De Vrouw Skiën in Zuid-Afrika V fcnAmerikaansch probleem: Litteraire Kantteekeningen. fUfHtifhsfnusewH (Van onzen correspondent te New-York.) E vrouw is een probleem. Reeds voor 1 Adam is zij dat geweest. Zij is het I ook voor den hedendaagschenAdam in onverminderde mate. Zoo philoso- hiv,. wn deze brief niet zijn. Liever staat '"„"respondent ten aanzien van de proble- U atiek door de vrouw, haars ondanks, in het aeroepen met beide, voeten op den be- 'v"n grond. Dat is veiliger, maar gemakke- ■vér is bet zeker niet. Schertsend of wijsgee- "v mae de schrijver zich wei eens vlinder- h iv van de bloem der waarheid verwijde- en er speelsch, wat omheen dartelen.Doch „den béeanen grond der feiten wordt zijn naeliike speelschheid door den ijzeren keten 2n wat is in bedwang gehouden np vrouw schept vele Amerikaansche pro- hiPfflen- vele feitelijke problemen. Zij is de Se inkoopster, de groote grillige onbeken- ffnaar wier gunsten producenten en re- riame-makers dingen. Haar smaak, meer nog rfan in andere landen, is beslissend voor het Sïres van de meeste geproduceerde artike len en dus- voor het bestaan van millioenen werkgevers en -nemers. Daarover schrijf ik n» niet al hebben wij hier te doen met de Sw als „economisch verschijnsel", waar- nïpr ik het wel wü hebben. In dezen zin ech ter- de vrouw als werkneemster, als concur- en't van den man. Als zoodanig is zij ook een Furoneesch verschijnsel, doch al baart zij minister Romme moeilijkheden, die zijn ge ring in vergelijk tot wat hij hier in Amerika te beredderen zou krijgen, gesteld dat die Sak hem opgedragen zou worden. Hier is het een louter practisch probleem en nog geen vraagstuk of onderwerp van prac tice politiek. Iedere man heeft er den mond van vol uit alle gezichtshoeken, waaruit ge vet Amerikaansche sociale leven gadeslaat, reft het onmiddellijk, in het geheel zijn reus- flchtpe grootte en zwaarte, het oog. Doch niemand heeft zich nog aan een practische Sing gewaagd. Er zijn hier 10.000.000 werklooze mannen. Hoeveel vrouwen hier 7elve den kost verdienen.zelfs aan een schatting zou ik mij niet durven te wagen. Maar dat het vele millioenen zijn staat vast. Da1 bii die vele millioenen ook millioenen ge huwde vrouwen zijn, is eveneens zeker. Zelfs in relatieve cijfers moet het percentage der gehuwde werkende vrouwen hier veel hooger lijn dan in Europa. En zonder dat ik een standpunt wensch in te nemen in den ideolo- eischen en practischen strijd die over dit onder werp in Nederland en elders heerscht, mag dit eene feit wel worden geconstateerd: de vrcuw-als-kostwinner schept in Amerika een geweldig, sociaal en ethisch probleem. ipTHISCH gezien is het niet te ontkennen, Ju dat dit probleem zijn goede zijden heeft. Men kan bijvoorbeeld zeggen, dat, mede hier door, New-York geen prostitutie kent. Wel licht' zijn er uitzonderingen op den regel, doch het kan met alle beslistheid worden gezegd: wie in de overdrukke straten van de New- Yorksche vermaaks-eentra loopt, ontmoet niet één prostituée. Voor een groote stad is dit een hoogst uitzonderlijk verschijnsel. Om be grijpelijke redenen kan hier nu niet dieper in worden getreden. Er is evenmin sprake van dat een vrouw zich door een vreemde op straat laat aanspreken, of met hem meegaat naar dansgelegenheid, bioscoop of restaurant. Voor een gedeelte mogen de drastische politie-ver- ordeningen, die op dit punt bestaan, daar van de reden zijn, doch deze gelden grooten- deels voor het mannelijke gedeelte der be volking. En bovendien: deze politie-verorde- ningen komen voort uit den aard, de gesteld heid den wensch der bevolking: geen vrouw of meisje wenscht te worden aangesproken. Dat zulke verschijnselen, die in New-York dus niet bestaan, altijd en overal grootendeels voortkomen uit financieel- en sociaal-on- pnstige omstandigheden, staat vast. En dat hier het feit, dat de vrouw werkt en haar kost verdient, dat zij zich uit eigen ar beid de pleziertjes van rooken, gebakjes, bios coop of restaurant kan verschaffen, er de re den van is dat uitwassen die bij iedere ande re wereldstad als het ware behooren, in New- York niet bestaan, moet een krachtig argu ment voor de vrouw als kostwinster zijn. Maar in deze wereld, waar iedere medaille twee kanten heeft en waar iedere straal van de zon ook schaduw verwekt, staat daar dit nadeel tegenover: dat de vrouw den man tot werk loosheid brengt. Haars ondanks. Doch niette min. Een nadeel dat in vroegere tijden niet bestond, doch dat nu in geweldige gedaante is opgedoemd. En dat vele mannen verbitterd heeft. Zelfs in die mate, dat men de vrouw als zijns gelijke is gaan zien. Dat men jegens haar niet altijd die égards in acht neemt, die men jegens het „teedere mysterie" in acht pleegt te nemen. De Amerikaan is over het algemeen zeer beleefd. Geen Amerikaan, van welken rang of stand ook, die in de lift van een hotel niet zijn hoed zal afnemen, wan neer zich ook een dame in de lift bevindt. Maar In de groote kantoorgebouwen doet de Amerikaan dat niet. En toen ik naar de reden van dit onderscheid vroeg was steeds het antwoord: „Hier zijn wij de minderen van de vrouwen, zij regeeren ons, zij zijn ons de baas en wanneer zij ons niet de baas zijn, dan zijn zij op z'n minst onze gelijken, zeker geen zwakkeren, jegens wie men bepaalde hoffe lijkheden of plichtplegingen in acht behoeft te nemen". De Amerikaansche werkende vrouw doet ook zelve alle moeite zich aan den ■nan „gelijk te schakelen". Wat den vreemde ling hier op straat het eerst moet opvallen is, dat hij er cigaretten-rookende vrouwen tegen komt. Dat is een doodgewoon verschijnsel. En hoe onbelangwekkend, oppervlakkig be schouwd, wellicht ook: een symptoom. Symp toom van een strijd die nu nog onder de op pervlakte gestreden wordt. Maar die, wan neer de economische omstandigheden niet veel verbeteren en het werkloosheidscijfer niet in belangrijke mate daalt, openlijk en in de politieke arena zal worden uitgevochten. De strijd om het z.g. „Equal Rights Amendment" is daarvan nog slechts een zeer gering symptoompje. H rf 1SriWe* aar<3ig maar vooral niet meer «J* ?at> om eens enkele meeningen van meKeungc werkende vrouwen aan te halen, Tpw,anlwoorden die het dagblad „New-York g am °P zijn desbetreffende vraag heeft f Een secretaresse antwoordde: „Wij zijn niet zwakker dan de mannen. Wij evenaren hen in gezondheidstoestand, in het nemen van initia tief in het opperen en uitwerken van nieuwe ideeën. Wij zijn absoluut gelijk." Een juffrouw uit een boekhandel: „Ik geloof dat de vrouw altijd speciale wettelijke be scherming noodig heeft, omdat wij lichamelijk de minderen zijn". Een statistisch ambtenares: „Wat wij noodig hebben is beschermende wetten voor het ge- heele volk, niet voor een sexe". Een manicure: „In een land waar zoovele vrouwen zichzelve en haar kinderen in stand houden en haar man trachten bij te staan en te ondersteunen is gelijkheid der sexen in ieder opzicht het minste wat wij moeten heb ben". Een stenografe: „Wij houden ons zelf in stand en maken onzen eigen weg door het le ven. precies zoo als de mannen". Een juffrouw van de hotel-receptie: „Ik wensch geen enkel onderscheid, ik ben voor gelijk werk tegen gelijke betaling." Dit zijn slechts enkele vrouwenstemmen. Zij hebben slechts de waarde die de stem van de enkeling kan hebben. Maar zij zijn wel typeerend voor de toestanden die op dit gebied in de Vereenigde Staten heerschen. Het probleem van de werkende vrouw is hier zoo groot en zoo moeilijk omdat „de werkende vrouw" hier niet zoo betrekkelijk uitzonder lijk is als toch nog in Europa en omdat zij hier veel langer bestaat dan ten onzent. En „de werkende vrouw" als fenomeen schept hier vele problemen. Economisch in de eerste plaats. Maar „ideëel" wanneer dat zoo genoemd mag worden ook. Het geheele sociale, huiselijke en huwelijksleven wordt er door bepaald. Het uiterlijke leven van een stad als New-York ook. De vrouw elegant en goed gekleed, op straat met een cigaret in den mond is meer dan een uiterlijk verschijnsel. Mr. E. ELIAS. WEEK-ABONNEMENTEN dienen uiterlijk Woensdags avonds betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE. De hindernis is met succes genomen en de jockey omhelst zijn paard ervoor, maar niet geheel vrijwillig en het zandruiterschap zal hij niet ontkomen. Ruiten bij Joorlsche ingezetenen vernield. ZUTFEN, 22 Maart. Voor den politierechter te Zutfen, mr. A. H. van der Giesen, had zich vanmorgen een 18-jarige jongeman uit Winters wijk te verantwoorden, die in den nacht van 28 Februari op 1 Maart aldaar een ruit heeft inge gooid bij Joodsche ingezetenen. De jongeman, die klompenmaker is van be roep, beriep zich er vanmorgen op, dat hij N. S.B.'er is en daarom anti-semiet, zoodat hij zich gerechtigd achtte bij Joden de ruiten in te gooien. Hiervoor had hij eerst het huis van den rabbijn uitgezocht en daarna het huis van een anderen Israëliet. Deze laatste werd als getuige gehoord. De politierechter trachtte den jongeman te overtuigen van het minderwaardige van zijn daad. De subsi Officier van Justitie, mr. W. J. Stam vorderde een gevangenisstraf voor den tijd van drie weken, tot welke straf de politierechter den verdachte heeft veroordeeld. In de stad Memel, de hoofdstad van het thans door Litauen aan Duitschland afgestane Memelgebied, is Zondag het beeld van Keizer Wilhelm I, dat 16 jaar geleden omvergeworpen en verwijderd werd, weer opgericht. Na afloop defileer den de Memel-Duitsche organisaties voor Dr. Neumann. SKIëN is in Zuid-Afrika onmogelijk, zul len velen uitroepen, wanneer zij voor het eerst hierover hooren. Maar 't is werkelijk waar. Een 100 mijl van de Kaap ls een skihut, die door de bestaande skiclub ls neergezet en gelegenheid geeft tot overnachten aan hen, die met enthousiasme voor de sneeuw zijn vervuld. Van een hoog punt in de stad uit kun je in de verte bij helder weer de bergen zien lig gen en maar al te vaak wenschten we van den winter, dat de toppen met sneeuw bedekt zou den zijn. Want we hadden ons plechtig be loofd er nu eens van te profiteeren, niet voor niets hadden de foto's in de courant vroeger onze nieuwsgierigheid opgewekt, als er plaatjes werden afgedrukt van prach tige standen op ski's, volledige uitrusting zelfs met handschoenen en zonnebril. Daar moes ten we toch ook eens bij zijn! 't Leek anders wel of het een „kwakkelwin tertje" zou worden, want we schreven al begin September, zonder dat we de witte toppen hadden gezien en September is al weer begin van het voorjaar hier. Maar gelukkig, einde lijk kwamen er fiksche regenstormen, koude en mist, goede voorboden voor ons en toen de bergen na een paar dagen weer uit de wolken te voorschijn kwamen, waren ze prachtig be dekt. Dat is een openbaring, vooral bij zonnig weer. In de sfcad is een wintermantel overdag te warm, je bent vervuld met zomersche ge voelens, endaar in de verte lokken en wenken de sneeuwbergen: Du Toits Giek, Waaihoek en Matroosberg, de hoogste, nl. 2000 meter. Hoewel het nog in het begin van de week was en dus de zon alle witte wereld zou kunnen opslurpen, werden onze verwachtin gen niet teleurgesteld. Donderdagavond werd besproken hoe de tocht zou verloopen, wie in de auto zouden meegaan en welke toebereid selen er verder getroffen moesten worden. De opwinding begon zich langzaam maar ge stadig van ons meester te maken. Onze trou we Terraplane zou de 100 mijl wel gauw af leggen en er waren vijf deelnemers, die na tuurlijk allemaal fourage, slaapzakken en eventueel ski's meenamen, dus een fiksche bepakking. Vrijdagavond begon het voorspel, want de ski's, die van hier en daar geleend waren, moesten gepast worden, schoenen na gekeken en alles in orde gemaakt. Wat vreemd hier die lange latten te zien. Deze ge leende exemplaren waren nog in hun winter slaap en zaten stevig ingepakt in jute, zoodat we danig werk hadden, alles los te wikkelen. Zaterdag 2 uur vertrek, alle hens aan dek: daar gaat-ie. 't Was een vroolijk groepje. De ski's staken hoog uit de dickyseat en het was een lawaai van belang, want iedereen moest raad geven over alles en nog wat. Een zwaar beladen auto trekt goed en al spoedi; waren we door de ons goed bekende Baine- kloof met haar oneindige wendingen en slin gerpaden en stuurden we op Ceres aan, Ceres, dat nu al weer reclame maakt voor de wilde lentebloemen, die overal bloeien dat het een lust is. We hadden bericht gekregen dat het weer vooralsnog goed was en hoopten maar het beste. De tocht erheen was al een pretje. Ieder was vol koortsachtige opwinding, er werden grappen gemaakt en gelachen, je voelde je een echten vrijbuiter. De dikkere kleeren waren in den plunjezak en we voelden ons in „shorts" en bloot hoofd echt zomersch. Om zes uur kwamen we aan het terrein, door een hek afgesloten en na een steil pad be reikten we de hut, zoodat we de pakkage maar hadden af te laden, erg gemakkelijk. Eigenlijk geweldig als je bedenkt, dat je op een afstand van 100 mijl eventjes 2000 M. stijgt! De hut is een groote ruimte, in het midden een schot, zoodat de leden van verschillende sexe zich vrij kunnen verkleeden. Primus, slaapzak of stretcher neemt ieder zelf mee. Lucht en vuur moet je zelf maken, 't is echt primitief. Het was een bont gezelschap, Noren, Zweden, Duitschers en wat Hollanders en En- gelschen, ongeveer een 50 bij elkaar, allemaal goed te spreken natuurlijk in de komende verwachting van den Zondag. De fourage werd voor den dag gehaald en we lieten ons een maal van boonen en toma tenpuree het standaardmenu dat je op je tochten gebruikt best smaken. Nog wat napraten en gauw in den slaapzak, want des te eerder was het morgen en konden we op stap. ontvangen. Geestelijke Epiek der Middeleeuwen. Amsterdam Elsevier. Dit is het eerste deel eener zeer belangrijke uitgave: de Bibliotheek der Nederlandsche let teren, samengesteld door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en de Ko ninklijke Vlaamsche Akademie te Gent. In een reeks naar het uiterlijk zoowel als naar het innerlijk welverzorgde boeken, van bij de drie honderd pagina's, zullen door specialisten de verschillende perioden van Neerland's letter kunde worden verduidelijk door publicatie van fragmenten met verklarende inleiding en aan- teekening. De uitgaaf belooft een prachtig over zicht te worden der litteraire schatten waar over onze letteren de beschikking hebben, schat ten, die door te weinigen gekend, in hun geheei of bij fragmenten den lezer worden voorgezet. De redactie der geheele onderneming berust bij mannen van verschillende geaardheid en levens inzicht, doch allen van erkende reputatie op hun terreinen. Zoo zal men onder het zevental re dacteuren de Hollandsche professoren P. N. van Eyck en Jan de Vries aantreffen naast Ka tholieke geleerden als Möller en Van Mierlo, terwijl van de Vlamingen reeds Dr. Cornette mag worden genoemd als ook boven den Moer dijk gewaardeerd geleerde. De geestelijke epiek der Middeleeuwen is ver zorgd door Prof. Dr. J. van Mierlo S,J. Van een veertiental legenden wordt de tekst, fragmenta risch meestal, in een enkel geval als bij de Beatrijs zoo goed als compleet, herdacht naai de door den bewerker best geoordeelde uitgaven en door hem van inleiding en commentaar voor zien. Het ligt voor de hand dat de belangstellen de lezer op deze wijze op animeerende wijs wordt rondgeleid door een veld van letterkun dige schoonheid, waarvan de niet-beroepslitte- rator slechts bij benadering de grenzen kent. De Beatijs-legende of die van Sint Brandaan moge dari al door voordracht of lectuur bij een pu bliek van onzen tijd meer bekend geraakt zijn, de legende van den heiligen Servatius of van den „Scrivere die Marion eerde" zijn geen ge meengoed van den keurigen lezer zelf, doch ver dienen zeker zijn belangstelling, zoowel in de verzen van den Theophilus als in het verhaal van den ridder met het bariseel (kruik) zal hij den devoten geest kunnen waardeeren terwijl hij van de karakteristiek van Middeleeuwsche woordkeus en zinsbouw smult. Met een weinig oefening en genegenheid laat het Middel-Neder- landsch zich vrij gemakkelijk lezen, en boven dien beschikt men bij een uitgaaf als deze over verklarende voetnoten op bijna iedere pagina. Het eenvoudig, keurig kleed waarin de uit geefster dit boek stak is in overeenstemming met-het karakter van het begonnen werk, waar van men de voortzetting met belangstelling te gemoet zal kunnen zien en dat, voltooid, een Nieuwe Schouwburg der Nederlandsche Let teren zal kunnen genoemd worden. N. Stufkens. In de „derde", Nij- kerk G. F. Callenbach N.Y. Een religieus georiënteerde bundel overden kingen van iemand die uit hoofde van zijn be roep reizend spreker voor jongeren-orga nisaties vermoedelijk veel tusschen de wielen zit en dien tijd in de derde klasse wagens zich ten profijte maakt door met zijn medereizigers een observatoir geestelijk contact te zoeken of te grijpen, waaruit hij leering trekt en wijsheid put. Beide zijn, evenals de poëzie in den beruch- ten versregel „overal te vinden", zeker voor iemand die zich, als de heer Stufkens „reiziger in geestelijke goederen" noemt. Litteraire pre tenties hebben deze stukjes niet. Wel kan men gereedelijk toegeven dat ze met een gezonde genegenheid voor den „medemensch" geschre ven zijn en kennis van dien medemensch en ge voel voor humor verraden bij een kunde en belezenheid die men bij een reiziger in geeste lijke goederen mag verwachten. Men leest de stukjes met genoegen en vaak met instemming, al blijven er geen beeldjes in de herinnering van de medereizigers van den heer Stufkens. Hetgeen ook zijn bedoeling niet was. Niet beel dend, slechts moraliseerend, bereikt hij zijn doel langs den omweg der trein-conversatie. Beeldend is de kunstenaar Jo Spier, die voor het boekje een paar tèekeningetjes maakte. Ik vrees echter dat Spier verzuimd heeft het boek je eex-st door te lezen: zijn voorstelling van het I) N AD E R T 'n Driehoek op z'n punt (roode rand, geen teekening erin) wil zeg- gen: „pasop, gij nader' een voorrangsweg". vV 'n Vierkant op zijn punt (oranje met wit ten rand) vindt U langs de voorrangswegen, waar voorts de af standspaaltjes oranje koppen hebben. Centraal Station, bijvoorbeeld, mist ieder contact met Stufkens' geestelijke goederen, hoe aardig zij ook overigens den geest van Spier illustree- ren mag. Tien wandelingen in Florence door Huib Luns. Rotterdam Brusse. De uitgevers zonden ons een tweeden, herzie- nen druk van dit blijkbaar op prijs gestelde boek dat deel uitmaakt van een serie „Wande lingen" van denzelfden auteur door steden van Italië, België en Frankrijk. Met den rijken voor raad reproducties naar kunstwerken, dien dit deeltje bevat, leverde Luns een gemoderniseer- den geïllustreerden Cicerone, die den bezoeker van Florence niet alleen, doch ook den vriend van schoonheid en historie, die thuis moet blij ven, op aangename wijze van nut kan zijn. Tusschen een citaat van Potgieter's Florence boven het eerste hoofdstuk, en een Wensch aan onzen armen tijd, dat die den Geest van Florence juist thans mocht gaan begrijpen in, ver haalt Professor Luns enthousiast over de schiedenis en de schatten aan kunst der stad aan de Arno. Zijn eigen kunstenaarschap en zijn uitgebreide belezenheid deden hem deze en andere gidsen schrijven zonder in den Baedeker- stijl te recht te komen en ook voor hen, die het beloofde land niet mogen aancshouwen, aantrekkelijke tafereelen ervan ophangen. Wij ontvingen dezer dagen nog: Rëunie van Jong, Protestantse Dichters, met een inleiding van Dr. K. Heeroma. (Baarn, Bosch en Keu- ning). Het Nederlandsche Straatlied, 71 pag. (in de Libellenserie der zelf de uitgevers). Jolan Földes, Kruis of munt, ge- authoriseerde vert. uit het Hon- .gaaarsch door M. H. Szekely Lulofs, 372 pag. (Den Haag, Leo pold's Uitgeversmij.) B. Traven, Modesta. Vert, door P. Voogd (A'dam, Arbeiderspers). 308 pag. G. G. Janson. Met open armen, vert. uit het Zweedsch door K. Lenzberg, 552 pag. (A'dam Bigot en Van Rossum). Salman Sjnever, Noach Pandre, Uit het Jiddish door Simon Koster, 298 pag. (A'dam, Wereldbiblio theek). Harald Homborg. Prediker in de eenzaamheid. Uit het Zweedsch vert. door N. Basenau Goemans, 301 pag. (A'dam, J. M. Meulen- hoff). J. H. DE BOIS. np EGEN den morgen vond echter een me- tamorphose plaats. Het weer was omge slagen, het prachtige uitzicht was verdwenen en een dikke mist kwam opzetten, toen we om 8 uur op weg gingen. .Het was anderhalf uur loopen naar een groote spleet (cave). Daar moest je de hoogte in en dan stond je op den top en overzag je twee oefenweitjes. We hoop ten, dat de bul voorbij zou trekken en begaven ons moedig op weg, allen zoo goed mogelijk uitgerust met skipakken. waterdichte pan talons en laarzen. Ski's over den schouder en dan maar voorwaarts marsch'. Maar in plaats van beter werd het erger ën begon het eerst zacht, daarna harder te sneeuwen en te hagelen. Moedig stapten ure voort, want we wilden geen kamp geven en eenigszins rillerig kwamen we bij de spelonk waar ook al andere enthousiasten zaten. De meesten waagden niet meer verder te gaan, maar niet voor niets hadden we dien verren tocht gemaakt, dus: vooruit maar, jongens, den laatsten ruk en strompelend vonden we onzen weg naar boven, gespten de ski's aan en deden een poging naar beneden te glijden. Het was werkelijk intusschen noodweer geworden. Je kon zoo goed als niets zien en de sensatie op ski's te staan ging verloren, om dat je een strijd om je bestaan moest voe ren met de ijzige sneeuw die in je gezicht sloeg. Na een tweede daling en moeizamen klim waren we genoodzaakt het maar op te geven, we hadden niet eens gelegenheid erg teleurgesteld te zijn (dat kwam pas later), want je trachtte zoo gauw mogelijk weg te ko men van de ijzige koude die je beving. Hand schoenen hadden maar weinigen en die niet heelemaal beschut waren tegen water, hadden het het meest te kwaad. We pikten de ande ren, die in de spelonk goede beschutting had den gevonden weer op en aanvaardden met opeengeklemde lippen den langen terugtocht, een waren lijdensweg. Ski's over den schouder, wat ook niet meevalt als je de handen voor je oogen moet houden. Het uitzicht was nihil, je zocht tastend je weg, te miserabel om er gens aan te denken. Langzaam maar zeker voelde je je bevriezen, je handen waren ge voelloos en hoorden niet meer bij je, je deed je best sneeuw uit je hals en oogen te hou den en had daar een hoop moeite mee. De weg scheen eindeloos lang en na schijn baar uren gestrompeld te hebben arriveer den we weer bij de hut, die propvol natte en rillerige menschen zat. Je zag de gekste „kleedij". Je'zag er een met drie truien aan en daarover een dik hemd, een ander had geen kleeren meer en was maar in pyama gaan zitten in z'n slaapzak of dekens. Het zwakke geslacht was er meestentijds treurig aan toe. Vuur was er niet, want alle hout was onbruik baar van natheid en je zocht maar warmte bij elkaar en bij een armzalige primus. Er was maar één gedachte: zoo gauw mogelijk weg en hier vandaan en hoe wordt ik ooit weer warm? Het was een zielig gezicht, hoe alles weer bijeen werd vergaard en hutje mutje door elkaar werd gesmeten. Niemand had tijd en zin voor organisatie. Hup, zoo gauw mogelijk In de auto. Met stijfbevroren handen startte ik, de wagen had een poos noodig, voordat de motor draaide. Alles ijs en ijskoud natuurlijk. Het steile bergpad was een ware modderpoel, wat het rijden zeer verzwaarde. Na een tijdje kwamen we aan de colonne van ongeveer 15 auto's, die alle waren blij ven steken voor een stellen bochtigen opgang; Er zat niet veel anders op dan te helpen du wen. Zigzag, slippend werden de wagens naar boven geduwd, maar wij hadden geluk, dank zij de uitstekende banden en met een aanloop je reden we, wel wat slingerend, maar zonder steken het heuveltje op, door een hoera'tje begeleid. Zonder ongelukken bereikten we de stad weer. De auto was onherkenbaar door de modder en hoé verder je weg was van de kou, des te minder erg vond je het en het echte enthousiasme begon zich al weer baan te bre ken, voordat we thuis waren. „Als het de volgende Zaterdag mooi lijkt, zullen we dan Maar zoover kwam het nog niet, want het mooie weer behield de overhand en alle sneeuw is verdwenen. Alle hoop dus maar weer op een volgenden winter gevestigd! Leve de skiclub in Matroosberg! M. G. KÖPER—BOTJE. Assuradeur lichtte grijsaard op. Sinds eenige dagen wordt te Alkmaar ver mist de 41-jarige assuradeur A. M. H., die ervan verdacht wordt een 84-jarige inwoner van Assendelft van zijn laatste penningen te hebben beroofd. Deze 84-jarige, de heer J. Stuyt had door zijn vrijgevigheid, waarbij hij links en rechts geld uitleende, dikwijls zonder dat schuldbekentenissen werden geteekend, zijn financieelen welstand eenigszins op het hel lend vlak gebracht. Toen hij dit begon in te zien, had hij H. als zijn vertrouwensman aangesteld. Deze blijkt hiervan echter schromelijk misbruik te hebben gemaakt en S. van zijn laatste pen ningen te hebben beroofd. Thans wordt hij vermist en vermoed wordt, dat hij met ach terlating van vrouw en acht kinderen, ge vlucht is toen hem door ingrijpen van den burgemeester van Assendelft de grond te heet onder de voeten werd Uithef CARY GRANT. (Caricatuur van Sa'oatintl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 3