Aan allen!
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Ook deze week schrijf ik geen briefje vooraf.
Beste POLLY. Je groeten in het Engelsch
heb ik ontvangen en daarvoor m'n dank. Ge
lukkig dat je weer op twee beenen moogt
gaan en staan. Je rijmelarij zal ik plaatsen.
Prettig dat je me het zoo keurig getikt doet
toekomen. Je schrijft wel over leelijk weer
maar Dinsdag was toch een prachtdag. Het
beste hoor. Dag Polly.
Lief ZONNESTRAALTJE. L.l. Dinsdag
was een prachtdag. Je hebt zeker wel fijn
buiten gespeeld en gewandeld? Maakt Geertje
het ook nog goed? Dag Zonnestraaltje.
Best CROCUS JE. Je zus heeft dus een
goeden verjaardag gehad en jij mocht niet
al'.een in de vreugd maar ook in de cadeaux
deelen. Wat fijn een boekenkast voor z'n
tweeën. Nu maar alle boeken er keurig inge-
borgen en de kast stofvrij en keurig ingeruimd
houden. Dag Crocusje.
Best ZONDAGSKIND. Wat ben je nu
gaan doen? Ziek worden? Jij moest natuurlijk
weer mede doen. Heb je van mij met- je ver
jaardag een kaart ontvangen of ben ik je ver
geten? 'k Verstuur zoo vaak een kaart, dat ik
wel eens in de war raak. Over je verjaars-
cadeaux hoor ik nog wel iets. Het beste hoor.
Dag Zondagskind.
Lief TEEKENAARSTERTJE. M'n dank
voor den langen brief. Vind je de gelukspop niet
grappig? Volgende week mag je aan wat
nieuws beginnen, 'k weet nog niet wat ik zal
laten maken en zal er maar eens een nachtje
over slapen. Prettig dat je poppenspreitje op
school af is. Wie is Frieda? M'n groeten aan
je moeder. Dag Teekenaarstertje.
Beste BENJAMIN. Wat heb je flink ge
zongen op de club. Als er gelegenheid is, mag
je a.s. week nog eens zingen. Hoe vonden je
ouders de gelukspop? Dag Benjamin.
Beste ANEMOON. Je vraagt of ik ook
griep heb? Wel neen meisje gelukkig niet. Een
neusverkoudheid is nog geen griep. Het ergste
leed is alweer geleden en gelukkig behoefde
ik niet van school te verzuimen. Griep heb ik
tot heden nog nimmer gehad. Ja het thee-
dekje van de club wordt snoezig. Prettig dat
het poppenjurkje haast af is. Ik vind het
fijn. het te mogen zien als het klaar is. Dag
Anemoon.
Beste ZANGERESJE. Gelukkig dat je nu
m'n huisje weet te vinden. Van den zomer
houd ik theevisiteuur voor m'n rubriekertjes.
Stel je voor, dat ik je uitgenoodigd had en je
m'n huisje niet zou weten te vinden. Hoe
heet je vriendin? Ja je kleedje wordt snoe
zig en je vordert goed. Je moeder zal er echt
blij mede zijn. Grappig dat je tante ook steeds
dë briefjes leest. Zaterdag 's middags zie je de
IJm. Courant dus steeds vlug in. Hoe oud is
je broertje dat er graag met z'n vlieger op
uittrekt? Heb je nog meer broertjes en zusjes?
Dag Zangeresje.
Lief BRUINOOGJE. Wat heb je toch een
gezellig postpapier met grappige plaatjes er
op. Je moeder heeft gelijk. Ik ben werkzaam
bij het onderwijs en wel op de „Wilhelmina-
schooF'. De school ligt aan den Wijk aan
Zeeërweg, hoek Houtmanstraat. Heb je een
gezellig uurtje gehad 1.1- Woensdag toen je
uit de club kwam? Hoe maakt je zusje het?
Dag Bruinoogje.
Best GOUDHAARTJE Jij kon de zon niet
In het water zien schijnen. Veel menschen
ziek, jij dus ook. Hoe gaat het nu? 'k Hoop dat
.ie spoedig geheel hersteld zult zijn en je weer
op de club te zien. Beterschap hoor. Dag
Goudhaartje.
Lief REPELSTEELTJE. Zijn er momen
teel in je klas zeventien kinderen ziek? Dat is
een flink aantal. Jullie missen zeker ook wel
eenige leerkrachten? Van tijd tot tijd regeert
de griep en houdt vele menschen en kinderen
op bed. Gelukkig dat jij nog naar school kunt
gaan of ben je pas ziek geweest? Het beste
met de zieken thuis. Dag Repelsteeltje.
Best SNEEUWWITJE. Ik vind het heel
prettig dat ik het kruippakje, dat je op school
maakt, mag zien als het af is. Jammer dat het
met je grootmoeder nog lang niet naar wensch
gaat. Het beste met haar. Dag Sneeuwwitje.
Lief BLONDJE. Nog wel gefeliciteerd met
je moeders verjaardag. Wil je haar ook m'n
wenschen overbrengen? Heb je een gezelligen
dag gehad? Als het werk op school op be
paalden tijd af moet, dan maar je best doen
en zorgen dat het klaar komt. Dag Blondje.
Best RAMENLAPSTERTJE. Je hebt dus
een broer die padvinder is. 't Zal mij be
nieuwen of hij, vermomd zooals je me schreef,
spoedig door de andere padvinders gevonden
is. Je bent gelukkig slechts twee dagen ziek
geweest. Dat beteekent niet veel. Tot Woens
dag. Dag Ramenlapstertje.
Best BELLEFLEURTJE. Het is je zusje
dus best bij ons bevallen? Breng haar dan nog
maar eens een keertje mede. b.v. a.s. Woens
dag. Met werk zal ik dan op haar rekenenen.
Jammer dat je je sommen niet goed begrijpt.
Je moet nog maar eens aan je meester vragen
je ze even uit te leggen. Hij zal je dan heusch
wel helpen en zich niet met een grapje van
je af maken. Schrijf je wel eens brieven aan
je grootmoeder? Waar woont zij? Dag Belle
fleurtje.
Best KRULLEKOPJE. Dat wordt een ge
forceerd werken als je 's Woensdagsmiddags
extra op school moet komen om je handwerk
jes af te maken. Als je dus niet op de club
bent, weet ik de oorzaak. Wat heb je alzoo
onder handen? Dag Krullekopje.
Lief BERGKONINGINNETJE. Hangt je
gelukspop al op je kamertje? Ook ik hoop dat
je op school over gaat. Wanneer het club
avondje gehouden wordt? Waarschijnlijk in de
laatste week van Maart, 'k Hoop het zoo te
kunnen regelen, dat alle clubleden aanwezig
kunnen zijn. Dag Bergkoninginnetje.
Best GOUDMUILTJE. Jouw leven staat
ook al op vier pooten inplaats van op twee
beenen. 'k Wensch je beterschap toe en hoop
je weer spoedig op de club te zien. Gelukkig
dat je op bed nog lust hebt om iets te doen.
Nogmaals beterschap. Dag Goudmuiltje.
Best DOORNROOSJE. Bij je thuis zijn
gelukkig geen zieken. Dat is, geloof ik, heden
een uitzondering. Wat gezellig zeg 's Zondags
met z'n drieën te mogen wandelen. Je was ook
gelukkig zoo'n mooie veer te vinden. A.s.
Woensdag komt je zus dus weer? 'k Zal met
werk op haar rekenen. Prettige wande'ing
morgen. Dag Doornroosje.
Lief DAUWDRUPJE. Prettig dat ik je
a.s. Woensdag weer op de club zie. 'k Heb je
heusch gemist. Je mag dan vlak naast juf
frouw R. zitten, zoodat je, wanneer je niet
verder kunt, spoedig geholpen kunt worden.
Is dat even fijn? M'n groeten aan Brammie
en zeg hem dat ik het prettig vind, dat hij
altijd zoo lief met je speelt. Dag Dauwdrupje.
Lief HARLEKIJNTJE. Juist, over iets dat
niet mogelijk is, moet men niet zeuren. Men
moet trachten iets van het leven voor ande
ren en voor zich te maken. Zeuren, pessimis
tisch zijn, overal de schaduwzijde van opzoe
ken is verkeerd. Het is wel gemakkelijk, maar
men bereikt er niets mede, integendeel, het
verheft niet maar haalt omlaag. Zie ik je
Woensdag weer? Dag Harlekijntje.
Onderstaand gedichtje is gemaakt en inge
zonden door Martien G. Voet (Polly).
PIET KONIJN.
Piet Konijn, die leuke guit,
Zei tegen Pa en Ma:
„Zeg, Moe en Va, 'k ga 'r eens op uit".
Hij zegde iedereen goêndag
En liep naar Oma Snuit,
Die hem zoo erg graag mag.
Maar een jager zag den guit
En dacht: „Aha, een lekker boutje.
Dat schiet ik voor mijn vrouwtje."
Dat mag zij heerlijk braden,
Het is niet te versmaden".
Hij keek en richtte zijn geweer
Maar Piet zag 't ook en dacht:
„O wee, die schiet me neer".
Hij rende dus uit alle macht,
Maar 't jagertje dacht:
„Ik schiet je toch vast neer".
Hij trok den haan van zijn geweer
En rende tot hij haast viel neer,
Maar ach, hij zag Piet Konijn niet meer.
Gelukkig maar voor onze Piet,
Vindt jullie dat ook niet?
MARTIEN G. VOET.
IJmuiden, Leeuweriklaan 23.
GRAPJES UIT DE RECHTSZAAL
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
EEN REIS OM DE WERELD
Na duizend gevaren te hebben doorstaan was
ondank Olivier's loon.
De vorige week hebben we gezien hoe Olivier
van Noort en zijn mannen op het eiland Santa
Clara aankwamen, waar de zieken herstelden.
Na een rust van twee weken werd de reis
voortgezet en de straat Magelhaes bereikt. Het
admiraalschip „de Eendracht" stevende vooruit,
maar het schip van den vice-admiraal van Yl-
pendam bleef achter en veranderde plotseling
van koers.
Van Noort zag de manoeuvre met verbazing
en toen van Ylpendam aan het geseinde bevel te
volgen geen gehoor gaf, haalde van Noort hem
met „de Eendracht" in en gelastte hem bij den
admiraal aan boord te komen. Toen de weer
spannige ook thans nog weigerde te gehoorza
men, werd hij gevangen genomen en door den
krijgsraad veroordeeld, op het onherbergzame
Vuurland uitgezet te worden. Met een paar broo-
den en een weinig wijn werd hij op het barre
eiland achtergelaten, en men heeft nooit iets
an hem vernomen.
Wonderlijke processen en verstandige uitspraken
uit de oude doos.
De rechtszaal, waar over tschuld of onschuld
wordt beslist en waar zoo rechtvaardig en on
partijdig mogelijk straffen worden uitgedeeld, is
wel de meest ernstige plaats ter wereld. Toch is
zélfs in de rechtzaal vaak hartelijk ge
lachen omdat de gevallen, die er voorkwamen,
zoo vermakelijk waren.
Zoo'n paar aardige geschiedenissen uit de
rechtszaal ga ik je hier vertelen.
Wie had gelijk?
't Eerste verhaaltje is al heel oud. 't Gebeur
de n.l. in het oude Griekenland. Een jongeling.
Hipponax geheeten, meldde zich aan bij den
beroemden advocaat Protagoras om zich bij hem
in de kunst van het pleiten te bekwamen.
Protagoras gaf hem een heelen tijd les en
vroeg hiervoor een bepaalde som gelds, waarvan
de helft onmiddellijk moest woi-den voldaan. De
tweede helft moest Hipponax betalen, zoodra hij
zijn eerste proces zou hebben gewonnen. Eeni-
gen tijd later echter had Hipponax, die een wis
pelturig jongmensch was, geen zin meer om ad
vocaat te worden. Hij veranderde van studie en
ging bij een dokter in de leer.
Protagoras vond het, zooals je begrijpen zult,
zonde van al z'n moeite om de tweede helft van
het lesgeld zoo maar te laten schieten. Daarom
bracht hij de zaak voor de rechtbank, in Grie
kenland Areopagus geheeten. Hier hield hij een
lange redevoering tegen de rechters en zei ten
slotte spottend tot Hipponax: „Heb je alles goed
begrepen, lieve vriend? Let op dan. Als het oor
deel van de rechters mij gunstig is, moet je na
tuurlijk betalen. Als het mij echter ongunstig is,
moet je ook betalen, want 'dan heb jij je eerste
proces gewonnen." Waarop Hipponax lachend
antwoordde: „Mis, waarde heer! Als het oordeel
te mijnen gunste uitvalt, dan luidt het, dat ik
niets behoef te betalen. Valt het daarentegen on
gunstig voor me uit, dan heb ik mijn eerste pro
ces verloren en behoef dus ook niet te be
talen."
De rechters vonden dit zoo'n moeilijk geval,
dat ze verklaarden geen beslissing te kunnen ne
men. Enhoe denken jullie erover? Wie van
de twee had gelijk?
Ook in de straat Magelhaes hadden de Hol-
Iandsche schepen met tegenwind te kampen, en
het duurde twee maanden, voordat zij den uit
gang bereikten. Twee vaartuigen hadden of
lippen schipbreuk geleden en moesten achter
gelaten worden.
Aan de kust van Chili werden onze zeelieden
door Indianen vriendelijk ontvangen en op een
feestmaal onthaald, waarbij een soort maisbran-
dewijn, chincha, zeer in den smaak der Hollan
ders viel. Hun geestdrift voor dezen drank be
koelde echter eenigszins, toen zij hoorden, dat
de maiskorrels door oude vrouwen fijngekauwd
werden, om de gisting te bevorderen „Hoe ouder
de vrouwen, des te sterker de chincha!" zeiden
de kenners.
Ten Zuiden van het eiland Santa Maria maakte
de „Eendracht" een Spaansch vaartuig buit, dat
hier kruiste om de Spaansch-Chïleensche vloot
in Valparaiso te waarschuwen, indien zich
vreemde schepen in de nabijheid vertoonden. Een
andere Spaansche galjoen werd ten Zuiden van
Valparaiso gekapcrd. Nu werd het eerste schip
vrijgelaten. Het vertrok met spoed naar het
Noorden. Toen het uit het gezicht was, vertelden
de gevangen matrozen van het Spaansche gal
joen, aan van Noort, dat het vrijgegeven schip 52
kisten vol goud aan boord had. Dat was een ver
pletterend bericht voor onzen admiraal, die nu
zijn goedhartigheid verwenschte. Hij gaf di
rect bevel het Spaansche galjoen te doorzoeken,
maar er werd niets gevonden. Nu zette van
Noort onverwijld koers naar het Westen omdat
hij vernomen had, dat een groote Spaansche oor
logsvloot in aantocht was. Na een paar maanden
werden de Mariannen eilanden bereikt. Deze
eilanden worden ook de Ladronen genoemd, om
dat de bewoners brutale dieven zijn (ladrone
dief.)
Dit moest ook van Noort ervaren. De kerels
kwamen onbeschaamd aan boord en stalen alles
wat los en vast was. Daarom lichtte de admi
raal spoedig het anker en richtte den steven naar
Manilla. Hier beleefden onze helden een zonder
ling avontuur. In Manilla lag een sterk Spaansch
garnizoen. Van Noort heesch de Spaansche vlag,
waarop een paar Spaansche officieren aan boord
kwamen, om het schip te onderzoeken. Een Hol-
landsch bootsman, die goed Spaansch sprak, had
een monnikspij aangetrokken en stond hen te
woord. Hij vertelde hun, dat de bemanning be
stond uit Franschen, die van den Koning van
Spanje vergunning gekregen hadden Manilla te
bezoeken. Maar de officieren wantrouwden hem
en verlangden den brief des Konings te zien.
Groot was hun verbazing, toen van Noort hun
een papier toonde met de handteekening van
prins Maurits van Nassau. Toen had je de poppen
aan het dansen.
Twee groote Spaansche schepen enterden de
Eendracht en een groot aantal soldaten spron
gen aan boord. Op het dek van het admiraal
schip werd woedend gevochten. De Hollanders
werden voet voor voet teruggedrongen en begon
nen den moed te verliezen. Toen dreigde de ad
miraal de lont in het kruit te steken en vriend
en vijand met schip en al in de lucht te laten
vliegen.
De wanhoop gaf den Hollanders nieuwen
moed. Als tijgers wierpen zij zich op de Span
jaarden, die nu haastig het dek ontruimden.
Door een paar goed gemikte kanonschoten op
korten afstand werd een van de beide Spaan
sche galjoenen tot zinken gebracht en de andere
zwaar beschadigd. De vijandelijke soldaten en
matrozen redden zich door zwemmen naar den
wal. Nu liet van Noort alle zeilen bijzetten en
verdween weldra uit het gezicht van Manilla in
Westelijke richting. Hij werd niet achtervolgd.
Het gevecht had hem 31 man gekost, waarvan 5
gesneuveld.
Achtereenvolgens deed hij de Zuidkust van
Borneo en Cheribon op Java aan om een lading
specerijen in te nemen. Maar de handel in deze
haven was toen bijna geheel verloopen, zoodat
hij onverlichter zake weer het ruime sop koos.
Om de Kaap de Goede Hoop zeilende, zette hij
nu koers naar Holland. In de buurt der Kaap
Verdische eilanden kwam hij een Hollandsch
schip onder bevel van Jacob v. Heemskerk te
gen, op reis naar Indië en van hem kreeg van
Noort het eerste bericht van de overwinning bij
Nieuwpoort.
Nog in hetzelfde jaar bereikte „de Eendracht"
eindelijk Rotterdam. Van de 248 man, die uitge
zeild waren, keerden slechts 45 terug. De ree-
ders waren zeer ontevredenr over van Noort, om
dat hij geen schatten meebracht, en zij gaven
hem kort en bondig zijn ontslag. Dat was de
dank van deze heeren aan den trouwen, onver
schrokken zeeman, die gedurende drie lange ja
ren een zware verantwoording gedragen en zijn
leven aan duizend gevaren blootgesteld had
R. O
Een proces tegen de muizen.
Wonderlijke processen zijn door alle eeuwen
heen voorgekomen. Zoo maakte eens heel lang
geleden de geestelijkheid van het stadje Autun
bij Dyon een proces aanhangig tegen de muizen,
die veel schade aan de kerkgebouwen aan
richtten.
De rechters, die in die dagen blijkbaar wel van
een grapje hielden, benoemden nu een advocaat
tot verdediging van de muizen. Deze was een
echte grappenmaker. Hij verscheen prompt voor
de rechtbank en verklaarde in een sierlijke rede,
dat hij zijn cliënten had opgeroepen om per
soonlijk voor den rechter te verschijnen. Zij
hadden echter geweigerd, omdat het heele land
onveilig werd gemaakt door katten en honden,
die in dienst stonden bij de tegenpartij.
Indien de klagers echter bereid waren den
muizen zwart op wit te geven, dat ze ongedeerd
weer naar huis terug zouden kunnen keeren, dan
waren de muizen bereid, persoonlijk te ver
schijnen.
Daar de geestelijkheid de veiligheid der mui
zen niet kon waarborgen, vex-klaarde de rechter,
dat zij het proces verloren had want zonder
het getuigenis der muizen kon hij natuurlijk
geen oordeel vellen!
Onverbeterlijk!
Een dief te Parijs, die al heel wat vergrijpen
op zijn geweten had, was veroordeeld om als ga
leislaaf zijn leven te slijten. De omstandigheden
van den man waren echter zoo droevig en hij
smeekte zoo hartverscheurend om genade, dat
men eindelijk maar besloot, hem naar den mi
nister van justitie te zenden voor een allerlaat
ste beslissing. De minister liet den dief voor
brengen en de man viel onder snikken en tranen
voor hem neer, omklemde zijn voeten en be
loofde zoo plechtig beterschap, dat de minister
tenslotte medelijden kreeg.
„Goed," zei hij, „ik zal 't nog één keer met je
probeeren. Maar de eerste de beste keer, dat je
weer steelt, word je kort en goed opgehangen."
De man sprong verheugd op en riep: „Duizend
maal dank, mijnheer de minister! En om U te
bewijzen, dat ik werkelijk mijn leven beteren
wil, geef ik U de beide zilveren gespen, die ik
zoo juist van uw schoenen heb gestolen, terug!"
Klein geschenk.
Toen de beroemde rechtsgeleerde Montesquieu
nog president van de rechtbank te Bordeaux was,
was hij eens met een jong en niet zeer snugger
advocaat aan het redetwisten over een moeilijke
zaak.
Tenslotte verklaarde deze laatste op geest-
driftigen toon: „En toch, mijnheer de president,
ik verwed ér m'n hoofd onder, dat de zaak zich
precies zóó heeft toegedragen, als ik zooeven
uiteenzette."
Waarop Montesquieu glimlachend antwoord
de: „Lieve vriend, ik neem uw hoofd gaarne,
aan. Kleine geschenken onderhouden de vriend
schap."
DE MEERMIN VAN WESTERSCHOUWEN
Evenals de nymfen en kabouters, de feeën en
elfen, zijn ook de meermannen en meerminnen
geheimzinnige wezens uit de sagen- en legenden-
wereld. Ze worden voorgesteld met het boven
lichaam van een mensch en het onderlijf van
een visch. Ook onze Nederlandsche overlevering
bevat een aantal sagen over zeemeerminnen.
Zoo werd in oude verhalen van de visschers
van Westerschouwen in Zeeland verteld, dat ze
zoo rijk waren als de zee diep was. Daarop waren
ze geweldig trotsch geworden. Ze droegen gou
den gespen op hun schoenen en gebruikten zil
veren spijkers voor hun schepen.
Van hoovaardigheid kwamen ze vanzelf ook
tot wreedheid. Eens vingen ze in hun netten een
meermin en ze vonden dit zoo aardig, dat ze
haar ondanks haaar bidden en smeeken, niet
meer wilden vrijlaten.
De meerman zwom intusschen wanhopig om
het schip heen en hjj smeekte hen, hem zijn
vrouw terug te geven. Maar het mocht niet baten.
De wreede Schouwenaars sleepten de meermin
aan land en de meerman zag haar op de kade
sterven, want buiten het water kunnen zeemeer
minnen niet leven.
Hij werd nu zoo woedend, dat hij een handvol
zand en wier in de haven wierp en uitriep:
„Westerschouwen, 't sal je rouwen,
Dat je genomen hebt mijn vrouwe,
't Rieke Schouwen zal vergaan
Alleen de toren blijven staan.
Zooals de meerman voorspeld had, is sinds
dien dag de haven begonnen te verzanden en de
wreede visschers zijn zóó arm geworden, dat ze
als bedelaars over het eiland moesten zwerven.
Toen ik een 14 dagen geleden op een mooien
voorjaersmiddag van een wandeling huiswaart
keerde, in de hand een paar takken van den els
voorbij.
en van den hazelaar, hoorde ik een
gangster zeggen: „Wat zou die mevrouw nu'met
die doode takken moeten doen?" 't Was vast
iemand, die niet vaak buiten wandelde en als zP
't wel deed, niet keek naar al wat er groeide en
bloeide. Als ze goed naar mijn takken gekeken
had, zou ze ook niet gepraat hebben over dooie
takken". Die schijnbaar doode takken zaten vol
leven. Alle takken, zoowel die van den els al
van den hazelaar zaten vol katjes, lange han
gende en heel korte. Bovendien zaten aan dè
elzetakken nog de verdroogde vruchten van 't
vorige jaar. En als die dame een dag of wat la-
ter bij mij thuis gekomen was, zou ze verbaasd
gestaan hebben over die dooie takken. De katjes
toch waren nog grooter geworden en stonden
geheel open. Als je maar even aan de takken
raakte, stoof het stuifmeel door de lucht. Dat
deze twee boomen al zoo vroeg bloeien komt
omdat de bloemen geen honing bevatten, dus
niet door insecten bezocht worden, die tevens
het stuifmeel der meeldraden op de stampers
over te brengen. De wind moet hier voor de be-
stuiving zorgen; vandaar dat ook deze boomen
bloeien voor de bladen uitgekomen zijn. Zoowel
de els als de hazelaar hebben reeds in oude tijden
op de verbeelding van 't volk gewerkt. Van den
els heette het, dat allerlei booze geesten onder
zijn takken verblijf hielden en ook de dwaallich
ten, die de eenzame reizigers het moeras inlok-
ten. Toch wist men in dien ouden tijd. ook nog
wel wat goeds van den els te vertellen. Men be-
weerde, dat versch geplukte elzebladen een uit
stekend middel waren tegen vermoeide voeten-
men moest ze dan op de ontbloote voetzool leg
gen. Heb je wel eens opgemerkt, dat het hout en
het sap van den els min of meer rood gekleurd
is? Volgens een oude legende zou dat gekomen
zijn, doordat een wolf bij het vervolgen van
iemand, die in een elzeboom gevlucht was, den
vluchteling in het been gebeten had. Het bloed
liep langs den stam en sinds dien hebben alle
elzeboomen rood hout gekregen. Je ziet dus, dat
de els al een zeer oude boom is. Ook de hazelaar
is er een van ouden datum. In het oude Rome al
kweekte men den hazelaar en de jongens speelden
daar met de vruchten, hazelnoten dus, als jul
lie met knikkers. Ook hebben in vroeger eeuwen
de hazelnoten wel dienst gedaan als betaalmid-
del. Zoowel els als hazelaar zijn wat de grond
soort, waarop ze groeien willen, niet veel-
eischend. De els is tevreden als de grond maar
vochtig is; de hazelaar is met minder vochtige
tevreden. Merkwaardig genoeg heeft Karei de
Groote reeds proeven" laten nemen met den ha
zelaar om te zien welke grond het meest geschikt
voor hem was. Het bleek, dat hij met eiken grond
tevreden was. Ook de hazelaar speelt in 't bijge
loof van onze voorouders een groote rol. Bij d«
oude Romeinen al werd de bode der goden voor
gesteld met een hazeltak. Wie van de menschen-
kinderen een hazeltak droeg, heette beveiligd te
zij tegen onweer en tegen den beet van slangen
en wie 'n slang aanraakte met een hazeltak, zou
niet alleen niet door een slang gebeten worden,
maar de slang zou onmiddellijk doodgaan. Ook
in den tijd dat men nog algemeen aan heksen
geloofde, waren hazeltakken het midddel om aan
den invloed der heksen te ontkomen.
W. B.-Z.
Op 2 September 1938 ontving een man op
Long Island een pakje: het bevatte een barome
ter, die hij bij een firma in Londen besteld had.
Toen de man het pak had uitgepakt, werd hjj
woedend: het instrument stond op „storm" en
hoe hij er ook tegen tikte, het hielp niets.
De man schreef een boozen brief aan de Lon-
densche zaak en ging daarmede naar de bus.
Terwijl hij weg was, brak de storm los en het
huis van den man werd met barometer en al
weggeblazen!
KNAPPE HOND
door
W. B. Z.
TE LAAT.
De beroemde geneesheer dr. Virchow werd
eens bij een rijk heer geroepen, die zich in den
vinger had gesneden. Zooals je wel begrijpt, was
Virchow woedend dat men hem om zoo'n klei
nigheid had lastig gevallen. Hij riep zijn bediende
en zei: „Loop vlug naar de naastbij zijnde apo
theek en haal wat ik hier heb opgeschreven.
Maar heel vlug, want anders is het te laat!" En
hij overhandigde hem een briefje, waarop hij
geschreven had: „Een pakje Engelsche pleisters".
De patient, die vreeselijk geschrokken was door
deze woorden van den dokter, vroeg doodsbleek:
„Wat beteekent dat, waarvoor is het te laat?"
Virchow sprak daarop in vollen ernst: „Omdat
de wond dan misschien vanzelf alweer gene
zen is."
Mijn hond is zoo'n verstandig beest,
Waarvan je wal in boeken leest.
Hij kan dansen, hij kan springen,
Hij blaft mee, als ik ga zingen.
Hij kan rekenen met zijn pooten,
Hij springt over alle slooten
Hij kan met zijn staartje zwaaien,
Maar ook in de rondte draaien.
Hij zegt woef, waf voor zijn eten
Maar van links wil hij niet weten.
Hij kan doodliggen en slapen,
Hij kan hoesten ook en gapen.
Is mijn hond geen reuze beest,
Waarvan ie wel in boeken leest?