BOEKEN KORT VERHAAL fiéfHtii&sumem UIT HET BUITENLAND Hi Huishoudelijke overpeinzingen aan de Kaap. DUHAMEL EN ZIJN PASQUIERS IN Frankrijk schijnt den laatsten tijd een merkwaardige voorliefde voor lange boe- kenreeksen over één bepaald onderwerp te bestaan. Verschillende bekende schrijvers doen momenteel dergelijke uitvoerige kronieken verschijnen: Jules Romains is met zijn „Hommes de bonne volonté'' al aardig op weg naar het twintigste deel, Martin du Gard heeft zijn cyclus over de „Thibaults" ook nog niet voltooid en Georges Duhamel, die al eerder zijn vijfdeeligen Salavin-cyclus verschijnen deed, publiceerde kortgeleden het zevende boek van zijn belang wekkende kroniek over de familie Pasquier on der den titel „Cécile parmi nous". Feitelijk is het verschijnen van dergelijke zeer uitvoerige boekenreeksen in een zoo onrus- tigen tijd als de onze een zeer merkwaardig ver schijnsel. Romans van tien en meer deelen roe pen onmiskenbaar herinneringen op aan den „goeden, ouden tijd" van Dickens en andere auteurs, die zich omvangrijke verhalen konden permitteeren omdat zij zelf tijd hadden en omdat de rustige lezers den tijd hadden ze te lezen. Men beweert thans van alle kanten, dat men dien tijd niet meer heeft, maar wat dan met die lange verhalen? Zou het verlangen naar dikke boeken en reeksen van verschillende deelen niet juist een reactie zijn op den jachtenden geest van den modernen tijd? Zelfs Amerika het snelle land bij uitstek hunkert naar „turven": het grootste succes van de Amerikaansche boe kenmarkt was verleden jaar Margaret Mitchell's „Gone with the wind", waarvan de Nederland- sche vertaling drie dikke deelen besloeg. Het lijkt daarom niet gewaagd te coneludee- ren, dat het lezende publiek in breed opgezette, literaire verbeeldingen zoekt naar de stabiliteit, welke het in het dagelijltsche leven ontberen moet. Om aan de haast dezer jaren te ontkomen, verdiept het zich in bespiegelingen en beschou wingen, die de rustige zekerheid kennen van het nabije en die de werkelijkheid van allen dag beter doen beseffen dan in dien dag zelf moge lijk schijnt. WANNEER deze conclusies juist zijn, zal men zich vooral bij het lezen van Duhamel niet teleurgesteld voelen. De wijze, waarop deze no bele Fransche schrijver zich nu reeds zeven boeken lang verdiept in de wederwaardighe den van de merkwaardige familie der Pasquiers, komt met de geschetste kenmerken geheel over een en biedt daarenboven nog aanzienlijk meer. Duhamel is een intelligent en vaak zeer verfijnd verteller, hij beschikt over een zeldzame men- schenkennis en daarenboven heeft.hij de wijs heid, welke deze dingen in de juiste proporties zet. Denk niet, dat hij doodsch zou zijn of dat hij geen vurig leven kent, maar zijn visie op de mensehen en hun onderlinge verhoudingen is rustig; zij heeft de rust van een krachtig, hu maan levensbesef en een groot vertrouwen, een rijpe bezonkenheid. Wanneer hij dan, van dit standpunt uit, het woelige en veel geschakeerde bestaan der Pas quiers aan zich voorbij laat trekken, krijgt het hoe vreemd het ook mag zijn een bijna blij de zekerheid. Deze wordt nog onderstreept door wat een typisch kenmerk is van deze humanis tische levenshouding: de ironie. Deze ligt over vele bladzijden als een stille glimlach en zij ver leent deze familiekroniek een lcostelijken glans. Men vindt deze laatste eigenschap vooral weerspiegeld in de figuur van het hoofd der fa milie Pasquier, papa Raymond. Hij is een won derlijke man. die steeds nieuwe, grootsche plan nen nastreeft, die telkens nieuwe, vreemde ideeën heeft, een beminnelijk dilettant met een onverwoestbaar optimisme. In het vorige boek „Les maitres" ontwierp hij een fantastisch graf, nu heeft hij plotseling ontdekt een geniaal ro manschrijver te zijn. Hij is er zeker van, dat zijn boek hem eindelijk beroemd zal maken, maar aan het einde van het verhaal hebben al vele uitgevers het manuscript geweigerd en terugge stuurd De hoofdpersoon van dit deel, Cécile, is ech ter werkelijk een kunstenares: een beroemd pia niste, die op vele concertreizen lauweren heeft geoogst. Het boek handelt voornamelijk over haar en haar huwelijk. Zij is onverwacht en tot vrijwel ieders verbazing getrouwd met Richard Fauvet. een verwaand en „hard" intellectueel. Niemand begreep hoe zij de fijngevoelige vrouw met de warme artistenziel dezen man kon huwen, maar het wordt den lezer spoedig duidelijk. In haar knaagde het besef, dat voor een vrouw ook nog een andere levensvervulling is weggelegd dan het spelen op de concertpodia; zij verlangde een huis, een kind. Zij kende daar bij de romantische bohémien-trekken van haar eigen familie en wenschte daarom een man, wiens karakter juist de tegenovergestelde ken merken vertoonde: hun kind zou dan sterker zijn dan de half mislukte Pasquiers, sterker dan de eeuwig plannen-makende vader, dan de deug niet Joseph, dan de zorgende, trouwe moeder. Wat zij aan teleurstelling ten opzichte van haar man ondervindt, kan zij ook dragen, omdat hij haar het kind geschonken heeft, waarvan zij al les verwacht. Maar het kind sterft spoedig en dit is het be gin van het einde. Haar moeilijke huwelijks leven verliest de eenige zekerheid, waarop het feitelijk bouwen kon. Dezen slag komt het niet te boven en het is gedoemd volslagen te misluk ken: het is een tragische vergissing, die zich noodlottig wreekt. Dat Cécile zichzelf uit dit leed weer omhoog weet te werken, komt alleen, doordat zij het geloof weer vindt, dat zij vroeger verliet: in een hernieuwd en bovennatuurlijk verankerd levensbesef leert zij de kracht te vin den, welke zij noodig heeft voor haar genezing. DIT ontroerende huwelijksverhaal vormt de kern van het boek: daaromheen heeft Du hamel weer de verschillende andere leden der familie Pasquier gegroepeerd, allen in hun bonte eigenaardigheden. Ik noemde er reeds enkele; de schrijver heeft ze allen voortreffelijk geteekend en zijn boek aldus een bekoorlijke le vendigheid verleend, geheel verschillend van wat men van een dergelijke, uitgebreide familie kroniek misschien verwachten zou. Van de „bui tenstaanders" noem ik dan nog Fauvet Cé- cile's man en Abbé Scholaert, den eenvoudi- gen, vromen priester, bij wien Cécile in haar feilen nood steun en troost zoekt: ook in andere boeken van Duhamel komen zulke priesterfigu ren voor en steeds wordt men weer getroffen door de fijne, menschelijke zuiverheid, waar mede hij deze gestalten schildert. Zoo heeft Duhamel weer verder geweven aan het lot van zijn Pasquiers en houdt hij deze merkwaardige menschenverzameling onder de zorgvuldige bescherming van de moeder bijeen: alleen Joseph, die telkens nieuwe trucs bedenkt om aan geld te komen, vervreemdt wat van het oude milieu. Zijn jachten naar goud is weinig in overeenstemming met den onbezorgden aard van de anderen; hij is feitelijk min of meer een Duhamel. vreemde. Dat scheen Cécile soms ook vóór Du hamel haar in dit boek nader in studie nam; misschien zal hij thans hetzelfde doen met Jo seph in een volgend deel, want hij lijkt nog lang geen afscheid van zijn vrienden te hebben ge nomen. Het schijnt zijn bedoeling te wezen een alomvattende karakteristiek te geven van het Fransche gezinsleven vóór den wereldoorlog; met „Cécile parmi nous" is deze termijn echter nog niet verstreken. Een of meer nieuwe deelen moeten dit panorama voltooien. Wanneer dit geschied is, zal men zonder twij fel een romancyclus kennen, waarmede Duhamel talloos velen van nu en later aan zich zal heb ben verplicht. Er zijn fonkelender werken van dezen auteur bekend en vooral als schrijver van cultureele beschouwingen b.v. in zijn beken de „Scènes de la vie future" heeft hij een wijder kracht ontplooid dan soms in zijn verha lend proza het geval schijnt. Duhamel lijkt im mers in de eerste plaats een cultuurfilosoof en in dit opzicht mag men hem waardeeren als een der belangrijkste verdedigers van het humanis me in onzen bewogen tijd. Dit humanisme heeft tot nog toe zijn geheele „Chronique des Pas quier" doortrokken, het verleent er de hooge waarde aan van een breed cultuurhistorisch panorama, met kunstenaarshand geschilderd. Niemand, die den daarin weergegeven tijd wil kennen of herkennen, zal dezen cyclus voorbij kunnen gaan. GABRIëL SMIT. „Cécile parmi nous", roman van Georges Duhamel. Uitg. Mercure de France, Parijs MCMXXXVUL Het tientje van Tineke. door MIEP SCHRÖDER OE diep Tineke ook nadacht, zc kon maai* niet begrijpen waar de fout zat. Met gefronste wenkbrauwen boog ze zich opnieuw over haar kasboek, telde op, keek alle posten aandachtig na: weer was de uitkomst dezelfde. Wanhopig telde ze voor den zooveelsten keer den inhoud van haar geld- bakje over: ze had precies 13.65 in kas. Vol gens haar nauwkeurig genoteerde uitgaven moest ze 3.70 hebbener waren diis tien gulden teveel! Die vijf cent had ze zeker aan een orgelman gegeven, maar hoe ter wereld kwam ze aan tien gulden teveel? Sinds twee maanden hield ze kas, want ze kwam altijd te kort. Daarom had Niek haar met Sint dit prachtige kasboek gegeven en dank zij het boek had ze kunnen berekenen, dat ze in December 12 gulden teveel had uitgegeven. Maar dat is in die maand normaal: je valt over de feestdagen, gasten en cadeautjes, dus Niek had haar uit den brand geholpen. Maar nu Ze greep het tientje, ze bekeek 't van alle kan ten, ze hield 't tegen 't licht en toen kneep ze zichzelf hard in haar arm om te voelen of ze werkelijk wakker was. Nee, op dat punt kon ze gerust zijnhet geld was echt en ze droomde niet. Toen kwam er langzamerhand een geweldi ge blijdschap in Tineke op. Tien guldenwat kon ze daar niet allemaal voor koopen. Haar gedachten tolden door elkaar, ze sprongen en Duitelden als acrobaten door haar hoofd, ze tipten aan „noodzakelijke huishoudelijke arti kelen" en aan pull-overs, ze holden van een abonnement op een serie concerten (voor Niek en haar) naar een keukenmat, en van een elec- trisch broodrooster sprongen ze op een tuinpa rasol. Maar daar was 't eigenlijk geen seizoen vooren plotseling stonden haar gedachten stil, ze stopten en bloc als voor een rood ver keerslicht: een nieuwe hoed. dat was juist wat ze noodig had! Een modern coquet hoedje, een beetje hoog en opzij wat scheef, en op het zelfde oogenblik herinnerde ze zich, dat ze een dot in de etalage gezien had bij Ter Doel, bruin vilt met een groene kwast. Die moest het zijn en geen andere! Tineke was jong en spontaan, dus mag het geen verwondering wekken, dat ze naar boven rende en haar bruine mantelpakje aantrok. Over dat hoedje wilde ze geen gras laten groeien. Ze had in een jaar geen echten hoed gekocht, alleen mutsen, en dezen kon ze con tant betalen ook. f 8.75 dus zou er nog iets over schieten voor moccataartjes en cigaretten voor Niek. Toen ze bijna aangekleed was werd er ge beld. Ze boog zich uit het raam: 't was Betty, haar naaste buur en vriendin en al blouse- dichtknoopend sprong ze de trap af en trok de deur open. „Ga je uit?" vroeg Betty en ging zitten op den eersten den besten stoel. De vraag borg teleurstelling. „Ja, een boodschap doen", 't Kwam er ach teloos uit. „Zie je", zei Betty, „ik zou ook graag bood schappen doen, maar ik heb geen geld". Ze zuchtte. Tineke rook lont. Energiek stopte ze haar handen in haar zakken en zei: „O". „Wat?" zei Betty. ..Ik moet nu weg. Vanavond loop ik even bij je op, Niek heeft vergadering van 't asyl". Treuzelend stond Betty op. Toen waagde ze den sprong in 't aardsche slijk. „Heb je tot den eerste een tientje voor me te leen?" Tineke aarzelde een moment. Ze had een tientje, haar tientje, ze hoefde haar beurs maar te openen om Betty's blijde gezicht te zien Maar iets in haar verzette zich met alle macht Deze rijkdom was haar in den schoot gewor pen, 't was voor de verre van verwende Tineke een ongelooflijk buitenkansje en 't tooverde haar de meest verfijnde luxedroomen voor oogen. Altijd hielpen ze elkaar, als 't even kon een gulden voor den gasmeter, een aanmaning van de belasting of een boozen slager droegen ze gezamenlijk. Maar dezen keer werd Tineke oncollegiaal. ,,'t Spijt me zeg. maar ik heb zelf haast niets meer. En ik moet elastiek en stopwol halen, enne.... tandpasta, 't Kan echt niet". Was het verbeelding, of keek Betty argwa nend? Ze greep haar portemonnaïe in haar zak stevig beet om houvast te hebben. „Ik kan er niets aan doen", zei ze nog en met een vaart trok ze de huisdeur achter zich dicht. „Tot vanavond", riep ze Betty na, maar die was al in huis verdwenen. Tineke haastte zich naar de Hoogstraat, waar haar het bewuste hoedje zou wachten. Ze be keek zichzelf critisch in de étalages en vond haar bruin wollen mutsje plotseling een gruwel Wat zou Niek opkijken en haar bewonderen. Trotsch als een pauw zou ze voortstappen met 't coquette dopje een tikje schuin op haar oor. Ze voelde zich geëlectriseerd van gespan nen verwachting. Ze sloeg den hoek om. zag de Firma Ter Doel al in de verte. Nog vlugger liep ze, maar voor de étalage bleef ze perplex staan. Hij lag er niet meer, haar hoed. Maar meteen zag Tineke dat de étalage veranderd was, dus vol blijde hoop duwde ze de winkeldeur open. Ze botste tegen een gezette mondaine blondine op, die door een winkeljuffrouw uitgebogen werd. Op haar hoofd, vol goudgele worstjes, prijkte Ti- neke's hoed. Ontzet deed Tineke een stap achteruit en keek verdwaasd naar den groenen kwast. Hoe durfde dat mensch, dat schepsel, haar hoed te koopen, hij stond haar bespottelijk, 't was on zinnig, geen gezichten hoe 't kwam wist ze niet, maar opeens had ze een groote bruine schuit op haar hoofd en kwam de ijverige ver koopster met een nieuwe vracht aantorsen Woedend paste ze een stuk of tien hoeden op. ze stonden haar niet, ze waren leelijk, verve lenden tien minuten later liep een ver hitte en teleurgestelde Tineke de Hoogstraat in Die eene was weg, bestdan geen hoed! Een anderen begeerde ze niet. Ze liep de drukke winkelstraat uit en weer terug, ze wandelde een zijstraat in, ze keek in alle étalages, ze stak kriskras over, ze begon steeds harder te loopen. Op 't laatst joeg ze door de straten en maar één gedachte hamer de in haar hoofd: ze had een tientje en wilde dat besteden, ze m o e s t 't uitgeven, ze zou er iets bijzonders voor hebben, iets wat je anders alleen cadeau kreeg of waar je eindeloos voor moest sparen. Maar 't geluk was niet met haar, en toen ze lang en veel geloopen had voelde ze haar bee- nen lam van vermoeidheid en een koude on verschilligheid in haar hoofd. Ze sloeg den weg naar huis in, teleurgesteld en moe. En toen ze de deur openmaakte en Niek in de gang vond. borg ze haar hoofd tegen zijn schouder en snikte het uit. Niek ontstelde en aaide onhan dig over haar verwaaide bruine krullen. Met horten en stooten kwam toen het heele ver haal eruit, zelfs Betty werd niet vergeten, en Niek kon 't niet helpen, dat hij met moeite een lach verbeet. Hij trok haar op zijn knie en kuste haar. „En", eindigde Tineke, „nu heb ik eens geld en nu weet ik niet wat ik koopen zal". „Maar"Nieks donkere stem klonk ver wonderd, „hoe kom je dan aan die tien gul den?" „Dat is 't juist. Door 't boek". „Welk boek?" zei Niek verbaasd. ,,'t Kasboek! Ik heb tien gulden over". Toen rekende het jonge paar samen de uit gaven na, en weer klopte het precies. ,,'t Is geweldig", zei Niek, en grinnikte. „We gaan er samen een dag voor uit, naar Amster dam. Goed?" „Heerlijk", zei Tineke en droogde haar tra nen. „Je bent een knappe huisvrouw. En we heb ben heelemaal geen rekeningen meer, de dok ter betaald, en de schoenwinkel, en de loodgie ter. Prachtig!" Handenwrijvend liep hij door de kamer. Maar Tineke verstilde. „De loodgieter?" vroeg ze, met twijfelende hooge stem. „Ja, dien hebben we betaald. Hij kwam er im mers om, toen heb ik jou 't geld gegeven. Je bent er zelf mee naar de deur gegaan. Vragend keek hij Tineke aan. „Maarze aarzelde-, „hij had niet terug van tien gulden, 't Was 9.50 hè!" „Ja", zei Niek ongeduldig. „En?" „Hij is er niet meer om geweest. Ik heb 't niet betaald. O Niek "en ineens begrijpend keken ze elkaar aan, Toen kreeg hun gevoel voor humor de overhand. Ze konden er niets aan doen. dat ze in een schaterlach uitbarstten, ze gierden 't uit! Op gelost was 't raadsel en vervlogen hun rijkdom. Maar ze gingen toch een dag naar Amster dam en een nieuwen hoed kreeg Tineke ook. En omdat toch altijd iemand 't loodje moet leggen, legde de loodgieter het. (Auteursrecht voorbehouden. Nadruk verboden). Wat de Zuid-Afrikaansche pot schaft. VIJF PERSONEN ONDER LAWINE GEDOOD. SALT LAKE CITY. 9 Febr. (Havas). Tij dens een hevigen sneeuwstorm is een lawine neer gekomen op een woning. Vijf bewoners werden gedood. De storm veroorzaakte voorts de ontsuoring van den sneltrein Denver-Rio Grande. Zelf op zoek naar leveranciers. IJ 't gaan naar Afrika spelen natuur lijk de verhevenste gedachten er plannen door je hoofd en je hart klopt van verwachting of het 5 Decem ber is. Afrika: land van licht en zon en prettige warmte, wat zal daar een overvloed van groenten zijn! Maar't komt anders uit, evenals zooveel voorstellingen, die je je gemaakt hebt, over een „run" van leveranciers aan je deur, een wedijveren om je geëerde klandizie te krijgen, waarmee je je als jong huisvrouwtje zeer ver eerd voelt.... Niets ervan, en het is maar góed, als je geen Hollandsch huishouden be stuurd hebt want dan blijf je aan het ver gelijkingen maken, die je verhinderen je spoe dig aan te passen. Allereerst dan de leveranciers! Bij het be trekken van je huis of flat behoef je niet te verwachten, dat deze en gene zich zullen ko men presenteeren. Ze zijn hier niet „happig" op klanten, tenminste, dat lijkt wel zoo. De baas komt niet bij je om z'n waren aan te prijzen, maar je zoekt zelf maar, dat je een melkboer en een slager op den kop tikt. Groen tewagens rijden er vele en je roept er maar één aan, die je als vast neemt, als het wat lijkt. Menigeen ook koopt op de markt en bij losse groenteventers, die met manden de hui zen afloopen. In een flat zijn altijd wel bewoners, die je met een en ander op streek kunnen helpen en met behulp van briefjes en attentieseinen ben je al gauw na de eerste dagen geholpen. Dikwijls gebeurt het echter ook. dat de leve rancier in kwestie het niet de moeite waard schijnt te vinden je te helpen, óf de kaffer jongens, die je bedienen zijn wat lui en zoo is het mij gebeurd, dat ik achtereenvolgens drie melkboeren „afwerkte", voordat ik een geregelde melkleverantie kreeg. Eén vergat me steeds en een ander vond m'n huis wat vèr(z'n naaste leverantie was een halve minuut verder loopen Driemaal per week komen de z.g. dustboys, ook kleurlingen, die met een grooten zak voor je huis komen en de vuilnisemmers leeghalen. Bijna iedereen heeft hiervoor groote petro- leumblikken van vier gallon en de boys dalen ieder en flattrap af of bestijgen iedere hoogte om hun karwei te doen. Hier, bij het wonen aan zee, waar je van ver uit de hoogte tot laag in de diepte kijkt, is het een geweldig ge sjouw! De kruidenierswaren geven niet tot bespre king aanleiding; de slager echter is een bele venis, want het vak van vleesch uitsnijden is hier zeer slecht en Hollandsche kalfsoesters, kalfsnierstukken, runderhaas, varkensbiefstuk e.d. is hier absoluut onbekend, hoe prachtig je de namen ook in het Engelsch opgeeft, 't Beste kun je nog bestellen vleesch om te stoven of te braden en de eene maal krijg je eens iets met been, de andere maal een soort ribstuk, waar alle ribben nog te tellen zijn. Men kent hier wél rumpsteak en beefsteak, loin, leg en chops, maar dat haalt toch niet bij wat wij gewend zijn. In 't begin is het een echte grie zelpartij, want je moet zelf het overtollige on bruikbare vet en de pezen maar verwijderen, maar je went eraan, en leert langzamerhand ook diverse soorten onderscheiden, 't Vleesch op zichzelf is hier niet duur. Als je wat bent ingeburgerd kun je overal nog wel gaatjes vinden en is het opwindend bij het winkelen weer iets nieuws te ontdek ken, dat je vurigen wensch in een of ander opzicht nabij komt. Want al is Kaapstad een behoorlijk groote stad, hier zijn soms de een voudigste dingen niet te krijgen en dan ook dikwijls door import enorm verhoogd in prijs, zoodat je met weemoed terug denkt aan Vroom en Dreesman en de Bijenkorf en de Bataschoenwinkels.Zoo doken hier gelei delijk op: een slager die wèl uitsnijden ver staat want hij is een Hollander en wiens vleesch nu bij feestelijke gelegenheden ter ta fel komt; diverse importwaren als blikgroen- ten, Maggiproducten en limonades, die be hoorlijk drinkbaar zijn; alle materialistische zaken, die je het leven hier verzoeten. Met groente is het hier wonderlijk gesteld. Doordat de kleurlingen oude zaden gebruiken is de fijne smaak er af. Ook is de keus van vruchten niet zoo groot als je zoudt vermoe den. Inlandsche appels en peren b.v. zijn maar matig te genieten, waartegenover wel staan de heerlijke ananassen en de overvloed van perziken, waarin we nu zwelgen. Kaapsche pruimen geven dikwijls teleurstelling door on rijpheid. Dan zijn er nog mango's, jelly me lons en paw-paw, die ieder hun eigenaardi- gen smaak hebben. Paw-paw is een vrucht die je aan een meloen doet denken, het schoon maken gebeurt net zoo en de zaden zijn zwar te bolletjes, die op kaviaar lijken. Het vleesch oranje-achtig en wordt gegeten met ci troensap en suiker: heerlijk frisch! Verder goede sinaasappelen, citroenen en bananen, terwijl de druiventijd juist begint te komen. Bij de groenten heb je de keus tusschen de eeuwige onverwoestbare kool, wortelen, mei knollen en een soort spinazie, die zoo geweldig groot is, dat je in het begin niet goed weet, wat je ermee moet aanvangen. Verder bloem kool en marrow, komkommer en tomaat, alles in z'n tijd. De sla is hier ook veel groener en harder dan in Holland en de spercieboonen zijn tamelijk hard, harig en taai. Laatst trac- teerden wij ons eens op een Hollandsch blik spercieboonen en waren den smaak totaal kwijt! Pumpkin, hét Afrikaansche gerecht dat bijna bij geen middagtafel ontbreekt en de kleur van wortelen heeft met een zoetige^ smaak, prijkt natuurlijk ook op de hoog opge. laden wagens. De kleine groenteboertjes rij. den met een paard en een tweewielig wagen, tie, zij die het beter doen kunnen houden er een vrachtauto op na en hebben dan ook veel meer keus en de nieuwste snufjes. Er is geen concurreeren aan, want altijd kunnen de kleurlingen den voorraad goedkooper leveren en dat zal ook wel het geheim zijn, dat er nog geen Hollandsche groentetuinen verrezen zijn. De bakker blijft de geheele maand onzicht- baar en deponeert iederen morgen het in een bakkersboekje bestelde brood in een hoekje bij de deur. Slechts op de eerste van de nieuwe maand komt hij afrekenen. Waschproblemen. WASCHVROUWEN kunnen je ook grijze haren bezorgen. Ik heb er al diverse ge. had en één vond me te lastig en wilde maar niet meer voor me wasschen. Er zijn wel groote wasscherijen, maar die zijn zoo ontzettend prijzig, dat bijna iedereen een waschvrouw kaffersche of kleurlinge heeft, die thuis wascht of het goed iedere week komt halen. In Kaapstad is ook een groot openbaar waschhuis, waar de vrouwen het goed onder controle kunnen wasschen, maar velen doen het bij zichzelf thuis en binnen een week heb je alles terug, 't Is niet altijd even schoon want gekookt wordt er niets - en soms wat gehavend, want ze wasschen dik wijls op de rotsen of met een denne-appel, maar op het oogenblik heb ik geen klagen; tafellakens en servetten worden keurig ge- steven en de wasch goed opgemaakt. Wasch- manden heb je bijna niet. Je pakt alles netjes in papier (onverpakt goed mag niet in de bus vervoerd worden) en zoo gaan de meisjes en vrouwen beladen terug naar haar huis. Aan het eind van de maand komen de re keningen over de post en betaal je de loop- jongens, die je den volgenden dag een kwitan tie overhandigen. Met m'n slager heb ik een voortdurenden, maar vreedzamen oorlog: hij zet constant 1 of 1/2 penny op de in de prijs lijst genoemde prijzen, die ik er even fanatiek weer aftrek, waardoor m'n rekening altijd een mooi schilderstuk wordt. Maar met dezelfde goedmoedigheid accepteert hij de veranderde prijzen en brengt de kwitantie! Kwaad ma ken is volkomen nutteloos, want het heeft heelemaal geen effect en om weg te gaan bij een slager, die nu eindelijk wat malsch vleesch geeft, is ook niet alles. Dus laat je alles maar over je kant gaan en zorgt, dat je niet afge zet wordt! Maar aan dit alles wen je en als je tracht wat laconiek er tegenover te staan, zal het je niet verhinderen je spoedig aan te passen en de zaak humoristisch te bekijken en evenveel te genieten in je huishouden als je dat in Holland zou doen! M. G. BOTJE—KÖPER Uit het Dit keer vertoonen we uit het Filmrijksmuseum de beeltenis van een merkwaardig acteur Donald Duck. U kunt dezen hoofdrolvertolker van vele teekenfilms Amerikaansche militaire commissie beveelt bespoediging van defensieprogram aan. WASHINGTON, 9 Februari. De militaire commissie uit het Huis van Afgevaardigden heeft de mogelijkheid, dat eerlang in Europa een oorlog zou kunnen uitbreken, aangeduid als een reden, om een onverwijlde uitbreiding van de luchtmacht 'en van de andere verde digingsmiddelen aan te bevelen. De commissie wenscht de luchtmacht te zien uitgebreid met 3032 extra vliegtuigen en wenscht het gebied van het Panamakanaal te zien toegerust. De commissie wijst voorts op de noodzakelijkheid haast te maken met het verdedigingsprogram en zegt, dat Frank rijk en Groot-Brittannië twee jaar geleden met hun nationale defensieprogramma's be gonnen zijn en dat toch geen van beiden het punt van massaproductie voor hun eigen veiligheid bereikt heeft. Daarom zijn zij thans bezig met vliegtuigorderis te plaatsen in de Vereenigde Staten en deze orders worden zoo snel mogelijk behandeld. Stemmen voor bewape ningsbeperking. WASHINGTON, 8 Febr. (A.N.P.) Louis Ludlow, afgevaardigde van Indiana, heeft mi nister Huil een brief doen toekomen, waarin hij voorstelt, dat de vlootuitbreiding gedurende twee jaar wordt gestaakt. Tegelijkertijd heeft William King, senator voor Utah, verklaard in den senaat een motie tot beperking der wape ning te zullen indienen. Men acht het niet onmogelijk, dat door deze stappen een nieuwe strijd over de buitenland- sche politiek van Roosevelt zal ontstaan. Tijdens het jongste bezoek van het Engeischc koningspaar aan Aldershot defileerde het vierde Schotsche regiment voor de hooge bezoekers. Watersnood in Djember. DJEMBER, 9 Februari (Aneta-A.N.P.) Door den zwaren regenval is de Kalisanen In Zuid-Djember, buiten haar oevers getreden. Sedert 20 jaar is het waterpeil nog niet zoo hcog geweest. Verscheidene ondernemingen staan geheel of gedeeltelijk onderwater. De onderneming Wonogiri was Woensdagavond nog geheel geïsoleerd en slechts telefonisch te bereiken. Er is schade toegebracht aan aan plantingen, wegen, bruggen, railbanen en huisraad. Persoonlijke ongevallen hebben zich niet voorgedaan. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 12