BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
M'n briefje vooraf blijft ook heden achter
wege.
Best ZWARTKOPJE. Wat een snoezig
postpapier heb je. Precies groot genoeg voor
een briefje aan mij. Waar ga je op zang? Je
gaat dus dit jaar naar de H.B.S. Je ouders
zijn over je rapport zeker wel te vreden? Het
is een zeer goed rapport. Flink zoo.
Dag Zwartkopje.
Beste VERONIKA. Prettig dat je vader
weer twee reisjes mocht maken. Mag ik het
gemaakte pyjamatje eens zien? Zoo'n uitje
naar Haarlem is een echt meevallertje. Wat
voor moois heb je gekocht? Voor verande
ring was je briefje dit keer met blokletters
geschreven. Gewon loopen schrift vind ik
mooier. Jij zeker ook?
Dag Veronika*
Beste KLEINE ZUS. Dit jaar zal ik je dus
's Woensdags niet nier zien. Je blijft toch
zeker wel rubriekertje? Het beste hoor.
Dag Kleine Zus.
Best TBEKENAARSTERTJEM'n dank
voor de mooie gekleurde teekening. Je rap
port vind ik tamelijk goed. De 4 voor rekenen
moet echter voor minstens een 6 het veld
ruimen. Maar dat zal je met een beetje meer
attentie bij je werk wel lukken, dat weet ik
zeker. Verras je me op je volgend rapport
met een 6 voor rekenen? Afgesproken.
Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Flink zoo. Je bent
over de geheele linie iets vooruit gegaan. Zoo
maar door gaan en probeeren de 5 en 51/? van
het tooneel te doen verdwijnen. Ben je over
gegaan of zat je reeds in de hoogste klas?
Dag Krullekopje.
Best ZANGERESJE. Ja dat wil heel wat
zeggen, elkander in een week niet zien. Wat
heb je het 's Woensdags druk. 'k Begrijp
niet hoe je nog tijd kunt vinden om.... je
weet wel te zijn. Ja, de kleintjes zingen
snoezig. As. Woensdag mogen ze waarschijn
lijk weer eens voor het voetlicht treden. Tot
kijk. Dag Zangeresje.
vind ik schitterend. De door je bedachte
Best GOUDHAARTJE. Je briefversiering
rebus kan ik niet oplossen. Is je jurk mooi
geworden? Wanneer je kleedje niet vóór de
laatsten gezamelijken clubmiddag af is, mag
je het op de theevisite bij mij thuis afmaken.
Het blijft dus ln geen geval liggen.
Dag Goudhaartje.
Lief SNEEUWWITJE. Ons sluitingsmid
dagje of avondje heeft in het laatst van
Maart plaats. Je hoort er neg wel meer van.
Ook ik ben benieuwd naar je rapportcijfers.
Schrijf je ze me in je volgend briefje? 'k
Wensch je 6 Maart een prettig dagje toe.
Best REPELSTEELTJE. M'n dank voor
de mooie briefversiering. Neen, 1.1. Dinsdag
avond heb ik niet naar den Bonten Dinsdag-
avondtrein geluisterd, 'k Had veel admini
stratief werk en geen tijd nu rustig te luiste
ren. Prettig dat de dagen zoo merkbaar lan
ger of b. g. z. dat de zon vroeger opkomt en
later óndergaat. Tot Woensdag.
Dag Repelsteeltje.
Best RAME-NLAPSTERTJE. Prettig dat
je over gaat. Nu maar weer in de nieuwe klas
goed je best doen, zoodat je over een half
jaar weer verhoogd wordt. Wat antiek klinkt
dat, overgang om het halfjaar. De meeste
scholen hebben thans jaarklassen en met
het oog op verder studeerende kinderen over
gang even vóór of vlak na de zcmervacantie.
Tot Woensdag.
Dag Ramenlapstertje.
Lief KWIKSTAARTJE. Wel hoe heb je je
werkje 1.1. Woensdag gevonden? Schattig hé
zoo'n wiegje. Je gaat thuis maar alle ledige
lucifersdoosjes sparen. Met een regenachtigen
dag kan je dan zeilbootjes, poppenwiegjes. enz.
maken. Volgende week weer een nieuw
knutselwerkje.
Dag Kwikstaartje.
Best CROCUS JE. Voor een wedstrijd in
het briefversieren door middel van zélf ge-
teekende en gekleurde motieven of voorstel
lingen voel ik wel iets. 'k Zal de tip in ge
dachten houden en na de Paaschvacantie een
wedstrijd uitschrijven. Tot zoolang dus ge
duld houden.
Dag Crocusje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Heb je nu al
een Paaschei gekregen? Dat is ook vroeg zeg.
Je zuster heeft je er echt mede verwend.
Dat komt zoo als je altijd lief bent en zoo
goed versjes kunt zingen.
Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Of we dit jaar weer
een Paaschstukje op de club gaan maken,
weet ik nog neit. In ieder geval laat ik
Paschen niet ongemerkt voor juillie pas-
seeren. Wat knap van je dat je zelf je pyjama
gemaakt hebt en met je moeder samen je
jurk naait. Je leert zoo vroeg aanpakken en
dat zal je later zeker goed van pas komen.
Veel succes met je jurk.
Dag Zondagskind.
Best BLONDJE. Prettig dat je ook over
gegaan bent. Hoe waren je rapportcijfers? Nog
ongeveer 4 maal club en dan Paaschvacantie.
Na de vacantie houd ik visite-uur. Je bent
natuurlijk ook wel eens van de partij en mag
je vriendin tevens clubvriendin mede bren
gen. Dag Blondje.
Lief ELFENKONINGINNETJEJe bent
als clublid en rubriekertje hartelijk welkom,
'k Hoop dat je graag op de clubuurtjes en
later op het visite-uur wilt blijven komen en
dat je me tevens trouw schrijft. Hoe heeft
men thuis je eerste knutselwerkje, het wiegje
gevonden? Tot Woensdag.
Dag Elfenkoninginnetje.
Best MADELIEFJE. Je hebt een heel
moed rapport. Je ouders zullen best tevreden
zijn. Wat je cijfer voor rekenen betreft be
grijp ik ook niet hoe je als eindresultaat een
7 hebt gehaald. Het beste is dat je den heer
F. er eens naar vraagt. Hij zal je wel een be
vredigend antwoord kunnen en willen geven.
Misschien is je hoofdrekenen minder .goed
geweest. Zal je ook den heer F. vragen wat
we hebben afgesproken? 'k Ben benieuwd
naar zijn antwoord.
Dag Madeliefje.
Beste BENJAMIN. Meisje 'k heb je ge
mist op de club. Je hebt dus het wiegje niet
kunnen maken. Gelukkig ben je weer op en zal
je waarschijnlijk a.s. Woensdag wel weer van
de partij zijn. Het beste met je hoor. Mijn
dank voor de teekening.
Dag Benjamin.
Beste ANEMOON. Je rapportcijfers vind
ik vrij goed. Nu maar goed je best blijven
doen. De 5e klas is en blijft altijd een moei
lijke klas omdat je daarin allerlei nieuws gaat
leeren. Ook krijg je huiswerk te maken. Als
je echter plan hebt om door te leeren, dan
maar je rug er onderzetten en hard werken
Je kunt leeren dus zal met werken er zeker
komen. Veel succes.
Dag Anemoon.
Lief BIJDEHANDJE. Meisjelief was jij
1.1. Zaterdag bijna onder een fiets geraakt?
Hoe kwam dat? Je was zeker op den rijweg
gaan loopen? Je begrijpt natuurlijk niet hoe
ik het ongeval weet. Eén van de clubleden
heeft het gezien en het mij geschreven. Voor
taan vooral voorzichtig zijn hoor.
Dag Bijdehandje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. M'n dank
voor de teekening. Het raadsel kan ik niet op
lossen. 'k Heb ook voor eerst geen tijd om
me er in te verdiepen. Waar blijven je rap
portcijfers? Schrijf je ze in je volgend briefje
eens vcor me op? 'k Ben zeer benieuwd. Tot
Woensdag of eerder als ik gelegenheid heb
om even aan te wippen. Zondag was ik weer
te Haarlem en Zaterdagavond op ver jaar
visite. Dag Boodschapstertje.
Best BERGKONINGINNETJE. Prettig
dat je op school overgegaan bent. Je zit dus
nu reeds in de 4e klas.Natuurlijk gaat je
jarige neef voor de club. Tot Woensdag.
Dag Bergkoninginnetj e
Lief GOUDMUILTJE. Je bent je dus
dapper op rolschaatsen aan het oefenen. Toch
moet je voorzichtig zijn en oppassen geen
ongelukken te maken of een ongeluk te krij
gen. Rolschaatsenrijdsters behooren niet tus
schen het snelverkeer thuis doch ook even
min tusschen de wandelaars op het trottoir.
Alleen op zeer stille wegen kan men geen
gevaar. E-en rolschaatsenbaan is echter het
meest veilig. Dag Goudmuiltje.
Beste POLLY. Wat prettig dat je weer
ongeveer hersteld bent. Nu nog wat zachter
weer en je kunt weer van de buitenwereld ge
nieten. Het jongenshoofd heb ik niet in je
teekening kunnen ontdekken. Je stukje zal
ik heden weer doen plaatsen. Het beste verder
hoor en m'n groeten aan allen thuis.
Dag Polly.
Onderstaand verhaaltje Is door Polly ge
schreven.
HET BOOTEN-AVONTUUR!
Henkie had met zijn verjaardag een speel
goed-boot gehad. Henk was er dol mee. Hij
moest er dadelijk mee in de sloot gaan varen.
Hij wond de veer op en rrrt wat liep zij lek
ker. Toen moest hij eten en daarna liep hij
weer naar den vijver. Maar 's middags kwam
er visite en dadelijk liep hij weg van 't
vijvertje en bewonderde de mooie cadeaux,
die hij van weerskanten kreeg. „O, wat mooi",
riep hij uit. En toen hij 's avonds naar bed
ging, vergat hij nog steeds dat zijn boot buiten
lag.
's Nachts slopen twee kabouters door de
stilte. ..Zeg, punthoed, wat is dat daar?" Ka
bouter Punthoed keek in de richting die ka
bouter Langhaard hem aanwees.
„Het is een boot", juichte hij op eens, en
dan: „We gaan er een tochtje mee maken!"
.Hoera", juichte ook de andere kabouter.
Ze stapten aan boord. Maar per ongeluk trok
kabouter Punthoed aan een ijzeren staafje!
En: rrrrt, daar begon de motor te draalen.
Ze voeren 'n heel eind den vijver op en mid
den-in bleven ze liggen; de veer was afge-
loopen
„Oh, wat is dat nou", zei kabouter Lang
haard en hij begon te huilen. „Doe niet zoo
mal", gromde kabouter Punthoed. Hij begon
weer aan het ijzeren staafje te rukken, maar
dat hielp natuurlijk niets. Toen kreeg hij op
eens 'n plachtig plan. Hij vormde beide han
den als 'n roeper aan zijn mond en riep teen
luid: „Kabouters, kom ons te hulp. We zitten
midden in den vijver op een boot. Help ons
toch!"
En ja hoor. Weldra hoorden zij een stem
terug roepen: „wat is er? Waarom roepen
jullie om hulp. O, wacht even. Ik zie het al.
Jullie zitten op een groote boot. Is het niet
zoo? Weet je wat ik doen zal, ik zal nog een
troep kabouters roepen en dan gooien we
een touw om jullie boot en dan trekken we
met z'n allen aan het touw en dan trekken
we zoo de boot naar den wal toe. Is dat geen
prachtig plan?" De kabouter voegde de daad
bij het woord en weinige minuten later ston
den ze met z'n allen aan het touw te trek
ken. Al dichter en dichter naderde de boot den
wal, en ja hoor, onder hevig kaboutergejuich
stapten onze vrienden af. Ze gingen naar
huis toe, waar ze van de doorgestane ver
moeienissen vlug in slaap vielen. Zco was het
dus nog goed met hen afgeloopen!
MARTEEN G. VOET. 11 jaar.
(Leeuweriklaan 23, Llmuiden-Oost
Schuilnaam Polly.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
MET Z'N ACHTEN
Meester: „Bobbie, wat is een staatsman?"
Bobbie: „Een staatsman iseen man die
alsmaar door praat."
Meester: „Mis. Ik praat ook den heelen dag
en ik ben toch geen staatsman."
Bobbie: „Nou ja, ik bedoel, een man die goed
praat!"
Vader (tot z'n zoon op de H. B. S.): „Je praat
altijd over regelmatige en onregelmatige werk
woorden. Maar wat is nu eigenlijk 't onderscheid,
Frits?"
Frits: „Bij de onregelmatige krijg ik altijd
een draai om de ooren."
W. B. Z.
Met z'n achten gaan wij uit,
Rie en ik en 't beertje,
Dan het lammetje en Suus,
Trui, 't konijn en Geertje.
O, 'k vergat de pinda-man,
Dat is ons Chineesje,
Vandaag noemen wij hem maar
Onze kleine Keesje.
Keesje moet den wagen in.
Tusschen Suus en Geertje,
Trui moet aan het voeteneind.
Samen met ons beertje.
't Lammetje houd ik dan vast.
Het heeft een mank voetje.
Het heeft ook een kale plek
Midden op zijn snoetje.
Rietje, kom wij gaan dan maar,
Allen zijn gezeten,
We rijden 't straatje op en neer,
Tot ik moet gaan eten.
DE WILDE JACHT
Wat vriend Frits in Rotterdam beleefde.
Kennen jullie m'n vriend Frits?
O, niet? Dat is jammer! Want een malle snui
ter dat dat is! Altijd heeft hij iets bijzonders te
vertellen en 't schijnt, dat alle gekke avonturen
juist op hèm afkomen! Zeker aangetrokken door
z'n vuurtorenhoofd! Je moet n.l. weten, dat Frits
een stekeligen. rechtstandig omhoogstrevenden
haardos bezit, die eigenlijk oranje is, maar die
in de wandeling gewoonlijk „vuurrood" wordt
genoemd. Verder is hij vreeselijk lang en sproe
tig, heeft onhandige armen en beenen, waar
mee hij, dwars tegen al z'n goede bedoelingen in,
geregeld alle kopjes, vaasjes en pulletjes, die in
de kamer» van oudere tantes mochten voorko
men, op den grond keilt, maat schoenen 43 en
prachtige dassen in de meest verschillende tin
ten, die niet bij z'n hoofd kleuren. Over
die schoenen en dassen van Frits ga ik overigens
niet uitweiden, want toen hem het geweldige
avontuur overkwam, dat ik je nu ga vertellen,
droeg hij noch schoen noch das.
Hoe dat zoo kwam? Wel, ik laat Frits maar
liever zelf aan het woord.
,Een groote stad is niks voor mij," zei Frits,
toen ik hem de laatste keer zag. „Rotterdam
b.v., verschrikkelijk gewoon. Daar ga ik nooit,
nee heusch nooit meer naar toe. Ik blijf in ons
veilige, rustige Durgerdammerwijkerpolder!"
„Kom nu toch, Frits! Je lijkt wel een oude, af
geleefde man, inplaats van een jongmensch van
zeventien."
„Kan wel," zei Frits, „maar naar Rotterdam
nee hoor, nooit meer! Moet je hooren. Ik logeerde
een paar weken geleden een Zaterdag en Zondag
bij m'n zuster, die te Rotterdam op kamers
woont. Of liever gezegd: op een flatje. Keurig
hoor, alles tip top in orde.
Elly was om twaalf uur vrij van kantoor, maar
moest 's middags nog een uurtje uit om bood
schappen te doen. Ze zei: „Een half uur op z'n
hoogst, dus verwachtte ik, dat ze zeker wel tot
het etensuur weg zou blijven, want zoo zijn de
meisjes.
„Frits, ik ga heel even wat lekkers halen voor
morgen. Daar is voor jou niets aan. Pas jij dus
zoo lang op Flippe?"
„Best", zei ik. Flippie is een klein mormel van
een zwarten terrier. Ik kan hem eerlijk gezegd
niet uitstaan, maar wilde toch natuurlijk wel
even op hem passen.
„Ja, want hij mag niet wegloopen," zei Elly,
,hij zou onmiddellijk overreden worden."
„Best," zei ik, „ga jij maar."
Elly trok de deur in 't slot en ik dacht, ziezoo
even een kalm uurtje. Ik sloot me dus op in de
badkamer, liet het bad volloopen, kleedde me uit
wou juist een heerlijk bad nemen, toen
er gebeld werd. Hè, dat was vervelend! Ik sloeg
vlug een badmantel van Elly om een lila ge
streepte! schoot in m'n sloffen en holde trap
af. 't Was de post, die me een pakje overhandigde
dat ik, half wegschuilend achter de deur, van
hem aanpakte. En toenop 't zelfde moment
schoot er iets kleins en zwarts langs me heen
Flippie was de halve trap tegelijk afgehold vloog
de open buitendeur uit en de straat op!
Een moment stond ik sprakeloos. Dan bedacht
ik, dat er iets gedaan moest worden, 't Hondje
alleen op straat laten, was eenvoudig onmogelijk!
Terwijl ik dit dacht, had ik de deur al achter me
dichtgeslagen en was de straat opgesneld. De
postbode keek me met open mond na, maar ik
stoorde me aan niemand. Ademloos holde ik voort
en kijk.nog juist zag ik het stompe staartje
van Flippie om een hoek van de straat verdwij
nen. Met den badmantel dicht om me heen ge
trokken, telkens in m'n haast struikelend over
de losgegane ceintuur, nam ik hollend den hoek
en.... botste onzacht tegen een dame aan, die
me een oogenblik ontzet aankeek en dan begon
te gillen: „Help, help, een ontsnapte gevangene!"
De lila strepen hadden 't hem zeker gedaan!
Nou, ik had geen tijd om naar verdere liefelijke
opmerkingen te luisteren. Ik holde voort en
juist toen ik bij een druk punt was aangekomen
zag ik, hoe Flippie zich in beweging zette om,
met totale negatie van stopteekens, over te ste
ken. Een auto week remmenknarsend voor hem
uit, een fietser vluchtte het trottoir op, maar ver
der gebeurde er niets. Doodkalm ging Flippie
aan den overkant een paaltje staan besnuffelen.
Ik popelde om hem na te hollen, temeer, om
dat zich intusschen een heel oploopje om me
heen had gevormd. „Hij heeft den zomer in 't
hoofd," zei de een. „Hij is gek geworden," con
stateerde een ander, die met een bedenkelijk ge
zicht tegen zijn voorhoofd tikte.
Ik luisterde niet eens, maar zoodra de weg vrij
was, holde ik met groote sprongen, zoo snel als
m'n enorme pantoffels het toelieten, weg, ach
ter Flippie aan.
't Hondje stond nog altijd bij het paaltje. Ik
sloop op m'n teenen nadei'bij, bukte, strekte mijn
hand uit en greep hem in zijn nekvel. Dan
klemde ik hem stijf tegen me aan, en holde
want ik zag juist een agent op me afkomen
naar de naastbijzijnde taxistandplaats.
„Taxi! taxi!"
Gelukkig was de chauffeur een min of meer
avontuurlijk aangelegd man. Hij lachte alleen
maar, gaf gas, envijf minuten later stond ik
voor Elly's huisdeur.
Ik wachtte op de trap, tot mijn zuster thuis
kwam."
„En was Elly niet ontzaggelijk dankbaar, dat
je haar hondje zoo goed had beschermd?"
„Dat is het nu juist! Ze zei alleen maar: „O,
wat een schatje, wat een snoesje! Hij kan ge
woonweg niet laten z'n vrouwtje na te loopen!"
Nee, zóó'n ondankbaarheid! Je begrijpt, dat ik
nooit, nee nooit meer naar Rotterdam ga," be
sloot Frits.
BLUF OVERWINT!
Een Engelschman en een Amerikaan praatten
eens samen over de edele zwemkunst, waarin
beiden het, tenminste volgens hun eigen zeggen
geweldig ver gebracht hadden.
Vooral de Amerikaan zat enorm op te schep
pen. Alle bewoners, van de Nieuwe Wereld in 't
algemeen en hij in 't bijzonder konden schitte
rende duikproeven afleggen, minutenlang onder
water blijven zonder het benauwd te krijgen,
enz. enz.
Eindelijk begon dit den Engelschman te ver
velen en hij daagde den opschepper uit tot een
duikwedstrijd. Den volgenden morgen om acht
uur zouden beiden bij het kanaal komen om
proeven van hun duikersbekwaamheid af te leg
gen. De Amerikaan was precies op den afgespro
ken tijd bij het kanaal en wat zag hij? Daar
kwam juist de Engelschman aan, bepakt en be
zakt. In zijn eene hand had hij 'n groot pak boe
ken, aan een riem gebonden, in de andere een
flinke koffer.
Heel verbluft vroeg ie Amerikaan hem, wat
dit te beteekenen had, maar zijn tegenstander
zei kalmpjes: „O, ik ben van plan minstens een
uur of negen op den bodem van het kanaal te
blijven en dus heb ik maar wat etenswaar en
lectuur meegenomen!"
De Amerikaan schrok hiervan zóó ontzettend,
dat hij ijlings de beenen nam, zoodat de wed
strijd niet kon doorgaan.
Onderwijzeres: „Maar Kees, hoe is dat nu mo
gelijk? Je opstel over den hond is woordelijk 't
zelfde als dat van Willem!"
Kees: ,,'t Is ook dezelfde hond, juffrouw."
'T WORDT LENTE
door W. B.—Z.
De wilgenboom krijgt loten,
Ze zijn nog wel heel klein,
Het zijn net groene lintjes.
Maar ze zijn wonderfijn.
Er bloeien anemoontjes
Op onze groote wei
En honderd musschen tjilpen.
Ze zijn zoo blij, zoo blij.
'k Ga met mijn pop naar buiten
Het is heusch lenteweer,
'k Haal morgen van den zolder
Mijn poppenwagen weer.
EMtil NiATI
Slaap lekker op mijn schoot maar
Mijn lief klein poppekind,
Zoo voel je heusch geen koude,
Zoo voel je heusch geen wind.
't Wordt Lente, hè, 'k ga zingen
Een heel mooi lentelied.
Van Zonneschijn en vogels
Van bloemen tusschen 't riet.
INDERTIJD heb ik eens in een „Wist je dat?"
in onze krant geschreven, dat een Lap of
Laplander een tocht ondernam om 3000
rendieren te brengen door de ijsvlakten
van Canada naar de Eskimo's, die daar aan de
kusten van Canada rondzwerven en gebrek le
den, omdat het wild daar door allerlei oorzaken
sterk verminderd was. Welnu, deze tocht is tot
een goed einde gebracht, maar de ondernemer
had gerekend den tocht te kunnen volbrengen in
8 maanden en hij heeft er 5'/2 jaar over gedaan.
Met 3000 rendieren ging hij op weg, en na den
8000 kilometer langen tocht bereikten slechts
300 van deze dieren het eindpunt. Toch kwam
hij met bijna 2400 exemplaren aan, doordat er
in die 5V® jaar heel wat jonge rendieren geboren
waren. Als jullie op school Aardx-ijkskunde van
Noorwegen of Zweden hebben, vertelt Mijnheer
natuurlijk ook over de rendieren, zonder welke
de bewoners dezer koude streken niet kunnen
leven; want het rendier is niet alleen last- en
trekdier, maar het is tevens de leverancier van
melk, vleesch, vet, kleeding en allerlei huishou
delijke benoodigdheden. Wat de melkleverantie
betreft, moeten wie er geen al te groot idee van
hebben, want gemiddeld geeft een rendier maar
1/4 liter melk per keer. Dit lijkt wel niet de
moeite waard, maar doordat de kudde heel vaak
duizenden exemplaren telt, valt de totale melk-
opbrengst nog wel mee en loont het de moeite
om hier boter en kaas van te bereiden. Men is
wel eens bang geweest dat de bewoners van dit
hooge Noorden de Lappen binnen betrekkelijk
korten tijd zouden uitgestorven zijn. Men schat
thans hun aantal nog op ongeveer 20.000. Bijna
de helft hiervan woont in Noorwegen, de rest
woont in Zweden, Finland en op 't schiereiland
Kola in Rusland. Voor 't grootste deel zwerven
deze Lappen het heele jaar met hun kudden ren
dieren in deze Noordelijke gebieden van Europa
rond; zetten dan hier, dan daar hun tenten neer.
Men heeft wel eens geprobeerd deze menschen
van him nomadenleven af te brengen en ze te
gewennen aan vaste woonplaatsen. Men is daar
van teruggekomen, want men kwam tot de ont
dekking dat, zoodra deze Lappen hun zwervers
leven opgaven, ook hun weerstand verminderde.
Ze waren niet alleen niet zoo goed meer tegen
de koude bestand, maar bleken ook vatbaar ge
worden voor allerlei ziekten, die vroeger bij hen
onbekend waren zooals o.a. de tuberculose. En
nu denken jullie zeker wat zullen die Lappen-
kinderen dom blijven, als ze maar steeds met va
der en moeder met die rendierkudden heen en
weer trekken, hè? Maar dat is toch niet zoo. Die
Lappenkinderen moeten ook naar school- en wel
in zoogenaamde meetrekkende Lappenschooltjes.
Als een van jullie eens een vacantie-x-eisje naar
dat hooge Noorden doet en het wordt tegen
woordig hoe langer hoe meer door toeristen be
zocht, dan zal hij ervaren dat die Lappen een
zeer gastvrij volkje zijn. Waar zal het je tegen
woordig ovex-komen, dat er dadelijk de tafel
voor je gedekt wordt en je je te goed kun doen
aan hun roggebrood (zuur) en gedroogd ren-
diervleesch of rauwe visch? Zelfs nachtverblijf
wordt je dadelijk aangeboden, wel is waar niet
zoo geriefelijk als in een hotel in de minder
afgelegen streken zijn die er ook want hij
bied je een plaatsje aan in zijn tent, waarin het
door de vele bewoners, voor ons moderne men
schen reuzebenauwd is. Merkwaardig genoeg
komen twisten onder hen zoo goed als niet voor.
Waarvoor zouden ze ook ruzie maken. Er is grond
en voedsel in overvloed. Door de radio nemen
ook zij kennis van al wat er in de wereld gebeurt.
Ook de gramofoon en de naaimachine zijn geen
onbekende instrumenten voor hen.
B.-Zc