HUIZE BOLDERSHOF
Een bezoek aan
Een filosofisch antwoord op onze
Internaat, dat zich belast met de op
voeding van zwakzinnige en achter
lijke meisjes.
Ik zit in mijn kamer, stil terneer. Buiten
waait een ijskoude wind, en sneeuw
Vlokken dwarrelen tegen mijn raam.
Peinzend zit ik stil en opnieuw beleef
ik den wonderen tocht.
De auto raast voort door den killen win
terochtend. Voor me zie ik den witten glim-
menden weg met kale boomen, die buigen
in den wind. Het is als brachten ze ons een
eerbiedigen groet. De besneeuwde weg holt
als bezeten onder de wielen door, zij lijkt op
de menschen, die zich haasten, altijd haas
tenmet allen het zelfde einddoel voor
oogen.
De auto rijdt door dorpen, of gehuchten,
of0 een enkele maal. een groote stad. Dan
minderen we vaart, en zoeken snel op de ver
keersborden de goede richting.
De geluiden zijn gedempt door de sneeuw,
en even komt de herinnering in me op aan
den tijd van de „stomme" films. Dan rijden
we de stad uit, en opnieuw vliegen we de
vlakke verten tegemoet.
Op den vastgestelden tijd houden we st.il
voor het hooge ijzeren hek Op het blauwe
gemeente-bordje hebben we gelezen: Druten:
nu zien we, boven het hek, groot en duide
lijk den naam: Boldershof. We gaan het hek
door en voor ons ligt het complex gebouwen,
opgetrokken van rood steen, met hooge hard-
steenen stoepen voor den hoofdingang. Aan
weerszijden van de oprijlaan staan prachtigen
zilversparren, terwijl in 't midden honder
den rozenstruiken zijn geplant; in den zomer,
als de rozen in verschillende kleuren volop:
in bloei staan, zal deze tuin een schoone toe
gang vormen tot het gebouw.
We betreden de hooge stoep, een non in
grijs gewaad opent ons terstond de deur. Een
heerlijke warmte omgeeft ons na de door
dringende koude, rust en stilte ondergaan we
als een weldaad. Een lange steenen gang
loopen we door; het houtwerk is groen ge
schilderd en met de kleurige wandversiering
en de vele planten is een prettige sfeer ver
kregen. Alle zalen en kamers, die op deze
gang uitkomen, hebben een naam: Sint Fran-
ciscus, Sint Antonius, Jeanne d'Arc enz
In een tamelijk donkere zijkamer werd
patiëntje, dat we kwamen bezoeken, bij ons
gebracht. Voer 't oog volkomen gezond, een
lief blond meiske van zes jaar, (haar eigen
lijke leeftijd is negen), huppelde ze aan d<
hand van Soeur Helena naar binnen. Maar
de illusie duurde kort, werd na eenige secon
den wreed verstoord. Boldershof is een in
richting voor geesteszieke meisjes, voor zwak
zinnige kinderen in alle graden; ook voor de
stakkers, die volslagen idioot zijn, die noch
kunnen loopen, noch praten en voor wie den
dood een barmhartige Verlosser zou zijn.
Mia, ons patiëntje, kan loopenen hoe!
Ze rent van vreugde om het bezoek de kamer
kriskras door, gooit stoelen omver en krijscht
met hooge scherpe gillen. Ze laat zich bij een
hand pakken en over 't haar streelen, gooit
zich bliksemsnel achterover en doet eenige
wilde gymnastische toeren. Dan, in een on
bewaakt oogenblik, rent ze de gang door en
verdwijnt ergens door een deur. Vlug loopen
we haar achterna en duwen de deur, die nog
aanstaat, open.
Bij een harmonium zit een zuster en geeft
zangles aan de oudere patiëntjes. Een twin
tigtal meisjes staat om haar heen en zingt
een Kerstlied. Ze zingen uit 't hoofd en kijken
verwonderd naar ons, die in de deuropening
zijn blijven staan. Mia leunt tegen het har
monium. ze is vol aandacht en glimlacht met
dwalenden blik. Muziek trekt haar, waar
ze kan rent ze erop af en luistert geluk
kig.
De zuster, begrijpend en vriendelijk, speelt
zachtjes door, de meisjes zingen met blijk
baar plezier om de afleiding. Dan nemen we
Mia met zachte hand mee en sluiten de deur
behoedzaam.
Nu gaan we naar haar speelzaal in 't
nieuwe gebouw. Wild rent Mia met ons mee,
laat zich glijden, struikelt en huppelt van
intense vreugde
Vreemd kindje, bijna altijd vroolijk en blij
fladdert ze rond, en heeft geen besef van
alles, wat voor een normaal kind het leven
beteekent. Ze weet niets van ouders, broer
tjes of zusjes, ze weet niet van school en les
sen en pretjes, ze kan lezen noch schrijven,
ze kan zelfs nauwelijks praten. Eenige klan
ken stamelt ze: Papa en Mamma klinken 't
duidelijkst.
In de speelzaal vinden we alleen Soeur Cecilia
de patiëntjes van Mia's afdeeling, een zestig
a zeventig, zijn in de werkzaal. Soeur Cecilia
heeft, met drie jongere zusters, de verzorging
van deze groep. Haar lief gezicht, met de
vriendelijke helderblauwe oogen, boezemt
dadelijk vertrouwen in, en de vastberaden
rust, die van haar uitgaat, kalmeert Mia vol
komen. Ze laat zich leiden naar een bankje,
en samen met de zuster zingt ze een paar
Kerstliedjes zonder woorden. Duidelijk neuriet
ze de melodie, haar hoofdje houdt ze scheef
en de glimlach blijft om haar mondje. Het
stemmetje klinkt dun en ijl, ontroerd kijk ik
naar buiten in de achtertuin, waar de sneeuw
in steeds grootere vlokken valt.
Hier is een wereld op zichzelf, gewone nor
men gelden hier niet, deze kinderen zijn nooit
stout, of lui, of koppig: hier gelden andere
wetten. Met oneindig geduld trachten de
toegewijde nonnen eenig begrip in de zieke
hoofdjes te brengen, en iedere vooruitgang
hoe miniem ze ons, buitenstaanders, toelijkt,
is voor hen een bron van vreugde. Grooter
aansporing om verder te gaan is ondenkbaar.
Iedere gestamelde klank, iedere kleine han
deling kost maanden ingespannen arbeid.
De nonnen wijden zich met hart en ziel aan
de hun opgelegde taak die zender grenzen-
looze liefde en geduld niet te volbrengen is.
Soeur Cecilia heeft hiervan blijk gegeven
door met twintig patiëntjes een zangstukje
uit te voeren met Kerstmis, weliswaar hoogst
eenvoudig en simpel, maar met goed resultaat.
Vier maal hebben de kinderen de uitvoering
herhaald, toch kon nog niet de helft van de
inrichting ervan genieten. Omdat de stem
metjes zwak zijn moest de opvoering in het
speelzaaltje gebeuren, waar telkens maar een
beperkt aantal personen kon kijken.
De speelzaal is licht en vroolijk, er staan
tafeltjes met gebloemde kledejes, vol pren
tenboeken en spelletjes. Links in den hoek
staat een enorm groot draaibaar poppenhuis,
met in- en uitschuifbare meubeltjes. Soeur
Cecilia ontsteekt plotseling het electrische
licht: in alle kamertjes schijnen heldere
lampen en schemerlampjes. Mia's gezichtje is
rustig, aandachtig. Ze denkt er nu niet aan
iets ruw weg te pakken of ergens mee te
gooien, zoals straks in de ontvangkamer.
Dit is haar dagelijksche omgeving en hier
voelt ze zich op haar gemak
Bij 't raam staan een tiental groote pop
penwagens met poppen erin, bedjes, kastjes en
zelfs een poppenwaschtafel. In dit opzicht
komen de stakkertjes niets te kort, noch in
aandacht en verzorging. Dat ze verder in alles
te kort komendaarvan hebben ze niet het
minste besef.
Mijn bewondering voor de zusters groeit
boven, in de slaapzalen, zoo mogelijk nog aan.
De zalen zijn licht en gezellig ingericht, de
vaste waschtafeltjes vormen een helder witte
rij, als eenden echter elkaar; alles is met de
grootste orde gerangschikt; sponzen, tanden
borstels in felle kleuren en handdoeken. Aan
den wand hangen leuke gekleurde platen.
Er liggen, als we binnenkomen, een paar
kinderen in hun bedje; als we er eenige se
conden zijn rennen ze, op één na, op ons af
in hun witte nachthemdjes en op bloote vee-
ten. Ze klampen zich met wilde kreten aan
ons vast, alleen 't mongoloïedje in bed schreit
bittere tranen. Zuster Cecilia vermaant hen
zacht en beslist, ze dringen om haar heen als
kuikentjes om een wijze moederhen. Een
groot meisje van veertien jaar tilt handig een
kleintje in bed, ze stamelt wat en trekt zorg
zaam de dekens glad. Dit patiëntje gaat op
in het verzorgen van de kleintjes, ze is niet
onhandig en vol goeden wil. Maar Zuster
Cecilia schudt nu het hoofd tegen haar: 't
kind heeft een schort aan tot den grond, veel
en veel te groot. Dat neemt ze van een van
de allergrootsten en ze verbeeldt zich dan, dat
ider haar voor een volwassen kracht zal
houden. Ze heeft een goedig dom gezichtje,
met iets scheele oogen en breeden vreemden
mond. Toch is ook zij op haar manier geluk
kig. Als ik naar haar bezige figuurtje kijk,
voel ik diep meelij en even moet ik kramp
achtig slikken voor ik Zuster Cecilia kan ant
woorden.
Later zien we in de werkzaal, waartoe de
kinderen op den duur in staat zijn. Met
engelen geduld leeren de zusters hen naaien,
breien, haken, borduren en weven. Een meis
je van dertien jaar weeft handdoeken er
theedoeken met streepen en ruitjes, gaaf als
fabriekswerk.
Er zijn kasten en kasten vol materiaal, vol
speelgoed, boeken en knutselwerkjes. Ook is
er een z.g. „snoepkast", waar van elk
patiëntje 't gestuurde lekkers wordt opge
borgen.
Natuurlijk is er in Boldershof ook een zie
kenhuis, zelfs een geheel nieuw en uiterst
modern ingericht.
Ruim vierhonderd meisjes van alle gezind
ten vinden in de inrichting hun tehuis. Het
huis wordt bestuurd door de Congregatie
Filles de la Sagesse. De geneesheer-directeur
Dr. R. de Steenhuyzen Piters, is van de op
richting; af aan 't instituut verbonden. In
een gewoon heerenhuis werd jaren en jaren
geleden begonnen met de verzorging van één
achterlijk meisje. Langzamerhand werden
er meer aangenomen en in 1907 werd door
architect Eduard Cuypers het eerste Pavil
joen gebouwd. Toen was er plaats voor 75
patiënten. In 1914 ontwierp Cuypers het twee
de paviljoen en de mooie kapel. Veel later
werd het moderne stuk eraan gebouwd.
Soeur Cecilia vertelt ons van de vreugde,
die de prachtige groote tuin 's zomers biedt.
Er is een zandbak voor de allerkleinsten, een
vogelhuis, er zijn eenige honden, maar de
grootste vreugde is een ritje in het minia
tuur-rijtuigje, getrokken door een Shetland -
sche ipony.
In ons land zijn eenige dergelijke inrich
tingen voor jongens en meisjes. Hoeveel zwak
zinnige kinderen met gebrekkigen geest ge
boren of verminkt door een hersenziekte
leven er niet op aarde? Het ideaal van de
zusters is, de kinderen zooveel te leeren, dat
ze later ergens in de maatschappij van eenig
nut kunnen zijn en, als dat onmogelijk is,
hen te leeren helpen in de inrichting zelf:
moederen" over de kleintjes c<f dienstig zijn
in huis, tuin, keuken of wasehkamer.
Bij 't afscheid bedank ik Soeur Cecilia har
telijk voor haar vriendelijken ontvangst, maar
eigenlijk voor oneindig veel meer
Als ik denk aan onze gezonde kinderen,
helder en pienter, als ik denk aan de moei
lijkheden, die zich bij hun opvoeding
voordoen en aan de oogenblikken dat
zoo moeilijk lijktde taak zwaar is
't geduld zoo heel groot moet zijn, dan
zinkt dat alles in 't niet bij de bovenmensche-
lijke toewijding en liefde, die menschen als
Zuster Cecilia voor deze kinderen hebben
die haar niet nader staan dan ieder ander. In
haar groote eenvoud geven ze een voorbeeld
van zelfverzaking, en eenigszins beschaamd
bedenk ik, wat groote vreugde en liefde wij
van onze kinderen terugkrijgen.
Lastig, ongehoorzaam of koppigwat
doet het ertce!
Een intense dankbaarheid moet ons ver
vullen als ze gezond van geest zijn.
De tocht naar Boidershof is een rijke er
varing, die ik nooit zal vergeten.
M. S. v. G.
twintigste vraag:
Vergadering R.-K. Kruideniers-
bond.
Telegram aan de Regeering.
HAARLEM, Woensdag.
In verband met den moeilijken toestand
voor de zelfstandige kruideniers heeft de Lan
delijke R.K. Kruideniersbond Dinsdagavond
in Café-Restaurant Brinkmann aan de Groote
Markt een vergadering gehouden, die gepresi
deerd werd door den heer H. van Beek. Deze
opende de bijeenkomst op de gebruikelijke
wijze met den Christelijken groet, waarna hij
een woord van welkom sprak, speciaal tot de
heeren H. Post, directeur van den R.-K. Krui
deniersbond, en Th. S. J. Hooy, voorzitter der
R.-K. Middenstandsvereeniging, die op dezen
avond het woord zouden voeren.
Spreker zette het doel van de vergadering
uiteen, namelijk het vaststellen van het vol
gende urgentieprogramma:
1. Beschermende maatregelen moeten ge
troffen worden voor het klein- tegenover het
grootbedrijf. Dit moet geschieden voor het
eindigen van den spertijd (Mei 1939).
2. Een petitionnement zal gehouden worden
onder de 35.000 kruideniers in Nederland ter
verkrijging van een wetsontwerp tot verplich
te registratie van alle bedrijven om ontdui
king van Spertijd en Vestigingswet te voor
komen.
3. Vóór Mei a.s. wordt aan de bestaande za
ken, die nog levenskrachtig zijn, met behulp
van de regeling crediet op langen termijn ver
strekt. volgens Belgisch model.
4. Een spaarfonds voor jongeren wordt op
gezet om op normale wijze aan de middelen
te kunnen komen om een zaak te beginnen,
De heer H. Post wees op het verschil tus-
schen het grootwinkelbedrijf en het zelfstan
dige kleine kruideniersbedrijf. Sinds 1937 is
nog niets ten goede veranderd. Integendeel,
de omstandigheden zijn verzwaard. De mensch
voelt zich beklemd bij de opeenstapeling van
de problemen. Men leeft in een tijd van tegen
stellingen op elk gebied: we leven in een
krankzinnige wereld; dat weten we wel, maar
beseffen het niet. De middenstand is niet
traag en niet uit den tijd, zooals wel eens be
weerd wordt. Er zijn wel eenige laksche mid
denstanders. maar de middenstand als zooda
nig is actief geworden. Het karakter van het
bedrijfsleven is de laatste tien jaar geheel
veranderd. Alles wat het grootbedrijf doet, is
economisch perfect; dit heeft op vele punten
een voorsprong boven het kleinbedrijf. Er zal
van den zelfstandigen middenstand niet veel
overblijven, als alleen de sterken hun plaats
in de maatschappij kunnen behouden. Er
moeten daarom beschermende maatregelen
voor de zelfstandige middenstanders tegen
het grootwinkelbedrijf worden genomen, maar
niet pas over vier jaar, want als in het voor
jaar de Vestigingswet in werking komt zal
het grootbedrijf nog meer filialen gaan stich
ten. De kleine middenstanders mogen daar
door niet overrompeld worden. Zij moeten
dus sterker worden en zich meer organisee
ren. De spertijd voor het grootwinkelbedrijf
moet met drie jaar verlengd worden; dit
moet aan de regeering gevraagd worden. Het
tempo van het bedrijfsleven is zóó ontzaglijk
versneld, dat de kleine middenstanders niet
in staat waren, zich zoo gauw aan te passen.
Dit moet aan de regeering getoond worden.
Men wil het snelle tempo zooveel mogelijk
benaderen, maar daarvoor moet men voldoen
den tijd hebben. Deze eischen noemde spre
ker redelijk. Er zal een petitionnement onder
de kruideniers gehouden worden, het liefst in
samenwerking met de neutrale organisaties.
Het bedrijfsleven moet zich kunnen uitspre
ken. Dan kan men zich met eenig succes tot
de regeering wenden; maar dan moeten er
minstens 14.000 handteekeningen verzameld
worden. Dan krijgt de middenstand een kans.
om zich staande te houden.
Wie in God vertrouwen heeft, wordt opti
mist en zal niet beschaamd worden.
De heer Th. S. J. Hooy begrijpt niet, dat
het in dezen tijd nog noodig is, een propa-
gandavergadering uit te schrijven, want alle
middenstanders kennen toch hun nooden. Zij
weten immers, dat hun economische tegen
standers zoo goed en zoo perfect georgani
seerd zijn. Daar moet een sterke macht tegen
over geplaatst worden. Het moest niet noodig
zijn, een open deur in te trappen. De strijd
tegen het grootbedrijf moet gevoerd worden
niet alleen voor het behoud van het kleinbe
drijf, maar ook in het algemeen maatschap
pelijk belang. Men moet dus niet den moed
verhezen. In ons vrije land hebben we geluk
kig nog het recht om te zeggen, wat men
gaarne wil. De overheid moet zien, dat het
in het algemeen belang is als er een onaf
hankelijke middenstand bestaat. De maat
schappij moet bezet worden met kleine, sterke
bedrijven; men moet een zelfstandige levens
positie kunnen verwerven. Daarom moet aan
de overheid bescherming van het kleinbedrijf
gevraagd worden. De middenstanders moeten
zich wat meer uitspreken in hun organisaties.
Dit wordt tot heden nog te veel verwaarloosd.
Het bestaan van den middenstand hangt er
van af. De middenstanders moeten zich ook
meer ontwikkelen, door cursussen bij te wo-
De vrije-tijd-filosoof geeft goeden raad.
Alleen: kom niet te vaak
bij hem!
Ja, zoo 'n jubileum geeft licht aanleiding
tot filosofische overpeinzingen. En dat is toch
ook weer niet zoo verwonderlijk. Is het vrije
tij-d-probleem tenslotte ook geen vraagstuk
voor den wijsgeer om van te smullen. Welnu
dan, wat belet ons? Eigenlijk alleen de aange
boren schroom, die alle filosofen eigen is als
ze de idee krijgen, dat je ze uit wilt hooren,
En danpubliciteit is voor de ooren des
filosoofs een even walgelijke klank als een
valsche toon voor u en mij bij een coloratuur
zangeres. Er moeten dus eerst barricades ver
overd worden. En ziet.... dan is zoo'n twintig
ste vrije-tijd-,slachtoffer" toch heel wat ge
makkelijker te verschalken dan de eerste
En als routine hand in hand gaat met een goed
doel waarvoor het altijd prettig strijden is,
dan is zelfs een filosoof wel eens geneigd
over zijn hart te strijken. Of dacht u dat ze
geen harten hadden?
Wis en waarachtig. Zelf vinden ze, dat ze
er nog veel te veel last van hebben. Doch
eindelijk terzake!
Het woord is dus aan onzen vrijen tijd
filosoof. Het brandt me op de pen om u te
zeggen wat hij in 't gewone leven doet. Doch
een plechtige belofte snoert mijn vulpen
houder den inkttoevoer af. Zij alleen vermeld
dat u soms met hem in aanraking kan komen
nen, bijvoorbeeld in verkoopkunde, reclame,
boekhouding enz.; dan kan men zich sterk
maken voor den eeonomischen strijd. Er
wordt, zei spreker, tegenwoordig veel gekan
kerd, speciaal door hen, die zoo goed als niets
voor de organisatie doen. Die kunnen zich be
ter aansluiten, om gezamenlijk den strijd niet
op een revolutionaire, maar op een waardige
manier te voeren; daarmee zal men in Den
Haag meer succes hebben.
Beide sprekers werden met groote belang
stelling aangehoord.
Van de gelegenheid tot het stellen van vra
gen werd geen gebruik gemaakt.
Op voorstel van het bestuur werd besloten
het volgende telegram aan den minister van
Economische Zaken te zenden:
„De kruideniers van Haarlem, Hille-
gom, IJmuiden;
in buitengewone vergadering bijeen;
gehoord hebbende de uiteenzetting van den
heer H. Post, directeur van den Ned. R.K,
Kruideniersbond over de verhouding groot
winkelbedrijf en mid-denstandsbedrijven,
onderschrijvende de meening, dat het zelf
standig kruideniersbedrijf een grooten onver-
mijdelijken achterstand heeft ten opzichte
van het grootwinkelbedrijf wat betreft het
tempo der technisch rationeele bedrijfsont
wikkeling;
van meening, dat aan het zelfstandig le-
vensmïddelenbedrijf de noodzakelijke gele
genheid moet geboden worden, om de positie
van het middenstands-levensmiddelenbedrijf
intern te versterken; verzoeken aan Uwe Ex
cellentie, den spertijd voor het groot-winkel
bedrijf in levensmiddelen na Juni 1939 met
drie jaar te willen verlengen".
De Voorzitter bracht tenslotte aan beide
sprekers een woord van dank.
Prins Konoye uit het Japansche
kabinet.
TOKIO, 25 Januari (Havas). De geruchten
volgens welke Prins Konoye zou aftreden als
minister zonder portefeuille worden vanaaag
bevestigd in een interview, dat Prins Konoye
aan het dagblad „Asahi" heeft toegestaan en
waarin hij verklaarde, voornemens te zijn voor
het einde van de Landdagzitting te zullen af
treden
De oproeping van lichting 1901
in Italië.
ROME, 25 Januari. (A.N.P.) Er
wordt een officieel communiqué gepu
bliceerd van den volgenden inhoud:
Met ingang van 1 Februari a.s. zul
len herhalingsoefeningen worden ge
houden van lichting 1901 (het ge
boortejaar). De eerste groep is 60.000
man sterk.
Een Kijkje in Huize „Boldershof', een Internaat voor achterlijke en zwakzinnige meisjes te
Druten
Amerika wijst Duitsche nota van
de hand.
WASHINGTON. 25 Jan. (Reuter-A.N.P.) -
Het departement van buitenlandsche zaken
heeft de in de Duitsche nota van 3 Januari
uitgesproken bewering, dat betalingen door
Duïtschland op de Oostenrijksche schulden
aan de Amerikaansche regeering en Ameri-
kaansehe burgers moeten afhangen van de
Duitsch-Amerikaansche handelsbalans, van
de hand gewezen.
en dat die kennismaking niet altijd de pret
tigste herinneringennee, ge billijkt het:
de plechtige belofte!
Ach vrije tijd, zegt de filosoof, daar heb ik
veel te weinig van. Veel te weinig. De tijd,
die ik zoogenaamd vrij ben moet ik gebrui
ken om kennis te nemen van datgene, wat
nadenkende menschen in het verleden en het
heden tot uiting hebben gebracht. Maar
hoeveel menschen besteden zóó hun vrijen
tijd?
Het is dan ook geen wonder, dat een bekend
wijsgeer zijn naam wil me zoo gauw niet te
binnen schieten, heeft gezegd: 70 pet. van de
menschen blijft op een ontwikkelings peil
van 11 of 12 jaar staan.
Ja maar hoor 'ns, werpt de interviewer
schuchter tegen, dat kan ik toch niet in de
krant zetten
De filosoof lacht fijntjes. Geen enkel be
zwaar. Voeg er alleen maar bij: U, waarde
lezer behoort natuurlijk tot de andere 30
en iedereen is weer tevreden want men kan
van zijn buurman zeker volmondig beamen,
dat hij niet veel wijzer is dan 11 of 12 jaar!
Vele menschen hebben er in hun hart ook een
hekel aan, dat ze lezen en schrijven hebben
geleerd, vertelt de filosoof verder. Ze hebben
het liefst maar niets met alle andere ge
beurtenissen en voorvallen in het leven te
maken, die niet hun eigen belangenkringetje
direct raken. Alles waar ze niet ten nauwste
bij betrokken zijn wordt opzij geschoven met
de woorden: nou ja, dat is ver van mijn huis.
Dat kunnen ze zelf niet helpen. Hun opvoe
ding is waarschijnlijk verkeerd gericht ge
weest. Wanneer iemand alleen maar opge
voed wordt met de idee, je moet zorgen dat
je een behoorlijke plaats in de maatschappij
krijgt en al het andere komt er niet op aan,
dan loopt hij groote kans, dat hij voor de
meer ideële dingen in het leven, weinig waar
deering heeft. Dat blijkt in onzen tijd ook
zeer vaak. Je moet al heel erg gevoelig voor
hoogere waarden zijn, wil je je aan dien
invloed onttrekken.
Maar om op den vrijen tijd terug te komen
vraag ik angstig, want filosofen mag men
nooit in de rede vallen maar aan den anderen
kant: waar blijf je dan met je interview!
Hoe bent u aan die wijsgeerige studiën
toe gekomen?
Vanzelf. Iedereen die leest, moet ten
slotte bij de wijsbegeerte terecht komen. Je
kan bij wijze van spreken bij Lord Lister be
ginnen en met Nietzsche eindigen. Alles
grijpt in elkaar. En als je steeds nadenkt bij
wat je leest, dan grijp je steeds hooger. Je
krijgt ten langen leste immer meer behoefte
om werkelijke boeken van waarde te lezen.
De meeste wijsgeeren hebben niets bijzonders
gezegd, ze vertoonden alleen d-e kunst, de ge
dachten, die ze wilden uitdrukken ook inder
daad op 'n zoodanige manier onder woorden
te brengen, dat ze niet verscholen gaan ach
ter een vloed van mooie, zoetvloeiende rol-
zinnen. Vele menschen vinden het erg ver
velend om een wijsgeerig boek ter hand te
nemen. Dat komt echter alleen maar door
dat wij ons zelf hebben afgeleerd concreet te
denken. De huidige romans en ook de kran
ten u neemt me niet kwalijk, dat ik het
eerlijk zeg hebben de menschen cip dat
punt dikwijls te veel verwend
Vele menschen trachten in hun vrijen tijd
hun fantasie uit te leven. Dat kan op allerlei
manieren gebeuren. Voor die menschen enkel
van weinig belang of ze nu van lucifers
doosjes een kasteel maken of dat ze een
prachtige vliegmachine in elkaar zetten. Ieder
leeft zijn fantasie op zijn manier uit. En is
tevreden als hij slaagten begint opnieuw
als hij faalt. Nou maakt de beoefening van de
filosofie niet gelukkig. Je draait tenslotte
in een cirkel rond. Hoe meer aanrakingspun
ten je kent des te grooter wordt de cirkel.
Maar heelemaal kom je er toch nooit uit.
Het filosofeeren in vrijen tijd heeft echter
ook voordeelen. Het doordrenkt je heele
leven. Je verdraagt alles gemakkelijker om
dat je veel dingen beter begrijpt. Dat is een
belangrijk voordeel. Hoe meer je in deze
materie doordringt hoe gemakkelijker je
leeft. De menschen maken het zich meestal
moeilijk over kleine dingen. Door de wijsbe
geerte leert men inzien hoe onbelangrijk die
kleine onaangenaamheden des levens zijn.
Van de maatstaven die de menschen aanleg
gen trekt de filosoof zich niet zooveel meer
aan zonder natuurlijk onredelijk te worden.
Het is jammer, dat de meeste menschen hun
vrijen tijd niet beter gebruiken. Voor de
hartstochtelijke bridgers is het volgende ge
zegde van Schopenhauer zeker waard om in
hun ooren te knoopen. Mijn minste gedachte
dit zei dus Schopenhauer, verdenk geen
onschuldige groot slemliefhebbers is meer
waard dan welk bedrukt stukje karton
ook.
Er is een troost in Schopenhauer's tijd be
stond het bridgen nog niet.
Maar ja, ieder mensch zoekt tenslotte een
beetje geluk en is „alles niet in alles?" Daar
om komt het er ook niet op aan wat je in je
vrijen tijd doet, besluit de filosoof. Als je al
leen maar weet, waarom je het doet. En dat
kunnen de menschen nu in jullie rubriek
uiteen zetten.
Als ze het dan maar doen, verzucht de
schrijver. En het is niet uitsluitend de filoso
fie, die hem drijft.
3. K.