BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES pps Jullie krijgt deze week geen briefje vooraf. Een mededeeling over de opgegeven raadsels volgt aan het slot. BEST GOUDMUILTJE. Nog wel gefe- liciterde met je verjaardag. Wil je je ouders ook namens mij gelukwenschen? De uitslag van de raadsels vermeld ik aan het slot van de rubriek. Dag Goudmuiltje. LIEF BRUINOOGJE. Dat is een feest zeg. Elf jaar eenigst kind en dan, geheel onverwachts, als Kerstcadeautje een zusje. Wil je je ouders met het ingaan van hun bruidsdagen namens mij gelujkwenschen? Je postpapier vind ik snoezig. Is Naaldwijk een fabrieksplaats? Ligt Naaldwijk in Over- ijsel? 'k Geloof dat je je leelijk vergist. Dag Bruinoogje. BESTE KLEINE ZUS. Wat kan jij snoe zige versjes maken. Een volgende keer mag je nog eens zingen. Dag kleine Zus. BESTE VERONIKA. Heb je de vreemde voorwerpen in de étalage's van de winkels in de Kennemerlaan allemaal kunnen vinden? Dan heb je het echt getroffen. Soms waren de winkelramen zoo erg bevroren dat men niets door de ramen kon zien. 'k Ben be nieuwd of je een prijs hebt Dag Veronica. BEST DOORNROOSJE. Jammer dal je verleden week een vergeefsche reis ge maakt hebt. In de courant heb ik echter medegedeeld dat er clubvacantie was. De schuld ligt dus niet aan mij, Dag Doorn roosje. LIEF DAUWDRUPJE. Heb je Woens dag ook al een vergeefsche reis gemaakt? Maar meisjelief, dan heb je de rubriek niet goed gelezen. De teekening onder je brief vind ik snoezig. Dientje heeft eer van haar werk. Dag Dauwdrupje. BEST REPELSTEELTJE. A.s. Maandag vangt de schoolvoeding weer aan. De olie bollencampagne ligt weer achter ons. De Kerstvacantie was voor mij heel drulk en om voor ik het wist. Ja, ik heb een pret- tigen Oudejaarsavond gehad. Ben je blij dat de clubvacantie om is? Wat waren er 1.1. Woensdag ondanks de sneeuw veel leden. Tot Woensdag. Dag Repelsteltje. LIEF ZWARTOOGJE. Wat heb jij keurig geteekend. Sneeuwwitje bij de zeven dwergen. Flink zoo. 'k Hoop nog meer teekeningen van je te ontvangen. Dag Zwartoogje. BEST LELIETJE VAN DALEN. Flink dat je ook aan het oplossen van de raad sels hebt dee. genomen. Dag Lelietje van Dalen. LIEIF GOUDHAARTJE. Prettig dat je broer het in den Helder zoo goed maakt. We hebben dezen winter over gebrek aan sneeuw niet te klagen. De sleden kunnen nu dienst doen. Je raadseloplossingen heb ik ge vonden. Dag Goudhaartje. BEST BERG'KONINGINNETJE. Je moet voortaan het blad met de kinderrubriek maar dadelijk wegbergen. Zoek raken is dan uitgesloten. Dat je aan de raadseloplossing nu niet kon mededoen vind ik jammer. Nu maar wachten op een volgende gelegen heid. Dag Bergkoninginnetje. LIEF NACHTEGAALTJE. Over een poosje ben je aan je nieuwen meester ge wend en ga je weer even graag als voorheen naar school. Ook ik vind die sneeuwboel onaangenaam. Vooral wanneer alles aan het dooien gaat. Je hebt geen raadsels opgelost? Dag Nachtegaaltje. BESTE DICKY BIGMANS. Jij hebt dus prettige Kerstfeesten mede gemaakt. We hadden dit keer een ouderwetsche witte Kerst. Het weer was eerste Kerstdag heer lijk. Ik begrijp niet dat jij het toen zoo koud hebt gehad. De uitslag van den raad selwedstrijd staat aan het slot van de ru briek. Dag Dicky Bigmans. BESTE VERGEET MIJ NIET. Het is bij ons ook nooit goed. Blijft het weer onnatuur lijk zacht, dan zegt men „Niets geen winter weer, het moest maar eens wat vriezen". Vriest het, dan luidt het ,Brr, die koude is niets gedaan". Sneeuwt het, dan hoort men: „Wat een rommel. Ze moet maar spoe dig verdwijnen". Gelukkig maar dat nie mand iets aan het weer kan veranderen en moet aanvaarden wat komt. Of je tot de gelukkigen behoort? Afwachten maar. Dag Vergeet mij niet. BESTE JQPIE SLIM. De raadsels hebben alle kinderen prettig gevonden. Vele hebben aan het oplossen deel genomen. Jij hoopt tot de gelukkigen te behooren? Aan het slot van de rubriek staan de namen van de prijs- winsters vermeld. Dag Jopie Slim. BESTE BENJAMIN. Je hebt me ver rast met een keurige teekening. Ik ben er heel blij mede en houd me voor meerdere teekeningen warm aanbevolen. Dag Ben jamin. BESTE ANEMOON. Met recht, veel schrijf je me niet. Ik ben echter nogal spoedig tevreden en troost me met de ge dachte „Beter iets dan niets". Dag Ane- nemoon. LIEF KRULLEKOPJE. Alles op z'n tijd. Zoo ook vacantie. Vacantie krijgen is pret tig, maar als de vacantie om is. is aan het werk gaan eveneens aangenaam. Wil je je ouders voor hun attentie bedanken en na mens mij een voorspoedig jaar 1939 toe- wenschen? Dae Krullekopje. LIEF TEEKENAARSTERTJE. Prettig dat je op school zoo goed je best doet. Een negen voor schrijven vind ik prachtig. Wat heb je een keurig postpapier. Heb je dat soms van St. Nicolaas gekregen? Dag Teeke- naarstertje. BEST ZONNESTRAALTJE. Ben je ziek en lig je te bed? Beterschap hoor. Dag Zon nestraaltje. Lief CROCUSJE. Je raadsels heb ik gevonden. Wie of tot de gelukkigen zullen behooren? Aan het slot van de rubriek deel Ik het een en ander mede. Dag Crocusje. BEST ZONDAGSKIND. Ook jij bent be- pieuwd naar den uitslag? Prettig dat je je terstond op de hoogte kunt stellen. Lees het slot van de rubriek maar. Dag Zondags kind. Lief ZWARTKOPJE. Ja, ik ben Oude jaarsavond opgebleven. Om twee uur ging ik ter ruste. Mocht jij van je ouders niet obplijven? Dat vind ik heel best. Je bent nog veel te jong om zoo laat naar bed te gaan. De oliebollen van het Com. Schoolvoeding smaakten dus nar meer? 31 December mag je weer van de partij zijn. Dag Zwart kopje. Lief ZANGERESJE. Meisjelief wat heb je me een langen brief geschreven. Vier kantjes vol. Je kon me nu ook veel mede- deelen. Welke kleur heeft je nieuwe jas? Je moeder heeft gelijk. In tijds zorgen is altijd goed. Je weet nooit wat er gebeuren kan, waardoor je geen gelegenheid hebt om alles in orde te maken. Vooruit zorgen en je tijd goed besteden is altijd in je voor deel. De oplossingen van je raadsels heb ik gelezen. L.l. Dinsdag heb ik ook naar „Snip en Snap" geluisterd. Hoe krijgt men al die onzin bij elkaar? Men was soms echt gees tig. 'k Begrijp dat je weer naar school en naar regel ging verlangen. Dag Zangeresje. LIEF BLONDJE. Ook jij meent dat Naaldwijk in Overijsel ligt en een fabrieks plaats is. Dat is fout. Je moet de kaart van Nederland maar eens bekijken. Je zult dan zien dat Naaldwijk in.... vul zelf maar in. Men doet daar hoofdzakelijk aan Tini v. d. Z. heeft dezelfde fout gemaakt. Jullie hebt zeker elkander geholpen? Dag Blondje. Lief RAMEMLAPSTERTJE. Wat jam mer dat je slechts drie van de vier raadsels opgelost hebt. Een volgende keer beter, zul len we maar wenschen. Je hebt ook lang niet keurig geschreven. Wil je weer graag naar Vlissingen terug? Dat geloof ik. Als je echter hier eenmaal gewend bent, dan wil je niet meer weg. Je woont nog zoo kort te IJmuiden. Dag Ramenlapstertje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Vind je raadsels oplossen zoo fijn? Wil je iedere week wel raadsels opkrijgen? Dat wil ik graag aan nemen, dochik kan niet aan je wensch voldoen. Gelukkig dat je niet dezelfde fout als je vriendin gemaakt hebt. Over een poosje geef ik nog eens raadsels in de rubriek Dag Boodsehapstertje. M'n hartelijken dank aan allen die mij op de één of andere wijze een gelukwensch deden toekomen. Wederkeerig wensch ik alle rubriekertjes met hun familie veel liefs en geen leed in 1939 toe. RAADSELS. 1. Geen rozen zonder doornen. 2. Lentemaand. Eindhoven. Nijverdal. Tilburg. Eduard. Marie. Anna. Aan Nu d. 3. Een gelukkig einde 1938 en een voorspoe dig jaar 1939. 4. Een ei De volgende rubriekertjes krijgen een prijsje. Veronika. Doornroosje. Boodschapster tj e. Goudhaartje. Vergeet mij niet. Zondagskind Crocusje. Zangeresje. Madeliefje. Zwartkopje Dicky Bigmans. De volgende rubriekertjes krijgen een troostprijsje: Bijdehandje. Lelietje van Dalen. Repelsteeltje. Jopie Slim Veel groeten van, Mej. E. VIJLBRIEF Onderstaand verhaaltje is geschreven door Polly. AAN DE WOLVEN ONTSNAPT. Jan en Piet waren twee flinke jongens. Hun vader bezat een flinke farm, ergens in Canada. Ze hadden net den vorigen dag kerstvacantie gekregen, toen Jan tot Piet zei: „Hè jo, wat zou je er van zeggen als wij saampjes eens een slederit maakten?" Piet voelde er ook erg veel voor. Maar mogen we van vader en moeder? Maar Jan stelde hem in dit opzicht gerust. „Ik heb het bij vader en moeder al in orde gemaakt. Zij vonden het goed." „Nou, om het je eerlijk te zeggen: ik vind 't een pracht-plan", zei Piet enthousiast! De dagen die nu volgden waren erg druk, want de toebereidseden voor de reis moesten worden klaargemaakt. Eindelijk dan was de groote dag aangebro ken. Ze hadden een pracht van een slede, met zes sterke honden bespannen. Ze hadden heel wat avonturen meegemaakt. Een daarvan zal ik jullie vertellen: Het was de vijfde dag na hun vertrek. Jan en Piet zaten lekker toegestopt in een war me wollen deken. Ze waren juist in een uitge strekte vlakte. Het was heerlijk weer. De maan stond al aan den hemel en scheen helder over het uitgestrekte sneeuwlandschapRegelmatig draafden de honden voor de slede uit. Opeens begon een der honden zacht te snuiven. De andere honden deden hem na. Ze spitsten de ooren. Onze beide vrienden luisterden ook. En wat hoorden zij? Een zacht blaffend gehuil klonk hen in de ooren. „Wolven", zei Jan zacht. Piet knikte toe stemmend. Hij had de zweep in de handen ge nomen. In zijn oogen glansde een dreigende gloed. MaarAl dichter en dichter kwa men de wolven nader. De jongens hadden hun revolver te voorschijn gehaald. Toen een der wolven een sprong wou doen; werd hem dat noodlottig. Jan had hem een kogel toege zonden. Zijn bloed kleurde de sneeuw. Stuip trekkend bleef hij liggen. De andere wolven bleven even bij hun doodgeschoten makker. Maar spoedig vervolgden zij hun tocht weer. In de verte zagen de twee jongens een groot bosch op doemen. Spoedig waren ze het bosch genaderd en even spoedig schoten ze het in. Toen bedacht Jan een list. Hij remde de slee, zoodat de wolven vlak bij kwamen. Toen nam hij de leeren reisdeken en smeet die boven op de wolven. De beesten raakten er in verward en zoo werd het een heele vechtende kluwen. Toen ze na vijf minuten weer alle maal fatsoenlijk op hun pooten stonden; wa ren ze het spoor bijster. Waar waren intusschen de jongens geble ven? Ze waren, toen Jan de deken uitgewor pen had, een heele reeks van zijpaadjes in geslagen. Toen kwamen ze aan een drukken hoofdweg. Toen ze dien volgden kwamen ze al spoedig in een klein stadje aan. Ze zochten onderdak en legden vermoeid zich ter ruste. MARTIEN G. VOET, Leeuweriklaan 23, IJmuiden-Oost. GRAPJES VAN FRITSJE. Vader zit na tafel in zijn gemakkelijken stoel de krant te lezen en hij wil het genot verhoogen door een pijp te rooken. „Fritsje," roept hij, „ga naar de keuken en haal me een doosje lucifers". Frits is in een oogwenk met het gevraagde te rug. Maar tevergeefs probeert pa een vlamme tje te maken. „Jongen, wat zijn dat voor prullen! Ze zijn kletsnat! Heb je ze uit de gootsteen opgevischt? Gauw, breng me een ander doosje!" De jongen haast zich naar de keuken. Dezen keer blijft hij tamelijk lang weg. Eindelijk ver schijnt hij met een stralend gezicht en overhan digt pa het doosje. „En Fritsje, zijn ze niet nat!" vraagt pa. „Nee pa, ze branden best! Ik heb ze één voor één geprobeerd!" Frits' moeder bestudeert ijverig het kookboek, maar wordt voortdurend gestoord door haar weetgierig zoontje. „Frits", zegt zij, om hem een kwartiertje kwijt te raken, „als je naar de keuken gaat en Anna even helpt bij het boontjes doppen, dan krijg je drie mooie peren". „Ja, mama. Mag ik ze eerst even zien?" „Wat wil je zien, Fritsje?" vraagt moeder ver strooid, „de boontjes?" „Nee mammie, de drie peren," antwoordt de kleine diplomaat. EEN GRIEZELIG AVONTUUR ONDER WATER Hoe twee blauwe haaien door luchtbelletjes verjaagd werden. Onder de vele gevaarlijke en avontuurlijke beroepen, die onze tijd rijk is, moet zeker wel het baantje van filmoperateur op den bodem der diepzee worden gerekend. Misschien heb je op het witte doek wel eens opnamen gezien van vreemdsoortige visschen en andere dieren, en dan heb je er stellig niet zoo gauw aan gedacht, dat deze opnamen in de meeste gevallen met le vensgevaar zijn gemaakt. De Amerikaan John Craig, filmacteur en te vens filmoperateur van beroep, vertelt hierover de volgende waar gebeurde geschiedenis: Een poosje terug beleefde ik op den bodem van de diepzee vlak bij de Credoseilanden (Mexico) te zamen met mijn vriend Douglas Campbell een avontuur, dat ik nooit zal vergeten. We waren beide in duikercostuum afgedaald en onze be doeling was om door middel van een automati sche camera een „gevecht tusschen twee duikers' op te nemen. Opeens wees Campbell echter naar boven en piepte met de schelle stem, die dui kers altijd laten hooren zoodra ze onder water zijn: „Kijk, kijk boven je hoofd!" Ik boog mijn hoofd achterover, zoodat mijn kijkvenstertje bijna horizontaal lag en keek! Wat was daar te zien? Twee groote, blauwe haaien, vier tot vijf meter lang, zwommen sta tig boven onze hoofden heen en weer. Ze le ken zelfs nog langer dan ze waren, want onder water lijkt alles vergroot. EEN STAD, ONDER STEEN BEDOLVEN. t-!!K •••UüiilliiB ENNI V. R, Interessante vondsten te Herculanum. Het is ongeveer tweehonderd jaar geleden, dat met de opgravingen te Herculanum werd begonnen. Misschien heb je hierover al eens iets gelezen en ander moet je maar goed luis teren, want wat ik je ga vertellen, is best de moeite waard. Verbeeld je, twee steden, die vlak na het begin onzer jaartelling, dus ongeveer 1870 jaar geleden, opeens door kokende lavastroomen werden bedolven en die nu weer langzamer hand te voorschijn komen met huizen, boeken, kleeren, sieraden en alles wat tot het leven van die dagen behoorde! Is dat niet interes sant? Herculanum is een plaatsje, dat vroeger aan den Noordvoet van den Vesuvius lag. In het jaar 79 n. Chr. heeft een der hevigste uitbar stingen van dezen vulkaan die overigens ook nu nog weieens spookt! plaats gehad. Die uitbarsting kwam zóó onverwacht, dat de twee stadjes Pompei en Herculanum met haar bevolkingen volkomen verrast werden. De menschen vonden een snellen verstikkings dood en werden met de stadjes bedolven onder de steenen en de lava, die uit den berg naar buiten geslingerd werd. Herculanum lag het dichtste bij den berg en werd met een laag lava bedekt, die meters boven de huizen uitstak. De gloeiende lava stolde en werd steenhard en niemand ,die het niet wist, zou vermoed hebben, dat daaronder eens een ijverig stadsleven was geweest. De laag van de lava verweerde spoedig en vormde een zeer vruchtbaren bodem, waarvan de mensch weldra weer bezit nam voor zijn land bouw. Boven 't bedolven Herculanum verrees een nieuw dorp: Resina. Eeuwenlang bleven de schatten in den grond onaangeroerd, doch in de 18e eeuw, toen de belangstelling voor de oudheid groeide, vatte men 't plan op, de beide stadjes op te graven. In 1738 begon men bij Herculanum te graven: een ontzettend zwaar werk! Steen voor steen moest worden weggehakt en dit kostte, zooals je gemakkelijk begrijpen kunt, kapitalen aan arbeidsloon. Hoewel er dus ook in dien eersten tijd belangrijke dingen gevonden zijn, heeft de eigenlijke oude stad Herculanum eerst veel later het daglicht terugzien. Op den eerste October 1738 gaf de toen malige koning- van Napels, Charles van Bour bon den Spaanschen ingenieur Alcubierre de opdracht, samen met den Zwitserschen ar chitect Karl Weber met de opgravingen te be ginnen, terwijl de historicus Franceso La Vega intusschen zou trachten, uit oude docu menten een stadsplan van Herculanum op te duiken, waaraan men zou kunnen zien, hoe en waar de opgravingen het best konden wor den begonnen. Het laatste gelukte echter niet en zelfs nu zijn de Italiaansche geleerden nog altijd tevergeefs aan het zoeken naar dezen plattegrond. Het allereerst werd de groote schouwburg van Herculanum ontdekt en verder het ge rechtsgebouw en eenige tempels. In 1750 en 1765 stiet men op het z.g. „huis der papieren", een onschatbare bibliotheek, waar tevens tal van prachtige beelden werden gevonden. Erg systematisch werd er in dien ouden tijd nog niet gegraven: 't was eigenlijk meer een buitmaken van kostbare voorwerpen, die dan in allerijl naar het museum te Napels werden gebracht dan een blootleggen van het stads plan. Als men ergens een toegang had ge maakt, daalden de geleerden door de nauwe gangetjes in de oude stad af en sleepten weg. wat kon worden losgebikt. Toen er nu zoowat niets meer te halen was, bleven de opgravingen een tijdlang liggen. Eerst in 1828 begon men van boven af te graven. Eerst werden toen twee alleenstaande huizen ontdekt, het z.g „huis van Argos" en later, tusschen 1869 en 1875 onder de regeering van Victor Emanuel II, twee huizenblokken die in de oude stad „eilan den" werden genoemd en de ingang van de volksbaden. En nu is in 1927 onder Mussolini het werk weer met nieuwen moed opgevat. Professor Maj-uri kreeg thans de leiding. Hij begon met het stadje Resina, dat precies boven de oude stad Herculanum ligt, gedeeltelijk te laten ont ruimen en afbreken. Dit bracht wel veel schade mee, doch voor een juist beeld van de geschiedenis moet men iets over hebben! Veel prachtige dingen zijn nog gevonden zoodat de oude schrijver Statius, die in zijn geschriften hoog opgeeft van de schitterende inrichting der paleizen te Herculanum, volkomen gelijk krijgt. Deze paleizen zijn nu aan het licht ge komen en men heeft hierin de fraaiste wand schilderingen ontdekt, die een duidelijk beeld geven van de Romeinsche kunst in die oude tijden. Ook vond men nog kort geleden een reeks bronzen en marmeren borstbeelden, die keizers voorstellen. Dank zij de voorzichtige graaf methode van prof. Majuri is dit alles onbeschadigd te voorschijn gekomen. De heele openbare badinrichting is thans voor den dag gekomen, verder nog eenige „eilanden" en een complete waterleiding met watertoren. Het schijnt dat Herculanum een naar onze begrippen tamelijk klein stadje was. Het inwonerstal wordt op 4000 a 5000 geschat. Ik sidderde. Meermalen in m'n leven heb ik reeds angsten uitgestaan. Eens toen een reuzen slang zich op een bergpad tusschen mijn paard en een driehonderd meter diepen afgrond kron kelde en een andere keer, toen een gewonde tijger den boom, waarin ik zat, bestormde en mijn laatste kogel hem miste. - - Maar de angst, die mij nu de keel dichtkneep, gaat elke beschrijving te boven! Als men boven op de aarde bij een gevecht met een wild dier moet sterven zoo dacht ik dan kan men ten minste tot het laatste toe toen z'n armen en beenen bewegen, en men sterft in z'n element. Maar hier, op den bodem der zee, terwijl men zich slechts bewegen kan met de spookachtige droomerige traagheid van een slaapwandelaar, te worden aangevallen en dan tenslotte te wor den verpletterd door den druk van millioenen kilo's water, dat leek me zóó vreeselijk, dat ik luid begon te gillen, 't Klonk als het angstige ge piep van een muis. Jihlll jyujMginpMr Ilc wenschte dit moment uit den grond van m'n hart, dat ik nooit had leeren duiken. Ik wenschte, dat ik 'k weet niet waar zat. „Antonio, Antonio!" brulde ik in het telefoon tje, dat in mijn duikerspak was ingebouwd. „Ja, Johnny, wat is er?" klonk de rustige stem van den oude Antonio, die boven in de boot bij de touwen zat. Antonio, luister. Er zijn hier een paar haaienblauwe haaien. Ja, precies boven ons hoofd. Wat moeten we beginnen? Ja ze komen steeds dichterbij. In 's hemelsnaam, trek ons op zoo vlug je kunt! We laten lucht in ons pak stroomen en probeeren naar boven te komen. Ja, dat doen we! Wat?wat?" „Kalm", hoorde ik Antonio zeggen. „Kalm, Johnny, wees niet bang. In de veertig jaren, dat ik in het vak ben, heb ik nog nooit gehoord dat een haai een mensch aanvalt, die op den grond staat. Vast niet, Johnny. Nooit op den grond. Al tijd juist als hij omhoog komt. Blijf beneden en wees niet bang." Ik rilde nog weer. Beneden blijven en toezien, hoe die vreeselijke ondieren steeds dichter en dichter bij kwamen? Van de drie soorten men- snhenetende haaien zijn de blauwen verreweg de gevaarlijkste. De haaien zwemmen nog steeds heen en weer boven ons hoofd en loerden naar ons als de kat naar de muis. En intusschen ste gen twee dunne stroompjes luchtbellen onafge broken uit het uitlaatventiel van onze helmen omhoog. En bij aandachtige beschouwing leek het me of de visschen juist op die luchtbelle tjes afkwamen. Ik stootte met mijn helm tegen die van Campbell. „Probeer je ventiel te sluiten," zei ik, „de bel letjes trekken de beesten aan". Zijn luchtbellen verdwenen en de mijne ook. De lucht bleef dus in ons pak. En al spoedig schenen de haaien de luchtbelletjes te missen, tenminste ze ver dwenen! Ik telefoneerde aan Antonio, dat ze weg waren. „Goed, goed, Johnny," zei hij, „maar je kunt beter nog even wachten om heelemaal zeker te zijn." Ik had juist mijn camera afbesteld, toen Camp bell weer op me afkwam en ih zijn angst tegen me aanbotste „Daar zijn ze weer," piepte hij schril. En wer kelijk, daar waren de haaien weer en zwom men boven ons hoofd, steeds heen en weer. Ze schenen in een interessant gesprek gewikkeld te zijn, wellicht over ons! O, o, wat een angst. We konden toch niet al tijd beneden blijven! Er moest iets gebeuren! Mijn hersens werkten koortsachtig en opeens kreeg ik een goed idee. Als de beesten zooveel belang stelden in onze luchtbelletjes dan hadden ze er waarschijnlijk ook respect voor. Ik sloot m'n ventiel, zoodat de lucht weer in mijn pak bleef. Het begon op te bollen en reeds had ik moeite met m'n zware schoenen op den grond te blijven. Ik keek scherp naar de haaien. Toen een van hen den luchtbellenstroom van Campbell's helm passeerde, keerde hij zich opeens om en keek naar mij. Op dit moment strekte ik mijn rechter arm naar hem uit, trok de elastieken polsband een klein eindje weg en liet een dikken lucht bellenstroom in zijn rechting ontsnappen. De haai draaide zich om als een pijl uit den boog en sloeg mèt z'n kameraad op de vlucht. Wij tele foneerden Antonio en nadat deze ons nog een poosje had laten wachten, trok hij ons op. Ge lukkig overkwam ons onderweg geen enkel on geval hoewel we natuurlijk duizend angsten uitstonden! en Antonio lachte zich krom, toen we van onze avonturen vertelden. Een nieuw middel om haaien dood te schieten, n.l. met luchtbellen", zei de laconieke Mexicaan, „neem er patent op. Johnny!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8