MINISTER VAN DIJK TE DEN HELDER. CONTRABANDE Van de Dambrug in den Leidschei weg te Utrecht, die wordt afgebroken, stortte Woensdag de bascule omlaag, waarbij een der drijvende bokken getroffen werd en de zich daarop bevindende vrouw werd gewond De minister van Defensie, dr. J. J. C. van Dijk, bracht Woensdag een be zoek aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord, waar hij de adelborsten inspecteerde, die voor hem defileerden De dierencollectie van wijlen den heer Blauw te Den Haag is op het Nationaal Dierenpark te Wassenaar aangekomen. Een Zuid Amerikaansche hoender-koet, welke deel uitmaakt van het gezel schap Graaf Von Welczeck, de Duitsche ambassadeur te Parijs, bij zijn vertrek uit de Fransche hoofdstad naar Berlijn, waarheen hij door de regeering van zijn land ontboden werd in verband met de jongste internationale ge beurtenissen De boomen op het Lucas Bolwerk te Utrecht, waar de nieuwe schouwburg zal verrijzen, worden omgehakt De Gouverneur Generaal heeft in de residentie Banjoemas de Serajoe-bevloeiïngswerken officieel geopend, waarvan de kosten meer dan anderhalf millioen gulden bedragen. De aankomst van den G.G., eerbiedig ontvangen door een eerewacht De heer en mevr. Lebrun in een statierijtuig op weg naar de Guildhall te Londen, waar de Fransche president en zijn echtgenoote Woensdag door den Lord Mayor ontvangen werden FEUILLETON Uit het Engeisch van HEADON HILL. (Nadruk verboden) 15) Naar Londen? herhaalde Mr. Mapleton, terwijl zijn blik weer afdwaalde naar zijn schatten. Wat een geluksvogel! Misschien ga ik zelf ook wel gauw naar Londen, want ik heb iets gevonden, dat een plaats in het Britsch museum waard is. Wel te rusten, juf frouw Calloway. Ik zal klaar zijn als het ont bijt klaar is. Toen zijn hospita verdwenen was,, streek Mapleton de fossielen weer in de leeren tasch, met een ruwe onverschilligheid, welke aller minst in overeenstemming was met zijn be wondering van zooeven. Hij blies de lamp uit, stak zijn kaars aan en ging met veel lawaai de trap op, terwijl hij gewoonlijk bijna geluid loos liep. Vijf minuten later blies hij zijn kaars uit, ofschoon hij in 't geheel geen aanstalten had gemaakt om zich uit te kleeden en naar bed te gaan. Geheel gekleed zat hij op den rand van zijn bed en wachtte in het donker, tot hij juffrouw Calloway en haar dochter naar boven hoorde komen en langs zijn kamer naar hun eigen kamertjes aan den achterkant van het huis gaan. Er waren vier slaapkamers boven, twee aan den voorkant van het huis en twee aan de achterzijde, boven de keuken en bijkeuken. Om in deze beide laatste ver trekjes te komen, moest men langs het ka mertje van Mapleton, dan een paar trapjes naar beneden en een korte gang door. Maar zelfs het naar bed gaan van de beide vrouwen was nog geen reden voor Mapleton om dat voorbeeld te volgen. Integendeel, hij stond op en ging op zijn teenen naar de deur: Na eenigen tijd ingespannen geluisterd te hebben, deed hij voorzichtig de deur open en luisterde nog aandachtiger. Gerustgesteld door de afwezigheid van alle geluid, ging hij terug naar zijn bed en wachtte weer, steeds maar in het donker. Drie kwartier bleef hij zoo bewegingloos zitten; toen stond hij nogmaals op en trad opnieuw naar de deur. Maar dezen keer kwam hij niet terug, doch sloop behoedzaam de trap af. Het scheen zijn bedoeling niet te zijn, dat geheel geluidloos te doen, want halverwege stapte hij op de losse trede, waarvan hij door zijn langdurig verblijf in het huisje, het bestaan zonder twij fel kende. Het zou heel gemakkelijk zijn ge weest, deze te vermijden, door er eenvoudig overheen te stappen, maar Mapleton zette er resoluut zijn voet op, zoodat een vrij luid ge kraak de nachtelijke stilte verbrak. Het ge luid zou zeker gehoord zijn door iemand die wakker lag, maar het was niet luid genoeg om een slapende te wekken. De rest van de treden ging de fossielenzoe ker weer bijna geluidloos af en na een paar seconden verdween hij door de voordeur. In- plaats van het korte pad te nemen, dat recht naar de vallei voerde, sloeg hij zijwaarts af, juist zooals Hector hem had zien doen en zich zoo dicht mogelijk langs den muur van het huisje voortbewegend, kwam hij aan den moestuin. Op ongeveer vijftig meter van het huisje stond een groep lage vlierboomen. Het groepje was te klein om den naam van boschje te verdienen, maar het was toch groot genoeg om een ongebruikten en bouwvalligen stee- nen koestal te verbergen. Het grootste gedeelte van het dak was ingestort en de muren weken gevaarlijk uit. Dit ongastvrij-uitziende ge bouwtje bleek Mapleton's doel. Om redenen, die alleen hemzelf bekend waren, verkoos hij het boven Martha Calloway's zacht veeren bed. Bij het gebouwtje bleef hij staan en keek aandachtig naar Martha's huisje. Er was geen maan, maar bij het licht van de sterren waren de dichtbij zijn de dingen te onderscheiden. Het kiezelpad door den moestuin was vrij dui delijk zichtbaar en Mapleton kon een men- schelijke gedaante waarnemen, die zich voort bewoog in de richting van het schuurtje. Hij wachtte tot hij duidelijk kon zien, dat het de gestalte van een vrouw was, die een shawl over haar hoofd load geslagen en toen ging hij meesmuilend het gebouwtje binnen en verdween in de duisternis. Vermist. Bij de keeten op de rots stond John Budge en liet zijn critischen blik gaan over een van de geweldige vrachtauto's, die opgeladen stond, schijnbaar met marmerblokken. Sedert het ongeluk van onlangs, werd verdubbelde zorg besteed aan het laden en geen enkele auto mocht het terrein verlaten, voordat deze door den opzichter was geïnspecteerd. In orde, Dick, zeide Budge eindelijk tegen den bestuurder, die reeds met zijn hand aan het sturrad zat. Maar de man aarzelde. Voor we weggaan, mijnheer, wendde hij zich tot den opzichter zou ik u wel iets willen vertellen. Zelfs al zou u me uitlachen, voegde hij er zenuwachtig aan toe. Zeur niet en kom er mee voor den dag, zei Budge ruw. Ik was in schacht no. 4 om deze lading klaar te maken, zei de man, die Cooper heette, en ik zou durven zweren, dat ik daar een vrouw hoorde gillen, 't Was even voor eenen. net toen ik klaar was en wegging. Onzin, je hebt staan droomen. Hoe kan er nu een vrouw in een van de schachten komen? snauwde de opzichter. Dat heb ik zelf ook gedacht, stemde Cooper toe, maar het geluid, al klonk het gedempt, was positief dat van een vrouw en kwam niet ver weg. Als het werkelijk een vrouw was, dan moet ze aan het strand zijn geweest of in een boot en het geluid moet door de opening in de rots zijn gekomen, zei Budge. maar het is veel waarschijnlijker, dat het een zeemeeuw is geweest. Die kunnen soms zoo akelig schreeuwen, misschien is er storm op til. In ieder geval kan ze onmogelijk in een van de schachten zijn geweest. En nu, maak dat je wegkomt! De opzichter keek het voertuig na, terwijl het door de poort wegreed en toen het uit het gezicht verdwenen was sloot hij de zware deuren. Het was een prachtige zomermorgen, de zon straalde aan een wolkenloozen hemel en de blauwe zee glinsterde, zacht bewogen door een koeltje. Op zijn horloge kijkend, zag hij dat het zeven uur was. Martha's theewater zal wel aan de kook zijn, mompelde hij. Ik kon best even naar haar toegaan en zien een lekker bakje thee machtig te worden. Budge, schoon niet zoo heel jong meer, was nog vrijgezel. Sedert zijn aanstelling als op zichter van de groeven, had hij in een van de keeten geleefd en met een ijzeren hand de tucht gehandhaafd onder de andere man nen. Maar vóór de herleving van de „marmer industrie" was hij jachtopziener geweest op de Abby, evenals zijn vader het eens bij den ouden Lord Purbeck geweest was. Trouw aan de familie Purbeck was hem van jongsaf aan bijgebracht en hij genoot het volle vertrouwen van zijn meester. Een ander misschien iets minder diep gevoel in z'n harde, schuwe na tuur, was zijn bewondering voor Martha Callo way. Ze waren samen opgegroeid in het kleine dorp achter de Abby en ofschoon hij in vroe ger jaren het veld had moeten ruimen voor een beminlijker mededinger, zonder ooit veel van zijn gevoel te hebben laten blijken, was hij haar in zijn hart trouw gebleven. En nu had de heropening van de groeven hem in nauwer contact met de knappe weduwe gebracht, van wie hij altijd had gehouden en die misschien zijn vrouw zou zijn geworden, als hij een beetje doortastender was geweest op het psycholo gische moment. Zijn nieuwe betrekking had hem genood zaakt zijn huisje te verlaten en in de keeten op de rots, vlak achter Martha's huisje te gaan wonen. Eerst hadden ze elkaar toevallig ont moet, iater waren die ontmoetingen regel ge worden. Een kopje thee vroeg in den morgen, tegen den tijd van het ontbijt, was zoo lang zamerhand een gewoonte geworden. Een ver dere band tusschen hen vormde het feit. dat zoowel Martha als haai dochter Bessie het geheim van de werkzaamheden in de groeve kenden. Martha, de weduwe van den tuinman van de Abby, was even verknocht aan de familie Purbeck als John Budge zelf en Bessie zou voor Lady Madge door het vuur zijn ge gaan. Om deze redenen had Lord Purbeck het verstandiger geoordeeld, om. teneinde gissin gen en praatjes te voorkomen, hun de waar heid te vertellen. Het was dus geen ongewoon verschijnsel, dat Budge het pad over de rots insloeg naar de achterdeur van Martha's huisje. Toen hij over het kleine paadje liep, zag hij met voldoening een blauwe rookwolk uit den schoorsteen op stijgen en hij wist, dat hij niet lang meer op een warmen dronk zou behoeven te wachten. Martha en Bessie waren 's morgens altijd al vroeg in de weer. Hij was er bijna zeker van, dat hij Martha in de keuken zou vinden bezig met het ontbijt voor haar huurders en Bessie in de kamers aan het stoffen zou zijn. Toen hij echter dicht bij het huisje was, voorbij de vlierstruiken, bemerkte hij, dattde dingen dien morgen anders waren dan ge woonlijk. Martha stond bij de achterdeur, haar hand boven haar oogen voor het scherpe zonlicht en riep Bessie, terwijl ze naar de rotshelling tuurde. Zoodra ze Budge zag, kwam ze haastig op hem toe. Goedenmorgen John. heb jij Bessie ook ergens gezien? Waar kan dat kind toch zit ten? Ik dacht, dat ze bezig was met tafeldes- ken in de kamer van meneer Mapleton. maar toen ik haar een kop thee ging brengen, was ze nergens te vinden! Misschien heeft ze zich verslapen, meende Budge en is ze nog niet op. Ik heb in haar kamertje gekeken, toen ik naar beneden kwam, maar ze was er niet. Was ze wel naar bed geweest? was de nuchtere vraag. (Wordt vervolgd,)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10