Van blouses en jurken
MENU VAN DE WEEK
Recepten
SPROOKJES EN
WERKELIJKHEID
DECEMBER 1938
Sneeuw
Watten
Papier
Sneeuw Watten Papier, luidt een ad
vertentie zoo op het eerste gezicht lijkt het
een vreemde combinatie, doet het denken aan
kou of ziekte of schrijven, en samengevoegd
aan veel nat geklodder.
Maar natuurlijk is het bedoeld voor de
Kerstversieringen, om het huis een feestelijk
aanzien te geven en om den Kerstboom 'te
tooien.
Een paar algemeene regels daarvoor zijn
misschien hier wel op hun plaats.
Allereerst de boom zelf: zullen wij hem met
echte of met electrische kaarsjes verlichten.
Natuurlijk is het laatste veel veiliger, maar
het lijdt geen twijfel dat het eerste veel mooier,
levendiger en „echter", als wij het zoo noe
men mogen, aandoet. Electrische kaarsjes zijn
star en kil vergeleken bij het flakkerende,
warme licht van kaarsen, maar wie de echte
kaarsen prefereert, moet toch wel eenige
voorzorgsmaatregelen in acht nemen.
Het zoogenaamde engelenhaar vliegt gemak
kelijk in brand, en wie het bij den boom niet
missen wil, doet het beste electrische kaarsjes
te nemen. Over het geheel genomen is het
natuurlijk veiliger om den boom sober te ver
sieren, wat ook wel het mooiste is want
al die versieringen zijn even zooveel brandbare
gevalletjes. De kaarsjes worden dan aan den
buitenkant van de takken bevestigd, maar niet
teveel op de uiterste punten, omdat zij dan
te zwaar zijn, gemakkelijk scheef zakken of
heelemaal omslaan en dan natuurlijk rommel
en vlekken veroorzaken.
Wie een bak met water met een spons,
eventueel op een stok voor een grooten boom,
bij de hand houdt, loopt geen gevaar van
brand, mits er natuurlijk goed toezicht op is.
Een reserve doos kaarsen is geen overbodige
weelde: een doovende kerstboom is een zielig
beeld van afgetakelde feestvreugde.
Ook voor de versiering in huis is nog wel
een en ander te regelen.
Om te beginnen moeten nooit dingen die in
de handen genomen moeten worden, worden
versierd met hulst, of andere takken, hoog
stens met lint of glad papier. Zoo zijn daar
de deurkrukken, de bovenkant van de trap
leuning, alle gebruiksvoorwerpen, schake
laars en dergelijke.
Bouw de lampen niet teveel in door ze met
rood papier te omhangen, zoodat er gedurende
de Kerstdagen eigenlijk te weinig licht is in
de kamers, waardoor niemand behoorlijk iets
kan uitvoeren.
Maak de versieringen zoo losjes mogelijk
vast, maar zorg toch ook, dat ze niet bij het
minste tochtje naar beneden komen vallen.
Houd de deuren in hun open- en dichtgaan
behoorlijk vrij en zorg ook dat de gordijnen
gewoon open- en dichtgetrokken kunnen
worden.
Wilt ge uw Kersttafel versieren, zorg dan dat
er voldoende ruimte voor alle etensgerei over
blijft, en maak de tafel vooral niet te bont:
de meest feestelijke eterijtjes worden gegeven
aan tafels met veel wit, en verder met zachte
kleuren.
Veel gezelliger dan de gewone lampen zijn
natuurlijk kaarsen op de tafel. Zorg dat er
voldoende op tafel staan om alles behoorlijk
te kunnen zien, verlicht er ook het bufet of de
dientafel mee, en maak de kamer vrij koel
bij het begin van het dinertje: kachel, men-
scheii en kaarsen maken er in minder dan
geen tijd al een oventje van.
Zet de allermooiste versieringen of den kerst
boom niet pal voor het raam met de mooiste
zijde naar buiten: het Kerstfeest is een intiem
feest, waarbij men de sombere buitenwereld
aan zijn lot overlaat, binnenshuis veel licht en
feestelijkheid maakt en in intiemen kring de
Kerstgedachte aan het woord laat komen.
Daarom moet de versiering ook vooral niet
te daverend zijn: een klein boompje, een ver
sierd deel van de kamer, maar bovenal de
juiste sfeer scheppen de schoonheid van
Kerstmis.
Nu is het huis versierd vóór het feest, het
is Kerstmis geworden, we hebben mooie dagen
gehad, en het is 27 December geworden.
Wat jammer om het al weg te nemen,
het ziet er allemaal nog zoo frisch uit!
Dus laten wij het hangen maar in werke
lijkheid ziet het er niet frisch meer uit: de
warmte, de droogte, de rook van sigaren en
sigaretten, dit alles heeft er de eerste fleur
al afgehaald, en hoe langer wij het nu laten
hangen, hoe armoediger het wordt. En voor
dat 't het zielige stadium heeft bereikt van
ingeschrompelde bessen, stoffige blaadjes en
gekronkende linten en papieren moet alles
allang zijn opgeruimd.
Bovendien kan een feeststemming niet ein
deloos duren: versieren voor een feest is
prachtig, maar de versiering na^ het feest weg
halen, geeft aan den dag zijn frissche, schoon-
gewasschen werk-aanzien en dat is, zij het ook
op een andere manier, even feestelijk.
Om tenslotte nog aanwijzingen voor de ver
siering te geven is uiterst moeilijk: het hangt
geheel van het huis, van het gezin en van de
beurs af. En wie maar begint met alles wat
zij ervoor wil gebruiken, komt zelf wel op de
goede ideeën om de kamers een feestelijk
aanzien te geven.
E. E. J.—P.
BIJ MIJN BUURVROUW.
Bij mijn buurvrouw kwam een dame, die zei:
„Hoor eens, Louise, ik moet je toch eens ver
tellen, wat je vriendin Annie over je...
Mijn buurvrouw viel haar in de rede: „Voor
je 't me vertelt, moet je me eerst eens zeggen
of je dat wat je me vertellen wilt, wel door
de drie zeven gezeefd hebt".
„Door welke drie zeven?"
„Ten eerste door de zeef van de waarheid"
zei mijn buurvrouw, „heb je onderzocht, of het
waar is, wat je me vertellen gaat?"
„Nee. Ik heb 't zoomaar gehoord. Ze hebben
't me verteld".
Mijn buurvrouw knikte: „Dan heb je 't
zeker wel door de tweede zeef gezeefd, door de
zeef van de vreugde. Wat je me vertellen gaat,
zal me zeker al is het dan ook misschien
niet waar plezier doen. Ik zal er stellig ge
lukkiger door worden!"
„Nee, gelukkiger zul je er wel niet door
worden Louise".
„Nu, als 't me dan niet blij en gelukkig
maakt, dan is het toch zeker door de derde
zeef gegaan, door de zeef van nuttigheid. Is
dat. wat wat je me vertellen gaat, nuttig voor
me?"
„Nee, neelemaal niet".
Toen zei mijn buurvrouw: „Stil dan maar!"
Als dat, wat je me vertellen wilt, noch waar,
noch prettig, noch nuttig voor me is, houd
het dan voor je en vergeet het zoo gauw mo-
NIEUWE UITGAAF
In de serie „Het Middenstandsdiploma", uitge
geven door W. J. Thieme Cie te Zutfen zijn
verschenen II. Handelsrecht door R. Schans, III.
Handelsrekenen door R. Schans, IV. Handels
kennis door R. Schans, V. Nederlandsche taal
door J. W. de Klerk en VI. Handelscorrespon
dentie door J. W. de Klerk (Al deze uitgaven
zijn in 2den druk).
Jumper in drie kleuren
Zondag:
Kop bouillon.
Kalfsgehakt met
groenteragout.
Roomstruif.
Maandag:
Vleesch in schelpen
(van soepvleesch)
Runderlapjes
Andijvie
Vruchten.
Dinsdag:
Zuurkoolschotel met.
saucijsjes
Appelpannekcek
Woensdag
Brusselsch lof met
eieren en boter
Warme gemberpud-
ding met vanillesaus
Donderdag:
Rookwoist met
witte boonen
Citroenrijst
Vrijdag
Witte boonensoep
Gebakken schelvisch
met botersaus
Beschuit met kaas
Zaterdag:
Erwtensoep met
worst
Beschuit met bessen
sap.
VEGETARISCHE MENU S.
1. Linzensoep met boonen met witte
gebakken brood boonen.
Vanillevla met Appelbeignets
appelmoes 4. Eierbrootjjes
2. Witte boonen Aardappelen
met kerrysaus Brusselsch lof met
Aardappelen bruine boter in
Rijst met abrikozen vuurvasten schotel
3. Stamppot van snij- Citroenvla.
Linzensoep
Benoodigdheden (4 personen)Vs pond lin
zen, 2 L. water, pl.m. 1 lepel zout, 1 bos prei
(4 stuks), 1 bosje selderij, 2 lepels boter, Mag
gie aroma.
Bereiding: De linzen wasschen en een nacht
in het water laten weeken. Ze met het week-
water opzetten en gaar koken (IV® uur). Alles
door een zeef gieten en de linzen fijn wrijven,
zoodat alleen de schillen achterblijven. De
soep weer in de pan doen en de gesnipperde
prei, de gehakte selderij en het zout er bij
doen. Nog */s uur zachtjes laten koken (als de
soep wat dun is bij binden met wat aange
mengde bloem) en van het vuur op smaak
afmaken met de boter en de Maggie aroma.
Kleine dobbelsteentjes in boter gebakken
brood er bij geven of met sneetjes geroosterd
brood presenteeren.
Eierstruif of roomstruif.
Benoodigdheden (4 personen)3 eieren, 75
gr. bloem, 50 gr. suiker, 2 dL. melk, zout, bo
ter, geraspte citroenschil of vanille.
Bereiding: De eidooiers met suiker, zout en
geraspte citroenschil roeren tot ze schuimig
zijn en licht van kleur. De bloem, de melk en
het laatst het stijfgeklopte eiwit er door roe
ren.
Hiervan in een koekepan, die niet te klein
mag zijn, na elkaar twee even groote omelet
ten bakken. Onder het bakken een deksel op
de pan leggen, zoodat de bovenkant goed warm
wordt en het meel gaar. (Baktijd voor 1 ome
let minstens 10 minuten). De koekepan op een
asbest plaatje zetten als men ziet dat de on
derkant vast wordt. De omeletten met de on
gebakken kanten op elkaar leggen en be
strooien met poedersuiker. In punten gesne
den opdienen.
Kalfsgehakt met gvoenteragout.
Benoodigdheden (4 personen)1 pond kalfs
gehakt. 1 ei, 1 eetlepel bloem, 1 eetlepel melk.
Maak hiermee op de bekende wijze met pe
per en zout het gehakt aan, maar neem dooier
en wit van het ei apart, en voeg het laatst het
stijfgeklopte eiwit toe. Het gehakt dat vrij
stevig moet zijn, kan als een platte bal ge
braden worden of in waterbad gedurende een
klein uur worden gekookt en daarna als een
warme pudding op het midden van een
schotel worden gestort.
Neem voor de groenteragout de groenten
uiu ub Uju vail net jixui cn viie Otj e.-
kaar passen. Omdat dit in dezen tijd van het
jaar niet veel is, doet men verstandig bij wor
teltjes en bloemkool nog een blik gemengde
groenten te nemen. Maak van boter en bloem
met bouillon van versch vleesch of van blokjes
een moo*e gebonden saus, stoot hierin de
gaargekookte groenten en schik ze om het
kalfsgehakt op de schotel. Presenteer er
aardappelpuree bij of leg dit ook om het ge
hakt heen, afwisselend met de groenten-
ragout.
Interessante
modellen voor koude dagen
S A est 4 j
De blouse viert hoogtij in dit seizoen en de
modellen worden hoe langer hoe aardiger. Dit
leidt ertoe, dat we steeds vaker zullen beslui
ten, een aantrekkelijk patroon te koopen en er
zelf nog zoo'n blousje bij te maken. We hebben
dan meestal immers nog wel een aardig rokje
in de kast hangen, waarmee de nieuwe aan
winst een harmonisch geheel vormt. Enhet
koopen of zelf maken van een blousepatroon
heeft bovendien nog het voordeel, dat volgens
hetzelfde patroon het bovenstuk van een jurk
kan worden vervaardigd.
De vijf charmante modellen, die u op onze
teekening ziet, kunnen tevens zeer goed als ja
ponnen dienst doen, het zij van gekleede of meer
sportieve stoffen.
U ziet v.Ln.r. boven: Eenvoudige maar zee:
chique blouse van fleschgroen wollen stof,
nauwsluitend met rimpeltjes langs de zijnaden:
Interessant model van zwaar satijn, gedragen
over den rok, de revers vormen een origineele
voortzetting van het puntige ceintuurstuk.
Blouse van flanel met glad schouderstuk,
plisseerd voorfront, dubbele plooi in den rug
Onder v.l.n.r.: blouse van geruite wollen stof
schuingeknipt; van voren aan de schouders en
de taille aparte ingezette stukken, origineele
halfsafwerking. Blouse van effen wollen stof
in helblauw; het schouderstuk loopt uit in twee
slippen die geknoopt worden en verdwijnen in
een spleet tusschen schouderstuk en blouse.
Wees niet bang voor „stroomend bloed",
maar hoedt u voor nonsensverhalen!
OODRA we weer volop in den winter
zitten, de haard ons tegengloeit en de
gordijnen vroeg worden dichtgetrokken
om kou en mist buiten te sluiten, ko
men ook de sprookjesboeken te voorschijn. En
de karretjes, bespannen met witte muizen, het
kereltje, dat op een manestraal rijdt en de ka
bouters met allerlei kleuren van mutsjes en al
lerlei modellen van jasjes o, toch zóó snoe
perig klein! doorkruisen weer onze gedachten.
We zijn in dit opzicht bij ons thuis erg ouder-
wetsch of liever gezegd: hypermodern.
Want hebt u 't reeds gemerkt? de strijd
vraag: mogen we sprookjes vertellen aan onze
kinderen? heeft zoo langzamerhand in onze pae-
dagogische kringen afgedaan. Er was een tijd,
dat dit inderdaad als een ernstig probleem werd
gevoeld. Zeer conssientieuze opvoeders schroom
den, hun kinderen sprookjes te vertellen, om
dat ze vreesden hen daardoor tot onwaarheid te
verleiden. En er was zelfs een tijd, dat de goede
oude Sinterklaas als zijnde „allang dood en
dus niet staat om over de daken te rijden" in
't gedrang kwam. Dit was de tijd van het deels
verhelderende, maar voor een ander m.i. veel
grooter deel de geesten verarmende en ver
lammende rationalisme, dat, stijf en pietepeute
rig vasthoudend aan een tastbare dagelijksche
„werkelijkheid", de véél diepere en hoogere
werkelijkheid van den geest en de wetten des
levens uit het oog verloor.
Gelukkig laat het leven zelf het Leven met
een hoofdletter, dat in zijn wijsheid, onverbid
delijkheid. rijkdom en goddelijke humor door de
dagelijksehe werkelijkheid heenstralend deze
zin en inhoud geeft zich niet lang en niet
straffeloos negeeren.
We keerden, na een periode van gepieker en
gedebatteer, toch „en masse" terug tot de op
vatting, dat het heele geestelijke en zelfs ook
het „gewone" stoffelijke, dagelijksehe leven op
ziczelf al zoo'n groot aanbiddelijk wonder is,
dat wij ons in onze kleinheid allerminst mogen
aanmatigen, het wonder uit de opvoeding van
onze kinderen te bannen.
En bovendienzouden er werkelijk geva
ren verbonden zijn aan het vertellen van sprook
jes aan kinderen?
Komen er pijnlijke botsingen tusschen de
sprookjes en onze dagelijksehe werkelijkheid?
'k heb hiervan bij mijn eigen kinderen nooit
ets gemerkt, wanneer ik den nadruk leg op het
woord pijnlijk.
Natuurlijk komt er een tijd, dat het jonge kind
gaat merken, dat er tusschen de werkelijkheid
van de sprookjes en die van het dagelijksch le
ven verschil bestaat en dit komt tot uiting in
plotselinge vragen als „moeder, kan de wolf
echt praten?" of „moeder, bestaat er echt een
huisje van snoepgoed?"
Maar in zoo'n geval was altijd de rustige ver
klaring: „Ja zeker, dat bestaat allemaal in
sprookjesland, maar niet hier" ruimschoots vol
doende om 't gepieker van het kleine hoofdje te
doen eindigen.
Maar ik heb er voor gezorgd, nooit het wonder
van de sprookjes aan te tasten. Het wonder, dat
is de hoogere werkelijkheid, die in alle goede
sprookjes leeft, omhuld door en versierd met een
heele stoet van heerlijke onwaarschijnlijkheden.
Ik heb nooit gezegd: „sprookjes zijn eigenlijk
maar onzin" en geen enkele moeder, in wier
eigen ziel nog eerbied voor het wonder leeft, zou
dit mogen zeggen.
Want het gaat bij de sprookjes om die hoogere
werkelijkheid, niet om de bijkomstigheden en
wie vaak kinderen bij 't luisteren naar sprook-
ies heeft geobserveerd, zal met me eens zijn, dat
zij er ook precies zoo over denken. Of dacht u,
dat kinderen van sprookjes houden omdat de
boomen er loopen, de dieren en de koekepan
praten en de elfen door de lucht vliegen? Neen.
't is de sfeer, die hen betoovert: de sprookjes
sfeer, waarin de waarachtige lijnen wetten
van het leven zichtbaar zijn onder den wirwar
van bonte beelden. Is het niet heerlijk, dat het
leelijke jonge eendje tenslotte een zwaan werd,
is dit niet „precies zooals het hoort" en precies
zooals het werkelijk is, al behoort er geloof toe
om dit te zien en geduid om het vast te hou
den?
Sprookjes vooral de oude traditioneele, die
ie wetten van natuur en geest voor ons open
leggen, zijn ik aarzel om dit grove woord te
gebruiken maar ik doe het toch, om de duide-
'iikbeid! d" orachtigste zedelessen. die er be
staan. Ze hebben het groote voordeel, dat ze
voor zichzelf soreken. zoodat er geen „moraal"
behoeft te worden toegevoegd
Ja, dit mag zelfs niet, en geen enkele fijnge
voelige moeder zal het doen.
Er leeft vooral in jonge kinderen een
kuischheid van de ziel, die geen opzettelijk ge-
oreek verdraagt. Maar.dringt op die manier
de „zedeles", of laten we liever zeggen: de hoo
gere waarheid tot hen door? Ik zeg zonder aar
zelen ja, omdat ik bij herhaling heb waargeno
men, hoe teleurgesteld, om niet te zeggen: ont
goocheld kinderen waren na 't aanhooren van
een „or>zïn-«nrookje", een sprookje zonder sfeer
en zonder lijn.
Een verhaal, waarin een levenswaarheid, al is
het ook nog zoo'n eenvoudige, wordt uitgedrukt,
"rdt «rvarer als ..mooi" en „echt" .een vrien
delijk gedaas over kaboutertjes, waarin niets
diepers is verwerkt, wordt gevoeld als „niks
aan".
Er bestaat welhaast geen kind, dat niet van
sprookjes houdt. Zoolang het zieltje onbesmet is
door wat wij volwassenen wel een enkele maal
„gezond verstand" noemen, maar wat in wer
kelijkheid niets anders is dan een negatie van
de hoogere waarheden uit levensangst, zoolang
past het innerlijk leven van het kind precies in
de sprookjessfeer, waarin de wetten van het
leven versluierd worden uitgebeeld. We mogen
deze ontvankelijkheid niet bederven door het
kind voor te houden, dat sprookjes onzin zijn,
maar evenimn mogen we de diepe wijsheid, die
uit de sprookjeswereld tot ons komt, teniet doen
door het kind, telkens als het ons nadert met de
stereotype vraog: „toe, moeder, vertelt u eens een
sprookje" met een onzinverhaal af te schepen.
Veel moeders hebben 't druk, zitten met het
hoofd vol andere gedachten en zorgen en willen
toch het vragende kindje niet teleurstellen. En
dan beginnen ze maar op goed geluk af een lang
dradig kabouterverhaal, telkens onderbroken, en
tenslotte op niets uitloopend.
Ik weet er van mee te praten omdat ik zelf
misschien wel honderd keer in dezelfde fout ben
vervallen. Toch is 't beter in zoo'n geval om kort
en goed te zeggen, „neen, vandaag niet", of een
oud, beproefd sprookje te vertellen, dat het altijd
weer doet.
Als we sprookjes vertellen, laten het dan ook
„mooie", „echte" sprookjes zijn, in de beteekenis
die het kind er aan hecht.
Sprookjes, die een glashelder, oprecht leven
in zich dragen, zij het dan ook een hard leven,
dat alle sentimentaliteit mist.
Dit harde van de oude volkssprookjes, waar
in de boosdoeners zelfs de boosaardigen en dom
ooren zonder vorm van proces door reuzen wor
den doodgeslagen, door wolven of beren opge
geten, in kerkers opgesloten of in allerlei grie
zelige beesten veranderd, moge sommige fijnge
voelige ouders ongeschikt voorkomen, omdat....
men immers toch ook het kindje, dat poes of
hond plaagt of zelfs een vlinder of torretje zou
dooden, streng zou vermanen.
Ja, maar in de sprookjes is de situatie anders:
hier is het element van gerechtigheid, dat alles
beheerscht.
En dit blijft in de gedachten van het kind in
gebrand, dat de valsche of boosaardige mensch
zijn straf krijgt en dat de deugd, al is 't na hee'
veel narigheid, tenslotte wordt beloond.
Hoe die straf en die belooning precies uitval
len, 't zijn bijkomstigheden. Stroomen bloeds
hebben hier alleen de beteekenis van een felle
kleuren toets en heele koninkrijken met het voor
uitzicht van een lang en gelukkig leven fungee-
ren slechts als de fanfare, die het voldoende ge
voel. dat alles tenslotte trecht is gekomen, kracht
bijzet. Neen, sprookjes bestaande of zelf ver
zonnen, maar altijd zinvol mogen in onze
huiskamer nooit ontbreken!
Deze jumper, die gedragen wordt als blouse,
is gebreid in drie tinten blauwe PinguinwoL
We hebben hiervoor noodig: 100 gram donker
blauw, 100 gram middelblauw, 50 gram licht
blauw pennen no. 3. De maat van de blouse
is 44.
Rug. Voor den rug zetten we 96 steken op.
Het patroon is als volgt: 1 pen averecht, 1 pen
recht, 1 pen averecht. 3 pennen recht, enz.: het
patroon herhalen. We krijgen dus averechte
ribbels in een breiwerk van den tricotsteek.
Na de elfde ribbel beginnen we aan de middel
kleur blauw, nu meerderen we bij elke ribbel
voor en achter aan de pen 1 steek. Na de 17de
ribbel zijn we bij het armsgat, en kanten hier
voor aan weerskanten 10 steken af. (622).
We hebben nu nog 88 steken over. Hebben we
van de middelkleur ook 11 ribbels, dan begin
nen we met de lichtste kleur. Na 2 toeren boven
de vierde ribbel van deze kleur, breien we de
pen heen en weer en laten achtereenvolgens
7142128 steken staan; de middelste 32
steken kanten we af voor den hals, de andere
28 worden op een draad gezet.
Linker voorpand. Hiervoor zetten we 60 ste
ken op, breien 11 ribbels, beginnen dan aan
de volgende kleur tot we hiervan 6 ribbels heb
ben. (Hierbij hebben we weer bij elite ribbel 1
steek gemeerderd). Voor het armsgat kanten we
12 steken af. (8—2—1—1). Hebben we elf rib
bels van deze kleur, dan beginnen we aan de
volgende, kanten aan den halskant 6 steken af,
en minderen vervolgens aan den halskant voor
en achter aan de pen, tot we 28 steken over
houden. Is het armsgat van het voorpand even
groot als van het achterpand, dan schuinen we
den schouder op als bij het achterpand. De
schouders worden samengebreid en afgekant.
Rechter voorpand. Dit is het spiegelbeeld van
het linker voorpand, met dien verstande, dat er
6 steken van den kant af knoopsgaten in wor
den gebreid van 6 steken. Het eerste na de
tweede ribbel, het tweede na de achtste ribbel
in de middelkleur het derde knoopsgat na de
derde ribbel en het vierde na de achtste ribbel.
Boord. Voor den boord, die apart wordt ge
breid, zetten we 180 steken op. We breien ge
woon in patroon. Bij de eerste pen recht aan
het begin van de pen 1 steek meerderen, en zoo
bij elke rechte pen. Na 10 toeren maken we een
knoopsgat 10 steken van den kant af. Nu min
deren we bij elke rechte pen en na de 20ste pen
afkanten. Deze boord wordt aan de blouse ge
naaid.
Mouw. Een mouw wordt gebreid van de mid
delkleur, we zetten op 40 steken en meerderen
om de 3 pennen voor en achter aan de pen 1
steek tot we 70 steken hebben. Dan zetten we
er aan eiken kant nog 10 steken bij op, en
breien 8 pennen. Nu minderen we om de drie
pennen voor en achter aan de pen tot we 64
steken over houden. Hebben we 22 ribbels, dan
kanten we af.
Kraag. De kraag wordt gebreid van de mid
delkleur, we zetten op 84 steken, en breien
alles recht. Na 26 pennen minderen we voor
en achter aan de pen tot de kraag 38 pennen
lang is. Hierna kanten we af.
Revers. Voor de revers worden opgezet 15
steken, aan den zelfden kant aan het begin van
de pen steeds 1 steek meerderen, tot we 30
steken hebben, dan 2 pennen niet meerderen,
en vervolgens aan denzelfden kant aan het
begin van de pen minderen tot er niets over
blijft. De rechte kant van de revers wordt te
gen de halsuitsnijding van de blouse genaaid.
Opmaak. De jumper wordt in elkaar gestikt
op de machine. Tegen den boord naaien we een
zijden voering. We breien 5 lapjes van de don
kerblauwe kleur en overtrekken hiermee de
pik-pakknoopen. Tegen de knoopsgaten wordt
ook een biesje zijde gestikt. Voordat de knoo-
pen worden aangenaaid, strijken we het brei
werk onder een vochtigen doek.
SP. TH.
SLAAF LEKKER!
Het allerbeste middel om
vriendelijk en mooi te zijn.
Wat zijn er tegenwoordig toch een massa
vrouwen, die slecht slapen! Ik spreek nu niet
over de moeders van groote gezinnen, die 't
zoo ellendig druk hebben, dat er heusch maar
een kort nachtje af kan, maar over al die
duizenden vrouwen, bij wie het wèl anders
kan en die toch steeds maar genoegen nemen
met een veel te korte nachtrust.
Vooral onze jonge meisjes leven soms ln
de veronderstelling, dat slapen dik maakt,
een doezelig hoofd geeft en dat er door den
slaap kostbare uren verloren gaan. Ze gaan
dan ook vaak niet voor middernacht naar
bed enwippen om zeven uur alweer uit
de veeren om gymnastiek te doen, haar
schoonheid te verzorgen enz enz.
't Laatste is voortreffelijk, maar de eerste
schakel van den vicleuzen cirkel moet worden
gebroken. Want het gevolg is: humeurigheid en
sombere buien.
O, waren toch alle vrouwen wijs op dit punt!
't Is nu eenmaa.1 een onverbiddelijke wet, dat
ieder, die goed en harmonisch wil leven, goed
moet slapen. Als u slaapt, wordt uw lichaam
gezuiverd van de gifstoffen, die de vermoeid
heid meebrengt.
Een vrouw, die slecht slaapt, wordt veel
gauwer oud dan een, die goed slaapt. Wat
hebt u eraan, twee of drie uurtjes op de vier
en twintig te hebben gewonnen om te lezen,
te praten of zelfs om nuttigen arbeid te ver
richten. als u eens op een dag merkt, dat u
véél te vroeg oud bent geworden, dat u er
op 35-jarigen leeftijd uitziet als een vrouw
van vijftig?
En aan den anderen kant: wat een kost
baren gaven zijn een perfecte gezondheid, een
volmaakt evenwichtig zenuwgestel, een kal
me, vriendelijke persoonlijkheid!
Dit alles verspilt u door te kort slapen.
Hoeveel slaap we noodig hebben?
Een goede regel is: beneden de vijfentwintig
negen uur, erboven minstens acht
Zult u dit eens in uw geheugen prenten?