BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
pps
Jullie krijgt deze week geen briefje vooraf.
Een mededeeling over de opgegeven raadsels
volgt aan het slot.
BEST GOUDMUILTJE. Nog wel gefe-
liciterde met je verjaardag. Wil je je ouders
ook namens mij gelukwenschen? De uitslag
van de raadsels vermeld ik aan het slot
van de rubriek. Dag Goudmuiltje.
LIEF BRUINOOGJE. Dat is een feest
zeg. Elf jaar eenigst kind en dan, geheel
onverwachts, als Kerstcadeautje een zusje.
Wil je je ouders met het ingaan van hun
bruidsdagen namens mij gelujkwenschen?
Je postpapier vind ik snoezig. Is Naaldwijk
een fabrieksplaats? Ligt Naaldwijk in Over-
ijsel? 'k Geloof dat je je leelijk vergist. Dag
Bruinoogje.
BESTE KLEINE ZUS. Wat kan jij snoe
zige versjes maken. Een volgende keer mag je
nog eens zingen. Dag kleine Zus.
BESTE VERONIKA. Heb je de vreemde
voorwerpen in de étalage's van de winkels in
de Kennemerlaan allemaal kunnen vinden?
Dan heb je het echt getroffen. Soms waren
de winkelramen zoo erg bevroren dat men
niets door de ramen kon zien. 'k Ben be
nieuwd of je een prijs hebt
Dag Veronica.
BEST DOORNROOSJE. Jammer dal
je verleden week een vergeefsche reis ge
maakt hebt. In de courant heb ik echter
medegedeeld dat er clubvacantie was. De
schuld ligt dus niet aan mij, Dag Doorn
roosje.
LIEF DAUWDRUPJE. Heb je Woens
dag ook al een vergeefsche reis gemaakt?
Maar meisjelief, dan heb je de rubriek niet
goed gelezen. De teekening onder je brief
vind ik snoezig. Dientje heeft eer van haar
werk. Dag Dauwdrupje.
BEST REPELSTEELTJE. A.s. Maandag
vangt de schoolvoeding weer aan. De olie
bollencampagne ligt weer achter ons. De
Kerstvacantie was voor mij heel drulk en
om voor ik het wist. Ja, ik heb een pret-
tigen Oudejaarsavond gehad. Ben je blij dat
de clubvacantie om is? Wat waren er 1.1.
Woensdag ondanks de sneeuw veel leden.
Tot Woensdag. Dag Repelsteltje.
LIEF ZWARTOOGJE. Wat heb jij
keurig geteekend. Sneeuwwitje bij de zeven
dwergen. Flink zoo. 'k Hoop nog meer
teekeningen van je te ontvangen. Dag
Zwartoogje.
BEST LELIETJE VAN DALEN. Flink
dat je ook aan het oplossen van de raad
sels hebt dee. genomen. Dag Lelietje van
Dalen.
LIEIF GOUDHAARTJE. Prettig dat je
broer het in den Helder zoo goed maakt.
We hebben dezen winter over gebrek aan
sneeuw niet te klagen. De sleden kunnen nu
dienst doen. Je raadseloplossingen heb ik ge
vonden. Dag Goudhaartje.
BEST BERG'KONINGINNETJE. Je moet
voortaan het blad met de kinderrubriek
maar dadelijk wegbergen. Zoek raken is dan
uitgesloten. Dat je aan de raadseloplossing
nu niet kon mededoen vind ik jammer. Nu
maar wachten op een volgende gelegen
heid. Dag Bergkoninginnetje.
LIEF NACHTEGAALTJE. Over een
poosje ben je aan je nieuwen meester ge
wend en ga je weer even graag als voorheen
naar school. Ook ik vind die sneeuwboel
onaangenaam. Vooral wanneer alles aan het
dooien gaat. Je hebt geen raadsels opgelost?
Dag Nachtegaaltje.
BESTE DICKY BIGMANS. Jij hebt
dus prettige Kerstfeesten mede gemaakt.
We hadden dit keer een ouderwetsche witte
Kerst. Het weer was eerste Kerstdag heer
lijk. Ik begrijp niet dat jij het toen zoo
koud hebt gehad. De uitslag van den raad
selwedstrijd staat aan het slot van de ru
briek. Dag Dicky Bigmans.
BESTE VERGEET MIJ NIET. Het is bij
ons ook nooit goed. Blijft het weer onnatuur
lijk zacht, dan zegt men „Niets geen winter
weer, het moest maar eens wat vriezen".
Vriest het, dan luidt het ,Brr, die koude
is niets gedaan". Sneeuwt het, dan hoort
men: „Wat een rommel. Ze moet maar spoe
dig verdwijnen". Gelukkig maar dat nie
mand iets aan het weer kan veranderen en
moet aanvaarden wat komt. Of je tot de
gelukkigen behoort? Afwachten maar. Dag
Vergeet mij niet.
BESTE JQPIE SLIM. De raadsels hebben
alle kinderen prettig gevonden. Vele hebben
aan het oplossen deel genomen. Jij hoopt
tot de gelukkigen te behooren? Aan het slot
van de rubriek staan de namen van de prijs-
winsters vermeld. Dag Jopie Slim.
BESTE BENJAMIN. Je hebt me ver
rast met een keurige teekening. Ik ben er
heel blij mede en houd me voor meerdere
teekeningen warm aanbevolen. Dag Ben
jamin.
BESTE ANEMOON. Met recht, veel
schrijf je me niet. Ik ben echter nogal
spoedig tevreden en troost me met de ge
dachte „Beter iets dan niets". Dag Ane-
nemoon.
LIEF KRULLEKOPJE. Alles op z'n tijd.
Zoo ook vacantie. Vacantie krijgen is pret
tig, maar als de vacantie om is. is aan het
werk gaan eveneens aangenaam. Wil je je
ouders voor hun attentie bedanken en na
mens mij een voorspoedig jaar 1939 toe-
wenschen? Dae Krullekopje.
LIEF TEEKENAARSTERTJE. Prettig
dat je op school zoo goed je best doet. Een
negen voor schrijven vind ik prachtig. Wat
heb je een keurig postpapier. Heb je dat
soms van St. Nicolaas gekregen? Dag Teeke-
naarstertje.
BEST ZONNESTRAALTJE. Ben je ziek
en lig je te bed? Beterschap hoor. Dag Zon
nestraaltje.
Lief CROCUSJE. Je raadsels heb ik
gevonden. Wie of tot de gelukkigen zullen
behooren? Aan het slot van de rubriek deel
Ik het een en ander mede. Dag Crocusje.
BEST ZONDAGSKIND. Ook jij bent be-
pieuwd naar den uitslag? Prettig dat je je
terstond op de hoogte kunt stellen. Lees het
slot van de rubriek maar. Dag Zondags
kind.
Lief ZWARTKOPJE. Ja, ik ben Oude
jaarsavond opgebleven. Om twee uur ging
ik ter ruste. Mocht jij van je ouders niet
obplijven? Dat vind ik heel best. Je bent nog
veel te jong om zoo laat naar bed te gaan.
De oliebollen van het Com. Schoolvoeding
smaakten dus nar meer? 31 December mag
je weer van de partij zijn. Dag Zwart
kopje.
Lief ZANGERESJE. Meisjelief wat heb
je me een langen brief geschreven. Vier
kantjes vol. Je kon me nu ook veel mede-
deelen. Welke kleur heeft je nieuwe jas? Je
moeder heeft gelijk. In tijds zorgen is altijd
goed. Je weet nooit wat er gebeuren kan,
waardoor je geen gelegenheid hebt om
alles in orde te maken. Vooruit zorgen en
je tijd goed besteden is altijd in je voor
deel. De oplossingen van je raadsels heb ik
gelezen. L.l. Dinsdag heb ik ook naar „Snip
en Snap" geluisterd. Hoe krijgt men al die
onzin bij elkaar? Men was soms echt gees
tig. 'k Begrijp dat je weer naar school en naar
regel ging verlangen. Dag Zangeresje.
LIEF BLONDJE. Ook jij meent dat
Naaldwijk in Overijsel ligt en een fabrieks
plaats is. Dat is fout. Je moet de kaart van
Nederland maar eens bekijken. Je zult dan
zien dat Naaldwijk in.... vul zelf maar in.
Men doet daar hoofdzakelijk aan
Tini v. d. Z. heeft dezelfde fout gemaakt.
Jullie hebt zeker elkander geholpen? Dag
Blondje.
Lief RAMEMLAPSTERTJE. Wat jam
mer dat je slechts drie van de vier raadsels
opgelost hebt. Een volgende keer beter, zul
len we maar wenschen. Je hebt ook lang
niet keurig geschreven. Wil je weer graag
naar Vlissingen terug? Dat geloof ik. Als
je echter hier eenmaal gewend bent, dan
wil je niet meer weg. Je woont nog zoo kort
te IJmuiden. Dag Ramenlapstertje.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Vind je
raadsels oplossen zoo fijn? Wil je iedere week
wel raadsels opkrijgen? Dat wil ik graag aan
nemen, dochik kan niet aan je wensch
voldoen. Gelukkig dat je niet dezelfde fout
als je vriendin gemaakt hebt. Over een
poosje geef ik nog eens raadsels in de rubriek
Dag Boodsehapstertje.
M'n hartelijken dank aan allen die mij op
de één of andere wijze een gelukwensch deden
toekomen.
Wederkeerig wensch ik alle rubriekertjes
met hun familie veel liefs en geen leed in
1939 toe.
RAADSELS.
1. Geen rozen zonder doornen.
2. Lentemaand.
Eindhoven.
Nijverdal.
Tilburg.
Eduard.
Marie.
Anna.
Aan
Nu
d.
3. Een gelukkig einde 1938 en een voorspoe
dig jaar 1939.
4. Een ei
De volgende rubriekertjes krijgen een
prijsje.
Veronika.
Doornroosje.
Boodschapster tj e.
Goudhaartje.
Vergeet mij niet.
Zondagskind
Crocusje.
Zangeresje.
Madeliefje.
Zwartkopje
Dicky Bigmans.
De volgende rubriekertjes krijgen een
troostprijsje:
Bijdehandje.
Lelietje van Dalen.
Repelsteeltje.
Jopie Slim
Veel groeten van,
Mej. E. VIJLBRIEF
Onderstaand verhaaltje is geschreven door
Polly.
AAN DE WOLVEN ONTSNAPT.
Jan en Piet waren twee flinke jongens.
Hun vader bezat een flinke farm, ergens in
Canada.
Ze hadden net den vorigen dag kerstvacantie
gekregen, toen Jan tot Piet zei: „Hè jo, wat
zou je er van zeggen als wij saampjes eens een
slederit maakten?"
Piet voelde er ook erg veel voor. Maar mogen
we van vader en moeder?
Maar Jan stelde hem in dit opzicht gerust.
„Ik heb het bij vader en moeder al in orde
gemaakt. Zij vonden het goed."
„Nou, om het je eerlijk te zeggen: ik vind 't
een pracht-plan", zei Piet enthousiast!
De dagen die nu volgden waren erg druk,
want de toebereidseden voor de reis moesten
worden klaargemaakt.
Eindelijk dan was de groote dag aangebro
ken. Ze hadden een pracht van een slede, met
zes sterke honden bespannen. Ze hadden heel
wat avonturen meegemaakt. Een daarvan zal
ik jullie vertellen:
Het was de vijfde dag na hun vertrek. Jan
en Piet zaten lekker toegestopt in een war
me wollen deken. Ze waren juist in een uitge
strekte vlakte. Het was heerlijk weer. De maan
stond al aan den hemel en scheen helder over
het uitgestrekte sneeuwlandschapRegelmatig
draafden de honden voor de slede uit. Opeens
begon een der honden zacht te snuiven. De
andere honden deden hem na. Ze spitsten de
ooren. Onze beide vrienden luisterden ook. En
wat hoorden zij? Een zacht blaffend gehuil
klonk hen in de ooren.
„Wolven", zei Jan zacht. Piet knikte toe
stemmend. Hij had de zweep in de handen ge
nomen. In zijn oogen glansde een dreigende
gloed. MaarAl dichter en dichter kwa
men de wolven nader. De jongens hadden
hun revolver te voorschijn gehaald. Toen een
der wolven een sprong wou doen; werd hem
dat noodlottig. Jan had hem een kogel toege
zonden. Zijn bloed kleurde de sneeuw. Stuip
trekkend bleef hij liggen. De andere wolven
bleven even bij hun doodgeschoten makker.
Maar spoedig vervolgden zij hun tocht weer.
In de verte zagen de twee jongens een groot
bosch op doemen. Spoedig waren ze het
bosch genaderd en even spoedig schoten ze
het in.
Toen bedacht Jan een list. Hij remde de
slee, zoodat de wolven vlak bij kwamen. Toen
nam hij de leeren reisdeken en smeet die
boven op de wolven. De beesten raakten er in
verward en zoo werd het een heele vechtende
kluwen. Toen ze na vijf minuten weer alle
maal fatsoenlijk op hun pooten stonden; wa
ren ze het spoor bijster.
Waar waren intusschen de jongens geble
ven? Ze waren, toen Jan de deken uitgewor
pen had, een heele reeks van zijpaadjes in
geslagen. Toen kwamen ze aan een drukken
hoofdweg. Toen ze dien volgden kwamen ze al
spoedig in een klein stadje aan.
Ze zochten onderdak en legden vermoeid
zich ter ruste.
MARTIEN G. VOET,
Leeuweriklaan 23, IJmuiden-Oost.
GRAPJES VAN FRITSJE.
Vader zit na tafel in zijn gemakkelijken stoel
de krant te lezen en hij wil het genot verhoogen
door een pijp te rooken.
„Fritsje," roept hij, „ga naar de keuken en
haal me een doosje lucifers".
Frits is in een oogwenk met het gevraagde te
rug. Maar tevergeefs probeert pa een vlamme
tje te maken.
„Jongen, wat zijn dat voor prullen! Ze zijn
kletsnat! Heb je ze uit de gootsteen opgevischt?
Gauw, breng me een ander doosje!"
De jongen haast zich naar de keuken. Dezen
keer blijft hij tamelijk lang weg. Eindelijk ver
schijnt hij met een stralend gezicht en overhan
digt pa het doosje.
„En Fritsje, zijn ze niet nat!" vraagt pa.
„Nee pa, ze branden best! Ik heb ze één voor
één geprobeerd!"
Frits' moeder bestudeert ijverig het kookboek,
maar wordt voortdurend gestoord door haar
weetgierig zoontje.
„Frits", zegt zij, om hem een kwartiertje kwijt
te raken, „als je naar de keuken gaat en Anna
even helpt bij het boontjes doppen, dan krijg je
drie mooie peren".
„Ja, mama. Mag ik ze eerst even zien?"
„Wat wil je zien, Fritsje?" vraagt moeder ver
strooid, „de boontjes?"
„Nee mammie, de drie peren," antwoordt de
kleine diplomaat.
EEN GRIEZELIG AVONTUUR ONDER WATER
Hoe twee blauwe haaien door luchtbelletjes
verjaagd werden.
Onder de vele gevaarlijke en avontuurlijke
beroepen, die onze tijd rijk is, moet zeker wel het
baantje van filmoperateur op den bodem der
diepzee worden gerekend. Misschien heb je op
het witte doek wel eens opnamen gezien van
vreemdsoortige visschen en andere dieren, en
dan heb je er stellig niet zoo gauw aan gedacht,
dat deze opnamen in de meeste gevallen met le
vensgevaar zijn gemaakt.
De Amerikaan John Craig, filmacteur en te
vens filmoperateur van beroep, vertelt hierover
de volgende waar gebeurde geschiedenis: Een
poosje terug beleefde ik op den bodem van de
diepzee vlak bij de Credoseilanden (Mexico) te
zamen met mijn vriend Douglas Campbell een
avontuur, dat ik nooit zal vergeten. We waren
beide in duikercostuum afgedaald en onze be
doeling was om door middel van een automati
sche camera een „gevecht tusschen twee duikers'
op te nemen. Opeens wees Campbell echter naar
boven en piepte met de schelle stem, die dui
kers altijd laten hooren zoodra ze onder water
zijn: „Kijk, kijk boven je hoofd!"
Ik boog mijn hoofd achterover, zoodat mijn
kijkvenstertje bijna horizontaal lag en keek!
Wat was daar te zien? Twee groote, blauwe
haaien, vier tot vijf meter lang, zwommen sta
tig boven onze hoofden heen en weer. Ze le
ken zelfs nog langer dan ze waren, want onder
water lijkt alles vergroot.
EEN STAD, ONDER STEEN BEDOLVEN.
t-!!K
•••UüiilliiB
ENNI V. R,
Interessante vondsten te Herculanum.
Het is ongeveer tweehonderd jaar geleden,
dat met de opgravingen te Herculanum werd
begonnen. Misschien heb je hierover al eens
iets gelezen en ander moet je maar goed luis
teren, want wat ik je ga vertellen, is best de
moeite waard.
Verbeeld je, twee steden, die vlak na het
begin onzer jaartelling, dus ongeveer 1870 jaar
geleden, opeens door kokende lavastroomen
werden bedolven en die nu weer langzamer
hand te voorschijn komen met huizen, boeken,
kleeren, sieraden en alles wat tot het leven
van die dagen behoorde! Is dat niet interes
sant?
Herculanum is een plaatsje, dat vroeger aan
den Noordvoet van den Vesuvius lag. In het
jaar 79 n. Chr. heeft een der hevigste uitbar
stingen van dezen vulkaan die overigens
ook nu nog weieens spookt! plaats gehad.
Die uitbarsting kwam zóó onverwacht, dat
de twee stadjes Pompei en Herculanum met
haar bevolkingen volkomen verrast werden.
De menschen vonden een snellen verstikkings
dood en werden met de stadjes bedolven onder
de steenen en de lava, die uit den berg naar
buiten geslingerd werd.
Herculanum lag het dichtste bij den berg
en werd met een laag lava bedekt, die meters
boven de huizen uitstak. De gloeiende lava
stolde en werd steenhard en niemand ,die het
niet wist, zou vermoed hebben, dat daaronder
eens een ijverig stadsleven was geweest. De
laag van de lava verweerde spoedig en vormde
een zeer vruchtbaren bodem, waarvan de
mensch weldra weer bezit nam voor zijn land
bouw. Boven 't bedolven Herculanum verrees
een nieuw dorp: Resina.
Eeuwenlang bleven de schatten in den grond
onaangeroerd, doch in de 18e eeuw, toen de
belangstelling voor de oudheid groeide, vatte
men 't plan op, de beide stadjes op te graven.
In 1738 begon men bij Herculanum te graven:
een ontzettend zwaar werk! Steen voor steen
moest worden weggehakt en dit kostte, zooals
je gemakkelijk begrijpen kunt, kapitalen aan
arbeidsloon. Hoewel er dus ook in dien eersten
tijd belangrijke dingen gevonden zijn, heeft
de eigenlijke oude stad Herculanum eerst veel
later het daglicht terugzien.
Op den eerste October 1738 gaf de toen
malige koning- van Napels, Charles van Bour
bon den Spaanschen ingenieur Alcubierre de
opdracht, samen met den Zwitserschen ar
chitect Karl Weber met de opgravingen te be
ginnen, terwijl de historicus Franceso La Vega
intusschen zou trachten, uit oude docu
menten een stadsplan van Herculanum op te
duiken, waaraan men zou kunnen zien, hoe
en waar de opgravingen het best konden wor
den begonnen. Het laatste gelukte echter niet
en zelfs nu zijn de Italiaansche geleerden nog
altijd tevergeefs aan het zoeken naar dezen
plattegrond.
Het allereerst werd de groote schouwburg
van Herculanum ontdekt en verder het ge
rechtsgebouw en eenige tempels. In 1750 en
1765 stiet men op het z.g. „huis der papieren",
een onschatbare bibliotheek, waar tevens tal
van prachtige beelden werden gevonden.
Erg systematisch werd er in dien ouden tijd
nog niet gegraven: 't was eigenlijk meer een
buitmaken van kostbare voorwerpen, die dan
in allerijl naar het museum te Napels werden
gebracht dan een blootleggen van het stads
plan. Als men ergens een toegang had ge
maakt, daalden de geleerden door de nauwe
gangetjes in de oude stad af en sleepten weg.
wat kon worden losgebikt. Toen er nu zoowat
niets meer te halen was, bleven de opgravingen
een tijdlang liggen. Eerst in 1828 begon men
van boven af te graven. Eerst werden toen
twee alleenstaande huizen ontdekt, het z.g
„huis van Argos" en later, tusschen 1869 en
1875 onder de regeering van Victor Emanuel II,
twee huizenblokken die in de oude stad „eilan
den" werden genoemd en de ingang van de
volksbaden.
En nu is in 1927 onder Mussolini het werk
weer met nieuwen moed opgevat. Professor
Maj-uri kreeg thans de leiding. Hij begon met
het stadje Resina, dat precies boven de oude
stad Herculanum ligt, gedeeltelijk te laten ont
ruimen en afbreken. Dit bracht wel veel
schade mee, doch voor een juist beeld van de
geschiedenis moet men iets over hebben! Veel
prachtige dingen zijn nog gevonden zoodat de
oude schrijver Statius, die in zijn geschriften
hoog opgeeft van de schitterende inrichting
der paleizen te Herculanum, volkomen gelijk
krijgt. Deze paleizen zijn nu aan het licht ge
komen en men heeft hierin de fraaiste wand
schilderingen ontdekt, die een duidelijk beeld
geven van de Romeinsche kunst in die oude
tijden. Ook vond men nog kort geleden een
reeks bronzen en marmeren borstbeelden, die
keizers voorstellen. Dank zij de voorzichtige
graaf methode van prof. Majuri is dit alles
onbeschadigd te voorschijn gekomen.
De heele openbare badinrichting is thans
voor den dag gekomen, verder nog eenige
„eilanden" en een complete waterleiding met
watertoren. Het schijnt dat Herculanum een
naar onze begrippen tamelijk klein stadje was.
Het inwonerstal wordt op 4000 a 5000 geschat.
Ik sidderde. Meermalen in m'n leven heb ik
reeds angsten uitgestaan. Eens toen een reuzen
slang zich op een bergpad tusschen mijn paard
en een driehonderd meter diepen afgrond kron
kelde en een andere keer, toen een gewonde
tijger den boom, waarin ik zat, bestormde en
mijn laatste kogel hem miste. - -
Maar de angst, die mij nu de keel dichtkneep,
gaat elke beschrijving te boven! Als men boven
op de aarde bij een gevecht met een wild dier
moet sterven zoo dacht ik dan kan men
ten minste tot het laatste toe toen z'n armen en
beenen bewegen, en men sterft in z'n element.
Maar hier, op den bodem der zee, terwijl men
zich slechts bewegen kan met de spookachtige
droomerige traagheid van een slaapwandelaar,
te worden aangevallen en dan tenslotte te wor
den verpletterd door den druk van millioenen
kilo's water, dat leek me zóó vreeselijk, dat ik
luid begon te gillen, 't Klonk als het angstige ge
piep van een muis.
Jihlll jyujMginpMr
Ilc wenschte dit moment uit den grond van
m'n hart, dat ik nooit had leeren duiken. Ik
wenschte, dat ik 'k weet niet waar zat.
„Antonio, Antonio!" brulde ik in het telefoon
tje, dat in mijn duikerspak was ingebouwd.
„Ja, Johnny, wat is er?" klonk de rustige stem
van den oude Antonio, die boven in de boot bij
de touwen zat.
Antonio, luister. Er zijn hier een paar
haaienblauwe haaien. Ja, precies boven ons
hoofd. Wat moeten we beginnen? Ja ze komen
steeds dichterbij. In 's hemelsnaam, trek ons op
zoo vlug je kunt! We laten lucht in ons pak
stroomen en probeeren naar boven te komen. Ja,
dat doen we! Wat?wat?"
„Kalm", hoorde ik Antonio zeggen. „Kalm,
Johnny, wees niet bang. In de veertig jaren, dat
ik in het vak ben, heb ik nog nooit gehoord dat
een haai een mensch aanvalt, die op den grond
staat. Vast niet, Johnny. Nooit op den grond. Al
tijd juist als hij omhoog komt. Blijf beneden en
wees niet bang."
Ik rilde nog weer. Beneden blijven en toezien,
hoe die vreeselijke ondieren steeds dichter en
dichter bij kwamen? Van de drie soorten men-
snhenetende haaien zijn de blauwen verreweg de
gevaarlijkste. De haaien zwemmen nog steeds
heen en weer boven ons hoofd en loerden naar
ons als de kat naar de muis. En intusschen ste
gen twee dunne stroompjes luchtbellen onafge
broken uit het uitlaatventiel van onze helmen
omhoog. En bij aandachtige beschouwing leek
het me of de visschen juist op die luchtbelle
tjes afkwamen. Ik stootte met mijn helm tegen
die van Campbell.
„Probeer je ventiel te sluiten," zei ik, „de bel
letjes trekken de beesten aan". Zijn luchtbellen
verdwenen en de mijne ook. De lucht bleef dus
in ons pak. En al spoedig schenen de haaien
de luchtbelletjes te missen, tenminste ze ver
dwenen! Ik telefoneerde aan Antonio, dat ze
weg waren.
„Goed, goed, Johnny," zei hij, „maar je kunt
beter nog even wachten om heelemaal zeker te
zijn."
Ik had juist mijn camera afbesteld, toen Camp
bell weer op me afkwam en ih zijn angst tegen
me aanbotste
„Daar zijn ze weer," piepte hij schril. En wer
kelijk, daar waren de haaien weer en zwom
men boven ons hoofd, steeds heen en weer. Ze
schenen in een interessant gesprek gewikkeld
te zijn, wellicht over ons!
O, o, wat een angst. We konden toch niet al
tijd beneden blijven! Er moest iets gebeuren!
Mijn hersens werkten koortsachtig en opeens
kreeg ik een goed idee. Als de beesten zooveel
belang stelden in onze luchtbelletjes dan hadden
ze er waarschijnlijk ook respect voor. Ik sloot
m'n ventiel, zoodat de lucht weer in mijn pak
bleef. Het begon op te bollen en reeds had ik
moeite met m'n zware schoenen op den grond te
blijven.
Ik keek scherp naar de haaien. Toen een van
hen den luchtbellenstroom van Campbell's helm
passeerde, keerde hij zich opeens om en keek
naar mij. Op dit moment strekte ik mijn rechter
arm naar hem uit, trok de elastieken polsband
een klein eindje weg en liet een dikken lucht
bellenstroom in zijn rechting ontsnappen. De
haai draaide zich om als een pijl uit den boog en
sloeg mèt z'n kameraad op de vlucht. Wij tele
foneerden Antonio en nadat deze ons nog een
poosje had laten wachten, trok hij ons op. Ge
lukkig overkwam ons onderweg geen enkel on
geval hoewel we natuurlijk duizend angsten
uitstonden! en Antonio lachte zich krom, toen
we van onze avonturen vertelden.
Een nieuw middel om haaien dood te schieten,
n.l. met luchtbellen", zei de laconieke Mexicaan,
„neem er patent op. Johnny!"