iv
SCHINDELER
BEKENTENISSEN
Gewijzigde wet op vereenigen
en vergaderen aangenomen.
Vele pleidooien voor onderwijs
verbetering.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
\V O E N 5 D A G 1J
FEBRUARI 1939
De Arabier.
On den Arabier zijn we allemaal trotsch.
wii is een volbloed en niet zoo makkelijk te
ri den Bovendien is hij schoon, draagt het
weleevormde kleine hoofd dat des Arabieren
k en bezit een levendigen en schranderen
«lest Zijn uiterlijk en eigenschappen zouden
hem tot een hoogeren rang bestemmen dan hij
thans bekleedt, althans tot dien van eigen
rinaard, als hem niet een enkel gebrek aan
kleefde Hij bezit namelijk maar een oog. Het
andere is indertijd door een ander paard,
dat hij om de een of andere reden mishaagde,
zoo maar pardoes eruit getrapt.
Dit is niet alleen een tekort m zijn schoon
heid maar maakt hem bovendien nogal on
gedurig. Het mag geen wonder heeten. Een
eénoogig mensch is gehandicapt, maar een
éénoogig paard is dat eigenlijk nog meer.
Want aangezien het paardenoog terzijde en
niet in front is geplaatst mist het een groot
stuk van zijn gezichtsveld totaal. Men moet den
Arabier dus niet aan zijn blinden kant bena
deren, tenminste niet zonder hem eerst ge
ruststellend toegesproken te hebben, want dan
schrikt hij. En buiten moeten er al evenmin te
verrassende dingen aan dien kant gebeuren.
Maai- we zouden hem niet graag missen. Hij
is een edel dier en bezit een soepelheid van
actie, die geen der andere paarden ook maar
in de verte evenaren kan. In stap, in draf, in
galop.... het is alles lenigheid en gratie. En
hij heft het welgevormde hoofd en buigt den
fieren hals als geen ander, als hij maar met
licht-gespannen teugel gereden wordt. Want
zijn aristocratische mond is zeer gevoelig. En
dé lichtste „hulpen", éven een drukje van het
been, een zacht trekje aan den teugel, een
kleine beweging van het lichaam zijn voldoen
de om hem prompt den wenk te doen begrij
pen en opvolgen.
Toen hij er pas was moest hij de kennis
making niet de Velserpont doorstaan. Alle
nieuwelingen in den stal hebben daar eenig
bezwaar tegen. Het gedrang van auto's met
snorrende motoren ontstelt hen niet erg,
als zij maar wat vriendelijke woorden te hoo-
ren krijgen. En het varen schijnt in den aan
vang niet te hinderen. Maar wij moeten met
de paarden altijd vóórop op de pont staan en
het gevolg is dat de nieuweling op een goed
oogenblik den wal ziet naderen. Daar schrikt
hij van. Hij voelt zich niet zeker dat dit goed
afloopt, en hoe zou hij het ook kunnen zijn?
Wij gaan dan toch ook maar met een flink
gangetje op die vaste massa af! Dus wordt
hij onrustig, gaat trappelen en ronddraaien en
noopt zijn berijder tot afstijgen. Dat had Floris
pas bij den Arabier gedaan, toen die steigerde,
uitgleed op den door motorolie gladden pont-
vloer, er in zijn volle lengte ruggelings op neer-
kletste en een ware pont-paniek veroorzaakte.
Maar snel wentelde hij zich om en sprong
weer overeind, angstig blikkend uit zijn eene
oog en lichtelijk bemodderd. Wonderlijk ge
noeg was Mohammed geheel ongedeerd. Hij
heet geen Mohammed maai- ik noem hem
hier maar zoo, omdat het tenminste Arabisch-
verdedigbaar is. Zijn werkelijke naam eigent
zich meer in het bijzonder voor een bioscoop.
Velen van ons zijn zich op Mohammed's rug-
bewust geworden van hun alsnog bestaande
tekortkomingen in de rijkunst. Vooral als zij
tevoren op een dier gezeten hadden, dat ietwat
hard in den mond was. Dan begonnen zij met
een te ongevoelige hand en de Arabier liet
dadelijk merken dat hij dat niet aanvaardde.
Natuurlijk, want het deed hem pijn. De be
ginnelingen mogen hem dan ook niet rijden.
Door zijn onrust
is hij op een langen
tocht soms wel wat
vermoeiend. Maar er
zit muziek in hem.
Hij belooft zijn be
rijder echte sport en
verwezenlijkt die be
lofte. Behalve het
onverwachte in zijn
reacties is er zijn
lenige snelheid. En
dan ook zijn adel
dom. Wie een edel
ros onder zich heeft
stelt ook hooger
T. eischen aan zichzelf.
ik geloof zelfs dat de meeste ruiters graag
een goede beurt bij hem willen slaan en zijn
voorname tevredenheid verwerven. Dat klinkt
misschien wel een beetje komiek, maar de
mensch staat nu eenmaal tegenover een paard
anders dan tegenover alle andere dieren. Hij
is „la plus noble conquête" met den nadruk
op noble". En als hij dan behoort tot het
oude ras, aan hetwelk dit werelddeel zijn edel
ste rossen dankt, komt er nog wat extra er
kenning bij.
Uit deskundigen mond is mij verzekerd dat
ook geheel blinde paarden nog wel als rijpaard
te gebruiken zijn. En dat het inderdaad ge
beurt. Het moet dus wel zoo wezen. Maar hun
lot in de rumoerige twintigste eeuw lijkt mij
hard. Welk een cacophonie van rauwe, onver
wachte, gillende en krijschende geluiden moet
die arme dieren verontrusten! En dan bin
nenshuis te moeten draven en galoppeeren,
in een kleine ruimte, telkens weer hoeken in,
die sommige normale twee-oogige paarden
toch al steeds pogen af te ronden als zij een
beginneling op hun rug weten!
Want dat weten ze allemaal. Niet alleen of
het een beginneling is, maar precies hoeveel
vertrouwen de berijder verdient. Wie een fijn
besnaard ros als onze Arabier onder den man
ziet kan dan ook precies waarnemen wat hij
van den man denkt. Hij is de meest bevoegde
criticus, nog bevoegder dan de leider van de
rijschool, die overigens in de paardsche ge
dragingen de beste bewijzen voor de tekort
komingen van zijn leerling vindt. Ik weet wel
zeker dat ik niemand tekort doe als ik schrijf
dat het paard de beste leermeester is. Hij en
de man die de ervaring heeft en zegt wat het
paard zou willen zeggen, als hij spreken kon,
geven samen les. Hetgeen van de andere be
rijdbare dieren ook al weer niet verklaard
kan wordennoch van den struisvogel,
noch van den ezel, noch van den olifant, noch
van den kameel. Wat opnieuw bewijst dat deze
zonderlinge vervoermiddelen niet in de scha
duw van het Paard kunnen staan.
R. P.
Friesclie electriciteitsbedrijf krijgt
afweergeschut.
Voorstel van Ged. Staten aangenomen.
De Provinciale Staten van Friesland hebben
zich Dinsdagmiddag bezig gehouden met het
voorstel van Gedeputeerde Staten dier pro
vincie, om zestigduizend gulden uit te trekken,
teneinde daarvoor afweergeschut aan te
schaffen en dit te plaatsen op de centrale van
het 'Provinciaal Electriciteitsbedrijf te
Leeuwarden.
Bij de behandeling van dit punt kwam de
heer Sikkema (S.D.A.P.) met het voorstel, het
voorstel van Gedeputeerde Staten aan te hou
den tot een volgende vergadering. Dit werd
verworpen met 37 tegen 12 stemmen.
Het voorstel van Gedeputeerde Staten werd
hierna aangenomen met 32 tegen 15 stemmen.
Tegen stemden de leden der C.D.U., de S.D A.
P., uitgezonderd Gedeputeerden Geerts en me
vrouw BesuyenLindeboom, mevrouw de Jong
(V.Dj en Roorda (Communist).
Mutaties aan het Hof.
Het heelt Hare Majesteit de Koningin be-
haagd bij besluit van den 8sten Februari 1939:
1. aan Hoogstderzelver kamerheer in buiten
gewonen dienst jhr. ir. C. C. Th. Six, ingaande
den lsten Februari 1939, op verzoek, op de meest
eervolle wijze ontslag te verleenen als inten
dant van het Koninklijk paleis te Amsterdam,
onder dankbetuiging voor de vele en belang
rijke diensten, gedurende een reeks van jaren
aan het Koninklijk Huis bewezen.
2. Hoogstderzelver eersten kamerheer-cere
moniemeester, luitenant-generaal tit. b. d., jhr.
A. G. Sickinghe, ingaande den 8sten Februari
1939, op verzoek, op de meest eervolle wijze te
ontheffen van zijn ambt als ceremoniemeester,
onder dankbetuiging voor de belangrijke dien
sten in dien werkkring bewezen.
3. Harer Majesteits kamerheer. Ph. J. graaf
van Zuylen van Nijevelt met ingang van den
8sten Februari 1939 te benoemen tot Hoogst
derzelver kamerheer-ceremoniemeester.
4. Harer Majesteits jagermeester, den heer
W. Brantsma, met ingang van den 8sten Fe-
biuari 1939 te benoemen tot Hoogstderzelver
jagermeester voor Gelderland.
Japansche klachten weerlegd.
De nieuw benoemde gezant van Japan te
s-Gravenhage, de heer Itaro Ishii, heeft in een
interview met een vertegenwoordiger van de
„ïnd. Crt." verklaard dat, in tegenstelling met
de politieke verstandhouding, de economische
relaties tusschen Nederland en Japan verre van
ideaal zijn. De gezant stelde zich voor om, zoo
dra hij zich te 's-Gravenhage zal hebben geves
tigd, stappen te doen tot verbetering daarvan,
waartoe hij reeds over een schema beschikt dat
echter nog niet rijp is voor publicatie.
Voor zoover de verleening van concessies in
Indië aan Japanners betreft, meende de heer
Ishii, dat het Indische Gouvernement de deuren
iets wijder moet openzetten.
In verband hiermede verneemt de Tel. dat Ja
pan tot dusverre niet nakwam de verplichtingen,
welke het op zich heeft genomen bij het z.g.n.
Hart-Ishizawa-agreeemnt, waarbij dat land zich
verbond om jaarlijks 200.000 ton Java-suiker af
te nemen en voorts om den suikeraanplant op
Formosa niet uit te breiden. Wat de suikeraf
neming betreft, is Japan reeds voor een hoeveel
heid van een half millioen ton in gebreke ge
bleven, terwijl de suikeraanplant op Formosa
vrij belangrijk is uitgebreid. Indië daarentegen
garandeerde Japan een flink aandeel in den im-
Nu is het opletten en on
middellijk Ingrijpen, düs
bij de eerste teekenen
direct Aspirin nemen!
HET 8EPR0EFDE GENEESMIDDEL BIJ GRIEPI
(Adv. Ingez. Med.)
port, hetgeen steeds is nagekomen, hoewel het
nadeelig verschil in de handelsbalans met Japan
thans minstens 20 millioen gulden bedraagt.
In zake de toelating van Japansche employés
heeft de Indische Regeering met het oog op de
werkloosheid dezelfde beperkingen getroffen als
ten aanzien van andere niet-Nederlanders, ter
wijl Japan, wat concessie-aanvragen betreft,
dezelfde kansen voor bona fide-aanvragen heeft
als ieder ander. Het is echter opvallend dat,
zonder redelijke aanleiding, talrijke Japansche
aanvragen worden ontvangen voor bepaalde ge
bieden, waar concessieverleening in het alge
meen om bepaalde redenen minder wenschelijk
wordt geacht.
FEBRUARI AANBIEDING
MAATCOSTUUMS!
45.00 E 50.00 E 55.00
Bij kleeding vraagt U naar levens
duur SCHINDELER maakt costuums
met gegarandeerde duurzaamheid
Terwijl de verfijnde eenvoud der
aparte stoffen, de soepele bewerking
en perfecte coupe U een costuum
waarborgen met een persoonlijk
cachet, want niets in onprettiger dan
een costuum te dragen, waarvan er
„13 in een dozijn gaan". Stalen zenden
wij U graag.
HEeren Kleeding Onderneming
Gen. Cronjéstr. 1 b. Tel. 16045, Haarlen
Wat Schindeler biedt,
Vindt z'n weerga niet!
TWEEDE KAMER
Enkele bepalingen hebben tijdelijk
karakter gekregen.
DEN HAAG Dinsdag.
Zoowel de Kamervoorzitter als Mi
nister G o s e 1 i n g herdachten den overleden
Paus, bovenal a-ls vorst des vredes iets wat de
Staatkundig Gereformeerden blijkbaar op grond
van hun beginselen niet konden aanhooren; de
monstratief verdwenen ze achter het klopdeur-
tje! Daarna herleefde de parlementaire strijd
over het ontwerp tot wijziging van de wet van
1855 op het recht van vereeniging en vergade
ring. Mr. Donker (s.-d.) leed hierbij eerst
cenige nederlagen. Zijn amendement om de po
litie nooit tot besloten bijeenkomsten toe te la
ten, ook niet als dat zou geschieden indien het
belang der openbare orde het bepaaldelijk vor
dert en dan louter in geval er vreemdelingen
aan zulk een bijeenkomst zouden deelnemen,
haalde slechts 39 van de 89 uitgebrachte stem
men. De linkerzijde, plus nat.-socialisten en
Staatkundig Gereformeerden zagen zich aldus
verslagen en de minister, die in zijn bepaling
geen gevaar, mogelijk wel een preventieve
waarde, zag, won het pleit. Dit was insgelijks
het geval met 's ministers bestrijding van het
amendement-Donker, dat met speciale toestem
ming van den minister nog de mogelijkheid
voor een buitenlander wilde openen om in een
aan een Nederlandsch staatkundige kwestie ge
wijde vergadering wel het woord te voeren.
Daarentegen kreeg de s.-d. afgevaardigde, die
zich bij dit ontwerp duchtig weerde, wel zijn
zin wat betreft den tijdelijken werkingsduur
van die bepalingen, welke een typisch crisis
karakter hebben. De voorschriften inzake ver
boden staatkundige werking van vereenigingen
in 't buitenland, toegang aan de politie, deel
neming van vreemdelingen aan staatkundige
vergaderingen enz. zullen slechts tot 1 Januari
1944 van kracht blijven. Nadat ook jhr. mr. D e
Geer (p.-h.) hiervoor gepleit had, kon mr.
Goseling er wel mee accoord gaan. Alleen de
4 nat.-socialisten stemden tegen, omdat zij in
deze bepaling een opzetje zagen (aldus de heer
de Mar chant et d'A nsembourg) om
zoodoende de oppositie den wind uit de zeilen te
nemen. Voor de eindstemming over het ontwerp
kwamen ir. Albarda (s.-d.). mr. Joe k es
(v.-d.) en ook mr. Wende laar (lib.) verkla
ren, dat het ontwerp, al had het dan eenige ver
anderingen ten gunste ondergaan, hier toch nog
te ver ging, waarna de Kamer het aannam met
50 (de rechterzijde), tegen 38 stemmen. Daar
op kwam de begrooting van Suriname nog aan
de orde, maar hieromtrent valt morgen wel
licht meer te verhalen, als ook de minister het
woord zal hebben gevoerd.
E. v. R.
EERSTE KAMER
Ook pleitredenen voor de H. O. V.
(Adv. Ingez. Med.)
DEN HAAG Dinsdag.
President de Vos van Steenwijk her
dacht eerst in eenige warme bewoordingen den
overleden Paus Pius XI, met wien, zoo zeide hij
„een groot Paus is heengegaan", vervolgens sloot
Minister Slotemaker de Bruïne zich namens de
Regeering bij deze rouwhulde aan. De voorzit
ter begon hierna met het uitdeelen van een
standje. En wel aan het adres van hen, die ver
hinderd hadden, dat 'n poging, om ook ten aan
zien van de beperking van den spreektijd bij de
verschillende begrootingshoofdstukken overeen-
stemminig te bereiken, op een mislukking was
uitgeloopen. De President gaf uiting aan zijn
misnoegen hierover en aan de vrees, dat nu,
doordat allicht diverse senatoren de Kamer
weer op veel oratorische prestaties van langen
duur zullen willen tracteeren, de maatregel,
waardoor bij het algemeen debat wèl voor
bekorting van den duur der discussies zorg was
gedragen, tenslotte weinig profijt zal opleveren.
Welaan, reeds bij het vanmiddag aan de orde
gestelde begrootings-ontwerp, leek men er op
uit te zijn in zekeren zin de juistheid van die
vrees te bevestigen. Alles te samen genomen
Een studieblad op de expositie
van Teijler.
Er ligt daar in de vitrine een studieblad
van den ouden Wouter Verschuur, zooals men
ze in de schetsboeken der schilders onzer ge
neratie vermoedelijk zeer zelden zal aantref
fen. Zooals de schoonschrijver, de calligraaf,
tot het verleden is gaan behooren, zoo schijnt
ook in de schilderkunst het plezier in een
uiterst zorgvuldige en gratievolle détailteeke-
ning, als bruikbaar studiemateriaal, te zijn
verloren gegaan. Behoudens natuurlijk de
enkele uitzonderingen van de in het verleden
speurende geesten onder de kunstenaars, die
stijl en werkmethoden der ouden onderzoeken,
zult ge geen calligrafen onder de studieuse
notities makende artisten aantreffen. Het
zou aardig zijn een schetsboekje van Breitner
naast zulk een teekening van Verschuur te
leggen, den fel samenvattenden, in een paar
lijntjes karakteriseerenden meester van onzen
tijd, naast den calligraaf van honderd jaar
geleden te zien. Juist door het verschil te zien
en dat als tijdsbegrip te verklaren, zou men
voor beide kunstenaars zijn waardeering al
licht voelen groeien. Want in dat blad met
paardenkoppen -beenen en billen, steekt een
niet te onderschatten kundigheid zeker, doch
tevens een artistieke gevoeligheid die juist uit
de schriftuur van zoo'n krieuwende paarde-
voet spreekt. Voor een artist uit dien ouden
tijd is de anatomie van het beest er niet om
verwaarloosd te worden, doch om ze zoo
charmeerend en aantrekkelijk mogelijk te
laten zien. Een Pieter Dupont uit onze dagen
zocht hetzelfde op nog strenger, gebondener
wijs, voor een impressionist als Breitner is de
anatomie die hij voorwaar niet minder
beheerschte de onzichtbare basis waarop
hij zijn vorm- en kleursymphonieën compo
neert.
Die voor den leek onzichtbaarheid van
de anatomische basis waarop de werkelijk
groote meesters van het realistisch-impres-
sionisme hun werk bouwden, maakt het voor
dien leek vaak moeilijk het verschil tusschen
goede kunst en Abklatsch daarvan te begrij
pen. De leekenbewering dat Breitner niet tee
kenen kon in zijn opkomst herhaaldelijk
vernomen is daarvan een illustratie. De
oude heeren uit Verschuur's tijd hadden het,
wat dat betreft, gemakkelijker: hun meerdere
of mindere kundigheid lag meer open en bloot
werd scherper gecontroleerd.
Zoo kon Wouter Verschuur in den tijd der
Hollandsche romantiek jaren lang „de" ge
vierde paardenschilder blijven terwijl hij
ook in landschap en interieur zeer verdienste
lijk was en in de kabinetten der toenmalige
kunstliefhebbers moest, voor den bon ton
een werk van hem aanwezig zijn. Ouderwetsch
of niet.een groote reputatie, die het jaren
uithoudt, wordt nimmer gestolen en in mijn
eerste stukje over de Teyler-tentoonstelling
heb ik al op die waarlijk zeer mooie aquarel
met het „Stalinterieur" van hem gewezen, die
daar nu ook te zien is en zoo mooi is als een
mooie Bosboom.
Verschuur was in 1812 te Amsterdam gebo
ren en werd een leerling van P. G. van Os,
over wien wij hier verleden week iets verteld
hebben. Ook kreeg hij nog lessen van den por
tretschilder Steffelaar, met wien hij echter
niet kon opschietenwaarover straks. Hij
heeft een rijk en welbesteed leven in de
hoofdstad doorgebracht, de gebruikelijke eer
bewijzen in ontvangst genomen: ridderorden,
Eikenkroon en Nederl. Leeuw; was voorzitter
van Arti en een der mede-oprichters van het
Weduwen en Weezenfonds dier Maatschappij.
Dat Fonds had steeds zijn bijzondere sympa
thie gehad en van hem de toezegging gekre
gen op een klein legaatje te kunnen rekenen.
Maar in 1874 stierf hij na een korte ziekte te
Vorden, waarheen hij met zijn zoon, Wouter
Junior, eveneens schilder, getrokken was om
buiten te werken. Hoewel er over dat legaatje
niets beschreven stond, heeft kort daarop
Wouter Junior uit eerbied voor zijn vader,
aan de bestuurderen van het Fonds 2500 gul
den ter hand gesteld. Hetgeen bewijst dat de
Verschuur's keurige lieden waren en ook dat
de oude heer met zijn paardjes aardig ge
boerd had. In dat opzicht was die oude tijd
voor de kunstenaars nog zoo gek niet. Men
deed alles rustiger en het ging óók goed. Zoo
kon het gebeuren dat, hoewel Verschuur in
'74 gestorven was, pas in '76 een „in memo-
riam" over hem in „De Kunstkroniek" ver
scheen. Niet omdat de man die het schreef,
er zoo lang over heeft moeten denken, maar
omdat men nu eenmaal geen haast had. Nu
zou dat eenvoudig niet kunnen, daar het
tempo van onzen tijd onverbiddelijk mee
brengt dat de artist die vandaag sterft, mor
gen herdacht en overmorgen vergeten wordt.
De man die het schreefwas Johan Gram,
een Haagsch journalist en schrijver over schil
ders, die een veertig jaar geleden nog leefde
en een Haagsche reputatie genoot. Hij was in
'76 dus jong geweest en blijkbaar een aanhan
ger van het dan opkomend nieuwe regiem der
impressionisten, der Haagsche School. Hij
behandelt in zijn gedachtenisstukje Verschuur
dan ook eenigszins uit de hoogte, als iemand
die zijn tijd gehad heeft, wiens kunst vieux
jeu geworden is. Dat is voor het jaar '76 nog
al voorlijk, nietwaar, en bewijst dat Gram
een trouw Pulchri-bezoeker, bij de nieuw
lichters van zijn tijd was. Gelukkig was
Gram's kunstoordeel tamelijk tweedehandsch
en was hijzelf meer specialiteit in het anec-
dotisch gedeelte der kunstbeschouwing, het
geen voor den journalist inderdaad het meest
bruikbare gedeelte is. Hij weet dan ook in zijn
stukje een aardige anecdote over Verschuur
„in te vlechten", voor de waarheid waarvan
we niet instaan, doch die waar kan zijn. En
zoo ze niet waar is, toch al aardig gevonden
lijkt.
Verschuur zou in zijn jeugd met zijn leer
meester Steffelaar (Gram schrijft Scheffe-
laar, maar dat is een lapsus memoriae) ruzie
gekregen hebben en boos weggeloopen zijn.
Dan, den volgenden ochtend een jongen ge
stuurd hebben om zijn spullen weg te halen,
met dit briefje:
Ezel schilderkist-, stok, paneelen enz.
worden terugverlangd door
Verschuur.
Johan Gram was sterk in die verhalen. Hij
had Verschuur wel als dischgenoot aan de
open tafel in Rondeel ontmoet, maar of hij
eenig inzicht in zijn of anderer kunst bezat,
is mij altijd twijfelachtig voorgekomen.
J. H. DE BOIS.
had de gedachtenwisse-
ling heel wat beknopter
kunnen zijn. Ik bepaal
me er dan ook toe om
slechts 'enkele puntjes
aan te stippen. Zoo b.v.
dat de heeren Hel
dring (lib.), De
Zwaan (c.h.), Bar-
g e (R.K.) het er roerend
over eens waren, dat
het met de kennis van
de Nederlandsche taal
bij de jongelui die ons
voorbereidend hooger
en middelbaar onder
wijs genieten over het
algemeen treurig ge
steld is.
Prof. Barge, die o.m.
de benoeming van twee
lectoren voor de nota-
riaats-studie aan de Leidsche Universiteit be
pleitte, klaagde er over evenals Mr. W i a r d i
Beekman (s.d.) dat er nog steeds geen
wijziging is gebracht in de onbevredigende re
geling van de collegegelden, drong voorts aan
op meer stelselmatige oefening van het geheu
gen van Gymnasiasten, Hoogex-e Burgerscho
lieren enz. Zijn collega de Zwaan critiseerde
het hedendaagsche te veelvuldige gebruik van
het scheppen van bijzondere leerstoelen.
De heer De Jong (R.K.), die vond dat de
spellingsmisère thans lang genoeg heeft geduurd
en de hoop uitsprak op een spoedige oplossing
van dit probleem, en die verbetering op het stuk
van lichamelijke oefening hoog noodig achtte
(dito, dito Mr. W i a r d i Beekman en de nat.
soc. Mr. De Rij ke) hield zich in het bijzonder
met de kwestie van de leerlingenschaal bezig.
Het argument, dat reeds 't vorige kabinet in
dezen was voorgegaan, vond hij niet ter zake,
want sindsdien was de schaal onder den tegen-
woordigen bewindsman nog bedenkelijker ge
worden. Indien men 3000 jonge onderwijzers
zou aanstellen, zou dat bij een schaal van 40
leerlingen niet meer dan 4 millioen gulden kos
ten. Voor onze deelneming aan de tentoonstel
ling te New York had de Regeering wel 2
millioen gulden over; die zouden beter voor ons
onderwijs kunnen worden aangewend. Doordat
intusschende leerlingen-schaal tot kabinets
kwestie is gemaakt, zien we ons aldus de heer
de Jong in een dwangpositie geplaatst. Dat
gevoel had Mr. W i a r d i Beekman niet, die
vond dat voor 't onderwijs, aangezien daarbij
onze volkskracht-in-de-toekomst in het spel is,
evenzeer het geld gevonden moet worden als
voor de z. i. heden ten dage ongetwijfeld ook
bepaald noodzakelijke defensie-uitgaven, èn
evenmin Mr. De R ij k e. Deze laatste diende
zelfs een motie in, betreffende de wenschelijk-
heid van verlaging van de leerlingenschaal.
Terstond had Prof. De Savornin L oh-
man (c.h.) een heele reeks van argumenten bij
de hand waarvan misschien het belangrijkste
was, dat het geld voor dezen maatregel ont
breekt om tegen de motie te stemmen.
Met betrekking tot de geringe zoi'gen door de
Regeering aan de kunst besteed, o.m. ook aan
de orkesten, bestond er tusschen den s. d. en
den nat. soc. woordvoerder, die het beiden o.m.
in het bijzonder voor de Haarlemsche Orkest
Vereeniging opnamen, overeenstemming. Mr. de
Rijke meende, dat de Regeering nog wel wat
zou kunnen doen met financieelen steun ten be
hoeve van wat deze spreker „Volksche" kunst
noemde; met het oog daarop wenschte hij dan
nog een extra-belasting op de bioscopen. Een
motie liet hij hierbij echter achterwege. Nadat
nog vermeld zij, dat Mr. Wiardi Beekman het
stelsel van hoogleeraarsbenoemïngen in Amster
dam verdedigde, laten we het hierbij. Morgen
Prof. Woltjer dus spellingskwestie!
E. v. R.
FELLE BRAND TE AMMERZODEN.
Drie arbeiderswoningen in de asch gelegd.
Dinsdagmiddag omstreeks vier uur heeft in
de buurtschap Horenkamp te Ammerzoden
een felle brand gewoed, welke drie arbeiders
woningen in de asch heeft gelegd.
Het vuur is ontstaan in de woning van de
familie de Goey. De vlammen sloegen spoedig
over naar de aangrenzende woningen van de
families Dekker en van Mil. Alle drie wonin
gen werden een prooi der vlammen. De inboe
dels konden voor een gedeelte worden gered.
De oorzaak van den brand moet naar alle
waarschijnlijkheid worden gezocht in een
lek in den schoorsteen. De schade wordt door
verzekering gedekt.