Aan allen! BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Ook deze week schrijf ik geen briefje vooraf. Beste POLLY. Je groeten in het Engelsch heb ik ontvangen en daarvoor m'n dank. Ge lukkig dat je weer op twee beenen moogt gaan en staan. Je rijmelarij zal ik plaatsen. Prettig dat je me het zoo keurig getikt doet toekomen. Je schrijft wel over leelijk weer maar Dinsdag was toch een prachtdag. Het beste hoor. Dag Polly. Lief ZONNESTRAALTJE. L.l. Dinsdag was een prachtdag. Je hebt zeker wel fijn buiten gespeeld en gewandeld? Maakt Geertje het ook nog goed? Dag Zonnestraaltje. Best CROCUS JE. Je zus heeft dus een goeden verjaardag gehad en jij mocht niet al'.een in de vreugd maar ook in de cadeaux deelen. Wat fijn een boekenkast voor z'n tweeën. Nu maar alle boeken er keurig inge- borgen en de kast stofvrij en keurig ingeruimd houden. Dag Crocusje. Best ZONDAGSKIND. Wat ben je nu gaan doen? Ziek worden? Jij moest natuurlijk weer mede doen. Heb je van mij met- je ver jaardag een kaart ontvangen of ben ik je ver geten? 'k Verstuur zoo vaak een kaart, dat ik wel eens in de war raak. Over je verjaars- cadeaux hoor ik nog wel iets. Het beste hoor. Dag Zondagskind. Lief TEEKENAARSTERTJE. M'n dank voor den langen brief. Vind je de gelukspop niet grappig? Volgende week mag je aan wat nieuws beginnen, 'k weet nog niet wat ik zal laten maken en zal er maar eens een nachtje over slapen. Prettig dat je poppenspreitje op school af is. Wie is Frieda? M'n groeten aan je moeder. Dag Teekenaarstertje. Beste BENJAMIN. Wat heb je flink ge zongen op de club. Als er gelegenheid is, mag je a.s. week nog eens zingen. Hoe vonden je ouders de gelukspop? Dag Benjamin. Beste ANEMOON. Je vraagt of ik ook griep heb? Wel neen meisje gelukkig niet. Een neusverkoudheid is nog geen griep. Het ergste leed is alweer geleden en gelukkig behoefde ik niet van school te verzuimen. Griep heb ik tot heden nog nimmer gehad. Ja het thee- dekje van de club wordt snoezig. Prettig dat het poppenjurkje haast af is. Ik vind het fijn. het te mogen zien als het klaar is. Dag Anemoon. Beste ZANGERESJE. Gelukkig dat je nu m'n huisje weet te vinden. Van den zomer houd ik theevisiteuur voor m'n rubriekertjes. Stel je voor, dat ik je uitgenoodigd had en je m'n huisje niet zou weten te vinden. Hoe heet je vriendin? Ja je kleedje wordt snoe zig en je vordert goed. Je moeder zal er echt blij mede zijn. Grappig dat je tante ook steeds dë briefjes leest. Zaterdag 's middags zie je de IJm. Courant dus steeds vlug in. Hoe oud is je broertje dat er graag met z'n vlieger op uittrekt? Heb je nog meer broertjes en zusjes? Dag Zangeresje. Lief BRUINOOGJE. Wat heb je toch een gezellig postpapier met grappige plaatjes er op. Je moeder heeft gelijk. Ik ben werkzaam bij het onderwijs en wel op de „Wilhelmina- schooF'. De school ligt aan den Wijk aan Zeeërweg, hoek Houtmanstraat. Heb je een gezellig uurtje gehad 1.1- Woensdag toen je uit de club kwam? Hoe maakt je zusje het? Dag Bruinoogje. Best GOUDHAARTJE Jij kon de zon niet In het water zien schijnen. Veel menschen ziek, jij dus ook. Hoe gaat het nu? 'k Hoop dat .ie spoedig geheel hersteld zult zijn en je weer op de club te zien. Beterschap hoor. Dag Goudhaartje. Lief REPELSTEELTJE. Zijn er momen teel in je klas zeventien kinderen ziek? Dat is een flink aantal. Jullie missen zeker ook wel eenige leerkrachten? Van tijd tot tijd regeert de griep en houdt vele menschen en kinderen op bed. Gelukkig dat jij nog naar school kunt gaan of ben je pas ziek geweest? Het beste met de zieken thuis. Dag Repelsteeltje. Best SNEEUWWITJE. Ik vind het heel prettig dat ik het kruippakje, dat je op school maakt, mag zien als het af is. Jammer dat het met je grootmoeder nog lang niet naar wensch gaat. Het beste met haar. Dag Sneeuwwitje. Lief BLONDJE. Nog wel gefeliciteerd met je moeders verjaardag. Wil je haar ook m'n wenschen overbrengen? Heb je een gezelligen dag gehad? Als het werk op school op be paalden tijd af moet, dan maar je best doen en zorgen dat het klaar komt. Dag Blondje. Best RAMENLAPSTERTJE. Je hebt dus een broer die padvinder is. 't Zal mij be nieuwen of hij, vermomd zooals je me schreef, spoedig door de andere padvinders gevonden is. Je bent gelukkig slechts twee dagen ziek geweest. Dat beteekent niet veel. Tot Woens dag. Dag Ramenlapstertje. Best BELLEFLEURTJE. Het is je zusje dus best bij ons bevallen? Breng haar dan nog maar eens een keertje mede. b.v. a.s. Woens dag. Met werk zal ik dan op haar rekenenen. Jammer dat je je sommen niet goed begrijpt. Je moet nog maar eens aan je meester vragen je ze even uit te leggen. Hij zal je dan heusch wel helpen en zich niet met een grapje van je af maken. Schrijf je wel eens brieven aan je grootmoeder? Waar woont zij? Dag Belle fleurtje. Best KRULLEKOPJE. Dat wordt een ge forceerd werken als je 's Woensdagsmiddags extra op school moet komen om je handwerk jes af te maken. Als je dus niet op de club bent, weet ik de oorzaak. Wat heb je alzoo onder handen? Dag Krullekopje. Lief BERGKONINGINNETJE. Hangt je gelukspop al op je kamertje? Ook ik hoop dat je op school over gaat. Wanneer het club avondje gehouden wordt? Waarschijnlijk in de laatste week van Maart, 'k Hoop het zoo te kunnen regelen, dat alle clubleden aanwezig kunnen zijn. Dag Bergkoninginnetje. Best GOUDMUILTJE. Jouw leven staat ook al op vier pooten inplaats van op twee beenen. 'k Wensch je beterschap toe en hoop je weer spoedig op de club te zien. Gelukkig dat je op bed nog lust hebt om iets te doen. Nogmaals beterschap. Dag Goudmuiltje. Best DOORNROOSJE. Bij je thuis zijn gelukkig geen zieken. Dat is, geloof ik, heden een uitzondering. Wat gezellig zeg 's Zondags met z'n drieën te mogen wandelen. Je was ook gelukkig zoo'n mooie veer te vinden. A.s. Woensdag komt je zus dus weer? 'k Zal met werk op haar rekenen. Prettige wande'ing morgen. Dag Doornroosje. Lief DAUWDRUPJE. Prettig dat ik je a.s. Woensdag weer op de club zie. 'k Heb je heusch gemist. Je mag dan vlak naast juf frouw R. zitten, zoodat je, wanneer je niet verder kunt, spoedig geholpen kunt worden. Is dat even fijn? M'n groeten aan Brammie en zeg hem dat ik het prettig vind, dat hij altijd zoo lief met je speelt. Dag Dauwdrupje. Lief HARLEKIJNTJE. Juist, over iets dat niet mogelijk is, moet men niet zeuren. Men moet trachten iets van het leven voor ande ren en voor zich te maken. Zeuren, pessimis tisch zijn, overal de schaduwzijde van opzoe ken is verkeerd. Het is wel gemakkelijk, maar men bereikt er niets mede, integendeel, het verheft niet maar haalt omlaag. Zie ik je Woensdag weer? Dag Harlekijntje. Onderstaand gedichtje is gemaakt en inge zonden door Martien G. Voet (Polly). PIET KONIJN. Piet Konijn, die leuke guit, Zei tegen Pa en Ma: „Zeg, Moe en Va, 'k ga 'r eens op uit". Hij zegde iedereen goêndag En liep naar Oma Snuit, Die hem zoo erg graag mag. Maar een jager zag den guit En dacht: „Aha, een lekker boutje. Dat schiet ik voor mijn vrouwtje." Dat mag zij heerlijk braden, Het is niet te versmaden". Hij keek en richtte zijn geweer Maar Piet zag 't ook en dacht: „O wee, die schiet me neer". Hij rende dus uit alle macht, Maar 't jagertje dacht: „Ik schiet je toch vast neer". Hij trok den haan van zijn geweer En rende tot hij haast viel neer, Maar ach, hij zag Piet Konijn niet meer. Gelukkig maar voor onze Piet, Vindt jullie dat ook niet? MARTIEN G. VOET. IJmuiden, Leeuweriklaan 23. GRAPJES UIT DE RECHTSZAAL Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. EEN REIS OM DE WERELD Na duizend gevaren te hebben doorstaan was ondank Olivier's loon. De vorige week hebben we gezien hoe Olivier van Noort en zijn mannen op het eiland Santa Clara aankwamen, waar de zieken herstelden. Na een rust van twee weken werd de reis voortgezet en de straat Magelhaes bereikt. Het admiraalschip „de Eendracht" stevende vooruit, maar het schip van den vice-admiraal van Yl- pendam bleef achter en veranderde plotseling van koers. Van Noort zag de manoeuvre met verbazing en toen van Ylpendam aan het geseinde bevel te volgen geen gehoor gaf, haalde van Noort hem met „de Eendracht" in en gelastte hem bij den admiraal aan boord te komen. Toen de weer spannige ook thans nog weigerde te gehoorza men, werd hij gevangen genomen en door den krijgsraad veroordeeld, op het onherbergzame Vuurland uitgezet te worden. Met een paar broo- den en een weinig wijn werd hij op het barre eiland achtergelaten, en men heeft nooit iets an hem vernomen. Wonderlijke processen en verstandige uitspraken uit de oude doos. De rechtszaal, waar over tschuld of onschuld wordt beslist en waar zoo rechtvaardig en on partijdig mogelijk straffen worden uitgedeeld, is wel de meest ernstige plaats ter wereld. Toch is zélfs in de rechtzaal vaak hartelijk ge lachen omdat de gevallen, die er voorkwamen, zoo vermakelijk waren. Zoo'n paar aardige geschiedenissen uit de rechtszaal ga ik je hier vertelen. Wie had gelijk? 't Eerste verhaaltje is al heel oud. 't Gebeur de n.l. in het oude Griekenland. Een jongeling. Hipponax geheeten, meldde zich aan bij den beroemden advocaat Protagoras om zich bij hem in de kunst van het pleiten te bekwamen. Protagoras gaf hem een heelen tijd les en vroeg hiervoor een bepaalde som gelds, waarvan de helft onmiddellijk moest woi-den voldaan. De tweede helft moest Hipponax betalen, zoodra hij zijn eerste proces zou hebben gewonnen. Eeni- gen tijd later echter had Hipponax, die een wis pelturig jongmensch was, geen zin meer om ad vocaat te worden. Hij veranderde van studie en ging bij een dokter in de leer. Protagoras vond het, zooals je begrijpen zult, zonde van al z'n moeite om de tweede helft van het lesgeld zoo maar te laten schieten. Daarom bracht hij de zaak voor de rechtbank, in Grie kenland Areopagus geheeten. Hier hield hij een lange redevoering tegen de rechters en zei ten slotte spottend tot Hipponax: „Heb je alles goed begrepen, lieve vriend? Let op dan. Als het oor deel van de rechters mij gunstig is, moet je na tuurlijk betalen. Als het mij echter ongunstig is, moet je ook betalen, want 'dan heb jij je eerste proces gewonnen." Waarop Hipponax lachend antwoordde: „Mis, waarde heer! Als het oordeel te mijnen gunste uitvalt, dan luidt het, dat ik niets behoef te betalen. Valt het daarentegen on gunstig voor me uit, dan heb ik mijn eerste pro ces verloren en behoef dus ook niet te be talen." De rechters vonden dit zoo'n moeilijk geval, dat ze verklaarden geen beslissing te kunnen ne men. Enhoe denken jullie erover? Wie van de twee had gelijk? Ook in de straat Magelhaes hadden de Hol- Iandsche schepen met tegenwind te kampen, en het duurde twee maanden, voordat zij den uit gang bereikten. Twee vaartuigen hadden of lippen schipbreuk geleden en moesten achter gelaten worden. Aan de kust van Chili werden onze zeelieden door Indianen vriendelijk ontvangen en op een feestmaal onthaald, waarbij een soort maisbran- dewijn, chincha, zeer in den smaak der Hollan ders viel. Hun geestdrift voor dezen drank be koelde echter eenigszins, toen zij hoorden, dat de maiskorrels door oude vrouwen fijngekauwd werden, om de gisting te bevorderen „Hoe ouder de vrouwen, des te sterker de chincha!" zeiden de kenners. Ten Zuiden van het eiland Santa Maria maakte de „Eendracht" een Spaansch vaartuig buit, dat hier kruiste om de Spaansch-Chïleensche vloot in Valparaiso te waarschuwen, indien zich vreemde schepen in de nabijheid vertoonden. Een andere Spaansche galjoen werd ten Zuiden van Valparaiso gekapcrd. Nu werd het eerste schip vrijgelaten. Het vertrok met spoed naar het Noorden. Toen het uit het gezicht was, vertelden de gevangen matrozen van het Spaansche gal joen, aan van Noort, dat het vrijgegeven schip 52 kisten vol goud aan boord had. Dat was een ver pletterend bericht voor onzen admiraal, die nu zijn goedhartigheid verwenschte. Hij gaf di rect bevel het Spaansche galjoen te doorzoeken, maar er werd niets gevonden. Nu zette van Noort onverwijld koers naar het Westen omdat hij vernomen had, dat een groote Spaansche oor logsvloot in aantocht was. Na een paar maanden werden de Mariannen eilanden bereikt. Deze eilanden worden ook de Ladronen genoemd, om dat de bewoners brutale dieven zijn (ladrone dief.) Dit moest ook van Noort ervaren. De kerels kwamen onbeschaamd aan boord en stalen alles wat los en vast was. Daarom lichtte de admi raal spoedig het anker en richtte den steven naar Manilla. Hier beleefden onze helden een zonder ling avontuur. In Manilla lag een sterk Spaansch garnizoen. Van Noort heesch de Spaansche vlag, waarop een paar Spaansche officieren aan boord kwamen, om het schip te onderzoeken. Een Hol- landsch bootsman, die goed Spaansch sprak, had een monnikspij aangetrokken en stond hen te woord. Hij vertelde hun, dat de bemanning be stond uit Franschen, die van den Koning van Spanje vergunning gekregen hadden Manilla te bezoeken. Maar de officieren wantrouwden hem en verlangden den brief des Konings te zien. Groot was hun verbazing, toen van Noort hun een papier toonde met de handteekening van prins Maurits van Nassau. Toen had je de poppen aan het dansen. Twee groote Spaansche schepen enterden de Eendracht en een groot aantal soldaten spron gen aan boord. Op het dek van het admiraal schip werd woedend gevochten. De Hollanders werden voet voor voet teruggedrongen en begon nen den moed te verliezen. Toen dreigde de ad miraal de lont in het kruit te steken en vriend en vijand met schip en al in de lucht te laten vliegen. De wanhoop gaf den Hollanders nieuwen moed. Als tijgers wierpen zij zich op de Span jaarden, die nu haastig het dek ontruimden. Door een paar goed gemikte kanonschoten op korten afstand werd een van de beide Spaan sche galjoenen tot zinken gebracht en de andere zwaar beschadigd. De vijandelijke soldaten en matrozen redden zich door zwemmen naar den wal. Nu liet van Noort alle zeilen bijzetten en verdween weldra uit het gezicht van Manilla in Westelijke richting. Hij werd niet achtervolgd. Het gevecht had hem 31 man gekost, waarvan 5 gesneuveld. Achtereenvolgens deed hij de Zuidkust van Borneo en Cheribon op Java aan om een lading specerijen in te nemen. Maar de handel in deze haven was toen bijna geheel verloopen, zoodat hij onverlichter zake weer het ruime sop koos. Om de Kaap de Goede Hoop zeilende, zette hij nu koers naar Holland. In de buurt der Kaap Verdische eilanden kwam hij een Hollandsch schip onder bevel van Jacob v. Heemskerk te gen, op reis naar Indië en van hem kreeg van Noort het eerste bericht van de overwinning bij Nieuwpoort. Nog in hetzelfde jaar bereikte „de Eendracht" eindelijk Rotterdam. Van de 248 man, die uitge zeild waren, keerden slechts 45 terug. De ree- ders waren zeer ontevredenr over van Noort, om dat hij geen schatten meebracht, en zij gaven hem kort en bondig zijn ontslag. Dat was de dank van deze heeren aan den trouwen, onver schrokken zeeman, die gedurende drie lange ja ren een zware verantwoording gedragen en zijn leven aan duizend gevaren blootgesteld had R. O Een proces tegen de muizen. Wonderlijke processen zijn door alle eeuwen heen voorgekomen. Zoo maakte eens heel lang geleden de geestelijkheid van het stadje Autun bij Dyon een proces aanhangig tegen de muizen, die veel schade aan de kerkgebouwen aan richtten. De rechters, die in die dagen blijkbaar wel van een grapje hielden, benoemden nu een advocaat tot verdediging van de muizen. Deze was een echte grappenmaker. Hij verscheen prompt voor de rechtbank en verklaarde in een sierlijke rede, dat hij zijn cliënten had opgeroepen om per soonlijk voor den rechter te verschijnen. Zij hadden echter geweigerd, omdat het heele land onveilig werd gemaakt door katten en honden, die in dienst stonden bij de tegenpartij. Indien de klagers echter bereid waren den muizen zwart op wit te geven, dat ze ongedeerd weer naar huis terug zouden kunnen keeren, dan waren de muizen bereid, persoonlijk te ver schijnen. Daar de geestelijkheid de veiligheid der mui zen niet kon waarborgen, vex-klaarde de rechter, dat zij het proces verloren had want zonder het getuigenis der muizen kon hij natuurlijk geen oordeel vellen! Onverbeterlijk! Een dief te Parijs, die al heel wat vergrijpen op zijn geweten had, was veroordeeld om als ga leislaaf zijn leven te slijten. De omstandigheden van den man waren echter zoo droevig en hij smeekte zoo hartverscheurend om genade, dat men eindelijk maar besloot, hem naar den mi nister van justitie te zenden voor een allerlaat ste beslissing. De minister liet den dief voor brengen en de man viel onder snikken en tranen voor hem neer, omklemde zijn voeten en be loofde zoo plechtig beterschap, dat de minister tenslotte medelijden kreeg. „Goed," zei hij, „ik zal 't nog één keer met je probeeren. Maar de eerste de beste keer, dat je weer steelt, word je kort en goed opgehangen." De man sprong verheugd op en riep: „Duizend maal dank, mijnheer de minister! En om U te bewijzen, dat ik werkelijk mijn leven beteren wil, geef ik U de beide zilveren gespen, die ik zoo juist van uw schoenen heb gestolen, terug!" Klein geschenk. Toen de beroemde rechtsgeleerde Montesquieu nog president van de rechtbank te Bordeaux was, was hij eens met een jong en niet zeer snugger advocaat aan het redetwisten over een moeilijke zaak. Tenslotte verklaarde deze laatste op geest- driftigen toon: „En toch, mijnheer de president, ik verwed ér m'n hoofd onder, dat de zaak zich precies zóó heeft toegedragen, als ik zooeven uiteenzette." Waarop Montesquieu glimlachend antwoord de: „Lieve vriend, ik neem uw hoofd gaarne, aan. Kleine geschenken onderhouden de vriend schap." DE MEERMIN VAN WESTERSCHOUWEN Evenals de nymfen en kabouters, de feeën en elfen, zijn ook de meermannen en meerminnen geheimzinnige wezens uit de sagen- en legenden- wereld. Ze worden voorgesteld met het boven lichaam van een mensch en het onderlijf van een visch. Ook onze Nederlandsche overlevering bevat een aantal sagen over zeemeerminnen. Zoo werd in oude verhalen van de visschers van Westerschouwen in Zeeland verteld, dat ze zoo rijk waren als de zee diep was. Daarop waren ze geweldig trotsch geworden. Ze droegen gou den gespen op hun schoenen en gebruikten zil veren spijkers voor hun schepen. Van hoovaardigheid kwamen ze vanzelf ook tot wreedheid. Eens vingen ze in hun netten een meermin en ze vonden dit zoo aardig, dat ze haar ondanks haaar bidden en smeeken, niet meer wilden vrijlaten. De meerman zwom intusschen wanhopig om het schip heen en hjj smeekte hen, hem zijn vrouw terug te geven. Maar het mocht niet baten. De wreede Schouwenaars sleepten de meermin aan land en de meerman zag haar op de kade sterven, want buiten het water kunnen zeemeer minnen niet leven. Hij werd nu zoo woedend, dat hij een handvol zand en wier in de haven wierp en uitriep: „Westerschouwen, 't sal je rouwen, Dat je genomen hebt mijn vrouwe, 't Rieke Schouwen zal vergaan Alleen de toren blijven staan. Zooals de meerman voorspeld had, is sinds dien dag de haven begonnen te verzanden en de wreede visschers zijn zóó arm geworden, dat ze als bedelaars over het eiland moesten zwerven. Toen ik een 14 dagen geleden op een mooien voorjaersmiddag van een wandeling huiswaart keerde, in de hand een paar takken van den els voorbij. en van den hazelaar, hoorde ik een gangster zeggen: „Wat zou die mevrouw nu'met die doode takken moeten doen?" 't Was vast iemand, die niet vaak buiten wandelde en als zP 't wel deed, niet keek naar al wat er groeide en bloeide. Als ze goed naar mijn takken gekeken had, zou ze ook niet gepraat hebben over dooie takken". Die schijnbaar doode takken zaten vol leven. Alle takken, zoowel die van den els al van den hazelaar zaten vol katjes, lange han gende en heel korte. Bovendien zaten aan dè elzetakken nog de verdroogde vruchten van 't vorige jaar. En als die dame een dag of wat la- ter bij mij thuis gekomen was, zou ze verbaasd gestaan hebben over die dooie takken. De katjes toch waren nog grooter geworden en stonden geheel open. Als je maar even aan de takken raakte, stoof het stuifmeel door de lucht. Dat deze twee boomen al zoo vroeg bloeien komt omdat de bloemen geen honing bevatten, dus niet door insecten bezocht worden, die tevens het stuifmeel der meeldraden op de stampers over te brengen. De wind moet hier voor de be- stuiving zorgen; vandaar dat ook deze boomen bloeien voor de bladen uitgekomen zijn. Zoowel de els als de hazelaar hebben reeds in oude tijden op de verbeelding van 't volk gewerkt. Van den els heette het, dat allerlei booze geesten onder zijn takken verblijf hielden en ook de dwaallich ten, die de eenzame reizigers het moeras inlok- ten. Toch wist men in dien ouden tijd. ook nog wel wat goeds van den els te vertellen. Men be- weerde, dat versch geplukte elzebladen een uit stekend middel waren tegen vermoeide voeten- men moest ze dan op de ontbloote voetzool leg gen. Heb je wel eens opgemerkt, dat het hout en het sap van den els min of meer rood gekleurd is? Volgens een oude legende zou dat gekomen zijn, doordat een wolf bij het vervolgen van iemand, die in een elzeboom gevlucht was, den vluchteling in het been gebeten had. Het bloed liep langs den stam en sinds dien hebben alle elzeboomen rood hout gekregen. Je ziet dus, dat de els al een zeer oude boom is. Ook de hazelaar is er een van ouden datum. In het oude Rome al kweekte men den hazelaar en de jongens speelden daar met de vruchten, hazelnoten dus, als jul lie met knikkers. Ook hebben in vroeger eeuwen de hazelnoten wel dienst gedaan als betaalmid- del. Zoowel els als hazelaar zijn wat de grond soort, waarop ze groeien willen, niet veel- eischend. De els is tevreden als de grond maar vochtig is; de hazelaar is met minder vochtige tevreden. Merkwaardig genoeg heeft Karei de Groote reeds proeven" laten nemen met den ha zelaar om te zien welke grond het meest geschikt voor hem was. Het bleek, dat hij met eiken grond tevreden was. Ook de hazelaar speelt in 't bijge loof van onze voorouders een groote rol. Bij d« oude Romeinen al werd de bode der goden voor gesteld met een hazeltak. Wie van de menschen- kinderen een hazeltak droeg, heette beveiligd te zij tegen onweer en tegen den beet van slangen en wie 'n slang aanraakte met een hazeltak, zou niet alleen niet door een slang gebeten worden, maar de slang zou onmiddellijk doodgaan. Ook in den tijd dat men nog algemeen aan heksen geloofde, waren hazeltakken het midddel om aan den invloed der heksen te ontkomen. W. B.-Z. Op 2 September 1938 ontving een man op Long Island een pakje: het bevatte een barome ter, die hij bij een firma in Londen besteld had. Toen de man het pak had uitgepakt, werd hjj woedend: het instrument stond op „storm" en hoe hij er ook tegen tikte, het hielp niets. De man schreef een boozen brief aan de Lon- densche zaak en ging daarmede naar de bus. Terwijl hij weg was, brak de storm los en het huis van den man werd met barometer en al weggeblazen! KNAPPE HOND door W. B. Z. TE LAAT. De beroemde geneesheer dr. Virchow werd eens bij een rijk heer geroepen, die zich in den vinger had gesneden. Zooals je wel begrijpt, was Virchow woedend dat men hem om zoo'n klei nigheid had lastig gevallen. Hij riep zijn bediende en zei: „Loop vlug naar de naastbij zijnde apo theek en haal wat ik hier heb opgeschreven. Maar heel vlug, want anders is het te laat!" En hij overhandigde hem een briefje, waarop hij geschreven had: „Een pakje Engelsche pleisters". De patient, die vreeselijk geschrokken was door deze woorden van den dokter, vroeg doodsbleek: „Wat beteekent dat, waarvoor is het te laat?" Virchow sprak daarop in vollen ernst: „Omdat de wond dan misschien vanzelf alweer gene zen is." Mijn hond is zoo'n verstandig beest, Waarvan je wal in boeken leest. Hij kan dansen, hij kan springen, Hij blaft mee, als ik ga zingen. Hij kan rekenen met zijn pooten, Hij springt over alle slooten Hij kan met zijn staartje zwaaien, Maar ook in de rondte draaien. Hij zegt woef, waf voor zijn eten Maar van links wil hij niet weten. Hij kan doodliggen en slapen, Hij kan hoesten ook en gapen. Is mijn hond geen reuze beest, Waarvan ie wel in boeken leest?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8