Van blouses en jurken MENU VAN DE WEEK Recepten SPROOKJES EN WERKELIJKHEID DECEMBER 1938 Sneeuw Watten Papier Sneeuw Watten Papier, luidt een ad vertentie zoo op het eerste gezicht lijkt het een vreemde combinatie, doet het denken aan kou of ziekte of schrijven, en samengevoegd aan veel nat geklodder. Maar natuurlijk is het bedoeld voor de Kerstversieringen, om het huis een feestelijk aanzien te geven en om den Kerstboom 'te tooien. Een paar algemeene regels daarvoor zijn misschien hier wel op hun plaats. Allereerst de boom zelf: zullen wij hem met echte of met electrische kaarsjes verlichten. Natuurlijk is het laatste veel veiliger, maar het lijdt geen twijfel dat het eerste veel mooier, levendiger en „echter", als wij het zoo noe men mogen, aandoet. Electrische kaarsjes zijn star en kil vergeleken bij het flakkerende, warme licht van kaarsen, maar wie de echte kaarsen prefereert, moet toch wel eenige voorzorgsmaatregelen in acht nemen. Het zoogenaamde engelenhaar vliegt gemak kelijk in brand, en wie het bij den boom niet missen wil, doet het beste electrische kaarsjes te nemen. Over het geheel genomen is het natuurlijk veiliger om den boom sober te ver sieren, wat ook wel het mooiste is want al die versieringen zijn even zooveel brandbare gevalletjes. De kaarsjes worden dan aan den buitenkant van de takken bevestigd, maar niet teveel op de uiterste punten, omdat zij dan te zwaar zijn, gemakkelijk scheef zakken of heelemaal omslaan en dan natuurlijk rommel en vlekken veroorzaken. Wie een bak met water met een spons, eventueel op een stok voor een grooten boom, bij de hand houdt, loopt geen gevaar van brand, mits er natuurlijk goed toezicht op is. Een reserve doos kaarsen is geen overbodige weelde: een doovende kerstboom is een zielig beeld van afgetakelde feestvreugde. Ook voor de versiering in huis is nog wel een en ander te regelen. Om te beginnen moeten nooit dingen die in de handen genomen moeten worden, worden versierd met hulst, of andere takken, hoog stens met lint of glad papier. Zoo zijn daar de deurkrukken, de bovenkant van de trap leuning, alle gebruiksvoorwerpen, schake laars en dergelijke. Bouw de lampen niet teveel in door ze met rood papier te omhangen, zoodat er gedurende de Kerstdagen eigenlijk te weinig licht is in de kamers, waardoor niemand behoorlijk iets kan uitvoeren. Maak de versieringen zoo losjes mogelijk vast, maar zorg toch ook, dat ze niet bij het minste tochtje naar beneden komen vallen. Houd de deuren in hun open- en dichtgaan behoorlijk vrij en zorg ook dat de gordijnen gewoon open- en dichtgetrokken kunnen worden. Wilt ge uw Kersttafel versieren, zorg dan dat er voldoende ruimte voor alle etensgerei over blijft, en maak de tafel vooral niet te bont: de meest feestelijke eterijtjes worden gegeven aan tafels met veel wit, en verder met zachte kleuren. Veel gezelliger dan de gewone lampen zijn natuurlijk kaarsen op de tafel. Zorg dat er voldoende op tafel staan om alles behoorlijk te kunnen zien, verlicht er ook het bufet of de dientafel mee, en maak de kamer vrij koel bij het begin van het dinertje: kachel, men- scheii en kaarsen maken er in minder dan geen tijd al een oventje van. Zet de allermooiste versieringen of den kerst boom niet pal voor het raam met de mooiste zijde naar buiten: het Kerstfeest is een intiem feest, waarbij men de sombere buitenwereld aan zijn lot overlaat, binnenshuis veel licht en feestelijkheid maakt en in intiemen kring de Kerstgedachte aan het woord laat komen. Daarom moet de versiering ook vooral niet te daverend zijn: een klein boompje, een ver sierd deel van de kamer, maar bovenal de juiste sfeer scheppen de schoonheid van Kerstmis. Nu is het huis versierd vóór het feest, het is Kerstmis geworden, we hebben mooie dagen gehad, en het is 27 December geworden. Wat jammer om het al weg te nemen, het ziet er allemaal nog zoo frisch uit! Dus laten wij het hangen maar in werke lijkheid ziet het er niet frisch meer uit: de warmte, de droogte, de rook van sigaren en sigaretten, dit alles heeft er de eerste fleur al afgehaald, en hoe langer wij het nu laten hangen, hoe armoediger het wordt. En voor dat 't het zielige stadium heeft bereikt van ingeschrompelde bessen, stoffige blaadjes en gekronkende linten en papieren moet alles allang zijn opgeruimd. Bovendien kan een feeststemming niet ein deloos duren: versieren voor een feest is prachtig, maar de versiering na^ het feest weg halen, geeft aan den dag zijn frissche, schoon- gewasschen werk-aanzien en dat is, zij het ook op een andere manier, even feestelijk. Om tenslotte nog aanwijzingen voor de ver siering te geven is uiterst moeilijk: het hangt geheel van het huis, van het gezin en van de beurs af. En wie maar begint met alles wat zij ervoor wil gebruiken, komt zelf wel op de goede ideeën om de kamers een feestelijk aanzien te geven. E. E. J.—P. BIJ MIJN BUURVROUW. Bij mijn buurvrouw kwam een dame, die zei: „Hoor eens, Louise, ik moet je toch eens ver tellen, wat je vriendin Annie over je... Mijn buurvrouw viel haar in de rede: „Voor je 't me vertelt, moet je me eerst eens zeggen of je dat wat je me vertellen wilt, wel door de drie zeven gezeefd hebt". „Door welke drie zeven?" „Ten eerste door de zeef van de waarheid" zei mijn buurvrouw, „heb je onderzocht, of het waar is, wat je me vertellen gaat?" „Nee. Ik heb 't zoomaar gehoord. Ze hebben 't me verteld". Mijn buurvrouw knikte: „Dan heb je 't zeker wel door de tweede zeef gezeefd, door de zeef van de vreugde. Wat je me vertellen gaat, zal me zeker al is het dan ook misschien niet waar plezier doen. Ik zal er stellig ge lukkiger door worden!" „Nee, gelukkiger zul je er wel niet door worden Louise". „Nu, als 't me dan niet blij en gelukkig maakt, dan is het toch zeker door de derde zeef gegaan, door de zeef van nuttigheid. Is dat. wat wat je me vertellen gaat, nuttig voor me?" „Nee, neelemaal niet". Toen zei mijn buurvrouw: „Stil dan maar!" Als dat, wat je me vertellen wilt, noch waar, noch prettig, noch nuttig voor me is, houd het dan voor je en vergeet het zoo gauw mo- NIEUWE UITGAAF In de serie „Het Middenstandsdiploma", uitge geven door W. J. Thieme Cie te Zutfen zijn verschenen II. Handelsrecht door R. Schans, III. Handelsrekenen door R. Schans, IV. Handels kennis door R. Schans, V. Nederlandsche taal door J. W. de Klerk en VI. Handelscorrespon dentie door J. W. de Klerk (Al deze uitgaven zijn in 2den druk). Jumper in drie kleuren Zondag: Kop bouillon. Kalfsgehakt met groenteragout. Roomstruif. Maandag: Vleesch in schelpen (van soepvleesch) Runderlapjes Andijvie Vruchten. Dinsdag: Zuurkoolschotel met. saucijsjes Appelpannekcek Woensdag Brusselsch lof met eieren en boter Warme gemberpud- ding met vanillesaus Donderdag: Rookwoist met witte boonen Citroenrijst Vrijdag Witte boonensoep Gebakken schelvisch met botersaus Beschuit met kaas Zaterdag: Erwtensoep met worst Beschuit met bessen sap. VEGETARISCHE MENU S. 1. Linzensoep met boonen met witte gebakken brood boonen. Vanillevla met Appelbeignets appelmoes 4. Eierbrootjjes 2. Witte boonen Aardappelen met kerrysaus Brusselsch lof met Aardappelen bruine boter in Rijst met abrikozen vuurvasten schotel 3. Stamppot van snij- Citroenvla. Linzensoep Benoodigdheden (4 personen)Vs pond lin zen, 2 L. water, pl.m. 1 lepel zout, 1 bos prei (4 stuks), 1 bosje selderij, 2 lepels boter, Mag gie aroma. Bereiding: De linzen wasschen en een nacht in het water laten weeken. Ze met het week- water opzetten en gaar koken (IV® uur). Alles door een zeef gieten en de linzen fijn wrijven, zoodat alleen de schillen achterblijven. De soep weer in de pan doen en de gesnipperde prei, de gehakte selderij en het zout er bij doen. Nog */s uur zachtjes laten koken (als de soep wat dun is bij binden met wat aange mengde bloem) en van het vuur op smaak afmaken met de boter en de Maggie aroma. Kleine dobbelsteentjes in boter gebakken brood er bij geven of met sneetjes geroosterd brood presenteeren. Eierstruif of roomstruif. Benoodigdheden (4 personen)3 eieren, 75 gr. bloem, 50 gr. suiker, 2 dL. melk, zout, bo ter, geraspte citroenschil of vanille. Bereiding: De eidooiers met suiker, zout en geraspte citroenschil roeren tot ze schuimig zijn en licht van kleur. De bloem, de melk en het laatst het stijfgeklopte eiwit er door roe ren. Hiervan in een koekepan, die niet te klein mag zijn, na elkaar twee even groote omelet ten bakken. Onder het bakken een deksel op de pan leggen, zoodat de bovenkant goed warm wordt en het meel gaar. (Baktijd voor 1 ome let minstens 10 minuten). De koekepan op een asbest plaatje zetten als men ziet dat de on derkant vast wordt. De omeletten met de on gebakken kanten op elkaar leggen en be strooien met poedersuiker. In punten gesne den opdienen. Kalfsgehakt met gvoenteragout. Benoodigdheden (4 personen)1 pond kalfs gehakt. 1 ei, 1 eetlepel bloem, 1 eetlepel melk. Maak hiermee op de bekende wijze met pe per en zout het gehakt aan, maar neem dooier en wit van het ei apart, en voeg het laatst het stijfgeklopte eiwit toe. Het gehakt dat vrij stevig moet zijn, kan als een platte bal ge braden worden of in waterbad gedurende een klein uur worden gekookt en daarna als een warme pudding op het midden van een schotel worden gestort. Neem voor de groenteragout de groenten uiu ub Uju vail net jixui cn viie Otj e.- kaar passen. Omdat dit in dezen tijd van het jaar niet veel is, doet men verstandig bij wor teltjes en bloemkool nog een blik gemengde groenten te nemen. Maak van boter en bloem met bouillon van versch vleesch of van blokjes een moo*e gebonden saus, stoot hierin de gaargekookte groenten en schik ze om het kalfsgehakt op de schotel. Presenteer er aardappelpuree bij of leg dit ook om het ge hakt heen, afwisselend met de groenten- ragout. Interessante modellen voor koude dagen S A est 4 j De blouse viert hoogtij in dit seizoen en de modellen worden hoe langer hoe aardiger. Dit leidt ertoe, dat we steeds vaker zullen beslui ten, een aantrekkelijk patroon te koopen en er zelf nog zoo'n blousje bij te maken. We hebben dan meestal immers nog wel een aardig rokje in de kast hangen, waarmee de nieuwe aan winst een harmonisch geheel vormt. Enhet koopen of zelf maken van een blousepatroon heeft bovendien nog het voordeel, dat volgens hetzelfde patroon het bovenstuk van een jurk kan worden vervaardigd. De vijf charmante modellen, die u op onze teekening ziet, kunnen tevens zeer goed als ja ponnen dienst doen, het zij van gekleede of meer sportieve stoffen. U ziet v.Ln.r. boven: Eenvoudige maar zee: chique blouse van fleschgroen wollen stof, nauwsluitend met rimpeltjes langs de zijnaden: Interessant model van zwaar satijn, gedragen over den rok, de revers vormen een origineele voortzetting van het puntige ceintuurstuk. Blouse van flanel met glad schouderstuk, plisseerd voorfront, dubbele plooi in den rug Onder v.l.n.r.: blouse van geruite wollen stof schuingeknipt; van voren aan de schouders en de taille aparte ingezette stukken, origineele halfsafwerking. Blouse van effen wollen stof in helblauw; het schouderstuk loopt uit in twee slippen die geknoopt worden en verdwijnen in een spleet tusschen schouderstuk en blouse. Wees niet bang voor „stroomend bloed", maar hoedt u voor nonsensverhalen! OODRA we weer volop in den winter zitten, de haard ons tegengloeit en de gordijnen vroeg worden dichtgetrokken om kou en mist buiten te sluiten, ko men ook de sprookjesboeken te voorschijn. En de karretjes, bespannen met witte muizen, het kereltje, dat op een manestraal rijdt en de ka bouters met allerlei kleuren van mutsjes en al lerlei modellen van jasjes o, toch zóó snoe perig klein! doorkruisen weer onze gedachten. We zijn in dit opzicht bij ons thuis erg ouder- wetsch of liever gezegd: hypermodern. Want hebt u 't reeds gemerkt? de strijd vraag: mogen we sprookjes vertellen aan onze kinderen? heeft zoo langzamerhand in onze pae- dagogische kringen afgedaan. Er was een tijd, dat dit inderdaad als een ernstig probleem werd gevoeld. Zeer conssientieuze opvoeders schroom den, hun kinderen sprookjes te vertellen, om dat ze vreesden hen daardoor tot onwaarheid te verleiden. En er was zelfs een tijd, dat de goede oude Sinterklaas als zijnde „allang dood en dus niet staat om over de daken te rijden" in 't gedrang kwam. Dit was de tijd van het deels verhelderende, maar voor een ander m.i. veel grooter deel de geesten verarmende en ver lammende rationalisme, dat, stijf en pietepeute rig vasthoudend aan een tastbare dagelijksche „werkelijkheid", de véél diepere en hoogere werkelijkheid van den geest en de wetten des levens uit het oog verloor. Gelukkig laat het leven zelf het Leven met een hoofdletter, dat in zijn wijsheid, onverbid delijkheid. rijkdom en goddelijke humor door de dagelijksehe werkelijkheid heenstralend deze zin en inhoud geeft zich niet lang en niet straffeloos negeeren. We keerden, na een periode van gepieker en gedebatteer, toch „en masse" terug tot de op vatting, dat het heele geestelijke en zelfs ook het „gewone" stoffelijke, dagelijksehe leven op ziczelf al zoo'n groot aanbiddelijk wonder is, dat wij ons in onze kleinheid allerminst mogen aanmatigen, het wonder uit de opvoeding van onze kinderen te bannen. En bovendienzouden er werkelijk geva ren verbonden zijn aan het vertellen van sprook jes aan kinderen? Komen er pijnlijke botsingen tusschen de sprookjes en onze dagelijksehe werkelijkheid? 'k heb hiervan bij mijn eigen kinderen nooit ets gemerkt, wanneer ik den nadruk leg op het woord pijnlijk. Natuurlijk komt er een tijd, dat het jonge kind gaat merken, dat er tusschen de werkelijkheid van de sprookjes en die van het dagelijksch le ven verschil bestaat en dit komt tot uiting in plotselinge vragen als „moeder, kan de wolf echt praten?" of „moeder, bestaat er echt een huisje van snoepgoed?" Maar in zoo'n geval was altijd de rustige ver klaring: „Ja zeker, dat bestaat allemaal in sprookjesland, maar niet hier" ruimschoots vol doende om 't gepieker van het kleine hoofdje te doen eindigen. Maar ik heb er voor gezorgd, nooit het wonder van de sprookjes aan te tasten. Het wonder, dat is de hoogere werkelijkheid, die in alle goede sprookjes leeft, omhuld door en versierd met een heele stoet van heerlijke onwaarschijnlijkheden. Ik heb nooit gezegd: „sprookjes zijn eigenlijk maar onzin" en geen enkele moeder, in wier eigen ziel nog eerbied voor het wonder leeft, zou dit mogen zeggen. Want het gaat bij de sprookjes om die hoogere werkelijkheid, niet om de bijkomstigheden en wie vaak kinderen bij 't luisteren naar sprook- ies heeft geobserveerd, zal met me eens zijn, dat zij er ook precies zoo over denken. Of dacht u, dat kinderen van sprookjes houden omdat de boomen er loopen, de dieren en de koekepan praten en de elfen door de lucht vliegen? Neen. 't is de sfeer, die hen betoovert: de sprookjes sfeer, waarin de waarachtige lijnen wetten van het leven zichtbaar zijn onder den wirwar van bonte beelden. Is het niet heerlijk, dat het leelijke jonge eendje tenslotte een zwaan werd, is dit niet „precies zooals het hoort" en precies zooals het werkelijk is, al behoort er geloof toe om dit te zien en geduid om het vast te hou den? Sprookjes vooral de oude traditioneele, die ie wetten van natuur en geest voor ons open leggen, zijn ik aarzel om dit grove woord te gebruiken maar ik doe het toch, om de duide- 'iikbeid! d" orachtigste zedelessen. die er be staan. Ze hebben het groote voordeel, dat ze voor zichzelf soreken. zoodat er geen „moraal" behoeft te worden toegevoegd Ja, dit mag zelfs niet, en geen enkele fijnge voelige moeder zal het doen. Er leeft vooral in jonge kinderen een kuischheid van de ziel, die geen opzettelijk ge- oreek verdraagt. Maar.dringt op die manier de „zedeles", of laten we liever zeggen: de hoo gere waarheid tot hen door? Ik zeg zonder aar zelen ja, omdat ik bij herhaling heb waargeno men, hoe teleurgesteld, om niet te zeggen: ont goocheld kinderen waren na 't aanhooren van een „or>zïn-«nrookje", een sprookje zonder sfeer en zonder lijn. Een verhaal, waarin een levenswaarheid, al is het ook nog zoo'n eenvoudige, wordt uitgedrukt, "rdt «rvarer als ..mooi" en „echt" .een vrien delijk gedaas over kaboutertjes, waarin niets diepers is verwerkt, wordt gevoeld als „niks aan". Er bestaat welhaast geen kind, dat niet van sprookjes houdt. Zoolang het zieltje onbesmet is door wat wij volwassenen wel een enkele maal „gezond verstand" noemen, maar wat in wer kelijkheid niets anders is dan een negatie van de hoogere waarheden uit levensangst, zoolang past het innerlijk leven van het kind precies in de sprookjessfeer, waarin de wetten van het leven versluierd worden uitgebeeld. We mogen deze ontvankelijkheid niet bederven door het kind voor te houden, dat sprookjes onzin zijn, maar evenimn mogen we de diepe wijsheid, die uit de sprookjeswereld tot ons komt, teniet doen door het kind, telkens als het ons nadert met de stereotype vraog: „toe, moeder, vertelt u eens een sprookje" met een onzinverhaal af te schepen. Veel moeders hebben 't druk, zitten met het hoofd vol andere gedachten en zorgen en willen toch het vragende kindje niet teleurstellen. En dan beginnen ze maar op goed geluk af een lang dradig kabouterverhaal, telkens onderbroken, en tenslotte op niets uitloopend. Ik weet er van mee te praten omdat ik zelf misschien wel honderd keer in dezelfde fout ben vervallen. Toch is 't beter in zoo'n geval om kort en goed te zeggen, „neen, vandaag niet", of een oud, beproefd sprookje te vertellen, dat het altijd weer doet. Als we sprookjes vertellen, laten het dan ook „mooie", „echte" sprookjes zijn, in de beteekenis die het kind er aan hecht. Sprookjes, die een glashelder, oprecht leven in zich dragen, zij het dan ook een hard leven, dat alle sentimentaliteit mist. Dit harde van de oude volkssprookjes, waar in de boosdoeners zelfs de boosaardigen en dom ooren zonder vorm van proces door reuzen wor den doodgeslagen, door wolven of beren opge geten, in kerkers opgesloten of in allerlei grie zelige beesten veranderd, moge sommige fijnge voelige ouders ongeschikt voorkomen, omdat.... men immers toch ook het kindje, dat poes of hond plaagt of zelfs een vlinder of torretje zou dooden, streng zou vermanen. Ja, maar in de sprookjes is de situatie anders: hier is het element van gerechtigheid, dat alles beheerscht. En dit blijft in de gedachten van het kind in gebrand, dat de valsche of boosaardige mensch zijn straf krijgt en dat de deugd, al is 't na hee' veel narigheid, tenslotte wordt beloond. Hoe die straf en die belooning precies uitval len, 't zijn bijkomstigheden. Stroomen bloeds hebben hier alleen de beteekenis van een felle kleuren toets en heele koninkrijken met het voor uitzicht van een lang en gelukkig leven fungee- ren slechts als de fanfare, die het voldoende ge voel. dat alles tenslotte trecht is gekomen, kracht bijzet. Neen, sprookjes bestaande of zelf ver zonnen, maar altijd zinvol mogen in onze huiskamer nooit ontbreken! Deze jumper, die gedragen wordt als blouse, is gebreid in drie tinten blauwe PinguinwoL We hebben hiervoor noodig: 100 gram donker blauw, 100 gram middelblauw, 50 gram licht blauw pennen no. 3. De maat van de blouse is 44. Rug. Voor den rug zetten we 96 steken op. Het patroon is als volgt: 1 pen averecht, 1 pen recht, 1 pen averecht. 3 pennen recht, enz.: het patroon herhalen. We krijgen dus averechte ribbels in een breiwerk van den tricotsteek. Na de elfde ribbel beginnen we aan de middel kleur blauw, nu meerderen we bij elke ribbel voor en achter aan de pen 1 steek. Na de 17de ribbel zijn we bij het armsgat, en kanten hier voor aan weerskanten 10 steken af. (622). We hebben nu nog 88 steken over. Hebben we van de middelkleur ook 11 ribbels, dan begin nen we met de lichtste kleur. Na 2 toeren boven de vierde ribbel van deze kleur, breien we de pen heen en weer en laten achtereenvolgens 7142128 steken staan; de middelste 32 steken kanten we af voor den hals, de andere 28 worden op een draad gezet. Linker voorpand. Hiervoor zetten we 60 ste ken op, breien 11 ribbels, beginnen dan aan de volgende kleur tot we hiervan 6 ribbels heb ben. (Hierbij hebben we weer bij elite ribbel 1 steek gemeerderd). Voor het armsgat kanten we 12 steken af. (8—2—1—1). Hebben we elf rib bels van deze kleur, dan beginnen we aan de volgende, kanten aan den halskant 6 steken af, en minderen vervolgens aan den halskant voor en achter aan de pen, tot we 28 steken over houden. Is het armsgat van het voorpand even groot als van het achterpand, dan schuinen we den schouder op als bij het achterpand. De schouders worden samengebreid en afgekant. Rechter voorpand. Dit is het spiegelbeeld van het linker voorpand, met dien verstande, dat er 6 steken van den kant af knoopsgaten in wor den gebreid van 6 steken. Het eerste na de tweede ribbel, het tweede na de achtste ribbel in de middelkleur het derde knoopsgat na de derde ribbel en het vierde na de achtste ribbel. Boord. Voor den boord, die apart wordt ge breid, zetten we 180 steken op. We breien ge woon in patroon. Bij de eerste pen recht aan het begin van de pen 1 steek meerderen, en zoo bij elke rechte pen. Na 10 toeren maken we een knoopsgat 10 steken van den kant af. Nu min deren we bij elke rechte pen en na de 20ste pen afkanten. Deze boord wordt aan de blouse ge naaid. Mouw. Een mouw wordt gebreid van de mid delkleur, we zetten op 40 steken en meerderen om de 3 pennen voor en achter aan de pen 1 steek tot we 70 steken hebben. Dan zetten we er aan eiken kant nog 10 steken bij op, en breien 8 pennen. Nu minderen we om de drie pennen voor en achter aan de pen tot we 64 steken over houden. Hebben we 22 ribbels, dan kanten we af. Kraag. De kraag wordt gebreid van de mid delkleur, we zetten op 84 steken, en breien alles recht. Na 26 pennen minderen we voor en achter aan de pen tot de kraag 38 pennen lang is. Hierna kanten we af. Revers. Voor de revers worden opgezet 15 steken, aan den zelfden kant aan het begin van de pen steeds 1 steek meerderen, tot we 30 steken hebben, dan 2 pennen niet meerderen, en vervolgens aan denzelfden kant aan het begin van de pen minderen tot er niets over blijft. De rechte kant van de revers wordt te gen de halsuitsnijding van de blouse genaaid. Opmaak. De jumper wordt in elkaar gestikt op de machine. Tegen den boord naaien we een zijden voering. We breien 5 lapjes van de don kerblauwe kleur en overtrekken hiermee de pik-pakknoopen. Tegen de knoopsgaten wordt ook een biesje zijde gestikt. Voordat de knoo- pen worden aangenaaid, strijken we het brei werk onder een vochtigen doek. SP. TH. SLAAF LEKKER! Het allerbeste middel om vriendelijk en mooi te zijn. Wat zijn er tegenwoordig toch een massa vrouwen, die slecht slapen! Ik spreek nu niet over de moeders van groote gezinnen, die 't zoo ellendig druk hebben, dat er heusch maar een kort nachtje af kan, maar over al die duizenden vrouwen, bij wie het wèl anders kan en die toch steeds maar genoegen nemen met een veel te korte nachtrust. Vooral onze jonge meisjes leven soms ln de veronderstelling, dat slapen dik maakt, een doezelig hoofd geeft en dat er door den slaap kostbare uren verloren gaan. Ze gaan dan ook vaak niet voor middernacht naar bed enwippen om zeven uur alweer uit de veeren om gymnastiek te doen, haar schoonheid te verzorgen enz enz. 't Laatste is voortreffelijk, maar de eerste schakel van den vicleuzen cirkel moet worden gebroken. Want het gevolg is: humeurigheid en sombere buien. O, waren toch alle vrouwen wijs op dit punt! 't Is nu eenmaa.1 een onverbiddelijke wet, dat ieder, die goed en harmonisch wil leven, goed moet slapen. Als u slaapt, wordt uw lichaam gezuiverd van de gifstoffen, die de vermoeid heid meebrengt. Een vrouw, die slecht slaapt, wordt veel gauwer oud dan een, die goed slaapt. Wat hebt u eraan, twee of drie uurtjes op de vier en twintig te hebben gewonnen om te lezen, te praten of zelfs om nuttigen arbeid te ver richten. als u eens op een dag merkt, dat u véél te vroeg oud bent geworden, dat u er op 35-jarigen leeftijd uitziet als een vrouw van vijftig? En aan den anderen kant: wat een kost baren gaven zijn een perfecte gezondheid, een volmaakt evenwichtig zenuwgestel, een kal me, vriendelijke persoonlijkheid! Dit alles verspilt u door te kort slapen. Hoeveel slaap we noodig hebben? Een goede regel is: beneden de vijfentwintig negen uur, erboven minstens acht Zult u dit eens in uw geheugen prenten?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 7