Drie mannen en hun Noodlot
Adolf Hitler tijdens zijn Zondag te Weimar
gehouden rede, waarin hij opnieuw de ver
houdingen met het buitenland besprak
„Ik zal je moeten verkoopen, ouwe jongen!" Een typisch snapshot van
de Maandag te Hedel gehouden jaarlijksche paardenmarkt
Een bloemenhulde voor
Koloman von Kanya bij zijn
terugkeer uit Weenen te
Budapest na de ondertee-
kening van het besluit van
het scheidsgerecht inzake
de grenswijziging
Met de werkzaamheden voor het „opblazen" van het wrak der op den Nieuwen
Waterweg gezonken „Chryssi" is Maandag een aanvang gemaakt
De jacht op „wilde autobussen". Ook het nieuwe plan, om passagiers gratis te
werd Maandag door de Amsterdamsche politie onmogelijk gemaakt
De reis der .gasten" werd belet
Uitgebreide luchtbeschermings
oefeningen zijn dezer dagen te
Soerabaja gehouden. Terwijl
de ontsme&ngsploegen aan het
werk zijn, voeren ambulance
troepen de „gewonden" weg
vervoeren
Ook 's Hertogenbosch is den stelregel gaan huldigen, dat melk goed is voor elk. In alle scholen der
stad is Maandag een aanvang gemaakt met de verstrekking van melk aan de leerlingen
Bekoorlijke costuums uit den Elzas
tijdens de expositie van folkloristische
kleederdrachten te Parijs
FEUILLETON
Naar het Engesch
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
52)
O'Malley tastte zijn weg naar de deur van
de dienkeuken, opende deze en liet Barrett
passeeren. Toen ze niet z'n tweeën in de
kleine ruimte stonden, liep O'Malley op zijn
fceenen dwars door het vertrek en opende heel
voorzichtig de andere deur. De scharnieren
piepten een beetje en in die doodsche stilte
klonk dat geluid alsof het honderdvoud ver
sterkt was. Een oogenblik daarna stond
Barrett weer naast hem en had hij zich om
gedraaid om deze deur achter hen op slot te
doen. Hij voelde ergen naar en O'Malley
hoorde een sleutel in het slot knarsen.
„Dat is een bof", zei Barrett vlak bij zijn
oor. „En nu opgepast. Je bent zeker niet eer
der in deze kamer geweest, hè?"
„Neen. Jij?"
„Ik ben nog nooit in dit huis geweest. Maar
ik heb me een nauwkeurige voorstelling van
de ligging van de kamers kunnen vormen
na wat- jij me verteld hebt. Dit moet de eet
kamer zijn. En er moet nog een andere deur
zijn die naar de voorkamer leidt, ergens aan
den overkant".
Behoedzaam hun weg tastend, ging Bar
rett verder met O'Malley vlak achter zich aan.
De kamer scheen geheel leeg te zijn, want ze
ontmoetten geen meubels. Na even gezocht
te hebben bleef Barrett onbeweeglijk staan
en O'Malley gromde van voldoening. Een hand
vond zijn arm en trok hem dichterbij.
„Hier is de deur", waarschuwde Barrett.
„En die gaat naar buiten open, in de voor
kamer, niet in deze. Dat is oo kweer een geluk
En ze is niet op slot.
„Wat nu?" vroeg O'Malley na een korte
stilte.
„Wacht en boud je stil!"
0:Malley gehoorzamade het bevel en spande
zijn oogen en ooren in om een teeken van
leven in de donkerte om hem heen te ont
dekken. Plotseling kreeg hij een schok en
raakte Barrett's arm aan. Van boven hun
hoofd kwam een gedempte plof.
„Er is iemand boven!", stiet hij uit'
„Stil!", gebood Barrett in een bruuske flui
stering.
Zich nu en dan even bewegend om zijn stijve
spieren een weinig te ontspannen, wachtte
O'Malley in diep zwijgen. Er kwam geen ge
luid meer van boven en hij veronderstelde
dat het lawaai dat ze gehoord hadden, een
krakende balk, een rat of vallende kalk ge
weest was. Ze moesten hier nu al wel een
half uur gestaan hebben. O'Malley's geest was
vergleden in een dagdroom, waarin Claudia
en hij in een gouden zonsondergang de Nijl
afdreven, toen hij eensklaps in zijn tegen
woordige omgeving terugtuimelde.
Naderbij komende stemmen hadden ineens
buiten het huis geklonken.
Een sleutel knarste in het slot van de voor
deur. Toen werden de stemmen duidelijker
en de vloer trilde van het gestamp van voeten
Een deur vak bij hen werd opengeduwd. O'Mal
ley hoorde een lucifer aansteken en een se
conde later scheen een streep licht van onder
de deur waar zij stonden. De mannen die bin
nengekomen waren, hadden zich naar de
voorkamer begeven. En Barrett en O'Malley,
weggedoken in de eetkamer, konden duide
lijk verstaan wat zij zeiden.
„Nou", jammerde een schorre stem, blijk
baar een onderbroken gesprek voortzet
tend, „ik vertel je dat het gewaagd is om
hier terug te komen na wat er gisteravond
gebeurd is. De baas lijkt wel gek!"
Een stoel bonsde op den vloer, kraakte
daarna in protest
„Schei uit vent! Die dekseLsche O'Malley
zal wel zalig oppassen om geen kogels in zijn
huid te krijgen. Hij is net als jij, ,31eekneus"
bang voor zijn eigen schaduw".
O'Malley begon te fluisteren. „Dat is Mc
Girk!", maar Barretts hand op zijn arm legde
hem verder het zwijgen op.
„Nou", kwam de klagende stem weer „Ik
zeg je dat het niet veiligi is om hier terug te
komen na gisteravond!"
„Och kerel, hou je gezicht toch", antwoordde
de ander weer. „De baas weet wat hij doet.
En de boodschap was duidellijk genoeg, niet
waar? We moesten hier om elf uur op hem
wachten. Dus hij moet ons hard noodig
hebben. Het is tegen zijn eigen regels in, om
ons zoo te ontmoeten. Het zal me benieuwen
wat hij wil", eindigde Mc Girk's stem.
„Nou, maar ik blijf volhouden, dat het ver
draaid riskant is om hier te komen na
„Hou nou op, oud wijf dat je bent! Je
bent nog lamlendiger dan een zieke kat".
O' Malley grinnikte zacht. Na wat Bleek
neus bij drie verschillende ontmoetingen van
hem geïncasseerd had, was het geen wonder
dat de man weinig lust meer had in een
nieuw treffen.
„Misschien is de boodschap niet eens van
hem", kwam de schorre stem weer.
„Wel verdraaid!", bulderde Mc Girk. „Ik heb
je toch gezegd dat ik de inktvlek vergeleken
heb! De brief was van hem!"
„Nou maar, ik zeg je dat het gevaarl
Wat is dat?"
In de stilte die volgde, werd het zoemen van
een motor hoorbaar. Het werd steeds luider.
Kort daarop klonk het aanzetten van remmen
voor het huis.
„Daar heb je hem!" riep Mc Girk, onmis
kenbaar opgelucht. „Laat hem even binnen
Bleekneus! Wel deksels!"
Voetstappen liepen de gang in, op hetzelfde
moment dat iemand zacht op de voordeur
klopte. De deur werd geopend en daarna weer
gesloten. Toen sprak de man die was binnen
gekomen:
„Goed zoo, Bleekneus! Waar is hij?"
O'Malley schrok. Die stem klonk hem be
kend in de ooren
„Hier meneer", antwoordde Bleekneus.
„Maar ik moet u zeggen het is niet veilig...'
Zijn woorden gingen verloren in het geluid
van de zware voetstappen van den nieuwen
bezoeker, die naar de voorkamer liep. Een
deur werd gesloten.
„Hallo chef", begon Mc Girk, „wat kunnen
we
Hij werd onderbroken door de plotselinge
vraag van een luide donderende stem:
„Waar voor den duivel is Barrett?"
Op dit oogenblik boog Barrett zich dicht
naar O'Malley.
Houd je revolver gereed", fluisterde hij
„En laat geen van hun drieën deze deur
langs. Daar gaan we dan!"
Bij deze laatste woorden slipte hij van
O'Malley's zijde weg. En zelfs boven de woor
den van Mc Girks stem in de eetkamer ernaast
kon O'Malley de deur van de eetkamer naar
de gang hooren opengaan en zacht weer
sluiten.
,3arrett!", zei Mc Girk, „wacht maar tot
we hem te pakken krijgen, die gluiperige...."
Opeens begon het.
„Heb je hem dan nog niet?", brulde de
derde man. „Maar je telefoneerdeVer
duiveld, dat is een val!" Vooruit weg, en
gauw!"
Door de gesoten deur hoorde O'Malley een
plotseling geschuifel van voeten en hij stond
paraat. Maar het was de deur die van de
voorkamer in de gang uitkwam, die openge
smeten werd. O'Malley hoorde de deur tegen
den muur bonzen en vervolgens een trio van i
kreten. Daarop Barrett's effen,
stem:
„Terug, jullie ratten. Een rattenval is het!
En de val is dicht geknipt!"
HOOFDSTUK XXIV.
Het derde slachtoffer.
Barretts onverwacht binnentreden en
scherpe uitroep werden gevolgd door een mo
ment van verbluft zwijgen. Toen kwam er
een schreeuw en gestommel van voeten.
Iemand sloeg tegen de deur aan waarachter
O'Malley stond. Er werd wild aan den kruk
gerammeld en de deur werd opengeduwd, ter
wijl het plotselinge licht den jongeman haast
verblindde.
Maar hij stond klaar, zijn onheilspellend
wapen gericht. Bijeengegroept en achteruit
deinzend stonden Mc Girk en de man die
,31eekneus" werd genoemd, en achter hem
Schenk!
Nu deed Barrett langzaam een stap vooruit.
In zijn rechterhand hield hij een duplicaat
van O'Malley's revolver. De loop was op
Schenk gericht.
Hoezeer zijn aandacht ook in beslag geno
men was door de drie mannen, de striemen
de kilte, die van Barrett uitging, ontging hem
niet. En uit zijn half-gesloten oogen scheen
een grimmige woestheid, zengend als een
vlam.
„Terug zeg ik!", klonk de donkere, effen
stem.
Het drietal keerde zich als één man om, den
Ier vergetend.
O'Malley ging een paar stappen naar voren
en bleef in de deuropening staan, ze allen
onder schot houdend.
(Wordt vervolgd).