De Vrouw
Skiën in Zuid-Afrika
V
fcnAmerikaansch probleem:
Litteraire
Kantteekeningen.
fUfHtifhsfnusewH
(Van onzen correspondent te New-York.)
E vrouw is een probleem. Reeds voor
1 Adam is zij dat geweest. Zij is het
I ook voor den hedendaagschenAdam in
onverminderde mate. Zoo philoso-
hiv,. wn deze brief niet zijn. Liever staat
'"„"respondent ten aanzien van de proble-
U atiek door de vrouw, haars ondanks, in het
aeroepen met beide, voeten op den be-
'v"n grond. Dat is veiliger, maar gemakke-
■vér is bet zeker niet. Schertsend of wijsgee-
"v mae de schrijver zich wei eens vlinder-
h iv van de bloem der waarheid verwijde-
en er speelsch, wat omheen dartelen.Doch
„den béeanen grond der feiten wordt zijn
naeliike speelschheid door den ijzeren keten
2n wat is in bedwang gehouden
np vrouw schept vele Amerikaansche pro-
hiPfflen- vele feitelijke problemen. Zij is de
Se inkoopster, de groote grillige onbeken-
ffnaar wier gunsten producenten en re-
riame-makers dingen. Haar smaak, meer nog
rfan in andere landen, is beslissend voor het
Sïres van de meeste geproduceerde artike
len en dus- voor het bestaan van millioenen
werkgevers en -nemers. Daarover schrijf ik
n» niet al hebben wij hier te doen met de
Sw als „economisch verschijnsel", waar-
nïpr ik het wel wü hebben. In dezen zin ech
ter- de vrouw als werkneemster, als concur-
en't van den man. Als zoodanig is zij ook een
Furoneesch verschijnsel, doch al baart zij
minister Romme moeilijkheden, die zijn ge
ring in vergelijk tot wat hij hier in Amerika
te beredderen zou krijgen, gesteld dat die
Sak hem opgedragen zou worden.
Hier is het een louter practisch probleem en
nog geen vraagstuk of onderwerp van prac
tice politiek. Iedere man heeft er den mond
van vol uit alle gezichtshoeken, waaruit ge
vet Amerikaansche sociale leven gadeslaat,
reft het onmiddellijk, in het geheel zijn reus-
flchtpe grootte en zwaarte, het oog. Doch
niemand heeft zich nog aan een practische
Sing gewaagd. Er zijn hier 10.000.000
werklooze mannen. Hoeveel vrouwen hier
7elve den kost verdienen.zelfs aan een
schatting zou ik mij niet durven te wagen.
Maar dat het vele millioenen zijn staat vast.
Da1 bii die vele millioenen ook millioenen ge
huwde vrouwen zijn, is eveneens zeker. Zelfs
in relatieve cijfers moet het percentage der
gehuwde werkende vrouwen hier veel hooger
lijn dan in Europa. En zonder dat ik een
standpunt wensch in te nemen in den ideolo-
eischen en practischen strijd die over dit onder
werp in Nederland en elders heerscht, mag
dit eene feit wel worden geconstateerd: de
vrcuw-als-kostwinner schept in Amerika een
geweldig, sociaal en ethisch probleem.
ipTHISCH gezien is het niet te ontkennen,
Ju dat dit probleem zijn goede zijden heeft.
Men kan bijvoorbeeld zeggen, dat, mede hier
door, New-York geen prostitutie kent. Wel
licht' zijn er uitzonderingen op den regel, doch
het kan met alle beslistheid worden gezegd:
wie in de overdrukke straten van de New-
Yorksche vermaaks-eentra loopt, ontmoet niet
één prostituée. Voor een groote stad is dit een
hoogst uitzonderlijk verschijnsel. Om be
grijpelijke redenen kan hier nu niet dieper in
worden getreden. Er is evenmin sprake van
dat een vrouw zich door een vreemde op straat
laat aanspreken, of met hem meegaat naar
dansgelegenheid, bioscoop of restaurant. Voor
een gedeelte mogen de drastische politie-ver-
ordeningen, die op dit punt bestaan, daar
van de reden zijn, doch deze gelden grooten-
deels voor het mannelijke gedeelte der be
volking. En bovendien: deze politie-verorde-
ningen komen voort uit den aard, de gesteld
heid den wensch der bevolking: geen vrouw
of meisje wenscht te worden aangesproken.
Dat zulke verschijnselen, die in New-York dus
niet bestaan, altijd en overal grootendeels
voortkomen uit financieel- en sociaal-on-
pnstige omstandigheden, staat vast.
En dat hier het feit, dat de vrouw werkt en
haar kost verdient, dat zij zich uit eigen ar
beid de pleziertjes van rooken, gebakjes, bios
coop of restaurant kan verschaffen, er de re
den van is dat uitwassen die bij iedere ande
re wereldstad als het ware behooren, in New-
York niet bestaan, moet een krachtig argu
ment voor de vrouw als kostwinster zijn. Maar
in deze wereld, waar iedere medaille twee
kanten heeft en waar iedere straal van de zon
ook schaduw verwekt, staat daar dit nadeel
tegenover: dat de vrouw den man tot werk
loosheid brengt. Haars ondanks. Doch niette
min. Een nadeel dat in vroegere tijden niet
bestond, doch dat nu in geweldige gedaante is
opgedoemd. En dat vele mannen verbitterd
heeft. Zelfs in die mate, dat men de vrouw
als zijns gelijke is gaan zien. Dat men jegens
haar niet altijd die égards in acht neemt, die
men jegens het „teedere mysterie" in acht
pleegt te nemen. De Amerikaan is over het
algemeen zeer beleefd. Geen Amerikaan, van
welken rang of stand ook, die in de lift van
een hotel niet zijn hoed zal afnemen, wan
neer zich ook een dame in de lift bevindt.
Maar In de groote kantoorgebouwen doet de
Amerikaan dat niet. En toen ik naar de reden
van dit onderscheid vroeg was steeds het
antwoord: „Hier zijn wij de minderen van de
vrouwen, zij regeeren ons, zij zijn ons de baas
en wanneer zij ons niet de baas zijn, dan zijn
zij op z'n minst onze gelijken, zeker geen
zwakkeren, jegens wie men bepaalde hoffe
lijkheden of plichtplegingen in acht behoeft
te nemen". De Amerikaansche werkende
vrouw doet ook zelve alle moeite zich aan den
■nan „gelijk te schakelen". Wat den vreemde
ling hier op straat het eerst moet opvallen is,
dat hij er cigaretten-rookende vrouwen tegen
komt. Dat is een doodgewoon verschijnsel. En
hoe onbelangwekkend, oppervlakkig be
schouwd, wellicht ook: een symptoom. Symp
toom van een strijd die nu nog onder de op
pervlakte gestreden wordt. Maar die, wan
neer de economische omstandigheden niet
veel verbeteren en het werkloosheidscijfer niet
in belangrijke mate daalt, openlijk en in de
politieke arena zal worden uitgevochten. De
strijd om het z.g. „Equal Rights Amendment"
is daarvan nog slechts een zeer gering
symptoompje.
H rf 1SriWe* aar<3ig maar vooral niet meer
«J* ?at> om eens enkele meeningen van
meKeungc werkende vrouwen aan te halen,
Tpw,anlwoorden die het dagblad „New-York
g am °P zijn desbetreffende vraag heeft
f Een secretaresse antwoordde: „Wij zijn niet
zwakker dan de mannen. Wij evenaren hen in
gezondheidstoestand, in het nemen van initia
tief in het opperen en uitwerken van nieuwe
ideeën. Wij zijn absoluut gelijk."
Een juffrouw uit een boekhandel: „Ik geloof
dat de vrouw altijd speciale wettelijke be
scherming noodig heeft, omdat wij lichamelijk
de minderen zijn".
Een statistisch ambtenares: „Wat wij noodig
hebben is beschermende wetten voor het ge-
heele volk, niet voor een sexe".
Een manicure: „In een land waar zoovele
vrouwen zichzelve en haar kinderen in stand
houden en haar man trachten bij te staan
en te ondersteunen is gelijkheid der sexen in
ieder opzicht het minste wat wij moeten heb
ben".
Een stenografe: „Wij houden ons zelf in
stand en maken onzen eigen weg door het le
ven. precies zoo als de mannen".
Een juffrouw van de hotel-receptie: „Ik
wensch geen enkel onderscheid, ik ben voor
gelijk werk tegen gelijke betaling."
Dit zijn slechts enkele vrouwenstemmen.
Zij hebben slechts de waarde die de stem
van de enkeling kan hebben. Maar zij zijn
wel typeerend voor de toestanden die op dit
gebied in de Vereenigde Staten heerschen.
Het probleem van de werkende vrouw is hier
zoo groot en zoo moeilijk omdat „de werkende
vrouw" hier niet zoo betrekkelijk uitzonder
lijk is als toch nog in Europa en omdat zij
hier veel langer bestaat dan ten onzent.
En „de werkende vrouw" als fenomeen
schept hier vele problemen. Economisch in de
eerste plaats. Maar „ideëel" wanneer dat
zoo genoemd mag worden ook. Het geheele
sociale, huiselijke en huwelijksleven wordt
er door bepaald. Het uiterlijke leven van een
stad als New-York ook. De vrouw elegant en
goed gekleed, op straat met een cigaret in den
mond is meer dan een uiterlijk verschijnsel.
Mr. E. ELIAS.
WEEK-ABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Woensdags avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE.
De hindernis is met succes genomen en de
jockey omhelst zijn paard ervoor, maar niet
geheel vrijwillig en het zandruiterschap zal hij
niet ontkomen.
Ruiten bij Joorlsche ingezetenen
vernield.
ZUTFEN, 22 Maart. Voor den politierechter
te Zutfen, mr. A. H. van der Giesen, had zich
vanmorgen een 18-jarige jongeman uit Winters
wijk te verantwoorden, die in den nacht van 28
Februari op 1 Maart aldaar een ruit heeft inge
gooid bij Joodsche ingezetenen.
De jongeman, die klompenmaker is van be
roep, beriep zich er vanmorgen op, dat hij N.
S.B.'er is en daarom anti-semiet, zoodat hij zich
gerechtigd achtte bij Joden de ruiten in te
gooien. Hiervoor had hij eerst het huis van den
rabbijn uitgezocht en daarna het huis van een
anderen Israëliet. Deze laatste werd als getuige
gehoord.
De politierechter trachtte den jongeman te
overtuigen van het minderwaardige van zijn
daad.
De subsi Officier van Justitie, mr. W. J.
Stam vorderde een gevangenisstraf voor den tijd
van drie weken, tot welke straf de politierechter
den verdachte heeft veroordeeld.
In de stad Memel, de hoofdstad van het thans door Litauen aan Duitschland
afgestane Memelgebied, is Zondag het beeld van Keizer Wilhelm I, dat 16 jaar
geleden omvergeworpen en verwijderd werd, weer opgericht. Na afloop defileer
den de Memel-Duitsche organisaties voor Dr. Neumann.
SKIëN is in Zuid-Afrika onmogelijk, zul
len velen uitroepen, wanneer zij voor
het eerst hierover hooren. Maar 't is
werkelijk waar. Een 100 mijl van de
Kaap ls een skihut, die door de bestaande
skiclub ls neergezet en gelegenheid geeft tot
overnachten aan hen, die met enthousiasme
voor de sneeuw zijn vervuld.
Van een hoog punt in de stad uit kun je in
de verte bij helder weer de bergen zien lig
gen en maar al te vaak wenschten we van den
winter, dat de toppen met sneeuw bedekt zou
den zijn. Want we hadden ons plechtig be
loofd er nu eens van te profiteeren, niet
voor niets hadden de foto's in de courant
vroeger onze nieuwsgierigheid opgewekt,
als er plaatjes werden afgedrukt van prach
tige standen op ski's, volledige uitrusting zelfs
met handschoenen en zonnebril. Daar moes
ten we toch ook eens bij zijn!
't Leek anders wel of het een „kwakkelwin
tertje" zou worden, want we schreven al begin
September, zonder dat we de witte toppen
hadden gezien en September is al weer begin
van het voorjaar hier. Maar gelukkig, einde
lijk kwamen er fiksche regenstormen, koude
en mist, goede voorboden voor ons en toen de
bergen na een paar dagen weer uit de wolken
te voorschijn kwamen, waren ze prachtig be
dekt. Dat is een openbaring, vooral bij zonnig
weer. In de sfcad is een wintermantel overdag
te warm, je bent vervuld met zomersche ge
voelens, endaar in de verte lokken en
wenken de sneeuwbergen: Du Toits Giek,
Waaihoek en Matroosberg, de hoogste, nl. 2000
meter. Hoewel het nog in het begin van de
week was en dus de zon alle witte wereld zou
kunnen opslurpen, werden onze verwachtin
gen niet teleurgesteld. Donderdagavond werd
besproken hoe de tocht zou verloopen, wie in
de auto zouden meegaan en welke toebereid
selen er verder getroffen moesten worden.
De opwinding begon zich langzaam maar ge
stadig van ons meester te maken. Onze trou
we Terraplane zou de 100 mijl wel gauw af
leggen en er waren vijf deelnemers, die na
tuurlijk allemaal fourage, slaapzakken en
eventueel ski's meenamen, dus een fiksche
bepakking. Vrijdagavond begon het voorspel,
want de ski's, die van hier en daar geleend
waren, moesten gepast worden, schoenen na
gekeken en alles in orde gemaakt. Wat
vreemd hier die lange latten te zien. Deze ge
leende exemplaren waren nog in hun winter
slaap en zaten stevig ingepakt in jute, zoodat
we danig werk hadden, alles los te wikkelen.
Zaterdag 2 uur vertrek, alle hens aan
dek: daar gaat-ie. 't Was een vroolijk groepje.
De ski's staken hoog uit de dickyseat en het
was een lawaai van belang, want iedereen
moest raad geven over alles en nog wat. Een
zwaar beladen auto trekt goed en al spoedi;
waren we door de ons goed bekende Baine-
kloof met haar oneindige wendingen en slin
gerpaden en stuurden we op Ceres aan, Ceres,
dat nu al weer reclame maakt voor de wilde
lentebloemen, die overal bloeien dat het een
lust is. We hadden bericht gekregen dat het
weer vooralsnog goed was en hoopten maar
het beste. De tocht erheen was al een pretje.
Ieder was vol koortsachtige opwinding, er
werden grappen gemaakt en gelachen, je
voelde je een echten vrijbuiter. De dikkere
kleeren waren in den plunjezak en we voelden
ons in „shorts" en bloot hoofd echt zomersch.
Om zes uur kwamen we aan het terrein, door
een hek afgesloten en na een steil pad be
reikten we de hut, zoodat we de pakkage maar
hadden af te laden, erg gemakkelijk. Eigenlijk
geweldig als je bedenkt, dat je op een afstand
van 100 mijl eventjes 2000 M. stijgt!
De hut is een groote ruimte, in het midden
een schot, zoodat de leden van verschillende
sexe zich vrij kunnen verkleeden. Primus,
slaapzak of stretcher neemt ieder zelf mee.
Lucht en vuur moet je zelf maken, 't is echt
primitief. Het was een bont gezelschap, Noren,
Zweden, Duitschers en wat Hollanders en En-
gelschen, ongeveer een 50 bij elkaar, allemaal
goed te spreken natuurlijk in de komende
verwachting van den Zondag.
De fourage werd voor den dag gehaald en
we lieten ons een maal van boonen en toma
tenpuree het standaardmenu dat je op je
tochten gebruikt best smaken. Nog wat
napraten en gauw in den slaapzak, want des
te eerder was het morgen en konden we op
stap.
ontvangen.
Geestelijke Epiek der Middeleeuwen.
Amsterdam Elsevier.
Dit is het eerste deel eener zeer belangrijke
uitgave: de Bibliotheek der Nederlandsche let
teren, samengesteld door de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde te Leiden en de Ko
ninklijke Vlaamsche Akademie te Gent. In een
reeks naar het uiterlijk zoowel als naar het
innerlijk welverzorgde boeken, van bij de drie
honderd pagina's, zullen door specialisten de
verschillende perioden van Neerland's letter
kunde worden verduidelijk door publicatie van
fragmenten met verklarende inleiding en aan-
teekening. De uitgaaf belooft een prachtig over
zicht te worden der litteraire schatten waar
over onze letteren de beschikking hebben, schat
ten, die door te weinigen gekend, in hun geheei
of bij fragmenten den lezer worden voorgezet.
De redactie der geheele onderneming berust bij
mannen van verschillende geaardheid en levens
inzicht, doch allen van erkende reputatie op hun
terreinen. Zoo zal men onder het zevental re
dacteuren de Hollandsche professoren P. N.
van Eyck en Jan de Vries aantreffen naast Ka
tholieke geleerden als Möller en Van Mierlo,
terwijl van de Vlamingen reeds Dr. Cornette
mag worden genoemd als ook boven den Moer
dijk gewaardeerd geleerde.
De geestelijke epiek der Middeleeuwen is ver
zorgd door Prof. Dr. J. van Mierlo S,J. Van een
veertiental legenden wordt de tekst, fragmenta
risch meestal, in een enkel geval als bij de
Beatrijs zoo goed als compleet, herdacht naai
de door den bewerker best geoordeelde uitgaven
en door hem van inleiding en commentaar voor
zien. Het ligt voor de hand dat de belangstellen
de lezer op deze wijze op animeerende wijs
wordt rondgeleid door een veld van letterkun
dige schoonheid, waarvan de niet-beroepslitte-
rator slechts bij benadering de grenzen kent. De
Beatijs-legende of die van Sint Brandaan moge
dari al door voordracht of lectuur bij een pu
bliek van onzen tijd meer bekend geraakt zijn,
de legende van den heiligen Servatius of van
den „Scrivere die Marion eerde" zijn geen ge
meengoed van den keurigen lezer zelf, doch ver
dienen zeker zijn belangstelling, zoowel in de
verzen van den Theophilus als in het verhaal
van den ridder met het bariseel (kruik) zal hij
den devoten geest kunnen waardeeren terwijl
hij van de karakteristiek van Middeleeuwsche
woordkeus en zinsbouw smult. Met een weinig
oefening en genegenheid laat het Middel-Neder-
landsch zich vrij gemakkelijk lezen, en boven
dien beschikt men bij een uitgaaf als deze over
verklarende voetnoten op bijna iedere pagina.
Het eenvoudig, keurig kleed waarin de uit
geefster dit boek stak is in overeenstemming
met-het karakter van het begonnen werk, waar
van men de voortzetting met belangstelling te
gemoet zal kunnen zien en dat, voltooid, een
Nieuwe Schouwburg der Nederlandsche Let
teren zal kunnen genoemd worden.
N. Stufkens. In de „derde", Nij-
kerk G. F. Callenbach N.Y.
Een religieus georiënteerde bundel overden
kingen van iemand die uit hoofde van zijn be
roep reizend spreker voor jongeren-orga
nisaties vermoedelijk veel tusschen de wielen
zit en dien tijd in de derde klasse wagens zich
ten profijte maakt door met zijn medereizigers
een observatoir geestelijk contact te zoeken of
te grijpen, waaruit hij leering trekt en wijsheid
put. Beide zijn, evenals de poëzie in den beruch-
ten versregel „overal te vinden", zeker voor
iemand die zich, als de heer Stufkens „reiziger
in geestelijke goederen" noemt. Litteraire pre
tenties hebben deze stukjes niet. Wel kan men
gereedelijk toegeven dat ze met een gezonde
genegenheid voor den „medemensch" geschre
ven zijn en kennis van dien medemensch en ge
voel voor humor verraden bij een kunde en
belezenheid die men bij een reiziger in geeste
lijke goederen mag verwachten. Men leest de
stukjes met genoegen en vaak met instemming,
al blijven er geen beeldjes in de herinnering
van de medereizigers van den heer Stufkens.
Hetgeen ook zijn bedoeling niet was. Niet beel
dend, slechts moraliseerend, bereikt hij zijn doel
langs den omweg der trein-conversatie.
Beeldend is de kunstenaar Jo Spier, die voor
het boekje een paar tèekeningetjes maakte. Ik
vrees echter dat Spier verzuimd heeft het boek
je eex-st door te lezen: zijn voorstelling van het
I) N AD E R T
'n Driehoek op z'n
punt (roode rand, geen
teekening erin) wil zeg-
gen: „pasop, gij nader'
een voorrangsweg".
vV
'n Vierkant op zijn
punt (oranje met wit
ten rand) vindt U langs
de voorrangswegen,
waar voorts de af
standspaaltjes oranje
koppen hebben.
Centraal Station, bijvoorbeeld, mist ieder contact
met Stufkens' geestelijke goederen, hoe aardig
zij ook overigens den geest van Spier illustree-
ren mag.
Tien wandelingen in Florence door
Huib Luns. Rotterdam Brusse.
De uitgevers zonden ons een tweeden, herzie-
nen druk van dit blijkbaar op prijs gestelde
boek dat deel uitmaakt van een serie „Wande
lingen" van denzelfden auteur door steden van
Italië, België en Frankrijk. Met den rijken voor
raad reproducties naar kunstwerken, dien dit
deeltje bevat, leverde Luns een gemoderniseer-
den geïllustreerden Cicerone, die den bezoeker
van Florence niet alleen, doch ook den vriend
van schoonheid en historie, die thuis moet blij
ven, op aangename wijze van nut kan zijn.
Tusschen een citaat van Potgieter's Florence
boven het eerste hoofdstuk, en een Wensch aan
onzen armen tijd, dat die den Geest van Florence
juist thans mocht gaan begrijpen in, ver
haalt Professor Luns enthousiast over de
schiedenis en de schatten aan kunst der stad aan
de Arno. Zijn eigen kunstenaarschap en zijn
uitgebreide belezenheid deden hem deze en
andere gidsen schrijven zonder in den Baedeker-
stijl te recht te komen en ook voor hen, die
het beloofde land niet mogen aancshouwen,
aantrekkelijke tafereelen ervan ophangen.
Wij ontvingen dezer dagen nog:
Rëunie van Jong, Protestantse
Dichters, met een inleiding van Dr.
K. Heeroma. (Baarn, Bosch en Keu-
ning).
Het Nederlandsche Straatlied, 71
pag. (in de Libellenserie der zelf
de uitgevers).
Jolan Földes, Kruis of munt, ge-
authoriseerde vert. uit het Hon-
.gaaarsch door M. H. Szekely
Lulofs, 372 pag. (Den Haag, Leo
pold's Uitgeversmij.)
B. Traven, Modesta. Vert, door P.
Voogd (A'dam, Arbeiderspers).
308 pag.
G. G. Janson. Met open armen,
vert. uit het Zweedsch door K.
Lenzberg, 552 pag. (A'dam Bigot
en Van Rossum).
Salman Sjnever, Noach Pandre,
Uit het Jiddish door Simon Koster,
298 pag. (A'dam, Wereldbiblio
theek).
Harald Homborg. Prediker in de
eenzaamheid. Uit het Zweedsch
vert. door N. Basenau Goemans,
301 pag. (A'dam, J. M. Meulen-
hoff).
J. H. DE BOIS.
np EGEN den morgen vond echter een me-
tamorphose plaats. Het weer was omge
slagen, het prachtige uitzicht was verdwenen
en een dikke mist kwam opzetten, toen we om
8 uur op weg gingen. .Het was anderhalf uur
loopen naar een groote spleet (cave). Daar
moest je de hoogte in en dan stond je op den
top en overzag je twee oefenweitjes. We hoop
ten, dat de bul voorbij zou trekken en begaven
ons moedig op weg, allen zoo goed mogelijk
uitgerust met skipakken. waterdichte pan
talons en laarzen. Ski's over den schouder en
dan maar voorwaarts marsch'.
Maar in plaats van beter werd het erger ën
begon het eerst zacht, daarna harder te
sneeuwen en te hagelen. Moedig stapten ure
voort, want we wilden geen kamp geven en
eenigszins rillerig kwamen we bij de spelonk
waar ook al andere enthousiasten zaten. De
meesten waagden niet meer verder te gaan,
maar niet voor niets hadden we dien verren
tocht gemaakt, dus: vooruit maar, jongens,
den laatsten ruk en strompelend vonden we
onzen weg naar boven, gespten de ski's aan en
deden een poging naar beneden te glijden.
Het was werkelijk intusschen noodweer
geworden. Je kon zoo goed als niets zien en de
sensatie op ski's te staan ging verloren, om
dat je een strijd om je bestaan moest voe
ren met de ijzige sneeuw die in je gezicht
sloeg. Na een tweede daling en moeizamen
klim waren we genoodzaakt het maar op te
geven, we hadden niet eens gelegenheid erg
teleurgesteld te zijn (dat kwam pas later),
want je trachtte zoo gauw mogelijk weg te ko
men van de ijzige koude die je beving. Hand
schoenen hadden maar weinigen en die niet
heelemaal beschut waren tegen water, hadden
het het meest te kwaad. We pikten de ande
ren, die in de spelonk goede beschutting had
den gevonden weer op en aanvaardden met
opeengeklemde lippen den langen terugtocht,
een waren lijdensweg. Ski's over den schouder,
wat ook niet meevalt als je de handen voor je
oogen moet houden. Het uitzicht was nihil,
je zocht tastend je weg, te miserabel om er
gens aan te denken. Langzaam maar zeker
voelde je je bevriezen, je handen waren ge
voelloos en hoorden niet meer bij je, je deed
je best sneeuw uit je hals en oogen te hou
den en had daar een hoop moeite mee.
De weg scheen eindeloos lang en na schijn
baar uren gestrompeld te hebben arriveer
den we weer bij de hut, die propvol natte en
rillerige menschen zat. Je zag de gekste
„kleedij". Je'zag er een met drie truien aan en
daarover een dik hemd, een ander had geen
kleeren meer en was maar in pyama gaan
zitten in z'n slaapzak of dekens. Het zwakke
geslacht was er meestentijds treurig aan toe.
Vuur was er niet, want alle hout was onbruik
baar van natheid en je zocht maar warmte
bij elkaar en bij een armzalige primus. Er was
maar één gedachte: zoo gauw mogelijk weg
en hier vandaan en hoe wordt ik ooit weer
warm?
Het was een zielig gezicht, hoe alles weer
bijeen werd vergaard en hutje mutje door
elkaar werd gesmeten. Niemand had tijd en
zin voor organisatie. Hup, zoo gauw mogelijk
In de auto. Met stijfbevroren handen startte
ik, de wagen had een poos noodig, voordat de
motor draaide. Alles ijs en ijskoud natuurlijk.
Het steile bergpad was een ware modderpoel,
wat het rijden zeer verzwaarde.
Na een tijdje kwamen we aan de colonne
van ongeveer 15 auto's, die alle waren blij
ven steken voor een stellen bochtigen opgang;
Er zat niet veel anders op dan te helpen du
wen. Zigzag, slippend werden de wagens naar
boven geduwd, maar wij hadden geluk, dank
zij de uitstekende banden en met een aanloop
je reden we, wel wat slingerend, maar zonder
steken het heuveltje op, door een hoera'tje
begeleid.
Zonder ongelukken bereikten we de stad
weer. De auto was onherkenbaar door de
modder en hoé verder je weg was van de kou,
des te minder erg vond je het en het echte
enthousiasme begon zich al weer baan te bre
ken, voordat we thuis waren.
„Als het de volgende Zaterdag mooi lijkt,
zullen we dan
Maar zoover kwam het nog niet, want het
mooie weer behield de overhand en alle
sneeuw is verdwenen. Alle hoop dus maar
weer op een volgenden winter gevestigd!
Leve de skiclub in Matroosberg!
M. G. KÖPER—BOTJE.
Assuradeur lichtte grijsaard op.
Sinds eenige dagen wordt te Alkmaar ver
mist de 41-jarige assuradeur A. M. H., die
ervan verdacht wordt een 84-jarige inwoner
van Assendelft van zijn laatste penningen te
hebben beroofd. Deze 84-jarige, de heer J. Stuyt
had door zijn vrijgevigheid, waarbij hij links
en rechts geld uitleende, dikwijls zonder dat
schuldbekentenissen werden geteekend, zijn
financieelen welstand eenigszins op het hel
lend vlak gebracht.
Toen hij dit begon in te zien, had hij H.
als zijn vertrouwensman aangesteld. Deze
blijkt hiervan echter schromelijk misbruik te
hebben gemaakt en S. van zijn laatste pen
ningen te hebben beroofd. Thans wordt hij
vermist en vermoed wordt, dat hij met ach
terlating van vrouw en acht kinderen, ge
vlucht is toen hem door ingrijpen van den
burgemeester van Assendelft de grond te heet
onder de voeten werd
Uithef
CARY GRANT.
(Caricatuur van Sa'oatintl