BOEKEN
KORT VERHAAL
fiéfHtii&sumem
UIT HET BUITENLAND
Hi
Huishoudelijke overpeinzingen aan de Kaap.
DUHAMEL
EN ZIJN
PASQUIERS
IN Frankrijk schijnt den laatsten tijd een
merkwaardige voorliefde voor lange boe-
kenreeksen over één bepaald onderwerp te
bestaan. Verschillende bekende schrijvers
doen momenteel dergelijke uitvoerige kronieken
verschijnen: Jules Romains is met zijn „Hommes
de bonne volonté'' al aardig op weg naar het
twintigste deel, Martin du Gard heeft zijn cyclus
over de „Thibaults" ook nog niet voltooid en
Georges Duhamel, die al eerder zijn vijfdeeligen
Salavin-cyclus verschijnen deed, publiceerde
kortgeleden het zevende boek van zijn belang
wekkende kroniek over de familie Pasquier on
der den titel „Cécile parmi nous".
Feitelijk is het verschijnen van dergelijke
zeer uitvoerige boekenreeksen in een zoo onrus-
tigen tijd als de onze een zeer merkwaardig ver
schijnsel. Romans van tien en meer deelen roe
pen onmiskenbaar herinneringen op aan den
„goeden, ouden tijd" van Dickens en andere
auteurs, die zich omvangrijke verhalen konden
permitteeren omdat zij zelf tijd hadden en omdat
de rustige lezers den tijd hadden ze te lezen.
Men beweert thans van alle kanten, dat men
dien tijd niet meer heeft, maar wat dan met die
lange verhalen? Zou het verlangen naar dikke
boeken en reeksen van verschillende deelen niet
juist een reactie zijn op den jachtenden geest
van den modernen tijd? Zelfs Amerika het
snelle land bij uitstek hunkert naar „turven":
het grootste succes van de Amerikaansche boe
kenmarkt was verleden jaar Margaret Mitchell's
„Gone with the wind", waarvan de Nederland-
sche vertaling drie dikke deelen besloeg.
Het lijkt daarom niet gewaagd te coneludee-
ren, dat het lezende publiek in breed opgezette,
literaire verbeeldingen zoekt naar de stabiliteit,
welke het in het dagelijltsche leven ontberen
moet. Om aan de haast dezer jaren te ontkomen,
verdiept het zich in bespiegelingen en beschou
wingen, die de rustige zekerheid kennen van
het nabije en die de werkelijkheid van allen dag
beter doen beseffen dan in dien dag zelf moge
lijk schijnt.
WANNEER deze conclusies juist zijn, zal men
zich vooral bij het lezen van Duhamel niet
teleurgesteld voelen. De wijze, waarop deze no
bele Fransche schrijver zich nu reeds zeven
boeken lang verdiept in de wederwaardighe
den van de merkwaardige familie der Pasquiers,
komt met de geschetste kenmerken geheel over
een en biedt daarenboven nog aanzienlijk meer.
Duhamel is een intelligent en vaak zeer verfijnd
verteller, hij beschikt over een zeldzame men-
schenkennis en daarenboven heeft.hij de wijs
heid, welke deze dingen in de juiste proporties
zet. Denk niet, dat hij doodsch zou zijn of dat hij
geen vurig leven kent, maar zijn visie op de
mensehen en hun onderlinge verhoudingen is
rustig; zij heeft de rust van een krachtig, hu
maan levensbesef en een groot vertrouwen, een
rijpe bezonkenheid.
Wanneer hij dan, van dit standpunt uit, het
woelige en veel geschakeerde bestaan der Pas
quiers aan zich voorbij laat trekken, krijgt het
hoe vreemd het ook mag zijn een bijna blij
de zekerheid. Deze wordt nog onderstreept door
wat een typisch kenmerk is van deze humanis
tische levenshouding: de ironie. Deze ligt over
vele bladzijden als een stille glimlach en zij ver
leent deze familiekroniek een lcostelijken glans.
Men vindt deze laatste eigenschap vooral
weerspiegeld in de figuur van het hoofd der fa
milie Pasquier, papa Raymond. Hij is een won
derlijke man. die steeds nieuwe, grootsche plan
nen nastreeft, die telkens nieuwe, vreemde
ideeën heeft, een beminnelijk dilettant met een
onverwoestbaar optimisme. In het vorige boek
„Les maitres" ontwierp hij een fantastisch graf,
nu heeft hij plotseling ontdekt een geniaal ro
manschrijver te zijn. Hij is er zeker van, dat zijn
boek hem eindelijk beroemd zal maken, maar
aan het einde van het verhaal hebben al vele
uitgevers het manuscript geweigerd en terugge
stuurd
De hoofdpersoon van dit deel, Cécile, is ech
ter werkelijk een kunstenares: een beroemd pia
niste, die op vele concertreizen lauweren heeft
geoogst. Het boek handelt voornamelijk over
haar en haar huwelijk. Zij is onverwacht en tot
vrijwel ieders verbazing getrouwd met Richard
Fauvet. een verwaand en „hard" intellectueel.
Niemand begreep hoe zij de fijngevoelige
vrouw met de warme artistenziel dezen man
kon huwen, maar het wordt den lezer spoedig
duidelijk. In haar knaagde het besef, dat voor
een vrouw ook nog een andere levensvervulling
is weggelegd dan het spelen op de concertpodia;
zij verlangde een huis, een kind. Zij kende daar
bij de romantische bohémien-trekken van haar
eigen familie en wenschte daarom een man,
wiens karakter juist de tegenovergestelde ken
merken vertoonde: hun kind zou dan sterker
zijn dan de half mislukte Pasquiers, sterker dan
de eeuwig plannen-makende vader, dan de deug
niet Joseph, dan de zorgende, trouwe moeder.
Wat zij aan teleurstelling ten opzichte van haar
man ondervindt, kan zij ook dragen, omdat hij
haar het kind geschonken heeft, waarvan zij al
les verwacht.
Maar het kind sterft spoedig en dit is het be
gin van het einde. Haar moeilijke huwelijks
leven verliest de eenige zekerheid, waarop het
feitelijk bouwen kon. Dezen slag komt het niet
te boven en het is gedoemd volslagen te misluk
ken: het is een tragische vergissing, die zich
noodlottig wreekt. Dat Cécile zichzelf uit dit
leed weer omhoog weet te werken, komt alleen,
doordat zij het geloof weer vindt, dat zij vroeger
verliet: in een hernieuwd en bovennatuurlijk
verankerd levensbesef leert zij de kracht te vin
den, welke zij noodig heeft voor haar genezing.
DIT ontroerende huwelijksverhaal vormt de
kern van het boek: daaromheen heeft Du
hamel weer de verschillende andere leden der
familie Pasquier gegroepeerd, allen in hun
bonte eigenaardigheden. Ik noemde er reeds
enkele; de schrijver heeft ze allen voortreffelijk
geteekend en zijn boek aldus een bekoorlijke le
vendigheid verleend, geheel verschillend van
wat men van een dergelijke, uitgebreide familie
kroniek misschien verwachten zou. Van de „bui
tenstaanders" noem ik dan nog Fauvet Cé-
cile's man en Abbé Scholaert, den eenvoudi-
gen, vromen priester, bij wien Cécile in haar
feilen nood steun en troost zoekt: ook in andere
boeken van Duhamel komen zulke priesterfigu
ren voor en steeds wordt men weer getroffen
door de fijne, menschelijke zuiverheid, waar
mede hij deze gestalten schildert.
Zoo heeft Duhamel weer verder geweven aan
het lot van zijn Pasquiers en houdt hij deze
merkwaardige menschenverzameling onder de
zorgvuldige bescherming van de moeder bijeen:
alleen Joseph, die telkens nieuwe trucs bedenkt
om aan geld te komen, vervreemdt wat van het
oude milieu. Zijn jachten naar goud is weinig
in overeenstemming met den onbezorgden aard
van de anderen; hij is feitelijk min of meer een
Duhamel.
vreemde. Dat scheen Cécile soms ook vóór Du
hamel haar in dit boek nader in studie nam;
misschien zal hij thans hetzelfde doen met Jo
seph in een volgend deel, want hij lijkt nog lang
geen afscheid van zijn vrienden te hebben ge
nomen. Het schijnt zijn bedoeling te wezen een
alomvattende karakteristiek te geven van het
Fransche gezinsleven vóór den wereldoorlog;
met „Cécile parmi nous" is deze termijn echter
nog niet verstreken. Een of meer nieuwe deelen
moeten dit panorama voltooien.
Wanneer dit geschied is, zal men zonder twij
fel een romancyclus kennen, waarmede Duhamel
talloos velen van nu en later aan zich zal heb
ben verplicht. Er zijn fonkelender werken van
dezen auteur bekend en vooral als schrijver van
cultureele beschouwingen b.v. in zijn beken
de „Scènes de la vie future" heeft hij een
wijder kracht ontplooid dan soms in zijn verha
lend proza het geval schijnt. Duhamel lijkt im
mers in de eerste plaats een cultuurfilosoof en
in dit opzicht mag men hem waardeeren als een
der belangrijkste verdedigers van het humanis
me in onzen bewogen tijd. Dit humanisme heeft
tot nog toe zijn geheele „Chronique des Pas
quier" doortrokken, het verleent er de hooge
waarde aan van een breed cultuurhistorisch
panorama, met kunstenaarshand geschilderd.
Niemand, die den daarin weergegeven tijd wil
kennen of herkennen, zal dezen cyclus voorbij
kunnen gaan.
GABRIëL SMIT.
„Cécile parmi nous", roman van Georges
Duhamel. Uitg. Mercure de France, Parijs
MCMXXXVUL
Het tientje van Tineke.
door MIEP SCHRÖDER
OE diep Tineke ook nadacht, zc kon
maai* niet begrijpen waar de fout zat.
Met gefronste wenkbrauwen boog ze
zich opnieuw over haar kasboek, telde
op, keek alle posten aandachtig na: weer was
de uitkomst dezelfde. Wanhopig telde ze voor
den zooveelsten keer den inhoud van haar geld-
bakje over: ze had precies 13.65 in kas. Vol
gens haar nauwkeurig genoteerde uitgaven
moest ze 3.70 hebbener waren diis tien
gulden teveel! Die vijf cent had ze zeker aan
een orgelman gegeven, maar hoe ter wereld
kwam ze aan tien gulden teveel?
Sinds twee maanden hield ze kas, want ze
kwam altijd te kort. Daarom had Niek haar met
Sint dit prachtige kasboek gegeven en dank zij
het boek had ze kunnen berekenen, dat ze in
December 12 gulden teveel had uitgegeven.
Maar dat is in die maand normaal: je valt over
de feestdagen, gasten en cadeautjes, dus Niek
had haar uit den brand geholpen. Maar nu
Ze greep het tientje, ze bekeek 't van alle kan
ten, ze hield 't tegen 't licht en toen kneep ze
zichzelf hard in haar arm om te voelen of ze
werkelijk wakker was. Nee, op dat punt kon
ze gerust zijnhet geld was echt en ze droomde
niet.
Toen kwam er langzamerhand een geweldi
ge blijdschap in Tineke op. Tien guldenwat
kon ze daar niet allemaal voor koopen. Haar
gedachten tolden door elkaar, ze sprongen en
Duitelden als acrobaten door haar hoofd, ze
tipten aan „noodzakelijke huishoudelijke arti
kelen" en aan pull-overs, ze holden van een
abonnement op een serie concerten (voor Niek
en haar) naar een keukenmat, en van een elec-
trisch broodrooster sprongen ze op een tuinpa
rasol. Maar daar was 't eigenlijk geen seizoen
vooren plotseling stonden haar gedachten
stil, ze stopten en bloc als voor een rood ver
keerslicht: een nieuwe hoed. dat was juist wat
ze noodig had! Een modern coquet hoedje, een
beetje hoog en opzij wat scheef, en op het
zelfde oogenblik herinnerde ze zich, dat ze een
dot in de etalage gezien had bij Ter Doel, bruin
vilt met een groene kwast. Die moest het zijn
en geen andere!
Tineke was jong en spontaan, dus mag het
geen verwondering wekken, dat ze naar boven
rende en haar bruine mantelpakje aantrok.
Over dat hoedje wilde ze geen gras laten
groeien. Ze had in een jaar geen echten hoed
gekocht, alleen mutsen, en dezen kon ze con
tant betalen ook. f 8.75 dus zou er nog iets over
schieten voor moccataartjes en cigaretten voor
Niek.
Toen ze bijna aangekleed was werd er ge
beld. Ze boog zich uit het raam: 't was Betty,
haar naaste buur en vriendin en al blouse-
dichtknoopend sprong ze de trap af en trok de
deur open.
„Ga je uit?" vroeg Betty en ging zitten op
den eersten den besten stoel. De vraag borg
teleurstelling.
„Ja, een boodschap doen", 't Kwam er ach
teloos uit.
„Zie je", zei Betty, „ik zou ook graag bood
schappen doen, maar ik heb geen geld". Ze
zuchtte.
Tineke rook lont. Energiek stopte ze haar
handen in haar zakken en zei: „O".
„Wat?" zei Betty.
..Ik moet nu weg. Vanavond loop ik even bij
je op, Niek heeft vergadering van 't asyl".
Treuzelend stond Betty op. Toen waagde ze
den sprong in 't aardsche slijk.
„Heb je tot den eerste een tientje voor me
te leen?"
Tineke aarzelde een moment. Ze had een
tientje, haar tientje, ze hoefde haar beurs maar
te openen om Betty's blijde gezicht te zien
Maar iets in haar verzette zich met alle macht
Deze rijkdom was haar in den schoot gewor
pen, 't was voor de verre van verwende Tineke
een ongelooflijk buitenkansje en 't tooverde
haar de meest verfijnde luxedroomen voor
oogen. Altijd hielpen ze elkaar, als 't even kon
een gulden voor den gasmeter, een aanmaning
van de belasting of een boozen slager droegen
ze gezamenlijk. Maar dezen keer werd Tineke
oncollegiaal.
,,'t Spijt me zeg. maar ik heb zelf haast niets
meer. En ik moet elastiek en stopwol halen,
enne.... tandpasta, 't Kan echt niet".
Was het verbeelding, of keek Betty argwa
nend? Ze greep haar portemonnaïe in haar zak
stevig beet om houvast te hebben. „Ik kan er
niets aan doen", zei ze nog en met een vaart
trok ze de huisdeur achter zich dicht.
„Tot vanavond", riep ze Betty na, maar die
was al in huis verdwenen.
Tineke haastte zich naar de Hoogstraat, waar
haar het bewuste hoedje zou wachten. Ze be
keek zichzelf critisch in de étalages en vond
haar bruin wollen mutsje plotseling een gruwel
Wat zou Niek opkijken en haar bewonderen.
Trotsch als een pauw zou ze voortstappen met
't coquette dopje een tikje schuin op haar
oor. Ze voelde zich geëlectriseerd van gespan
nen verwachting.
Ze sloeg den hoek om. zag de Firma Ter Doel
al in de verte. Nog vlugger liep ze, maar voor
de étalage bleef ze perplex staan. Hij lag er
niet meer, haar hoed. Maar meteen zag Tineke
dat de étalage veranderd was, dus vol blijde
hoop duwde ze de winkeldeur open. Ze botste
tegen een gezette mondaine blondine op, die
door een winkeljuffrouw uitgebogen werd. Op
haar hoofd, vol goudgele worstjes, prijkte Ti-
neke's hoed.
Ontzet deed Tineke een stap achteruit en
keek verdwaasd naar den groenen kwast. Hoe
durfde dat mensch, dat schepsel, haar hoed te
koopen, hij stond haar bespottelijk, 't was on
zinnig, geen gezichten hoe 't kwam wist
ze niet, maar opeens had ze een groote bruine
schuit op haar hoofd en kwam de ijverige ver
koopster met een nieuwe vracht aantorsen
Woedend paste ze een stuk of tien hoeden op.
ze stonden haar niet, ze waren leelijk, verve
lenden tien minuten later liep een ver
hitte en teleurgestelde Tineke de Hoogstraat in
Die eene was weg, bestdan geen hoed! Een
anderen begeerde ze niet.
Ze liep de drukke winkelstraat uit en weer
terug, ze wandelde een zijstraat in, ze keek in
alle étalages, ze stak kriskras over, ze begon
steeds harder te loopen. Op 't laatst joeg ze
door de straten en maar één gedachte hamer
de in haar hoofd: ze had een tientje en wilde
dat besteden, ze m o e s t 't uitgeven, ze zou er
iets bijzonders voor hebben, iets wat je anders
alleen cadeau kreeg of waar je eindeloos voor
moest sparen.
Maar 't geluk was niet met haar, en toen ze
lang en veel geloopen had voelde ze haar bee-
nen lam van vermoeidheid en een koude on
verschilligheid in haar hoofd. Ze sloeg den weg
naar huis in, teleurgesteld en moe. En toen ze
de deur openmaakte en Niek in de gang vond.
borg ze haar hoofd tegen zijn schouder en
snikte het uit. Niek ontstelde en aaide onhan
dig over haar verwaaide bruine krullen. Met
horten en stooten kwam toen het heele ver
haal eruit, zelfs Betty werd niet vergeten, en
Niek kon 't niet helpen, dat hij met moeite een
lach verbeet. Hij trok haar op zijn knie en
kuste haar.
„En", eindigde Tineke, „nu heb ik eens
geld en nu weet ik niet wat ik koopen zal".
„Maar"Nieks donkere stem klonk ver
wonderd, „hoe kom je dan aan die tien gul
den?"
„Dat is 't juist. Door 't boek".
„Welk boek?" zei Niek verbaasd.
,,'t Kasboek! Ik heb tien gulden over".
Toen rekende het jonge paar samen de uit
gaven na, en weer klopte het precies.
,,'t Is geweldig", zei Niek, en grinnikte. „We
gaan er samen een dag voor uit, naar Amster
dam. Goed?"
„Heerlijk", zei Tineke en droogde haar tra
nen.
„Je bent een knappe huisvrouw. En we heb
ben heelemaal geen rekeningen meer, de dok
ter betaald, en de schoenwinkel, en de loodgie
ter. Prachtig!" Handenwrijvend liep hij door
de kamer. Maar Tineke verstilde.
„De loodgieter?" vroeg ze, met twijfelende
hooge stem.
„Ja, dien hebben we betaald. Hij kwam er im
mers om, toen heb ik jou 't geld gegeven. Je
bent er zelf mee naar de deur gegaan. Vragend
keek hij Tineke aan.
„Maarze aarzelde-, „hij had niet terug
van tien gulden, 't Was 9.50 hè!"
„Ja", zei Niek ongeduldig. „En?"
„Hij is er niet meer om geweest. Ik heb 't
niet betaald. O Niek "en ineens begrijpend
keken ze elkaar aan, Toen kreeg hun gevoel
voor humor de overhand.
Ze konden er niets aan doen. dat ze in een
schaterlach uitbarstten, ze gierden 't uit! Op
gelost was 't raadsel en vervlogen hun rijkdom.
Maar ze gingen toch een dag naar Amster
dam en een nieuwen hoed kreeg Tineke ook.
En omdat toch altijd iemand 't loodje moet
leggen, legde de loodgieter het.
(Auteursrecht voorbehouden.
Nadruk verboden).
Wat de Zuid-Afrikaansche pot schaft.
VIJF PERSONEN ONDER LAWINE
GEDOOD.
SALT LAKE CITY. 9 Febr. (Havas). Tij
dens een hevigen sneeuwstorm is een lawine
neer gekomen op een woning. Vijf bewoners
werden gedood. De storm veroorzaakte voorts
de ontsuoring van den sneltrein Denver-Rio
Grande.
Zelf op zoek naar leveranciers.
IJ 't gaan naar Afrika spelen natuur
lijk de verhevenste gedachten er
plannen door je hoofd en je hart klopt
van verwachting of het 5 Decem
ber is.
Afrika: land van licht en zon en prettige
warmte, wat zal daar een overvloed van
groenten zijn!
Maar't komt anders uit, evenals zooveel
voorstellingen, die je je gemaakt hebt, over
een „run" van leveranciers aan je deur, een
wedijveren om je geëerde klandizie te krijgen,
waarmee je je als jong huisvrouwtje zeer ver
eerd voelt.... Niets ervan, en het is maar
góed, als je geen Hollandsch huishouden be
stuurd hebt want dan blijf je aan het ver
gelijkingen maken, die je verhinderen je spoe
dig aan te passen.
Allereerst dan de leveranciers! Bij het be
trekken van je huis of flat behoef je niet te
verwachten, dat deze en gene zich zullen ko
men presenteeren. Ze zijn hier niet „happig"
op klanten, tenminste, dat lijkt wel zoo. De
baas komt niet bij je om z'n waren aan te
prijzen, maar je zoekt zelf maar, dat je een
melkboer en een slager op den kop tikt. Groen
tewagens rijden er vele en je roept er maar
één aan, die je als vast neemt, als het wat
lijkt. Menigeen ook koopt op de markt en bij
losse groenteventers, die met manden de hui
zen afloopen.
In een flat zijn altijd wel bewoners, die je
met een en ander op streek kunnen helpen en
met behulp van briefjes en attentieseinen
ben je al gauw na de eerste dagen geholpen.
Dikwijls gebeurt het echter ook. dat de leve
rancier in kwestie het niet de moeite waard
schijnt te vinden je te helpen, óf de kaffer
jongens, die je bedienen zijn wat lui en zoo
is het mij gebeurd, dat ik achtereenvolgens
drie melkboeren „afwerkte", voordat ik een
geregelde melkleverantie kreeg. Eén vergat
me steeds en een ander vond m'n huis wat
vèr(z'n naaste leverantie was een halve
minuut verder loopen
Driemaal per week komen de z.g. dustboys,
ook kleurlingen, die met een grooten zak voor
je huis komen en de vuilnisemmers leeghalen.
Bijna iedereen heeft hiervoor groote petro-
leumblikken van vier gallon en de boys dalen
ieder en flattrap af of bestijgen iedere hoogte
om hun karwei te doen. Hier, bij het wonen
aan zee, waar je van ver uit de hoogte tot laag
in de diepte kijkt, is het een geweldig ge
sjouw!
De kruidenierswaren geven niet tot bespre
king aanleiding; de slager echter is een bele
venis, want het vak van vleesch uitsnijden is
hier zeer slecht en Hollandsche kalfsoesters,
kalfsnierstukken, runderhaas, varkensbiefstuk
e.d. is hier absoluut onbekend, hoe prachtig je
de namen ook in het Engelsch opgeeft, 't Beste
kun je nog bestellen vleesch om te stoven of
te braden en de eene maal krijg je eens iets
met been, de andere maal een soort ribstuk,
waar alle ribben nog te tellen zijn. Men kent
hier wél rumpsteak en beefsteak, loin, leg en
chops, maar dat haalt toch niet bij wat wij
gewend zijn. In 't begin is het een echte grie
zelpartij, want je moet zelf het overtollige on
bruikbare vet en de pezen maar verwijderen,
maar je went eraan, en leert langzamerhand
ook diverse soorten onderscheiden, 't Vleesch
op zichzelf is hier niet duur.
Als je wat bent ingeburgerd kun je overal
nog wel gaatjes vinden en is het opwindend
bij het winkelen weer iets nieuws te ontdek
ken, dat je vurigen wensch in een of ander
opzicht nabij komt. Want al is Kaapstad een
behoorlijk groote stad, hier zijn soms de een
voudigste dingen niet te krijgen en dan ook
dikwijls door import enorm verhoogd in prijs,
zoodat je met weemoed terug denkt aan
Vroom en Dreesman en de Bijenkorf en de
Bataschoenwinkels.Zoo doken hier gelei
delijk op: een slager die wèl uitsnijden ver
staat want hij is een Hollander en wiens
vleesch nu bij feestelijke gelegenheden ter ta
fel komt; diverse importwaren als blikgroen-
ten, Maggiproducten en limonades, die be
hoorlijk drinkbaar zijn; alle materialistische
zaken, die je het leven hier verzoeten.
Met groente is het hier wonderlijk gesteld.
Doordat de kleurlingen oude zaden gebruiken
is de fijne smaak er af. Ook is de keus van
vruchten niet zoo groot als je zoudt vermoe
den. Inlandsche appels en peren b.v. zijn maar
matig te genieten, waartegenover wel staan
de heerlijke ananassen en de overvloed van
perziken, waarin we nu zwelgen. Kaapsche
pruimen geven dikwijls teleurstelling door on
rijpheid. Dan zijn er nog mango's, jelly me
lons en paw-paw, die ieder hun eigenaardi-
gen smaak hebben. Paw-paw is een vrucht die
je aan een meloen doet denken, het schoon
maken gebeurt net zoo en de zaden zijn zwar
te bolletjes, die op kaviaar lijken. Het vleesch
oranje-achtig en wordt gegeten met ci
troensap en suiker: heerlijk frisch! Verder
goede sinaasappelen, citroenen en bananen,
terwijl de druiventijd juist begint te komen.
Bij de groenten heb je de keus tusschen de
eeuwige onverwoestbare kool, wortelen, mei
knollen en een soort spinazie, die zoo geweldig
groot is, dat je in het begin niet goed weet,
wat je ermee moet aanvangen. Verder bloem
kool en marrow, komkommer en tomaat, alles
in z'n tijd. De sla is hier ook veel groener en
harder dan in Holland en de spercieboonen
zijn tamelijk hard, harig en taai. Laatst trac-
teerden wij ons eens op een Hollandsch blik
spercieboonen en waren den smaak totaal
kwijt! Pumpkin, hét Afrikaansche gerecht
dat bijna bij geen middagtafel ontbreekt en
de kleur van wortelen heeft met een zoetige^
smaak, prijkt natuurlijk ook op de hoog opge.
laden wagens. De kleine groenteboertjes rij.
den met een paard en een tweewielig wagen,
tie, zij die het beter doen kunnen houden er
een vrachtauto op na en hebben dan ook veel
meer keus en de nieuwste snufjes. Er is geen
concurreeren aan, want altijd kunnen de
kleurlingen den voorraad goedkooper leveren
en dat zal ook wel het geheim zijn, dat er
nog geen Hollandsche groentetuinen verrezen
zijn.
De bakker blijft de geheele maand onzicht-
baar en deponeert iederen morgen het in een
bakkersboekje bestelde brood in een hoekje
bij de deur. Slechts op de eerste van de nieuwe
maand komt hij afrekenen.
Waschproblemen.
WASCHVROUWEN kunnen je ook grijze
haren bezorgen. Ik heb er al diverse ge.
had en één vond me te lastig en wilde maar
niet meer voor me wasschen.
Er zijn wel groote wasscherijen, maar die
zijn zoo ontzettend prijzig, dat bijna iedereen
een waschvrouw kaffersche of kleurlinge
heeft, die thuis wascht of het goed iedere
week komt halen. In Kaapstad is ook een groot
openbaar waschhuis, waar de vrouwen het
goed onder controle kunnen wasschen, maar
velen doen het bij zichzelf thuis en binnen
een week heb je alles terug, 't Is niet altijd
even schoon want gekookt wordt er niets -
en soms wat gehavend, want ze wasschen dik
wijls op de rotsen of met een denne-appel,
maar op het oogenblik heb ik geen klagen;
tafellakens en servetten worden keurig ge-
steven en de wasch goed opgemaakt. Wasch-
manden heb je bijna niet. Je pakt alles netjes
in papier (onverpakt goed mag niet in de bus
vervoerd worden) en zoo gaan de meisjes en
vrouwen beladen terug naar haar huis.
Aan het eind van de maand komen de re
keningen over de post en betaal je de loop-
jongens, die je den volgenden dag een kwitan
tie overhandigen. Met m'n slager heb ik een
voortdurenden, maar vreedzamen oorlog: hij
zet constant 1 of 1/2 penny op de in de prijs
lijst genoemde prijzen, die ik er even fanatiek
weer aftrek, waardoor m'n rekening altijd een
mooi schilderstuk wordt. Maar met dezelfde
goedmoedigheid accepteert hij de veranderde
prijzen en brengt de kwitantie! Kwaad ma
ken is volkomen nutteloos, want het heeft
heelemaal geen effect en om weg te gaan bij
een slager, die nu eindelijk wat malsch vleesch
geeft, is ook niet alles. Dus laat je alles maar
over je kant gaan en zorgt, dat je niet afge
zet wordt!
Maar aan dit alles wen je en als je tracht
wat laconiek er tegenover te staan, zal het je
niet verhinderen je spoedig aan te passen en
de zaak humoristisch te bekijken en evenveel
te genieten in je huishouden als je dat in
Holland zou doen!
M. G. BOTJE—KÖPER
Uit het
Dit keer vertoonen we uit het Filmrijksmuseum
de beeltenis van een merkwaardig acteur
Donald Duck. U kunt dezen hoofdrolvertolker
van vele teekenfilms
Amerikaansche militaire
commissie beveelt bespoediging
van defensieprogram aan.
WASHINGTON, 9 Februari. De militaire
commissie uit het Huis van Afgevaardigden
heeft de mogelijkheid, dat eerlang in Europa
een oorlog zou kunnen uitbreken, aangeduid
als een reden, om een onverwijlde uitbreiding
van de luchtmacht 'en van de andere verde
digingsmiddelen aan te bevelen.
De commissie wenscht de luchtmacht te
zien uitgebreid met 3032 extra vliegtuigen en
wenscht het gebied van het Panamakanaal
te zien toegerust. De commissie wijst voorts
op de noodzakelijkheid haast te maken met
het verdedigingsprogram en zegt, dat Frank
rijk en Groot-Brittannië twee jaar geleden
met hun nationale defensieprogramma's be
gonnen zijn en dat toch geen van beiden
het punt van massaproductie voor hun eigen
veiligheid bereikt heeft. Daarom zijn zij thans
bezig met vliegtuigorderis te plaatsen in de
Vereenigde Staten en deze orders worden zoo
snel mogelijk behandeld.
Stemmen voor bewape
ningsbeperking.
WASHINGTON, 8 Febr. (A.N.P.) Louis
Ludlow, afgevaardigde van Indiana, heeft mi
nister Huil een brief doen toekomen, waarin
hij voorstelt, dat de vlootuitbreiding gedurende
twee jaar wordt gestaakt. Tegelijkertijd heeft
William King, senator voor Utah, verklaard in
den senaat een motie tot beperking der wape
ning te zullen indienen.
Men acht het niet onmogelijk, dat door deze
stappen een nieuwe strijd over de buitenland-
sche politiek van Roosevelt zal ontstaan.
Tijdens het jongste bezoek van het Engeischc koningspaar aan Aldershot
defileerde het vierde Schotsche regiment voor de hooge bezoekers.
Watersnood in Djember.
DJEMBER, 9 Februari (Aneta-A.N.P.)
Door den zwaren regenval is de Kalisanen In
Zuid-Djember, buiten haar oevers getreden.
Sedert 20 jaar is het waterpeil nog niet zoo
hcog geweest. Verscheidene ondernemingen
staan geheel of gedeeltelijk onderwater. De
onderneming Wonogiri was Woensdagavond
nog geheel geïsoleerd en slechts telefonisch
te bereiken. Er is schade toegebracht aan aan
plantingen, wegen, bruggen, railbanen en
huisraad. Persoonlijke ongevallen hebben zich
niet voorgedaan. i