BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Volgende week Woensdag 19 October houd
Ik den eersten clubmiddag in het zaaltje
J. P. Coenstraat hoek Vareniusstraat. We
beginnen 2.30 en eindigen 3.45. Het eerst
nemen we een St.-Nicolaascadeautje onder
handen. Later maken we iets moois voor de
Kerst. A.s. Woensdag spreek ik alles nader
met jullie af. Jullie mag de briefjes op de
club medebrengen, zoodat de reis naar de
Roogeveenstraat niet gemaakt behoeft te
worden. Tot Woensdag dus.
Best BOQDSCHAPSTERTJE. Ondanks je
momenteel de bof hebt, bof je toch niet. Je
hebt huisarrest en dat wil wat voor je zeggen,
't Hoop dat je a.s. Woensdag weer hersteld
zal zijn en op de club kunt komen. Het beste
hoor.
Dag Boodschapstertje.
Best BIJDEHANDJE. Ach zeg wat is je
vriend en speelmakker Bruintje Beer onge
lukkig geworden. Z'n oorschelpen en z'n
beide beenen is hij kwijt, 'k Vind het nu
heusch een stakker; je mag hem wel
steeds op tijd van alles wat hij noodig heeft
voorzien. Hij is nu zoo geheel op je bedie
ning en hulp aangewezen. Wil je hem nog
eens m'n groeten doen?
Dag Bijdehandje.
Beste ANEMOON. Mevrouw F. heb ik
zelf gesproken. Ze was 1.1. Zaterdag gelijk met
mij bij je thuis, natuurlijk kwam het ge
sprek op de club. Ze weet er dus alles van.
A.s. Woensdag 2.30 begint de pret. Het zal
wel weer een gezellig middagje worden. Je
moeder doet verstandig met rustig in bed te
blijven. Zij zal daardoor spoediger geheel fit
zijn. 'k Heb gehoord dat je thuis, als het
noodig is. uitstekend helpt. Flink zoo.
Dag Anemoon.
Lief BENJAMINNETJE. Ja meisje, jij
komt a.s. Woensdagmiddag met je vriend
Jan. Hans mag ook komen als hij lust heeft.
De clubuurtjes worden doorgebracht met
voorlezen', nandwerken, knutselen, zang, enz.
De tijd vliegt om, dat zal je ondervinden. Tot
Woensdag dus.
Dag Benjamin.
Lief ZONNESTRAALTJE. A.s. Woens
dagmiddag mag je ook op de club komen. Is
dat niet even fijn? Je krijgt een plaatsje
naast je zus. Tot Woensdag dus.
Dag Zonnestraaltje.
Best CROCU^JE. Prettig dat je met
je handschoenen zoo flink vordert. Vergeet
echter niet. de handschoenen van tijd tot tijd
te laten passen. Ze zullen lekker warm zitten
en sterk zijn zoodat je vader veel pleizier
van je werk zal hebben. A.s. Woensdag ben
je natuurlijk ook van de partij. Tot ziens dus.
Dag Crocus je.
Best ZONDAGSKIND. Dientje H. mag
op de club komen wanneer haar ouders op de
IJmuider Courant geabonneerd zijn. Zij kan
dan a.s. Woensdag met je mede komen. Het
is niet zoo erg prettig voor je, dat de Espe-
ranto-leeraar den gehelen cursus weer op
nieuw begonnen is. Je vordert zoo niet. Je
vader wensch ik van harte spoedig beterschap
toe.
Dag Zondagskind.
Best REPELSTEELTJE. A.s. Woensdag
ben je dus ook van de partij. Gezellig vind je
niet? Je briefje mag je dan aan me afgeven
je behoeft geen reis naar de Roggeveen
straat te maken. Tot Woensdag 2.30 dus.
Dag Repelsteeltje.
Best GOUDHAARTJE. Ja het is nu oogst-
tend. Sparappels^ dennekegels, beukenootjes.
kastanjes en eikels zijn onder en in de omge
ving van de bepaalde, boomsoorten te vinden.
Waren de gevonden nootjes gevuld of ledig.
De bramen stonden zeker op een erg afgelegen
plekje9 Meestal is alles zoo afgezocht dat men
als men laat in het jaar gaat zoeken, niets
meer vindt. Tot Woensdag zeker?
Dag Goudhaantje.
Best ZWEMSTERTJE. In mn briefje
vooraf kan je lezen waar, en van en tot hoe
laat de club gehouden wordt. Prettig dat je
ook weer graag komt. Het ledikantje vind ik
fiin Ik zal het van een compleet
bed voorzien. Het is flink groot en
ik zal het gebruiken in dienst van het huis
houd onderwijs. De meisjes kunnen dan een
bed keurig leeren opmaken. Je begrijpt dat ik
er erg blij mede ben en ik dank je er nog
maals voor. Wat ben je fijn uitgeweest. Dat
was met recht een meevallertje.
Best TEEKENAARSTERTJE. Zoo meisje
ben je ook al aan het boffen en tevens wan
boffen? Maar goed in de warmte bhjren hoor.
Ik dank ie voor je teekening. Ze is prachtiQ.
Het beste hoor en beterschap. Dag Teeke-
BesfrailLLEKOPJE. Je fiets is net op
tijd stuk zeg. Het is nu toch haast geen weer
meer om voor pleizier te fietsen. Wat. zijn ei
momenteel veel bofpatiëntjes. 't Is te hopen
dat je zus spoedig weer beter is en jij vrij
blijft An. Woensdag begint de club weer. Tot
ziens dus. Dag KruUekopje.
Lief VERGEET-MIJ-NIETJE. Come v. d.
W. mag rubriekertje en tevens clublid worden.
Laat ze a.s. Woensdag maar met je mede ko
men. In m'n briefje vooraf kan je tijd en
plaats lezen. Jullie behoeft nog niets mede te
brengen. As. Woensdag spreek ik wel nader
af Tot Woensdag. Dag Vergeet-mij-nietje.
Best DOORNROOSJE. Je bent als rubne-
kertie en clublid van harte welkom. Je schuil
naam vind ik uitstekend. Wat heb je je briefje
keurig met teekeningetjes versierd. Je komt
Woensdag maar met Repelsteeltje of Goud
haartje mede. Zij weten het zaaltje te vinden,
omdat zij vorige winters ook reeds clublid
waren. Tot ziens dus. Dag Doornroosje.
Lief ZWARTKOPJE. Treft dat niet even
fijn9 Jij komt om 2.30 uur uit pianoles en
bent dan dicht bij het zaaltje waar de club
gehouden wordt. De club begint om 2.30. Jij
mag in dit geval wel even later komen. Om
2.40 ben je zeker present en kan dan tot 3.45
blijven. Verschillende rubriekertjes hadden
verleden week hun briefje gereed, doch kon
den het door het ongunstige weer niet bren
gen. Je bent dus de eenige niet geweest. Tot
Woensdag. Dag Zwartkopje.
Beste JOPIE SLIM. r— Natuurlijk mag jij ook
HET PUNTJE WAS VERDORD!
door W B Z.
Jan, zeg nu eens eerlijk:
„Heb jij 't gedaan?
Brak jij dat puntje
Van die banaan?"
Jan kijkt zus eerst verlegen aan.
Maar zijn oogen zeggen, dat hij 't heeft
gedaan,
Eindlïjk zegt hij moedig:
„Ik heb 't gedaan
Ik brak dat puntje
Van die banaan.
'k Zal het moeder zeggen,
'k Wed, dat ze niet knort,
Want, 't bananenpuntje
Was heelemaal verdord!"
op de club komen. Je leest m'n briefje vooraf
maar na en weet dan alles wat je weten
moet. Het zal een gezellig uurtje worden. Je
mag je briefje naar de club mede nemen en
behoeft dan dus niet naar de Roggeveenstraat
te loopen. Tot kijk dus. Dag Jopie Slim.
Best GOUDMUILTJE. A.s. Woensdagmid
dag zie ik je dus. We spreken dan wel verder
af. Werk behoef je nog niet mede te brengen.
De eerste middng is grootenrieels een middag
van onderlinge kennismaking en bespreking.
Blijft er tijd over, dan lees ik voor. Tot Woens
dag dus. Dag Goudmuiltje.
Beste KLEINE ZUS. A,s. Woensdag zie
ik je natuurlijk weer. De club kan niet door
gaan als jij ontbreekt. Prettig dat het op
school zoo goed gaat en je zoo goed je best
doet. Tot ziens dan. Dag Kleine Zus.
Beste VERONIKA. Jij hebt je schade in-
jehaald zeg. Wat heb je deze week een langen
brief geschreven. Of je nu ook zoo'n lang
epistel terugkrijgt? Neen meisje. Je zou dan
weer bij mij in het krijt komen en opnieuw
schade moeten inhalen. Gelukkig dat je vader
weer werkt. Met je regeling voor het club-
bezoek kan ik geheel accoord gaan. Je moe
der krijgt een flinke hulp aan je en dat zal
ze echt prettig vinden. Tot kijk hoor. Doe je
m'n groeten aan J. en zijn moeder? Dag
Veronika.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
VRAGEN EN ANTWOORDEN.
Allerlei wijsheid over visschen.
Ik wed, dat jullie de onderstaande vragen
die allemaal over visschen handelen, niet uit
jezelf kunt beantwoorden. Probeer 't maar
eens, door je hand op het antwoord te leggen:
1. Hoeveel soorten echte visschen zijn er
wel? En zijn er meer soorten visschen dan an
dere gewervelde dieren?
Er zijn ongeveer 20.000 soorten visschen. De
klasse der visschen vormt de grootste en meest
gevarieerde groep van gewervelden.
2. Kunnen visschen werkelijk slapen, of
rusten ze alleen maar?
Visschen slapen nooit, maar soms liggen ze
een heelen tijd onbewegelijk op dezelfde plaats
Dit is ongetwijfeld uitrusten op visschèn-
manier.
3. Doe je een visch erge pijn, als je hem bij
't hengelen aan den haak slaat?
Neen, veel pijn lijdt de visch niet, want zijn
zenuwen zijn lang niet zoo gevoelig als die
van andere diersoorten. Wèl heel erg voor de
visch is het liggen op het droge en alleen
al hierom is 't visschen uitsluitend voor je
pleizier een wreed vermaak
4. Kan men visch in ijs lang goedhouden en
leeft de visch nog als men het ijs laat smelten?
Ja, de visch blijft in leven, zelfs nadat ze
bevroren is geweest. Er zijn voorbeelden be
kend van roode visschen, die een heelen win
ter bevroren zijn geweest. In sommige rivieren
in Siberië, die 's winters geheel dichtvriezen,
blijven de visschen rustig in de ijslaag zitten.
Als dan in 't voorjaar het ijs smelt, worden de
visschen wakker en zwemmen weg. Leuk, hè?'"
5. Zijn er ook zingende visschen en hoe kun
nen die dan zingen?
De sapie, die aan de Californische kust on
der steenen leeft, wordt „zingende visch" ge
noemd. Hij maakt een soort neuriënd geluid
met zijn zwemblaas.
6. Zijn er ook visschen met vleugels en kun
nen ze langen tijd door de lucht vliegen?
De z.g. „vliegende visschen" hebben geen
vleugels; ze gebruiken hun groote vinnen als
zeiltjes en kunnen zich over een afstand van
ongeveer 200 M. boven water in de lucht hou
den, op een hoogte van pl.m. 1 M. De wind
draagt hen soms wel verder en hooger.
T. Hebben de visschen ooren en kunnen ze
ermee hooren?
Neen, ooren hebben de visschen niet, ten
minste geen oorschelpen en ook geen gehoor
gang, zooals wij. Het gehoororgaan van de
visch is inwendig. Maar met dit orgaan kan
hij niet hooren; het dient om het evenwicht
te bewaren en om beter te kunnen zwemmen.
EEN NIEUW AVONTUUR VAN BARON VON
MüNCHHAUSEN.
Niemand kon hem in het opsnijden den baas
blijven!
Natuurlijk heb je allemaal wel eens gehoord
van den beroemden baron von Münchhausen
die zooveel wonderlijke avonturen wist te ver
tellen!
Als hij aan 't opsnijden was over zijn jacht
en krijgsondervindiiigen, nu, dan heerschte er
steeds ademlooze spanning in den kring. Je
kent natuurlijk allemaal zijn avontuur met
het hert, dat een kersenboompje op den kop
droeg of de geschiedenis van zijn reis op den
kanonskogel en zoo niet, dan moet je die aar
dige verhalen maar eens lezenl
Ik vertel je vandaag nu eens een heel nieuw
avontuur van baron von Münchhausen. Luister
maar:
De baron was in zijn tijd over de heele we
reld zóó beroemd geworden, dat allerlei dap
pere jagers en krijgslieden of zij, die hiervoor
wilden doorgaan, er eep. eer in stelden, pre
cies zulke wonderlijke verhalen te vertellen als
hij om zich zoodoende den eeretitel van „de
nieuwe Münchhausen" of iets dergelijks te
verwerven.
KORT EN KRACHTIG
H. G. Wells, de schrijver van tal van fan
tastische boeken, kreeg eens het werk van een
nog onbekend schrijver ter beoordeeling toe
gezonden.
,Hoe vindt u het?" vroeg deze later.
,Hm" zei Wells, „schrijft u omdat u het niet
laten kunt of omdat u er geld mee wilt verdie
nen?"
,Ik schrijft hoofdzakelijk, omdat ik een ge
zin moet onderhouden," bekende de schrijver.
,Dan moet u den Nobelprijs hebben," zei
Wells.
„Waarom? Vindt u mijn roman dan zoo
goed?"
„Dat niet," antwoordde Wells, „maar dan
kunt u direct met schrijven ophouden."
Zoo leefde er eens een oud varensgezel, Be
rend geheeten, die zóó geweldig kon opsnijden,
dat iedereen hem „den Rotterdamschen
Münchhausen" noemde. Als oude Berend, die
er een zeemanscafétje op na hield, 's avonds
zijn Goudsche pijp opstak, zich aan de ronde
tafel neerzette, over zijn witten baard streek
en begon te vertellen, dan kon je een speld
hooren vallen!
Eens op een avond, toen een vreemdeling,
tlie zijn nationaliteit niet bekend had ge
maakt, in den kring der stamgasten zat, wilde
Berend eens extra zijn best doen. Hij schraapte
zijn keel en begon:
„Toen ik vroeger in een klein dorp aan de
Friesche Noordkust woonde, hield ik me graag
bezig met het vangen en dresseeren van zee
honden. Ik hield ze in een stal en de beestjes
gehoorzaamden me als hondjes. Ze trokken op
mijn bevel visschersbooten aan land, joegen
de haring in de netten en verdreven groote
roofvisschen.
Dit en nog veel meer vertelde Berend van
zijn tamme zeehonden en de heele tafelronde
schudde van het lachen. Alleen de vreemdeling
bleef ernstig kijken.
Toen begon Berend nog een sterker staaltje
op te disschen.
„Eens," zoo vertelde hij, „was de winter zóó
streng, dat de heele Waddenzee dicht lag, zoo
dat we alleen met priksleden konden overva-
varen. Ik had een reusachtige slee, waarin
behalve ikzelf ook nog een tweede persoon
plaats kon nemen. Achter ons stond dan mijn
knecht met den prik; hij stiet af en bij lede
ren stoot vloog de slee ongelogen 150 m. over
het gladde ijs vooruit. Eens had ik een rei
ziger uitgenoodigd om mee te gaan. Maar o
wee, wat gebeurt er? We zijn in volle vaart, als
we opeens een honderd meter voor ons uit een
groot wak zien van wel tien meter breed. Ik
blijf echter doodbedaard en zeg tot den knecht
.Vooruit Jochem, toon nu eens wat je kunt.'
De knecht geeft de slee een geweldigen stoot
werkelijk: we vliegen als de stormwind
over het wak. Maar die ezel van een reiziger
heeft, terwijl we boven het donkere water
zweefden, even naar beneden gekeken, is dui
zelig geworden en met koffer en al in het wak
gevallen
Dat was verschrikkelijk, want de slee was in
volle vaart en kon eerst na vijf minuten tot
stilstand worden gebracht. Toen gingen we
langzaam terug tot aan den rand van het
wak. Maar daar zagen we iets heel wonder
lijks: de reiziger dreef n.l. nog steeds aan de
oppervlakte. Om hem en zijn koffer had zich
een ijskorst gevormd en hierin zwom hij ais
in een reddingsgordel rond. We slaagden er
elukkig in, hem ongedeerd in de slee te trek
ken
Ook dit verhaal vond grooten bijval, alleen
de vreemdeling lachte niet. Hij keek Berend
zeer ernstig aan en begon toen: „Ja, ik her
inner me ook nog wel, dat het in dien win
ter verschrikkelijk koud was. Ik reed n.l. in
't zelfde jaar op schaatsen van Friesland naar
Ameland en kwam aan hetzelfde wak, waar
die arme reiziger inviel. Ik zag het echter te
laat en kon m'n vaart niet meer inhouden. Ge
lukkig echter zag ik een honderd meter ver
der een tweede wak. Ik nam een kloek besluit
en wierp me vastbesloten voorover in het water
Als een pijl schoot ik onder het ijs door, kwam
precies uit het andere wak weer te voorschijn
en vloog toen nog ongeveer 500 meter over het
ijs voort. Maar 't was toch de hoogste tijd ge
weest, want toen ik omkeek, waren de beide
wakken subiet weer toegevroren
Een oogenblik heerscht een diepe stilte om
de tafel, maar dan barstten allen in daverend
gelach uit. Alleen oude Berend bleef den
vreemdeling strak aankijken en zei: „Dan
kent U misschien ook wel het verhaal van de
Friesche palingen."
De vreemdeling lachte. „Zeker," zei hij, „dat
is een oude grap. U bedoelt toch dat verhaal
van de Friesche visschers met hun kousen van
palingvel? De visschers vangen twee dikke pa
lingen, spijkeren ze tegen den muur. geven ze
een sneed je tusschen de oogen en kietelen de
palingen dan net zoo lang, tot ze van 't lachen
uit hun vel kruipen. En de vellen kunnen dan
prachtig als kousen worden gebruikt."
Temidden van het hartelijk gelach, dat op
dit gekke verhaal volgde, stoof Berend plotse
ling overeind en riep: „Wie ben jij dan toch,
dat je m ij in 't opsnijden den baas bent?"
„Mijn naam is von Münchhausen", zei de
vreemdeling kalmpjes. Hij maakte een beleef
de buiging en was verdwenen.
Bristol en kreeg hier den bijnaam van
Zondagschen Mijnheer". Hij kwam W'
alleen 's Zondags de deur uit, omdat™
niemand om zijn schulden gevan??n n
uag ineiiuum um ajjn ücnuiaen gevang
nomen mocht worden. Twee jaar hield h ^e"
leefwijze vol. Toen werd hij benoemd
troleur bij de belastingen op glas en vpn
Hij verdiende hier zooveel dat hij al ->»- rs'
schuldeischers_ betalen kon; hf^"
ra&kte weer
gere
echter weer veel te weelderig en'i
diep in de schuld, waar hij in 1699 WPP;
Willem m uitgeholpen werd. Toen dezo l ft
rwprlp^rl war "hpf nnlr UTPIrlno w1 '02
overleed was het ook weldra met de elnH0 V
Defoe uit. Na het schrijven van een om-
barend geschrift, werd hij veroordeeld
gen te worden gebonden aan den
Het volk, dat het heelemaal niet met de Ly
terlijke uitspraak eens was, voorza® hem r?
tijd van alles wat hij noodig had. Na Cm
van wederwaardigheden beleefd te >.«L1
schreef hij in 1719 zijn beroemd geworden
binson Crusoe. In 1720 werd het reed?,-?"
kocht in 't Fransch, Duitsch en Nederland
Hij stierf in 1731. Door een toeval werd in ijk#
zijn laatste rustplaats op een Londen^
kerkhof ontdekt, waarop door de Eneefi
jeugd met bijdragen van enkele centen 2Ï
nieuw grafteeken werd opgericht.
Een Chineesche bruiloft. In China gaat
het op een trouwpartij heel anders toe dan bij
ons. Op den trouwdag komen de genoodigden
bij den bruigom thuis om zijn huis te versieren
Is dit gebeurd dan gaan ze in draagstoelen on
der het bespelen van allerlei muziekinstrumen
ten naar het huis van de bruid, die keurig
aangekleed al op hen zit te wachten. Ze draagt
nu een heel ander kapsel, dan te voren. Zoodra
de gasten zijn aangekomen, komt ze te voor
schijn gehuld in een grooten, wijden mantel
en met een hoed op, zoo groot als een parasol
en neemt nu plaats in een prachtigen draag
stoel, die door 4 mannen gedragen wordt. Is
goed en wel gezeten, dan wordt de stoel
door haar moeder met een sleutel gesloten en
de sleutel wordt gegeven aan een der bruids
jonkers. Dan zet zich de stoet, die geopend
wordt door een ruiter te paard en waarin ook
een paar kisten met kleeren worden meegedra
gen in beweging op weg naar de woning van
den bruidegom. Ook worden allerlei eetwaren
o.a. een aan stukken gesneden gebraden var
ken, meegevoerd. Deze eetwaren worden aan de
bedelaars, die den stoet passeeren, uitgedeeld.
Op de plaats van bestemming aangekomen,
wordt de bruid door een bruidsmeisje begroet
en spoedig daarna komt ook de bruidegom, die
den draagstoel ontsluit en zijn bruid haar
nieuwe woning binnenleidt. Hier wordt nu het
huwelijk gesloten. Daarna mogen de gasten
weer binnenkomen om hun huwelijkscadeaux
het jonge paar aan te bieden, waarna zich al
len aan tafel zetten en zich te goed doen aan
allerlei Chineesche heerlijkheden, waarvoor de
meesten van ons misschien wei den neus zou
den optrekken.
AIfi 't jullie gaat zooals 't mij vroeger
ging, dan wil je, als je een mooi boek
gelezen hebt, in de eerste plaats
graag weten of de hoofdpersonen
uit het boek werkelijk geleefd hebben. En dan
wil je graag iets weten van den schrijver of de
schrijfster. En zoo kan ik me nu voorstellen,
als je de film Robinson Crusoe gezien hebt, dat
je je afvraagt, zou dit allemaal nu werkelijk
zoo gebeurd zijn? En wie was die schrijver
Daniel Defoe? Daarom wil ik je iets over bei
den vertellen. Laat ik beginnen met je te ver
tellen, dat het boek Robinson Crusoe geen oor
spronkelijk boek van Daniel Defoe is. Deze
heeft een bestaand verhaal omgewerkt. Dit
verhaal was geschreven door een scheepskapi
tein Woodes Rogers, volgens sommigen heette
hij William Dompier. Hij vertelt daarin dat een
Schotsch scheepsofficier, Alexander Selkirk,
die betrokken was geweest bij de voorbereidin
gen tot een muiterij aan boord in 1704 op eigen
verzoek door den kapitein op het Chileensche
eiland Juan Fernandez aan land gezet wordt.
Hij kreeg een goeden voorraad kleeren mós,
verder een geweer, veel munitie, een kookketel,
wat tabak en eenige boeken, waaronder een
bijbel. Tot 1709 bleef hij op dit eenzame eiland
het lag 600 K.M. uit de kust. Toen haalde de
kapitein, die hem hier had afgezet, hem er ook
weer vandaan. Hij leefde hier voornamelijk
van planten en van het vleesch en de melk van
wilde geiten, die hij getemd had. Eens landde
een Spaansch schip op het eiland, waarvan de
bemanning jacht op hem maakte, maar hij
wist gelukkig te ontsnappen.
En nu iets over den schrijver Daniel Defoe;
eigenlijk heette hij Daniel Foe, dat De heeft
hij later maar bij zijn naam gevoegd. Dat
ging toen nog al gemakkelijk. Hij was in 1661
geboren in een der wijken van Londen nl. St.
Giles Crepplegate. Zijn vader was slager en
verkeerde in goeden doen; hij liet zijn zoon
studeeren. Maar Daniel was geen brave zoon
hield niet van studeeren, hoewel hij gemakke
lijk leerde en gaf al heel gauw, tot groot ver
driet van zijn vader, de studie op. Hij kwam
toen door het schrijven van allerlei artikelen
aan den kost. Toen er in 1685 een samenzwee
ring gesmeed werd tegen het leven van den
Engelschen koning Karei II behoorde hij onder
de samenzweerders. Door een tijdige vlucht
redde hij zijn leven en vestigde zich toen ergens
als handelaar in gebreide goederen en reisde
voor zijn zaak door Duitschland, Spanje en
ook door ons land. Toen onze stadhouder Wil
lem III gekozen was tot koning van Enge
land, werd hij een ijverig aanhanger van den
nieuwen koning, wiens beschermeling hij wel
dra werd. Deze kon echter niet verhinderen,
dat hij, tengevolge van zijn veel te royale leef
wijze, diep in de schulden raakte en ten slotte
failliet verklaard werd. Hij woonde toen in
KUN JE GOED HOOREN?
Wat jij niet hoort, dat hoort Fik of Bello'
Proeven met hooge tonen.
Vandaag willen we, speciaal voor knarn»
kinderen, eens iets vertellen over de allerhoo»
ste tonen, die bestaan. Je weet misschien wel
dat het geluid van krekels haast wel het hoo°-
ste is, wat we kunnen hooren; is een toon nóê
hooger dan het krekelgesjirp, dan.... hooren
we niets meer.
We zeggen dan, dat die toon boven onze Ge
hoorgrens ligt. Nu kwamen er onlangs berich
ten uit Amerika, volgens welke een man bii
een bepaald soort sprinkhanen, die men al
tijd voor stom gehouden had, een zeer duide
lijk piepen had geconstateerd. Men onderwiero
den fijnhoorenden man aan verschillende
proeven en toen bleek, dat hij werkelijk som
mige zeer fijne geluidsgolven, die de geleerden
enkel door middel van instrumenten konden
opvangen, als geluid hoorde. Het menschelijke
oor is zóó ingericht, dat het slechts geluiden
van 16 tot en met 20.000 trillingen in de se
conde kan opvangen. En deze bovenste gehoor
grens geldt alleen voor de jeugd; bij iemand
van 60 jaar is ze veel lager, b.v. 5000 trillingen
per seconde, of,zooals 't met een geleerd
woord wordt uitgedrukt, 5000 Hertz. Hieruit
wordt verklaard, dat oude menschen heel vaak
het krekelgesjirp, dat op 6000—7000 Hertz is
vastgesteld, niet kunnen hooren. Ook enkele
jongeren, wier gehoorgrens lager ligt, zijn wat
men noemt „krekeldoof". De gehoorgrens van
den „wonderman" uit Amerika blijkt ver boven
de 20.000 Hertz te liggen!
Men weet dat de luchttrillingen, die ontstaan
door ontlading van electr. vonken, een geluid
voortbrengen van 100.000 Hertz, dat dus ver
boven onze gehoorgrens ligt. Men heeft ge
merkt dat deze hooge trillingen gevaarlijk kun
nen zijn voor kleine levende wezens. Water
planten, bloedlichaampjes en visscheneitjes,
die men aan dergelijke trillingen blootstelde,
werden totaal vernietigd; visschen en kik-
vorschen bezwijken bij een trillingsgetal van
300.000 Hertz. Dat de geluiden, die bij deze
trillingen behooren, werkelijk ofschoon wij
ze niet kunnen waarnemen bestaan, heeft
men gemerkt, aan honden. De gehoorgrens
van dezen viervoeter ligt n.l. op 38.000 Hertz,
dus aanmerkelijk hooger dan de onze.
En nu zul je vragen „maarhoe kan men
dan weten, of de hond werkelijk die hooge
geluiden hoort? hij begrijpt toch niets van al
die geleerdheid en kan bovendien niet
praten!
't Is wel aardig, om ook hier eens iets van
te vertellen. De Weensche professer Ferdinana
Scheminsky heeft hiermee een zeer vernuftige
proef genomen. De hond kreeg een stuk worst
en tegelijkertijd werd door middel van electri-
citeit, waarmee men een stukje kwarts aan
het trillen bracht, een geluidstrilling van 3o0uu
Hertz voortgebracht. Toen de prof. dit eenige
keeren had gedaan, waren het geluid en ae
worst voor den hond onverbrekelijk aan elkaar
verbonden. De hond wist: zoodra het genua
klinkt, krijg ik een stuk lekker eten. En nu
weet ieder hondenbaas wel, dat een hona al
reeds bij 't gezicht van een stuk worst peg mi
te watertanden, n.l. het speeksel druppelt zijn
bek uit, l
Toen nu de prof. eindelijk het geluid voort
bracht zonder worst te laten zien, spronga»
hond kwispelstaartend op en begon te water
tanden. Hij had dus vast en zeker het geiuiu<
dat voor hem met het begrip „lekker eten
verbonden was, gehoord. M
Tegelijkertijd deed de professor nog een au
dere interessante ontdekking. De hona rw
geerde steeds door vreugde op denzelfden toon
Zoodra het geluid iets lager of iets hooger ws-
bleef hij rustig liggen. Hij wist dus niet groo
stelligheid den „eettoon" van andere tone
te onderscheiden.