r
Op eenzamen post...
FEUILLETON
door
KURT SIODMAK.
14)
Hans Hauser was ontwaakt. Het was be
dompt in de kleine commandantenkamer. Het
was laatZijn hart klopte met zware sla
gen, dof, alsof iedere slag onherroepelijk de
laatste zou zijn.
Moeizaam kwam hij overeind. Zijn hoofd
zoemde en deed hem pijn. Het leek hem, als
of zijn gedachten in één richting werden ge
drongen, onherroepelijk en onweerstaanbaar.
Hij streek over zijn brandend voorhoofd.'
waarachter het bloed hamerde. Weer zag hij
den dooden Bogdanoff voor zich en hoorde de
stem van den Griek, die lispelde: „Tropen
kolder!'
Hauser rukte zijn hemd open en dompelde
zijn hoofd in het water dat als gesmolten lood
om zijn gezicht vloeide. Het was warm en
kleverig en voelde op zijn huid als olie. Vol
afschuw draaide hij het den rug toe.
In de diepe geluidlooze stilte van het fort
liep hij heen en weer. Krampachtig probeerde
hij te denken.
Waar ging zijn leven naar toe. Naar den
onverbiddelijken dood? Nu al? En op deze
manier
En waarom wierp hij dit jonge, vol hoop
begonnen leven zoomaar weg? Voor een over
tuiging? Een reden? Een doel? Wat was dan
eigenlijk de bedoeling van het leven. Daar
kon men zich wel gek over peinzen. Hij had
het gezocht in Berlijn, in Parijs, op de univer
siteit en in verstrooiing, in de vervulling van
zijn wenschen en in ontbering, en ten slotte
was hij hier beland, in de woestijn van Ma
rokko, eenzaam onder vreemde bruine men
schen, eenzamer nog, onder de laatste Euro
peanen, die hem op zijn weg begeleidden. Hij
was als een gek achter 't doel van het leven
aangerend, achter het leven aan, dat hij
niet te pakken kon krijgen, achter de werke
lijkheid aan, die hem, den droomer, altijd
weer op raadselachtige wijze ontvlood, zoo
lang en zoo ver, tot hij eindelijk een avon
turier geworden was.
Dus zoo zag een avonturier er uit? vroeg
hij zich sceptisch^af. Die, uit zijn jongens
boeken hadden andere gezichten gehad, ge
lukkiger en stralender, die waren omgeven
geweest door heldhaftigheid en een gevaar
lijke, geheimzinnige bekendheid en roem.
Maar de werkelijkheid zag er zoo uit hij
wist het nu: smerig, troosteloos, zonder ro
mantiek, zonder glans. De weg van droomen
den gymnasiast tot slecht-betaalden opstan
delingenleider zonder idealen, was oneindig
lang en vol kwellingen geweest, en hetgeen
tusschen deze beide periodes lag, die van het
begin en deze van het einde, moest wel het
streven zijnnu erkende hij het. En daar
om al die zorgen en onrust? Daarom al dat
gemartel en al die pijn, de gewetenskwesties
en idealen, dat verlangen en heimwee.
De jaren in Berlijn en in Parijs, de jaren
van zijn ondergang en zijn niet meer willen,
de eeuwige vlucht: dat was dus het leven,
zooals hij het zich opgebouwd had, niet zoo
als zijn afkomst en de sfeer van zijn ouder
huis het hem hadden voorgeschreven. In het
hem voorgeschreven leven was hij uitgegle
den, ontspoord; hij had baantjes gekozen, die
steeds verder af stonden van hetgeen zijn
vader van hem verwacht en zijn moeder ge-
wenscht had. Zijn vadereen geziene arts
te Colmar in den Elzas, later, na den oorlog
te Badenweiler in het SchwarzwaldZijn
moeder, lieve oude vrouw, gesteld ï>p orde en
regelmaatWat een geluk, dat de ouders
niet behoefden te weten, welke weg de zoon
was ingeslagen! Hoe goed was het, dat zij
reeds lang begraven waren, zoodat er geen
brieven meer kwamen met vragen naar zijn
doen en laten, naar zijn studie, die hij ver
waarloosde, naar zijn examen, waar hij zich
nooit voor aangemeld had. omdat hij het
leven waar hij naar verlangde, de groote sterke
werkelijkheid, waar hij naar uitzag in heel
andere dingenx zocht. Nu hoefde hij zich ook
geen moeite meer te getroosten, hun ontwij
kende en nietszeggende brieven te schrijven,
die aldoor draaiden om dat eene: Lieve Vader
en Moeder, ik ben slecht en verdorven en
jullie zouden je over mij schamen, als ik
terugkwam
Toen hij, jaren geleden in Casablanca was
aangespoeld, uitgeworpen door Europa en
zich aan de zijde der Afrikaners had ge
schaard, had hij het gevoel gehad, dat hier
niet langer de gewone wetten der samen
leving golden, dat het hier onverschillig was,
op welke wijze men zijn brood verdiende, al
was het dan nog zoo'n ellendig stuk brood.
Hier kon het niemand wat in het vaderland
verschrikkelijk en on verdragelij k was
slecht gaan, jammerlijk slecht. In Duitsch-
land een verboemelde student zonder examens,
in Frankrijk een gelegenheidswerker en for
tuinzoeker; wat een schande voor den Elzas-
ser burgerzoon. Maar één overhemd bezitten
en met voormalige tuchthuisboeven op één
brits slapen was voor thuis iets onbestaan
baars. Hier mocht het wel. Buiten zichzelve
was men niemand verantwoording schuldig.
Wat kwam het er opaan voor zichzelf, bevrijd
van alles, wat ais maatstaf kon dienen? Hier
vond de verlorene tenminste nog een soort
bestaan.
Er was nog iets anders,e dat hem in zijn
besluit gesterkt had. Had men hem niet ver
teld, dat Marokko streed voor zijn vrijheid,
streek om zich te. bevrijden van de Europeesche
heerschappij. Hij werd bezield door een duis
ter, nauwelijks bewust gevoel van wraak,
wraak tegen Europa en zijn door den ont
spoorden zoo gehate beschaving en orde. Pas
nadat hij zich door contract en eed verbon
den had, zag Hauser pas in, welke spel hier
gespeeld werd. Dat ontelbare offers gebracht
werden, gansche voorraden aan munitie ver
schoten werden en stroomen bloed vergoten
werden, alleen, omdat een paar rijke sheiks
geen zin hadden hun belasting aan Frank
rijk te betalen. Begrippen als „vrijheid" en
„los van Europa" hadden voor iemand slechts
zoo lang beteekenis, als er goede zaken mee
te doen waren en daar het toevallig in den
kraam van de wapenhandelaren te pas kwam,
was deze „vrijheidsbeweging" door hen ge
financierd. Hauser verafschuwde alles. Dat
hij niettegenstaande dat alles nog bleef was
alleen terwille van de dappere bruine Muzel
mannen. Deze zwijgzame, nooit slapende en
tot ieder offer bereid zijnde menschen, ge
hoorzaamden blindelings een bevel. Boven
dien waren zij voorzichtig en slim. Hun moed
was een betere zaak waardig geweest. Om
hunnentwille moest hij het uithouden en zijn
leven in de waagschaal stellen.
Wat zou het einde van dit alles zijn?
Het zand en de woestijn en de verstikkende
lucht in deze commandantenkamer zouden
hem ten lange leste naar het hoofd stijgen.
Het zou hem precies zoo als Bogdanoff ver
gaan. Misschien is dat het noodlot van de
commandanten van fort VII, het laatste fort,
om gek te worden.
En ook in hem zal de waanzin groeien, met
den dag zal het erger worden en op een
goeden dag zal hij daar staan: groot en hul
peloos en in zijn wanhoop zal hij zich een
kogel door het hoofd jagen en men zal om
lijk heen staan en fluisteren: „Tropenkolder!"
Zorgvuldig begon Hauser te analyseeren.
Waarom kon hij met zijn gedachten niet in
het reine komen?De vrouw? Belachelijk,
om haar daarin te betrekken. Was hij soms
bang om aan haar te denken? Zou dat de
reden zijn?Weer zag hij haar slanke ge
stalte voor zich, haar oogen, haar spel, ab
soluut, zij speelde met hem
Wat wilde zij in het fort? Een spionne?
Maar men stuurt toch been vrouwen in groote
1 auto's als spionnen in een fort met half-wilde
menschen. Ze zou er nooit levend uitkomen,
dat kon zij toch wel op tien vingers natellen..
Wat zou ze dus hier willen? Oorlogscorrespon-
dentie? Wie interesseerde zich voor dezen
oorlog? Hoeveel menschen in Europa wisten,
dat hier menschen op elkander schoten?
Maar wat kon hem die vrouw toch schelen.
Hij had andere zorgen, grootere en dringen
der. Bijvoorbeeld of men zou volhouden ter-
wille van die dappere Arabieren, of dat men
weg zou gaan en de sheiks en wapenfabrikan
ten aan hun lot verlatenDe vrouw,...
neen,, dat was het niet
•Het brandde in Hauser's borst. Hij slaakte
een verwensching en liep de kamer op en
neer om haar een oogenblik later plotseling
te verlaten.
Langzaam liep hij de gang door naar de
kamer van zijn officieren. Bij de kamer van
Ysot maakte hij een kleine omweg en ging,
zonder het hoofd op te heffen verder.
Hier had ze gestaan, in dezen hoek, de
handen voor het gezicht, en vandaar kwam
O'Murphy, die woesteling! O'Murphy ach
Hauser begreep hem wel. Maar had de reus
zijn hand niet tegen hem opgeheven? Die
vrouw. Zij was de schuld van alles. Ze moest
verdwijnen! Hauser stond voor de deur van
het officiersverblijf. Stilte.
Zachtjes opende hij de deur en trad binnen.
O'Murphy stond bij het venster. Zijn ge
weldig lichaam vulde het heele raam. Lang
zaam draaide hij zich om. Hauser bleef in de
deur staan, de handen in de zakken, en keek
hem in de oogen, die door wroeging en
schaamte gesluierd waren. O'Murphy trad
naar voren en stak Hauser zijn groote hand
toe.
Vergeef mij", zei hij zachtjes, „ik was
dronken".
(Wordt vervolgd)
Een felle brand verwoestte het bekende „Chateau de
Clères" nabij Rouen, waar de wetenschappelijke bezitter
Delacour kostbare collecties en dieren had verzameld. De
dieren konden gered worden, doch het kasteel met de
waardevolle inventaris ging verloren. Het blusschingswerk
Het nieuwe Muiderpoortstation in Amsterdam-Oost is in wording. De
hooge stationshal in aanbouw met rechts het seinhuis
De eenvoudige kachel, die het nieuws van de Pauskeuze aan de wereld zal
laten weten. Het is de kachel, waarin de stembiljetten worden verbrand en
waarvan de witte of zwarte rook het al of niet definitieve resultaat zal
verkondigen
De oude Hoornbrug (achtergrond) over de Vliet bij Rijswijk wordt op 1 Maart voor het verkeer gesloten en vervolgens afge
broken, om voor een nieuwe brug plaats te maken. Tegelijkertijd zal de hulpbrug (voorgrond) in gebruik genomen worden
Nieuwe Fransche koloniale troepen zijn
naar Djiboeti vertrokken. Het vaarwel
aan het Gare de Lyon te Parijs bij het
vertrek naar Marseille
De Oude Kerk te
Delft, die inwendig
gevaarlijke teeke
nen van ouderdom
vertoonde, wordt
thans gerestau
reerd. Een kijkje op
de werkzaamheden
Het Albert-kanaa! in België nadert zijn voltooiïhg.
Een overzicht bij de brug van Vroenhoven