HUIZE BOLDERSHOF Een bezoek aan Een filosofisch antwoord op onze Internaat, dat zich belast met de op voeding van zwakzinnige en achter lijke meisjes. Ik zit in mijn kamer, stil terneer. Buiten waait een ijskoude wind, en sneeuw Vlokken dwarrelen tegen mijn raam. Peinzend zit ik stil en opnieuw beleef ik den wonderen tocht. De auto raast voort door den killen win terochtend. Voor me zie ik den witten glim- menden weg met kale boomen, die buigen in den wind. Het is als brachten ze ons een eerbiedigen groet. De besneeuwde weg holt als bezeten onder de wielen door, zij lijkt op de menschen, die zich haasten, altijd haas tenmet allen het zelfde einddoel voor oogen. De auto rijdt door dorpen, of gehuchten, of0 een enkele maal. een groote stad. Dan minderen we vaart, en zoeken snel op de ver keersborden de goede richting. De geluiden zijn gedempt door de sneeuw, en even komt de herinnering in me op aan den tijd van de „stomme" films. Dan rijden we de stad uit, en opnieuw vliegen we de vlakke verten tegemoet. Op den vastgestelden tijd houden we st.il voor het hooge ijzeren hek Op het blauwe gemeente-bordje hebben we gelezen: Druten: nu zien we, boven het hek, groot en duide lijk den naam: Boldershof. We gaan het hek door en voor ons ligt het complex gebouwen, opgetrokken van rood steen, met hooge hard- steenen stoepen voor den hoofdingang. Aan weerszijden van de oprijlaan staan prachtigen zilversparren, terwijl in 't midden honder den rozenstruiken zijn geplant; in den zomer, als de rozen in verschillende kleuren volop: in bloei staan, zal deze tuin een schoone toe gang vormen tot het gebouw. We betreden de hooge stoep, een non in grijs gewaad opent ons terstond de deur. Een heerlijke warmte omgeeft ons na de door dringende koude, rust en stilte ondergaan we als een weldaad. Een lange steenen gang loopen we door; het houtwerk is groen ge schilderd en met de kleurige wandversiering en de vele planten is een prettige sfeer ver kregen. Alle zalen en kamers, die op deze gang uitkomen, hebben een naam: Sint Fran- ciscus, Sint Antonius, Jeanne d'Arc enz In een tamelijk donkere zijkamer werd patiëntje, dat we kwamen bezoeken, bij ons gebracht. Voer 't oog volkomen gezond, een lief blond meiske van zes jaar, (haar eigen lijke leeftijd is negen), huppelde ze aan d< hand van Soeur Helena naar binnen. Maar de illusie duurde kort, werd na eenige secon den wreed verstoord. Boldershof is een in richting voor geesteszieke meisjes, voor zwak zinnige kinderen in alle graden; ook voor de stakkers, die volslagen idioot zijn, die noch kunnen loopen, noch praten en voor wie den dood een barmhartige Verlosser zou zijn. Mia, ons patiëntje, kan loopenen hoe! Ze rent van vreugde om het bezoek de kamer kriskras door, gooit stoelen omver en krijscht met hooge scherpe gillen. Ze laat zich bij een hand pakken en over 't haar streelen, gooit zich bliksemsnel achterover en doet eenige wilde gymnastische toeren. Dan, in een on bewaakt oogenblik, rent ze de gang door en verdwijnt ergens door een deur. Vlug loopen we haar achterna en duwen de deur, die nog aanstaat, open. Bij een harmonium zit een zuster en geeft zangles aan de oudere patiëntjes. Een twin tigtal meisjes staat om haar heen en zingt een Kerstlied. Ze zingen uit 't hoofd en kijken verwonderd naar ons, die in de deuropening zijn blijven staan. Mia leunt tegen het har monium. ze is vol aandacht en glimlacht met dwalenden blik. Muziek trekt haar, waar ze kan rent ze erop af en luistert geluk kig. De zuster, begrijpend en vriendelijk, speelt zachtjes door, de meisjes zingen met blijk baar plezier om de afleiding. Dan nemen we Mia met zachte hand mee en sluiten de deur behoedzaam. Nu gaan we naar haar speelzaal in 't nieuwe gebouw. Wild rent Mia met ons mee, laat zich glijden, struikelt en huppelt van intense vreugde Vreemd kindje, bijna altijd vroolijk en blij fladdert ze rond, en heeft geen besef van alles, wat voor een normaal kind het leven beteekent. Ze weet niets van ouders, broer tjes of zusjes, ze weet niet van school en les sen en pretjes, ze kan lezen noch schrijven, ze kan zelfs nauwelijks praten. Eenige klan ken stamelt ze: Papa en Mamma klinken 't duidelijkst. In de speelzaal vinden we alleen Soeur Cecilia de patiëntjes van Mia's afdeeling, een zestig a zeventig, zijn in de werkzaal. Soeur Cecilia heeft, met drie jongere zusters, de verzorging van deze groep. Haar lief gezicht, met de vriendelijke helderblauwe oogen, boezemt dadelijk vertrouwen in, en de vastberaden rust, die van haar uitgaat, kalmeert Mia vol komen. Ze laat zich leiden naar een bankje, en samen met de zuster zingt ze een paar Kerstliedjes zonder woorden. Duidelijk neuriet ze de melodie, haar hoofdje houdt ze scheef en de glimlach blijft om haar mondje. Het stemmetje klinkt dun en ijl, ontroerd kijk ik naar buiten in de achtertuin, waar de sneeuw in steeds grootere vlokken valt. Hier is een wereld op zichzelf, gewone nor men gelden hier niet, deze kinderen zijn nooit stout, of lui, of koppig: hier gelden andere wetten. Met oneindig geduld trachten de toegewijde nonnen eenig begrip in de zieke hoofdjes te brengen, en iedere vooruitgang hoe miniem ze ons, buitenstaanders, toelijkt, is voor hen een bron van vreugde. Grooter aansporing om verder te gaan is ondenkbaar. Iedere gestamelde klank, iedere kleine han deling kost maanden ingespannen arbeid. De nonnen wijden zich met hart en ziel aan de hun opgelegde taak die zender grenzen- looze liefde en geduld niet te volbrengen is. Soeur Cecilia heeft hiervan blijk gegeven door met twintig patiëntjes een zangstukje uit te voeren met Kerstmis, weliswaar hoogst eenvoudig en simpel, maar met goed resultaat. Vier maal hebben de kinderen de uitvoering herhaald, toch kon nog niet de helft van de inrichting ervan genieten. Omdat de stem metjes zwak zijn moest de opvoering in het speelzaaltje gebeuren, waar telkens maar een beperkt aantal personen kon kijken. De speelzaal is licht en vroolijk, er staan tafeltjes met gebloemde kledejes, vol pren tenboeken en spelletjes. Links in den hoek staat een enorm groot draaibaar poppenhuis, met in- en uitschuifbare meubeltjes. Soeur Cecilia ontsteekt plotseling het electrische licht: in alle kamertjes schijnen heldere lampen en schemerlampjes. Mia's gezichtje is rustig, aandachtig. Ze denkt er nu niet aan iets ruw weg te pakken of ergens mee te gooien, zoals straks in de ontvangkamer. Dit is haar dagelijksche omgeving en hier voelt ze zich op haar gemak Bij 't raam staan een tiental groote pop penwagens met poppen erin, bedjes, kastjes en zelfs een poppenwaschtafel. In dit opzicht komen de stakkertjes niets te kort, noch in aandacht en verzorging. Dat ze verder in alles te kort komendaarvan hebben ze niet het minste besef. Mijn bewondering voor de zusters groeit boven, in de slaapzalen, zoo mogelijk nog aan. De zalen zijn licht en gezellig ingericht, de vaste waschtafeltjes vormen een helder witte rij, als eenden echter elkaar; alles is met de grootste orde gerangschikt; sponzen, tanden borstels in felle kleuren en handdoeken. Aan den wand hangen leuke gekleurde platen. Er liggen, als we binnenkomen, een paar kinderen in hun bedje; als we er eenige se conden zijn rennen ze, op één na, op ons af in hun witte nachthemdjes en op bloote vee- ten. Ze klampen zich met wilde kreten aan ons vast, alleen 't mongoloïedje in bed schreit bittere tranen. Zuster Cecilia vermaant hen zacht en beslist, ze dringen om haar heen als kuikentjes om een wijze moederhen. Een groot meisje van veertien jaar tilt handig een kleintje in bed, ze stamelt wat en trekt zorg zaam de dekens glad. Dit patiëntje gaat op in het verzorgen van de kleintjes, ze is niet onhandig en vol goeden wil. Maar Zuster Cecilia schudt nu het hoofd tegen haar: 't kind heeft een schort aan tot den grond, veel en veel te groot. Dat neemt ze van een van de allergrootsten en ze verbeeldt zich dan, dat ider haar voor een volwassen kracht zal houden. Ze heeft een goedig dom gezichtje, met iets scheele oogen en breeden vreemden mond. Toch is ook zij op haar manier geluk kig. Als ik naar haar bezige figuurtje kijk, voel ik diep meelij en even moet ik kramp achtig slikken voor ik Zuster Cecilia kan ant woorden. Later zien we in de werkzaal, waartoe de kinderen op den duur in staat zijn. Met engelen geduld leeren de zusters hen naaien, breien, haken, borduren en weven. Een meis je van dertien jaar weeft handdoeken er theedoeken met streepen en ruitjes, gaaf als fabriekswerk. Er zijn kasten en kasten vol materiaal, vol speelgoed, boeken en knutselwerkjes. Ook is er een z.g. „snoepkast", waar van elk patiëntje 't gestuurde lekkers wordt opge borgen. Natuurlijk is er in Boldershof ook een zie kenhuis, zelfs een geheel nieuw en uiterst modern ingericht. Ruim vierhonderd meisjes van alle gezind ten vinden in de inrichting hun tehuis. Het huis wordt bestuurd door de Congregatie Filles de la Sagesse. De geneesheer-directeur Dr. R. de Steenhuyzen Piters, is van de op richting; af aan 't instituut verbonden. In een gewoon heerenhuis werd jaren en jaren geleden begonnen met de verzorging van één achterlijk meisje. Langzamerhand werden er meer aangenomen en in 1907 werd door architect Eduard Cuypers het eerste Pavil joen gebouwd. Toen was er plaats voor 75 patiënten. In 1914 ontwierp Cuypers het twee de paviljoen en de mooie kapel. Veel later werd het moderne stuk eraan gebouwd. Soeur Cecilia vertelt ons van de vreugde, die de prachtige groote tuin 's zomers biedt. Er is een zandbak voor de allerkleinsten, een vogelhuis, er zijn eenige honden, maar de grootste vreugde is een ritje in het minia tuur-rijtuigje, getrokken door een Shetland - sche ipony. In ons land zijn eenige dergelijke inrich tingen voor jongens en meisjes. Hoeveel zwak zinnige kinderen met gebrekkigen geest ge boren of verminkt door een hersenziekte leven er niet op aarde? Het ideaal van de zusters is, de kinderen zooveel te leeren, dat ze later ergens in de maatschappij van eenig nut kunnen zijn en, als dat onmogelijk is, hen te leeren helpen in de inrichting zelf: moederen" over de kleintjes c<f dienstig zijn in huis, tuin, keuken of wasehkamer. Bij 't afscheid bedank ik Soeur Cecilia har telijk voor haar vriendelijken ontvangst, maar eigenlijk voor oneindig veel meer Als ik denk aan onze gezonde kinderen, helder en pienter, als ik denk aan de moei lijkheden, die zich bij hun opvoeding voordoen en aan de oogenblikken dat zoo moeilijk lijktde taak zwaar is 't geduld zoo heel groot moet zijn, dan zinkt dat alles in 't niet bij de bovenmensche- lijke toewijding en liefde, die menschen als Zuster Cecilia voor deze kinderen hebben die haar niet nader staan dan ieder ander. In haar groote eenvoud geven ze een voorbeeld van zelfverzaking, en eenigszins beschaamd bedenk ik, wat groote vreugde en liefde wij van onze kinderen terugkrijgen. Lastig, ongehoorzaam of koppigwat doet het ertce! Een intense dankbaarheid moet ons ver vullen als ze gezond van geest zijn. De tocht naar Boidershof is een rijke er varing, die ik nooit zal vergeten. M. S. v. G. twintigste vraag: Vergadering R.-K. Kruideniers- bond. Telegram aan de Regeering. HAARLEM, Woensdag. In verband met den moeilijken toestand voor de zelfstandige kruideniers heeft de Lan delijke R.K. Kruideniersbond Dinsdagavond in Café-Restaurant Brinkmann aan de Groote Markt een vergadering gehouden, die gepresi deerd werd door den heer H. van Beek. Deze opende de bijeenkomst op de gebruikelijke wijze met den Christelijken groet, waarna hij een woord van welkom sprak, speciaal tot de heeren H. Post, directeur van den R.-K. Krui deniersbond, en Th. S. J. Hooy, voorzitter der R.-K. Middenstandsvereeniging, die op dezen avond het woord zouden voeren. Spreker zette het doel van de vergadering uiteen, namelijk het vaststellen van het vol gende urgentieprogramma: 1. Beschermende maatregelen moeten ge troffen worden voor het klein- tegenover het grootbedrijf. Dit moet geschieden voor het eindigen van den spertijd (Mei 1939). 2. Een petitionnement zal gehouden worden onder de 35.000 kruideniers in Nederland ter verkrijging van een wetsontwerp tot verplich te registratie van alle bedrijven om ontdui king van Spertijd en Vestigingswet te voor komen. 3. Vóór Mei a.s. wordt aan de bestaande za ken, die nog levenskrachtig zijn, met behulp van de regeling crediet op langen termijn ver strekt. volgens Belgisch model. 4. Een spaarfonds voor jongeren wordt op gezet om op normale wijze aan de middelen te kunnen komen om een zaak te beginnen, De heer H. Post wees op het verschil tus- schen het grootwinkelbedrijf en het zelfstan dige kleine kruideniersbedrijf. Sinds 1937 is nog niets ten goede veranderd. Integendeel, de omstandigheden zijn verzwaard. De mensch voelt zich beklemd bij de opeenstapeling van de problemen. Men leeft in een tijd van tegen stellingen op elk gebied: we leven in een krankzinnige wereld; dat weten we wel, maar beseffen het niet. De middenstand is niet traag en niet uit den tijd, zooals wel eens be weerd wordt. Er zijn wel eenige laksche mid denstanders. maar de middenstand als zooda nig is actief geworden. Het karakter van het bedrijfsleven is de laatste tien jaar geheel veranderd. Alles wat het grootbedrijf doet, is economisch perfect; dit heeft op vele punten een voorsprong boven het kleinbedrijf. Er zal van den zelfstandigen middenstand niet veel overblijven, als alleen de sterken hun plaats in de maatschappij kunnen behouden. Er moeten daarom beschermende maatregelen voor de zelfstandige middenstanders tegen het grootwinkelbedrijf worden genomen, maar niet pas over vier jaar, want als in het voor jaar de Vestigingswet in werking komt zal het grootbedrijf nog meer filialen gaan stich ten. De kleine middenstanders mogen daar door niet overrompeld worden. Zij moeten dus sterker worden en zich meer organisee ren. De spertijd voor het grootwinkelbedrijf moet met drie jaar verlengd worden; dit moet aan de regeering gevraagd worden. Het tempo van het bedrijfsleven is zóó ontzaglijk versneld, dat de kleine middenstanders niet in staat waren, zich zoo gauw aan te passen. Dit moet aan de regeering getoond worden. Men wil het snelle tempo zooveel mogelijk benaderen, maar daarvoor moet men voldoen den tijd hebben. Deze eischen noemde spre ker redelijk. Er zal een petitionnement onder de kruideniers gehouden worden, het liefst in samenwerking met de neutrale organisaties. Het bedrijfsleven moet zich kunnen uitspre ken. Dan kan men zich met eenig succes tot de regeering wenden; maar dan moeten er minstens 14.000 handteekeningen verzameld worden. Dan krijgt de middenstand een kans. om zich staande te houden. Wie in God vertrouwen heeft, wordt opti mist en zal niet beschaamd worden. De heer Th. S. J. Hooy begrijpt niet, dat het in dezen tijd nog noodig is, een propa- gandavergadering uit te schrijven, want alle middenstanders kennen toch hun nooden. Zij weten immers, dat hun economische tegen standers zoo goed en zoo perfect georgani seerd zijn. Daar moet een sterke macht tegen over geplaatst worden. Het moest niet noodig zijn, een open deur in te trappen. De strijd tegen het grootbedrijf moet gevoerd worden niet alleen voor het behoud van het kleinbe drijf, maar ook in het algemeen maatschap pelijk belang. Men moet dus niet den moed verhezen. In ons vrije land hebben we geluk kig nog het recht om te zeggen, wat men gaarne wil. De overheid moet zien, dat het in het algemeen belang is als er een onaf hankelijke middenstand bestaat. De maat schappij moet bezet worden met kleine, sterke bedrijven; men moet een zelfstandige levens positie kunnen verwerven. Daarom moet aan de overheid bescherming van het kleinbedrijf gevraagd worden. De middenstanders moeten zich wat meer uitspreken in hun organisaties. Dit wordt tot heden nog te veel verwaarloosd. Het bestaan van den middenstand hangt er van af. De middenstanders moeten zich ook meer ontwikkelen, door cursussen bij te wo- De vrije-tijd-filosoof geeft goeden raad. Alleen: kom niet te vaak bij hem! Ja, zoo 'n jubileum geeft licht aanleiding tot filosofische overpeinzingen. En dat is toch ook weer niet zoo verwonderlijk. Is het vrije tij-d-probleem tenslotte ook geen vraagstuk voor den wijsgeer om van te smullen. Welnu dan, wat belet ons? Eigenlijk alleen de aange boren schroom, die alle filosofen eigen is als ze de idee krijgen, dat je ze uit wilt hooren, En danpubliciteit is voor de ooren des filosoofs een even walgelijke klank als een valsche toon voor u en mij bij een coloratuur zangeres. Er moeten dus eerst barricades ver overd worden. En ziet.... dan is zoo'n twintig ste vrije-tijd-,slachtoffer" toch heel wat ge makkelijker te verschalken dan de eerste En als routine hand in hand gaat met een goed doel waarvoor het altijd prettig strijden is, dan is zelfs een filosoof wel eens geneigd over zijn hart te strijken. Of dacht u dat ze geen harten hadden? Wis en waarachtig. Zelf vinden ze, dat ze er nog veel te veel last van hebben. Doch eindelijk terzake! Het woord is dus aan onzen vrijen tijd filosoof. Het brandt me op de pen om u te zeggen wat hij in 't gewone leven doet. Doch een plechtige belofte snoert mijn vulpen houder den inkttoevoer af. Zij alleen vermeld dat u soms met hem in aanraking kan komen nen, bijvoorbeeld in verkoopkunde, reclame, boekhouding enz.; dan kan men zich sterk maken voor den eeonomischen strijd. Er wordt, zei spreker, tegenwoordig veel gekan kerd, speciaal door hen, die zoo goed als niets voor de organisatie doen. Die kunnen zich be ter aansluiten, om gezamenlijk den strijd niet op een revolutionaire, maar op een waardige manier te voeren; daarmee zal men in Den Haag meer succes hebben. Beide sprekers werden met groote belang stelling aangehoord. Van de gelegenheid tot het stellen van vra gen werd geen gebruik gemaakt. Op voorstel van het bestuur werd besloten het volgende telegram aan den minister van Economische Zaken te zenden: „De kruideniers van Haarlem, Hille- gom, IJmuiden; in buitengewone vergadering bijeen; gehoord hebbende de uiteenzetting van den heer H. Post, directeur van den Ned. R.K, Kruideniersbond over de verhouding groot winkelbedrijf en mid-denstandsbedrijven, onderschrijvende de meening, dat het zelf standig kruideniersbedrijf een grooten onver- mijdelijken achterstand heeft ten opzichte van het grootwinkelbedrijf wat betreft het tempo der technisch rationeele bedrijfsont wikkeling; van meening, dat aan het zelfstandig le- vensmïddelenbedrijf de noodzakelijke gele genheid moet geboden worden, om de positie van het middenstands-levensmiddelenbedrijf intern te versterken; verzoeken aan Uwe Ex cellentie, den spertijd voor het groot-winkel bedrijf in levensmiddelen na Juni 1939 met drie jaar te willen verlengen". De Voorzitter bracht tenslotte aan beide sprekers een woord van dank. Prins Konoye uit het Japansche kabinet. TOKIO, 25 Januari (Havas). De geruchten volgens welke Prins Konoye zou aftreden als minister zonder portefeuille worden vanaaag bevestigd in een interview, dat Prins Konoye aan het dagblad „Asahi" heeft toegestaan en waarin hij verklaarde, voornemens te zijn voor het einde van de Landdagzitting te zullen af treden De oproeping van lichting 1901 in Italië. ROME, 25 Januari. (A.N.P.) Er wordt een officieel communiqué gepu bliceerd van den volgenden inhoud: Met ingang van 1 Februari a.s. zul len herhalingsoefeningen worden ge houden van lichting 1901 (het ge boortejaar). De eerste groep is 60.000 man sterk. Een Kijkje in Huize „Boldershof', een Internaat voor achterlijke en zwakzinnige meisjes te Druten Amerika wijst Duitsche nota van de hand. WASHINGTON. 25 Jan. (Reuter-A.N.P.) - Het departement van buitenlandsche zaken heeft de in de Duitsche nota van 3 Januari uitgesproken bewering, dat betalingen door Duïtschland op de Oostenrijksche schulden aan de Amerikaansche regeering en Ameri- kaansehe burgers moeten afhangen van de Duitsch-Amerikaansche handelsbalans, van de hand gewezen. en dat die kennismaking niet altijd de pret tigste herinneringennee, ge billijkt het: de plechtige belofte! Ach vrije tijd, zegt de filosoof, daar heb ik veel te weinig van. Veel te weinig. De tijd, die ik zoogenaamd vrij ben moet ik gebrui ken om kennis te nemen van datgene, wat nadenkende menschen in het verleden en het heden tot uiting hebben gebracht. Maar hoeveel menschen besteden zóó hun vrijen tijd? Het is dan ook geen wonder, dat een bekend wijsgeer zijn naam wil me zoo gauw niet te binnen schieten, heeft gezegd: 70 pet. van de menschen blijft op een ontwikkelings peil van 11 of 12 jaar staan. Ja maar hoor 'ns, werpt de interviewer schuchter tegen, dat kan ik toch niet in de krant zetten De filosoof lacht fijntjes. Geen enkel be zwaar. Voeg er alleen maar bij: U, waarde lezer behoort natuurlijk tot de andere 30 en iedereen is weer tevreden want men kan van zijn buurman zeker volmondig beamen, dat hij niet veel wijzer is dan 11 of 12 jaar! Vele menschen hebben er in hun hart ook een hekel aan, dat ze lezen en schrijven hebben geleerd, vertelt de filosoof verder. Ze hebben het liefst maar niets met alle andere ge beurtenissen en voorvallen in het leven te maken, die niet hun eigen belangenkringetje direct raken. Alles waar ze niet ten nauwste bij betrokken zijn wordt opzij geschoven met de woorden: nou ja, dat is ver van mijn huis. Dat kunnen ze zelf niet helpen. Hun opvoe ding is waarschijnlijk verkeerd gericht ge weest. Wanneer iemand alleen maar opge voed wordt met de idee, je moet zorgen dat je een behoorlijke plaats in de maatschappij krijgt en al het andere komt er niet op aan, dan loopt hij groote kans, dat hij voor de meer ideële dingen in het leven, weinig waar deering heeft. Dat blijkt in onzen tijd ook zeer vaak. Je moet al heel erg gevoelig voor hoogere waarden zijn, wil je je aan dien invloed onttrekken. Maar om op den vrijen tijd terug te komen vraag ik angstig, want filosofen mag men nooit in de rede vallen maar aan den anderen kant: waar blijf je dan met je interview! Hoe bent u aan die wijsgeerige studiën toe gekomen? Vanzelf. Iedereen die leest, moet ten slotte bij de wijsbegeerte terecht komen. Je kan bij wijze van spreken bij Lord Lister be ginnen en met Nietzsche eindigen. Alles grijpt in elkaar. En als je steeds nadenkt bij wat je leest, dan grijp je steeds hooger. Je krijgt ten langen leste immer meer behoefte om werkelijke boeken van waarde te lezen. De meeste wijsgeeren hebben niets bijzonders gezegd, ze vertoonden alleen d-e kunst, de ge dachten, die ze wilden uitdrukken ook inder daad op 'n zoodanige manier onder woorden te brengen, dat ze niet verscholen gaan ach ter een vloed van mooie, zoetvloeiende rol- zinnen. Vele menschen vinden het erg ver velend om een wijsgeerig boek ter hand te nemen. Dat komt echter alleen maar door dat wij ons zelf hebben afgeleerd concreet te denken. De huidige romans en ook de kran ten u neemt me niet kwalijk, dat ik het eerlijk zeg hebben de menschen cip dat punt dikwijls te veel verwend Vele menschen trachten in hun vrijen tijd hun fantasie uit te leven. Dat kan op allerlei manieren gebeuren. Voor die menschen enkel van weinig belang of ze nu van lucifers doosjes een kasteel maken of dat ze een prachtige vliegmachine in elkaar zetten. Ieder leeft zijn fantasie op zijn manier uit. En is tevreden als hij slaagten begint opnieuw als hij faalt. Nou maakt de beoefening van de filosofie niet gelukkig. Je draait tenslotte in een cirkel rond. Hoe meer aanrakingspun ten je kent des te grooter wordt de cirkel. Maar heelemaal kom je er toch nooit uit. Het filosofeeren in vrijen tijd heeft echter ook voordeelen. Het doordrenkt je heele leven. Je verdraagt alles gemakkelijker om dat je veel dingen beter begrijpt. Dat is een belangrijk voordeel. Hoe meer je in deze materie doordringt hoe gemakkelijker je leeft. De menschen maken het zich meestal moeilijk over kleine dingen. Door de wijsbe geerte leert men inzien hoe onbelangrijk die kleine onaangenaamheden des levens zijn. Van de maatstaven die de menschen aanleg gen trekt de filosoof zich niet zooveel meer aan zonder natuurlijk onredelijk te worden. Het is jammer, dat de meeste menschen hun vrijen tijd niet beter gebruiken. Voor de hartstochtelijke bridgers is het volgende ge zegde van Schopenhauer zeker waard om in hun ooren te knoopen. Mijn minste gedachte dit zei dus Schopenhauer, verdenk geen onschuldige groot slemliefhebbers is meer waard dan welk bedrukt stukje karton ook. Er is een troost in Schopenhauer's tijd be stond het bridgen nog niet. Maar ja, ieder mensch zoekt tenslotte een beetje geluk en is „alles niet in alles?" Daar om komt het er ook niet op aan wat je in je vrijen tijd doet, besluit de filosoof. Als je al leen maar weet, waarom je het doet. En dat kunnen de menschen nu in jullie rubriek uiteen zetten. Als ze het dan maar doen, verzucht de schrijver. En het is niet uitsluitend de filoso fie, die hem drijft. 3. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8