Kerstgang. Minister Romme overweegt nog inzake den arbeid der gehuwde vrouw. BOEKEN UIT HET BUITENLAND TWEEDE KAMER Allerlei onderwerpen besproken. Een bonte reeks van onderwerpen hadden vele sprekers over de afdeeling „Arbeid" besproken. Zoodoende moest Minister Romme er ook wel een bonten middag van maken. Hij begon met den heer Kupers (s. d.) te antwoorden i. z. ratificaties van arbeidsconven- ties. De minister merkte op, dat het weinig zin heeft conventies te bekrachtigen als ze voor ons eigen land geen praktische beteekenis hebben. Den bedrijfsraden over de geheele linie ver ordenende bevoegdheid te geven is louter een vraagstuk van theoretische en academische waarde. Dat de voorbereiding van algemeen verbin dend verklaring van collectieve arbeidsovereen komsten lang duurt, is waar. Doch terecht wees ook mr. Joelt es (v. d.) hierop dat hoeft in de toekomst niet zoo te blijven. De Minister zal zijn aandacht blijven wijden aan dc kwestie van verkorting van den arbeids tijd van het verplegend personeel, wat de heer Cohen (v. d.) terecht mede in 't belang van de verpleegden had genoemd. Ten aanzien van de binnenscheepvaart wachte men met den Mi nister het resultaat van het onderzoek der be treffende commissie af. Wat 't transportbedrijf aangaat, speciaal door den heer Kievit (s. d.) besproken, kon de Minister aankondigen dat rijtijdenbesluit, waaronder o.m. Mr. J o e k e (v. d.) gevraagd had, in een zeer vergevorderd stadium van voorbereiding verkeert. De heer Steinmetz (r. k.) en mej. de Jong (s. d.) kregen te hooren, dat het onderzoek met be trekking tot den werktijd op de kantoren wordt voortgezet. Er wordt nog overwogen of in het gereed zijn de ontwerp in zake beperking van den arbeids duur in 't Landbouwbedrijf niet alleen een re geling voor vrouwen en jeugdige personen, maar ook voor volwassen mannen kan worden opge nomen. Zou dit overwegen niet spoedig tot een resultaat leiden, dan gaat 't ontwerp, zooals 't al gereed is, (dus alleen voor vrouwen en jeugdige personen) naar de Kamer. Gestreefd wordt naar vervroegde afvloeiing van werkkrachten in de typografie. Op 't gebied van de vacantie-regeling heeft het particuliere bedrijfsleven een taak, doch de Minister wil wel medewerken om de bestaande regelingen uit te breiden tot andere in 't bedrijf werkzame per sonen. Met Mej. d e Jong (s. d.) voelt de Minis ter er voor overwerkvergunningen zooveel mo gelijk te beperken, doch meer ook niet: ze hee- lemaal laten vervallen, gaat niet aan. Met vergunningen om te musiceeren is men heusch niet gul, noch wat aanvragen van dilet tanten, noch wat die van buitenlanders betreft, zoo kreeg Dr. Vos (lib.) te hooren. Bevordering van vaststelling van minimum- loonen voor landarbeiders acht de Minister, evenals de heer Loerakker (r. k.), niet ge- wenscht. Het advies van den Hoogen Raad van Arbeid tegen 't ontwerp in zake verbodsarbeid voor de gehuwde vrouw heeft in 's Ministers principieele opvatting geen wijziging gebracht, doch doet hem de zaak nog wel nader onderzoeken. Als een groot aantal Duitsche dienstboden van hier vertrekt, zal 't vraagtuk van de jeugdige vrouwelijke arbeidskrachten weer een nieuw aspect ei* bij krijgen. De bedoeling van de ver hooging van dc leeftijdsgrens ten aanzien van toegang voor meisjes tot fabrieken bleek te zijn, dat ze, eenmaal opgeleid voor gezins-arbeid, al licht dan op 16-jarigen leeftijd niet meer naar de fabrieken zullen willen gaan. Bovendien zal dan tevens een van de groote oorzaken van hier en daar voorkomende onredelijke verhoudingen in ondernemingen worden weggenomen. Hier naar nog een enquête instellen, zooals mevr. Mr. BakkerNort (v.d.) had aanbevolen, was volgens den Minister niet noodig en op dit oogenblik niet eens gewenscht, waar nog bij komt, dat men bovendien wellicht toch niet achter de waarheid kan komen. Blijvende, in plaats van tijdelijke, verhooging van de leeftijdsgrens voor jongens, wat hun toelating tot de fabrieken betreft, gelijk de heer Steinmetz (R.K.) had aanbevolen vond in de oogen van Mr. Romme geen genade. Overi gens wachte men met 'n nadere discussie over deze zaak tot de, loffelijk snel werkende, rijks commissie van advies in zake de bestrijding van de jeugd-werkloosheid met haar studie ge reed zal zijn. Op de vraag van den heer Kupers (s.d.) of de Minister een z.g.n. Mantelwet aangaande ar- beidsspreiding wil bevorderen, zei de bewinds man, dat hij zich kan voorstellen, dat men wil, dat de Regeering een bevoegdheid krijgt in samenwerking met 't bedrijfsleven, maar dan schakelt men het Parlement uit. Dat zou alleen zin hebben als men zou meenen, dat anders, bij de concrete regelingen, het Parlement niet tel kens zou meewerken. Zoo'n Mantelwet zou op 'n zeer groot terrein bevoegdheden aan de Re geering moeten geven; b.v. ten aanzien van verkorting van arbeidsduur', vervroegd pen sioen, getalsverhoudingen enz. Het gevaar ware niet denkbeeldig, dat een economische machts concentratie erdoor in de handen van de over heid zou komen, waartegen zeker bezwaren zouden bestaan. Noodig is en blijft, ter wille van de werk loosheidsbestrijding en daarmee van ons alge meen volksbelang, dat men diep doordrongen zij bij samenwerking tusschen overheid en be drijfsleven alles te moeten aanwenden dat van nut kan wezen om de werkloosheid tegen te gaan. Bij de afdeeling „Arbeidsverzekering" bleek de heer Kupers (s.d.) niet veel voor premie- vrij pensioen te voelen, ook niet voor de ouden van dagen, behalve dan een overgangsregeling voor hen, die te oud zijn om nog voldoende te kunnen storten. De heer Smeenlc (a.r.) wilde van premie-vrij staatspensioen voor ouden van dagen niets weten, iets wat juist met warmte door den chr. dem. v. Houten verdedigd werd. Jhr. Mr. De Gee r (c.h.) drong er op aan vooral op te schieten met het ten vorigen jare toegezegde onderzoek omtrent de kwestie der van oudex'domsuitkeering verstoken ouden van dagen; daarna voerde de heer v. d. T e m- pel (s.d.) een pleidooi voor uitbreiding onzer sociale verzekering tot de kleine zelfstandigen en zelfs kwam hij met een daarop gerichte motie voor den dag. Dr. Vos (lib.) verklaarde wel te voelen voor unificatie van onze sociale ver zekering, maar hij zou niet gaarne zien, dat de bedrijfsraden, gelijk de Minister schijnt te wil len, daarbij dan een primaire taak toegewezen zouden krijgen; veel beter ware het zulle een functie aan de bedrijfsvereenigingen toe te kennen. De liberale woordvoerder betreurde het, dat men de kwestie van de voorziening voor de ouden van dagen wil ophangen aan een com missoriaal onderzoek inzake de financiering der invaliditeits- en ouderdomsverzekering. Spr verklaarde zich voorstander van een pre- mievrij staatspensioen voor de ouden van dagen en drong er bij den Minister op aan, in elk ge val niet te wachten ten aanzien van die ouden van dagen, die destijds niet voor hun ouden dag hadden kunnen zorgen en nu aan de liefdadig heid zijn overgeleverd; yoor hen is zeker pre- mievrij staatspensioen op zijn plaats. De heer Kuiper (R.K.) meent dat men eerst geld moet besteden aan onderwijsvoorziening en dan pas voor de ouderdomsvoorziening. Vermeld zij tenslotte, dat het noodwetje in zake de wilde bussen Dinsdag a.s. in de afdee- lingen komt. E. v. R. Wel dempt de sneeuw het geluid der stappen, maar de man weet ook zoo onhoorbaar te loo- pen, zoo bedachtzaam en toch zoo vlug even gebogen, bijna klaar voor den sprong zoo nu en dan, hij weet zoo spelend licht omlaag te glijden en veerend omhoog te gaan, dat men voelt: die is in deze bosschen thuis, in deze woeste, door kloven uiteengereten bosschen, die nu eens donker zijn, omdat de stammen zoc dicht opeen staan en de takken zoo diep afhangen, dan weer eigenaardig doorzichtig en licht, als de rupsen in de grauwe dennen huishouden, of de berg daar omhoog zijn rots blokken tusschen de stammen geslingerd heeft, of de storm ze bij rijen tegelijk geknikt heeft. De sporen verwaaien. Als heel fijn zand valt de droge sneeuw in de voetstappen en vult ze. Dan strijkt de wind er nog over heen en maakt alles gelijk en glad. De man glijdt voort, iedere spier gespannen, voortdurend luisterend, voortdurend turend. Nu en dan staat hij stil. Het is, alsof hij in de lucht speurt. Dan wordt hij verder ven. Men ziet niet, dat hij in zichzelf lacht. Als ze eens wisten, dat hij daar ronddoolt. Die zoeken hem drie dalen verder, in de Hirsch- graeben. Of ze hem ook vandaag daar zullen zoeken, op den dag voor den Kerstnacht? Of ze nu wel zoeken? Of ze misschien niet denken, dat hij om dien tijd rond zijn huisje dwalen zal? Natuurlijk dwaalt hij. Och, de jonge menschen, die hebben vandaag andere dingen in hun hoofd dan op Lois te loeren en in de kloven rond te speuren. Die zoeken het nu binnenhuis, bij de blondjes en de zwartjes, daar zijn warme wijn en mooie oogen. En dan trekken ze bezadigd naar de Mette, de Middernachtsmis, alsof de maan niet uitdagender dan ooit boven deze bergen stond. Maar de oude, Michael, de vijand Opeens klimt Lois niet meer zoo zeker. Het is hem alsof er een fijne sluier over zijn oogen wordt gelegd. Dat is de haat. En hij trekt steeds verder, bergop en bergaf, bergop en bergaf. Beeldt zich in, dat hij zoo in het wilde weg door de bosschen dwaalt en weet toch, diep in zichzelf heel goed, dat hij het zien moet, het kleine huisje. Wat duivel Dan staat het hem weer voor den geest: de open plek voor hem is bijna net zoo: Drie weken is dat nu geleden. Hoog boven in de rotskloof heeft hij den bok neergescho ten, waar de jagers weken achteraan gezeten hadden. Heel vroeg in den morgen, 'n Schot in het hart. Toen was ze hem op de hielen ge weest, die troep, den heelen dag. En hij had met den bok door hun gesloten keten heen weten te komen. Zoo eentje was hij. Maar 's avonds, toen hij langs den rand van de open plek sloop, toen werd hij plotseling van ach ter aangeroepen. Hij kende de stem: Michael. Toen had hij zich als door den bliksem ge troffen, laten vallen, den bok als beschutting bovenop zich. Hij, Lois, gaf zich niet over. Liever eraan gaan. Michael was bijna 200 meter verwijderd, en het schemerde al. Dus kroop Lois weg, kroop pal tegen den grond gedrukt, met de buks tusschen de tanden. De bok was voor Michael, maar de buks niet en Lois niet. Nu zaten ze sedert drie weken achter hem aan. O, hij kende de bosschen en de kale vlakten hooger op, waar alleen nog wat gras groeide, en de rotsen. En ze lieten hem ook niet in den steek, als hij diep in den nacht plotseling in de kamer stond. Vandaag op de Gruberalm en morgen weer daarginds in de laatste Hirschgraben bij den kolenbrander. En nu Waarop liep hij daar op het jachtgebied van Michael? Hij wil niet schieten vandaag. Lois. Niet op reeën en niet op herten, vandaag niet en heelemaal niet. Michael, die zal nu wel al thuis zitten. In de groote groenbetegelde kachel knappen de houtblokken, de pantoffels zijn zacht, en Waldmann ligt gedraaid als een worst en kijkt zijn baas aan. Zoo'n houtvester, die heeft het toch maar goed. Maar hem, Lois, krijgen ze niet, ook Michael niet! Nu gooit Lois zich op den grond tegen de helling in de sneeuw, nu neemt hij een flinken slok uit de flesch. nu trekt hij zich op tot aan den rand en kijkt daarover heen naar be neden: Daar ligt het dorp, daar ligt ook zijn huisje, terzijde, net zoo als hijzelf altijd in het leven gestaan heeft. En aan den anderen kant van het dorp, even ver weg als zijn huis, ligt het huis van Michael. Zoo is dat nu eenmaal met hen. Als Lois hard loopt, kan hij in een kwartier thuis zijn. Over een uur schemert het al zoo, dat hij het zou kunnen wagen. Niet langs den weg naar beneden, nepn, daarginds rechts, waar het bosch nog als met een lange tong tot in het dal reikt. Dan over den akker van boer Greiner och kom, die honden, die blaf fen altijd, en achterom langs den ouden molen, mooi gedekt. De beek over, de helling op, en dan staat hij al in het tuintje en klopt tegen het raam.- „Kathrein"— Die zal bleek worden als ze ziet, wat voor een kerel hij gebleven is. En kleine Lois Zoo denkt hij en denkt hij en is al bezig, zijn buks veilig en droog op te bergen, tot hij terugkomt. Het is maar voor even, slechts voor een „Grüsz di" op dezen avond. f Daar komt iemand beneden uit het bosch 750 passen van hem af. Lois omklemt het geweer. Ernaast Waldmann. Dat is Michael, en op 750 pas mist hij hem niet. Hij hoeft niet lang te lijden. Een spar sleept hij achter zich aan: kijk, kijk, het Kerstmannetje zelf, meneer de hout vester. Een kaarsrechte spar als één lange tak is het. Een klein boompje ligt er op. En hij loopt zoo zeker van zichzelf voort. Lois is zoo bezeten door wat hij daar ziet, dat er als het ware een nevel over zijn her sens trekt. Maar hij ziet scherp als een valk. „Wacht, nu Daar komt Martha er nog achter aan. Een stevig meisje geworden. Ook al vijftien of zestien jaar met Sint Maarten; o, Lois kent ze allemaal. Ja, maar Een gevoel van opluchting komt over hem, maar ook een gevoel van wilde woede: „Kan ik nu schieten Op 800 pas 'n schot door het hart Maar Martha Zoo worden het 900 pas en duizend pas, en Lois heeft nog altijd niet geschoten. Een hef tige woede doortrilt hem daarbij. En ook een gevoel van geluk. „Dat dat meisje ook meeloopen moet Maar waar gaan die twee heen? De weg naar de houtvesterswoning buigt toch links af. Zeker nog het dorp in en naar den krui denier. Verduiveld, zoo'n mooie gelegenheid Maar precies op Kerstavond. En Martha Zoo wordt Lois heen en weer geslingerd. Een slok doet goed. Je krijgt het verduiveld koud van het lange wachten. Nu gaan in het dorp de lichten op, hier één en daar één. Ook in het huis van den hout vester daarginds. En de wind is gedraaid en waait nu van den berg naar beneden. Wel heb je ooit Lois kijkt verbaasd langs de helling. Want de houtvester en Martha achter hem aan gaan op zijn huisje toe. Hij kijkt niet meer, Lois. Haastig verbergt hij zijn buks tusschen de takken. Dan slingert hij zich op den rand van de helling, dan springt hij, rent hij als een gek omlaag, steeds naar rechts, steeds naar rechts. Daar zijn al de harde aardkluiten van den akker van Greiner, reeds blaffen de honden, reeds ligt de oude molen achter hem. Als hij zich tegen den muur van zijn huis aandrukt, gaat aan den anderen kant de deur. „Grüsz Gott, Kathrein", hoort hij zeggen, en Martha zegt ook nog „Gelukkig Kerstfeest". Dan sterven de stappen weg. Maar Lois zit In de -sneeuw onder het raam van zijn kamer. En als het dan binnen licht wordt, en het schijnsel over hem heen in den nacht uitstraalt, dan richt hij zich op en kijkt naar binnen. Daar ziet hij Kathrein en ziet den kleine Lois en ziet het boompje branden, dat op de groote spar lag, op den Kerstboom van Michael. Dan staat Lois op, loopt om het huis heen en gaat naar binnen: „Ik weet Meer zegt hij niet. Als Lois den volgenden dag bij den hout vester aanbelt, komt Waldmann hem tege moet en kwispelt, alsof de onderwijzer, de vriend, kwam. En dan komt Martha en schrikt heelemaal niet van hem. En dan komt Michael zelf en knikt: „Loisl, Loisl, jou heeft het Kerstkindje moe ten halen". Als ze dan naar het andere dorp gaan, naar de gendarmerie, dan loopen -de twee naast elkaar, niet als de houtvester en de strooper, ook niet als de brave en de boosdoener; loopen daar als twee menschen die den Kerst gang gaan. H. St. Erich Kastner, de lachende moralist. Aanvulling van het Academisch Statuut. Twee nieuwe faculteiten ingesteld. Blijkens het in Stsbl. 376 afgekondigd Kon. Besl. is het Academisch Statuut aangevuld met bijzonderheden betreffende de examens ter ver krijging van het doctoraat in de economische wetenschappen en het accountantsexamen. Het candidaatsexamen voor de economische wetenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2. bedrijfshuishoudkunde, 3. burgerlijk recht en handelsrecht, 4. economische geschiedenis, 5 economische aardrijkskunde, 6. statistiek. Voor dat de candidaat kan worden toegelaten tot het candidaatsexamen moet hij, ten genoegen van de faculteit het bewijs leveren van voldoende kennis der beginselen van het boekhouden. Het doctoraal examen voor de economische we tenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2. bedrijfshuishoudkunde, 3. en 4. behoudens de bevoegdheid van de faculteit, om een der hierna te noemen vakken als verplicht vak voor het doctoraal examen aan te wijzen, kan ter keuze van den candidaat, onder goedkeuring van de faculteit, het examen twee der volgende vakken omvatten: a. economische geschiedenis, b. econ- mische aardrijkskunde, c. sociologie, d. koloniale economie, e. leer der openbare financiën, f. sta tistische analyse, g. burgerlijk recht en handels recht, h. belastingrecht, i. arbeidsrecht, j. begin selen van koloniaal recht, k. eenig ander door den candidaat gekozen vak uit de vakken der economische of eener andere faculteit. De candidaat die het laatstgenoemde examen aflegt, wordt op zijn verzoek ook in andere vak ken geëxamineerd, dan de voor zijn examen aan gewezene of gekozene. De faculteit beslist over den uitslag van het examen in elk dezer toege voegde vakken afzonderlijk. Ten behoeve van hen, die gedurende of na hun studie van het doctoraal examen, ten genoegen van de faculteit blijk geven met vrucht te hebben deelgenomen aan het voortgezet onderwijs in boekhouden, handelsrekenen en financieele rekenkunde, wordt als bewijs hiervan een aanteekening op het tuigschrift gesteld. Voorts is bepaald, dat hij, die met goed gevolg het doctoraal examen heeft afgelegd, als hierbo ven is aangegeven, onder nader door de facul teit te stellen voorwaarden, kan worden toege laten tot het accountantsexamen. Dit examen omvat: a. toegepaste bedrijfshuishoudkunde, b. inrichtingsleer, c. controleleer, d. belastingrecht. Accountantsexamen. Voor het afnemen van het accountantsexamen wordt de faculteit versterkt met niet tot de hoog leeraren of lectoren der universiteit behoorende deskundigen, daartoe aan te wijzen door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen, de faculteit gehoord. Deze deskundigen heb ben stemrecht en genieten uit 's Rijks kas vergoe ding voor reis- en verblijfkosten, benevens een zitpenning. Een nieuw artikel 45 quater bepaalt het volgende: „Hij, die voor het inwerking treden van dit besluit aan de faculteit der economische weten schappen (faculteit der handelswetenschappen) aan de gemeentelijke universiteit te Amster dam, of aan een bijzondere economische hooge- school (handels-hoogeschool), welke binnen een jaar na dien datum een aanwijzing verkrijgt, als bedoeld in art x van de wet van 22 April 1937, Stsbl. 321, een examen heeft afgelegd, dat naar het oordeel van de faculteit der economische we tenschappen of van den senaat der aangewezen bijzondere economische hoogeschool, overeen komstig is met een der examens in dit besluit genoemd, verkrijgt de hieraan verbonden be voegdheden." AIs u tö.ch'iets moet verliezen ufo En hebt 't voor 't kiezen Offert liever dan een uur- Öarr uw verd'ren levensduur! Bij de bespreking van Duitsche boeken komt men tegenwoordig voor verschillen de moeilijkheden te staan. Wanneer wor den Duitsche boeken feitelijk Duitsch ge acht en hoeveel van de bekende Duitsch- schrijvende auteurs kunnen nog officieel Duitschers worden genoemd? Maar laten wij alle politiek buiten deze aan de lette ren gewijde beschouwing en laten wij begin nen met vast te stellen, dat Erich Kastner al of niet Duitscher een der boeiendste Duitsche auteurs van het oogenblik is. Hij is misschien niet de belangrijkste, maar in ieder geval een der meest populaire: verschillende van zijn boeken vonden in vertaling ook onder het Nederlandsche publiek vele lezers en tevens zullen velen genoten hebben van de Ufafilm „Emil und die Detektive", welke vervaardigd werd naar Kastner's beste jon gensboek. Hij is ook typisch een jong schrijver van dezen tijd, typeerend voor de hedendaagsche jeugd in vele van haar meest markante eigen schappen: hij is levendig, sportief, wat scep tisch ook, maar eveneens vervuld van de on uitroeibare romantiek, die het bezit is van iedere jeugd, hoezeer haar jaren ook door de dramatische bewogenheden van deze eeuw zijn geschokt en verduisterd. Hij heeft het sterke geloof in een betere toekomst, de leven de veerkracht van allen, die waarlijk jong zijn; hij is als het jonge gras, dat zich op richt hoezeer het ook werd platgetrapt. Is dit warme optimisme dat zich in zijn boeken met een heerlijken humor baan- breekt de oorzaak van zijn populariteit? Het is ongetwijfeld een zijner meest sympa thieke eigenschappen, maar men beoordeelt hem toch zeer eenzijdig, wanneer men hem alleen als humorist wenscht te beschouwen. Kastner is meer, veel meer. Zijn sterkste roman „Fabian, die Geschichte eines Mora listen" is feitelijk een navrant drama, hoe wonderlijk de erin verwerkte situaties ook mogen schijnen. En wanneer men zich ook om „Fabian" soms amuseeren mocht, was dat al leen omdat de harde levenswaarheden ervan in een zoo bizar kleed waren gestoken. Men komt dan ook het verst met de nauwkeurige bepaling van Kastner's schrijversfiguur, wan neer men in den wonderlijken moralist Fabian een soort zelfportret ziet: ook Kastner is een moralist, een- zedenmelster, maar een van een bijzonder goed en frisch genre, een lachende zedenmeester, die zich dc waardevolle zin spreuk der ouden, het „ridendo dicere verum" het lachende zeggen der waarheid, tot levens doel heeft gesteld. Kastner's nieuwste boek „George und die Zwischenfalle" wijkt van dit levensdoel niet af, al lijkt het oppervlakkig misschien nauwe lijks meer dan een vlotte, aardige liefdesge schiedenis. „Georg und die Zwischenfalle" is in zekeren zin een voortzetting van de reeks der amusante boeken, die met het bekende „Drei Manner im Schnee" begon en met het avontuurlijke slagersverhaal „Die verschwun- dene Miniatur" zoo buitengemeen geestig werd voortgezet. Evenals in deze vorige ver halen trekt de moralist in Kastner weer aan de touwtjes, die zijn springlevende poppen doen dansen: hij laat de deugd beloonen, de ondegend straffen en deelt zijdelings kleine levenslessen uit aan de figuren, die zich in zijn boek onverstandig gedragen. En het aardigst van dit alles is, dat de lezer het feitelijk niet merkt; onbewust krijgt hij al lezende de wijsheid toebedeeld, die Kastner's inzicht voor hem heeft bestemd. Lachend wordt hij op de vingers getikt en wordt het vonnis over hem uitgesproken. Het begint met de wonderlijke kamerge leerdheid van den hoofdpersoon, wiens dag boek door Kastner met een kort geestig voorwoord ingeleid dit verhaal voorgeeft te bevatten. Deze hoofdpersoon, Georg Rent- meister is een eenigszins mysterieuze geleer de, die werkt aan de samenstelling van een nieuw soort stenografie, dat hij zelf niet ont cijferen kan, die gegevens verzamelt voor een werk over Duitsche grammatica en daaren boven nog arbeidt aan een cultuurhistorische studie van enormen omvang. Hij heeft kisten vol aanteekeningen, maar komt er natuurlijk nooit gereed mee: hij is de Don Quichotte der kamergeleerdheid, een verdwaalde in het labyrinth der theoretische kennis, die door zijn eerste ontmoeting met het werkelijke leven volkomen wordt ontwapend en zich 35 jaar oud als een dwaze jongeling stort in het grootste avontuur van ieder menschen- leven: de liefde. Deze liefde overrompelt hem in de oude, romantische stad der beroemde Festspiele, Salzburg, en zij verschijnt voor hem in de gedaante van een (natuurlijk) charmant meisje, dat doet alsof ztf kamermeisje is op een kasteel in de omgeving. De jonge geleerde bezoekt Salzburg overigens op een zonderlinge manier, want het boek speelt reeds in de „historie" en draait om een grens, die thans niet meer bestaat: de grens tusschen Oosten rijk en Duitschland. Georg heeft maar steeds niets gehoord op zijn verzoek aan het de- viezenbureau in Berlijn om meer dan tien mark naar Oostenrijk te mogen meenemen en daarom is hij naar een stadje aan de grens getrokken waar hij een hotelkamer heeft ge huurd. lederen dag rijdt hij dan met een bus over de historische grens naar Salzburg, waar in hij met zijn vriend, den schilder, de con certen en uitvoeringen van de befaamde Fest- woche bezoekt. Kastner heeft deze Festwoche buitenge meen boeiend beschreven: voorzoover zijn boek geen volwaardige roman geworden is, is het vooral een zeer interessante reportage van het bonte, internationale leven van het Salz burg van enkele jaren geleden. Ook de stad zelf met haar tallooze historische monu menten, getuigend van een even rijk als fan tastisch verleden, vindt in dit amoureuze journaal een opmerkelijk frissche weerspiege ling. Soms komt men in de verleiding het boek eventueel als reisgids te gebruiken en ik ben er zeker van, dat Kastner voor Salzburg een uitstekende gids zou zijn, wanneer de reeds genoemde grens maar niet zou hebben opgehouden te bestaan. Doch wat het verhaal verder betreft: de relaties tusschen Georg en de charmante, eenvoudige Konstanze ontwikkelen zich zoo romantisch als slechts mogelijk is, totdat Georg's schilderende vriend haar toevallig ontdekt in een casino, aan de zijde van een onbekenden rijken heer. Hemelsche droomen worden wreed verstoord. Georg is aan de diep ste wanhoop ten prooi en hij zou dat geble ven zijn als de vriend niet tevens ingegrepen had. Dan blijkt, dat de rijke heer in het casino niemand anders is dan een jonge graaf Konstanze's broer en dat Konstanze dus in het geheel geen kamermeisje is, althans geen echt. Want op het kasteel van haar vader be kleedt zij deze nederige functie inderdaad; öe vader, een amateur-dramaturg, zoekt stof voor een nieuw tooneeist.uk en heeft daarom zijn kasteel tijdelijk aan een gezelschap rijke Amerikanen verhuurd, waarbij de verschil, lende leden van zijn gezin als personeel dienst doen. Ook deze situatie levert natuurlijk een aan- tal zonderlinge complicaties op, vooral wan neer Georg van deze comedie op de hoogte gebracht, zonder dat de vader het weet - als gast in het kasteel zijn intrek neemt. Kastner deelt daarbij wederom een aantal rake zetten en klappen uit; de oppervlakkige, Amerikaansche toeristen moeten het ontgel den, maar het meest krijgt de tooneelschxïj. vende vader nog op den neus, want zijn ge. enscèneerde gastenklucht neemt een verras sender einde, dan de pseudo-auteur heeft kunnen voorzien en dat ik om belangrijke redenen hier ook niet verraden zal. Naar uit dit korte overzicht blijken kan, vindt men de moraliseerende verteller Kast ner hier grootendeels van zijn beste zijde: lenig en sportief als altijd, geestig en paraat even romantisch en gevoelig als men hem kennen zal uit de vele gedichten in zijn kos telijke „Lyrische Hausapotheke" en even boeiend en amusant als bijv. in zijn „Drei Manner im Schnee". Dat „Georg und die Zwischenfölle" daarom toch niet zoo geheel bevredigt ligt, misschien aan den wat al te simpelen opzet, die het ook als een „Zwischen- fall" in Küstner's oeuvre doet beschouwen: tenslotte kan een schrijver van zijn formaat en vitaliteit grootere werken aan en de lezer heeft daarom het recht ze min of meer van hem te eischen. Niettemin: bij Georg's avonturen in Salz- burg zal men enkele vroolijke, wijze uren doorbrengen en dat is in dezen tijd al ge- noeg om zeer dankbaar te zijn. GABRIEL SMIT. Erich Kastner: „Georg und die Zwischen- falie". Atrium Verlag, Basel—Mahrisch Ostrau 1938. Alfonso thans nog niet naar Spanje. ROME, 16 Dec, (Reuter/A.N.P.) Het besluit van Burgos, waarbij ex- koning Alfonso in zijn burgerrechten wordt hersteld men zie hiervoor pag. 5 zal. naar iemand uit zijn om geving verklaarde, voor het oogenblik geen wijziging brengen in de plannen van den ex-koning. Hij zal zich den kelijk later in de maand naar Zwit serland begeven. Arnerikaansch voorschot van 25 millioen dollar aan China. WASHINGTON. 16 December. (Havas-A.N.P.) Jones, de president van de Federale Vereeni- ging voor Financieel Herstel, heeft medegedeeld, dat de federale bank voor in- en uitvoer toe stemming heeft verleend tot het geven van een voorschot van 25 millioen dollar aan China voor den aankoop van Amerikaansche producten. De Chineesche bank zal deze voorschotten, die af losbaar zijn in vijf jaar, garandeeren. In politieke kringen beschouwt men deze aan China verstrekte leening als een teeken, dat de Amerikaansche regeering niet bereid is, toe te geven aan den Japanschen druk of haar rechten op grond van het regime van de „open deur" prijs te geven.. Tegenstander van den Groot-Moefti vermoord. JERUZALEM, 15 December. Een der meest verbitterde tegenstanders van den grotomoefti, sjeik Mahmoed Ansari, is het slachtoffer geworden van 'n brutalen moordaanslag. Ten aan- schouwe van het publiek werd hij op straat vermoord. Het slachtoffer, de leider van de beweging, die zich krachtig verzette tegen de z. g. n. verdedigingspartij, werd door tal van revol verkogels getroffen en zonk dood ineen. De dader werd oogenblikkelijk gegrepen, wist zich echter los te rukken en kon vluchten. Totnutoe is het onmogelijk geweest, hem weder op te sporen. Uiteraard wekte de aanslag groote opschud ding Sjeik Mahmoed Ansari had dit lot reeds lang verwacht, want in het afgeloopen jaar zijn tal van aanslagen op hem gepleegd. De situatie blijft zeer onzeker. Volgens een officieel bericht heeft zich tusschen Nabloes en Toelkarem een hevig gevecht ontsponnen tusschen Engelsche troepen en opstandelin gen. De opstandelingen vielen zoo krachtig aan, dat de Engelsche afdeeling assistentie moest hebben. Betrouwbare berichten om trent 't verder verloop van den strijd zijn nog niet binnengekomen. (United Press). AQUARIUMVEREENIGING „KENNEMERLAND". In de gisteravond gehouden maandelijk- sche bijeenkomst van de aquariumvereeniging „Kennemerland" werd de uitslag bekend ge maakt van de huiskeuring. In totaal waren 34 aquaria gekeurd, waarbij onderhoud en inrichting, alsmede kwaliteit en kwantiteit van visschen en planten als maatstaven gol den. De drie mooiste aquaria waren van de heeren De Boer (36 punten), Steenbergen (40y2 pnt.) en Vermeulen (41 pnt.) Onder algemeene instemming werden de prijzen toegewezen aan leden, die minder punten hadden, maar wier aquaria een goede beurt wel konden gebruiken. Hierna werden nog zeven paartjes sier- visschen verloot. Verder werd besloten in het voorjaar van 1939 een kweekwedstrijd te houden. Aange drongen werd, hieraan deel te nemen ter ver krijging van goed materiaal, waaraan veis aquaria nog wel behoefte hebben. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10