
Het zou tot de veiligheid van West-Europa
geenszins bijdragen dat België zich zou heb
ben gedoemd tot cu politieke afhankelijk
heid van één of andere groote mogendheid en
in zijn eigen schoot tegenstellingen zou heb
ben uitgelokt, welke zijn regeerbaarheid en
zelfs zijn voortbestaan in gevaar brengen".
De heer Van Cauwelaert stelde met
voldoening vast, dat de verstandhou
ding met Nederland en de overige
Oslo-staten in deze onveilige dagen
ongeschonden blijft voortbestaan en
•hij vervolgde:
„Een gemeenschappelijke houding
kan ons redden uit veel twijfel en is
zeer bijzonder gewenscht voor de
nieuwe vraagstukken, welke door den
vooruitgang der techniek en meer be
paaldelijk in verband met de verde
diging van het luchtruim bij een
eventueelen oorlog tusschen de Wes-
tersche mogendheden zullen worden
gesteld. Ik kan niet anders dan nog
maals uiting geven aan mijn spijt,
dat de herziening van het tractaat
van 1839 nog steeds hangende blijft
en den wensch uitdrukken dat aan
de toenadering tusschen Nederland
en België van beide kanten met on
verdroten ijver op elk gebied zou wor
den voortgewerkt". Deze verklaring
werd door de talrijke aanwezigen met
aüolaus ontvangen.