De Sprong in het Leven Op 24 en 25 November a.s. zal de Kon. Militaire Academie te Breda haar 110-jarig bestaan her denken. Exterieur van het gebouw der Academie, dat reeds eenige eeuwen oud is Op Zorgvlied te Amsterdam werd Vrijdag het stoffelijk overschot van den mecanicien W. J. van Huut, een der slachtoffers van de JJsvogel"-ramp ter aarde besteld. Collega's van den overledene defileeren langs de groeve Koning Carol van Roemenië bracht een bezoek aan Aldershot, waar hij de moderne be- De St. Jozefkerk te Breda heeft een nieuwen toren gekregen, hetgeen voor wapening van het Engelsche leger inspecteerde het fraaie stadsbeeld ter plaatse een aanwinst beteekent Het stoffelijk overschot van den heer J. Duimelaar, gezagvoerder van het verongelukte K.L.M.-vliegtuig „Ijsvogel", fs Vrijdag te Heemstede ter aarde besteld. Een overzicht tijdens de plechtigheid aan de groeve Het Nederlandsche s.s. „Walborg", dat, op weg van Gdynia naar Bayonne, ten Noorden van de rivier de Adour is gestrand. Bij het reddingwerk is de scheepskok, de heer P. Vader uit Amsterdam, verdronken Ter opening van het ijshockey-seizoen speelde „Etoile du Nord" te Amster dam tegen „A.Y.H C.". Een moment uit het „snelle spel" De leden van het Scheepsbouwkun dig Gezelschap „William Froude" te Delft maakten Vrijdag bij de viering van het 7e lustrum een excursie naar de scheepsbouw werf „De Schelde" te Vlissingen FEUILLETON Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. 5) „Zeg maar niets! Je bent voorloopig toch niet in staat een intelligent woord uit te brengen, dat zie ik aan je gezicht". Elvi dacht inderdaad aan haar salaris. Wat een bof! Die brilslang was een engel. Twee vrouwen kwamen voorbij, waarvan de eene prachtig rood haar had, waarmee ze uit dagend te koop liep. Angela stootte Elvi aan. „De vrouw van Verschuur, die roode", fluister de ze. Met belangstelling keek Elvi naar de op vallende verschijning. Dat was dus de vrouw uit het dossier Theodoor H. Verschuur contra Irene Verschuur-Dumaer. Mr. Furné was in dit geval bij uitzondering eens de vertegenwoordiger van de mannelijke zijde bij deze scheiding, die in de Haagsche beau monde een stofwolk opge jaagd had. Elvi was een beetje op de hoogte van het geval, door eenige brieven, die Furné haar gedicteerd had, zonder tot nu toe een van de personen in levenden lijve gezien te hebben. Ze wist alleen, dat er nog de een of andere buiten lander uit een onmogelijk land bij betrokken was, verder een hond, een kat en een porcelei- nen vaas. Elvi zag, hoe alle blikken deze opvallende vrouw volgden en keerde zich tot Angela. „De man, die deze vrouw getrouwd heeft, moet over een goede portie oud-Hollandschen heldenmoed beschikt hebben" „Ik weet het niet Ik geloof eerder, dat het blindheid was. Ik begrijp niet, hoe een degelijk man als Verschuur haar heeft kunnen trouwen. Irene Dumaer stond reeds voor haar huwelijk als eigenaardig bekend. Eén van de voorstand sters van het principe: gelijke rechten voor en na het huwelijk". „Vind je zulke menschen ook niet te veroor- deelen?" vroeg Elvi. „Ik veroordeel uit principe geen sterveling", antwoordde Angela rustig. „Daarvoor moet je juist bij de dochter van een advocaat zijn. Ik kijk mijn menschen aan. Vallen ze in mijn smaak, dan tracht ik vriendschap met hen te sluiten. Menigeen, die dingen doet, die in doorsnee ver oordeeld zouden kunnen worden, kan als mensch veel hooger staan dan een persoon, die zijn boekje nooit te buiten gaat. Het lijkt mij, dat de hoofdzaak is, dat men met zijn handelingen geen derde persoon schaadt. Maar bij Irene Du maer trek ik toch wel degelijk een grens". „Hoezoo?" „Kijk eens, Elvi, ik vind, dat een mensch ge rust fouten kan hebben, als tegenover deze fou ten goede eigenschappen op een ander gebied staan. En dat is juist, wat bij Irene Dumaer niet het geval is Ben je op de hoogte van de zaak?" „Ja, zoo'n beetje. Je vader heeft me er een of anderen brief over gedicteerd. Ik geloof niet, dat ze er goed voor staat. Er zijn bepaalde brieven in het dossier, die, geloof ik, een scherp wapen in de hand van haar man vormen". „Zie je, dat is het juist. Paps spreekt natuurlijk nooit over zijn processen. Maar in dit geval was hij zoo opgewonden, dat hij eens gedurende het avondeten over niets anders kon praten dan juist over Verschuur en zijn kunsten. Hij had namelijk toen net 'een conferentie met hem ge had en wat denk je, dat de man beweert? Hij wil van dit wapen geen gebruik maken". „Maar waarom ter wereld niet?" „Dat kan ik je precies zeggen. Omdat Ver schuur een man is, die zijn opvatting over eer te ver drijft. En het gemeene is, dat zijn vrouw daar misbruik van maakt. Ze kent hem natuur lijk door en door en weet, dat hij er tegen op ziet zich van deze brieven te bedienen. En daar profiteert ze van en eischt nu een belachelijk hooge uitkeering. Vader beweert, dat het Ver schuur wel de helft van zijn vermogen kan kos ten als hij zoo doorgaat En je zult zien, dat het daar op uitloopt". „Wat een spook van een mensch. Ik maak me razend bij het idee alleen. Maar hoe kan een man nu ook zoo dom zijn?" Hoewel Angela deze vraag niet beantwoorden kon, had het geval Verschuur contra Irene Ver schuur Dumaer echter sedert dit gesprek voor Elvi een persoonlijk tintje gekregen. Appie de loopjongen, rukte de deur open en brulde: „Mevrouw Tetracine!" De boekhouder keek geërgerd van zijn werk op en Elvi draaide zich verbaasd om. Wat haalde die deugniet zich nu weer in het hoofd? Hoe kon hij een cliënt nu in het kantoor brengen, inplaats van in de wachtkamer? Maar reeds stond de dame in kwestie in de ka mer. De onderkaak van den boekhouder verloor plotseling haar spierkracht en zakte naar omlaag en hij had grooten lust zijn oogen uit te wrijven om er zeker van te zijn, dat hij geen gezichtsbe drog maar werkelijkheid voor zich had. In het kantoor stond, alsof zij er thuishoorde een vrouw die volgens stem en optreden bijna niemand anders kon zijn dan Tiller, die van haar vacantie in Rochefort terug gekomen was. Maar niet de juffrouw Tiller, die ze gekend hadden. Het was een juffrouw Tiller, die blijk baar een grondige behandeling in een chemische wasch- en verfinrichting had ondergaan en die zich bovendien door een omvormings- en ver nieuwingsinstituut onder handen had laten ne men. Onder een chic, klein hoedje hingen niet de zoo bekende sluike peper- en zoutkleurige ha ren, doch golfden zwarte permanentkrulien. Een tailormade reistoiletje was juist zichtbaar in de opening van een bijna echte persianer bontmantel en in plaats van de degelijke laagge hakte laarzen voltooide sierlijk Fransch schoen werk het geheel. Het gezicht, dat hun tegenstraalde, was beslist niet het gezicht van Tiller, ofschoon het er wel sterk aan deed denken. Over het feit, dat haar oogen schitterden, be hoefde men zich niet te verbazen. Wanneer een vrouw op haar negen en dertigste jaar nog een welgesteld apotheker aan den haalc kan slaan, hebben haar oogen het onbetwistbare recht te schitteren. Bij juffrouw Tiller waren echter ook andere onderdeelen van het gezicht sterk veranderd. De zware wenkbrauwen waren verdwenen en had den plaats gemaakt voor Mariene Dietrichsche streepjes. En waar waren juffrouw Tiller's rimpels toch gebleven? Waren die eveneens onder het scheer mes gevallen? Ook de mond was veranderd. Juffrouw Tiller had vroeger lippen gehad. Dat wil zeggen, ze had ze nu nog. Maar vroeger waren ze smal en bleek en in de breedte getrokken, terwijl haar tegenwoordige lippen sierlijke cupidoboogjes vormden en ergens eindigden, waar vroeger be slist nog lippen geweest waren. Juffrouw Tiller, die indertijd een bananen-gele citroenmond ge had had, ging nu prat op een rozenroode prui menmond. Ze was in dit opzicht om zoo te zeggen van de koloniën naar de Betuwe verhuisd. En op haar wangen prijkte de rosige waas, die de trots van de hedendaagsche chemische fabrieken vormt. Kortom, wat nu in het kantoor stond, was een nieuwe en sterk herziene uitgave van Tiller, de brilslang. Elvi was de eerste, die van haar verbazing bekwam en opsprong. „Juffroutv Tillerdat is een verr „Madame Tetracine", verbeterde Tiller haar. „Wij zijn al getrouwd. Mijn man wilde niet wachten en we hebben den laatsten dag van ons verlof er aan besteed te trouwen. Wij zijn samen naar Den Haag gekomen. Ik heb immers mijn étage en mijn meubels hier. Het leek me dus wel het eenvoudigste de huwelijksreis maar dadelijk naar Den Haag te maken. En wat zeg je er nu wel van, dat ik zoo geboft heb, Elvi?" Het is een groot en welverdiend geluk voor u, mevrouw!" „Hoe kom je er bij, Elvi? Dat was toch zuiver toeval!" „Toeval?" „Natuurlijk! Stel je voor, een man te trouwen, wiens naam met dezelfde voorletters begint als de mijne! Ik behoef geen één monogram van mijn goed te veranderen. Maar nu moet ik mijn heer Furné begroeten. Ut heb weinig tijd. Mijn man zit op me te wachten". Als een wervelwind stoof Tiller de kamer weer uit, een wolk van verbazing onwaarschijn lijkheid en parfum achterlatend. De boekhouder vond zijn tong weer terug, maar Appie was hem voor. „Weet je, waar ik nu nieuwsgierig naar ben? Of de apotheker haar heeft genomen, vóór of nadat de brilslang zich verveld had?" „Appie, wijsneus, hou je mond!" riep Elvi. Per slot van rekening had zij toch haar nieuwe positie aan Tillers huwelijk te danken. En wat Appie gezegd had, was absoluut niet op zijn plaats. Ten minste niet op het kantoor. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 12