1
CONTRABANDE
nr Ernst Neumann (x), de leider der Memel-Duitschers, in gezelschap
van ziin medewerkers op den dag van de hereeniging van het Memel-
gebied met Duitschland
De hereeniging van het Memel-gebied met Duitschland. De Memel-Duitschers
tijdens den feestelijken optocht, welke in Memel georganiseerd werd onmiddellijk
na het bekend worden van den terugkeer van het gebied naar het Rijk
De heer G. W. Stroink nam Donderdag afscheid als burgemeester der gemeente
Steenwijkerwold. De schooljeugd bracht den heer Stroink een zanghulde,
waarna de burgerij door den scheidenden burgervader werd toegesproken
Majoor H. J. Phaff, adjudant van H, M. de Koningin (links), complimenteert
generaal-majoor J. Harberts, inspecteur der Artillerie, tijdens de receptie ter
gelegenheid van het 125-jarig jubileum van de Inspectie der Artillerie, welk®
Donderdag te Den Haag werd gehouden
In gezelschap van de Engelsche Koninklijke familie en talrijke autori
teiten woonden president Lebrun en zijn echtgenoote in de Koninklijke
Opera te Londen de gala-voorstelling ter hunner eere bij
De commandant van het veldleger, baron Van Voorst tot Voorst (x),
woonde te Den Haag de herdenking bij van het 125-jarig jubileum
van de Inspectie der Artillerie
Een kijkje in de haven van Memel,
welke gebied thans in het middel
punt der belangstelling staat
De presidentieele post wordt per vliegtuig overgebracht door Lebruns
specialen koerier tijdens het verblijf van den Franschen president in
Londen
FEUILLETON
üit het Engelscb van
HEADON HILL.
(Nadruk verboden).
10)
Lieve hemel, John, waar denk je aan! zei
de vrouw plotseling hevig verschrikt. Ik
heb alleen maar gezien, dat ze niet meer in
haar kamertje was. We zijn gisterenavond
samen naar boven gegaan. Waar zou ze anders
geslapen hebben dan in haar eigen kamertje.
Maar ik zal eens gaan kijken.
Ze ging haastig het huisje binnen en Budge
wachtte in de keuken, terwijl Martha de trap
opliep. Na een oogenblik was ze terug, zoo
bleek als een doode en trillend over haar
heele lichaam.
Ze is niet naar bed geweest, bracht ze
er met moeite uit. John, wat kan er gebeurd
zijn?
Er kwam geen antwoord op haar vraag.
Budge was ook geschrokken. Want plotseling
dacht hij aan het verhaal van Cooper, over
den kreet, welken deze gehoord had, kort na
middernacht. Maar hij hield dat voor zich.
Zwijgzaam van natuur, was hij er de man
^tnaar om door een nog onbewezen gerucht,
Martha's angst te vergrooten. Bovendien be
stond er voor hem een andere mogelijkheid,
me, van het standpunt van een moeder ge
zien, misschien even erg mocht zijn, maar
waarop het verhaal van Cooper in elk geval
geen betrekking kon hebben.
eens, het geeft niets om je zoo over
stuur te maken, zei hij vriendelijk. We zul
len er wel achter komen, maar we moeten niet
zijn, om de dingen onder de oogen te
aen. Bessie is een goed kind, maar een mensch
maar een mensch en er zijn twee jonge
mannen hier in huis. Zou dat het niet kun
nen wezen, denk je?
Voordat Martha nog het verontwaardigde
antwoord, dat haar naar de lippen welde, kon
uiten, hoorde ze voetstappen de trap af ko
men en iemand een populair wijsje fluiten.
De deur van een der benedenkamers werd ge
sloten en het fluiten klonk nog maar zwakjes.
Daar is je antwoord op je afschuwelijk
vermoeden, zei Martha. Dat is meneer
Mapleton. Je ziet dus dat die er niet met
Bessie van door is. En meneer Hector is gis
teren naar Londen vertrokken. Hij is gisteren
middag al weggegaan. Ik heb hem van kind
af gekend en ik zou hem wel met twintig
dochters vertrouwen, als ik ze had.
John Budge boog het hoofd onder het
scherpe verwijt van de moeder. Het feit ook
dat Mapleton juist naar beneden kwam, vol
komen onbewust ervan, dat er iets niet in
orde was, bracht hem in de war. En in weer
wil van de vechtpartij droeg John Hector geen
kwaad hart toe en hij was het eens met Mar
tha's opmerking omtrent hem. Het was inder
daad Mapleton aan wien hij gedacht had. Hij
had een hekel gehad aan den fossielenzoeker
van het oogenblik af, dat deze zich in de buurt
vertoond had en ofschoon zijn vermoeden,
dat Mapleton een spion was, wel eenigszins
aan het wankelen was gebracht door het feit,
dat hij niet in de val was geloopen, die voor
hem gezet was, had Budge zijn argwaan nooit
van zich kunnen afzetten.
Deze instinctmatige antipathie had hem op
zijn hoede doen zijn met betrekking tot alles
wat Mapleton uitvoerde en hij had hem dik
wijls naar Bessie zien kijken op een manier,
die hem niet aanstond.
Ik dacht ook niet aan Yeldman, zei hij
berouwvol, en het feit, dat die andere daar
net fluitend van boven komt, bewijst, dat ik
het mis heb. Maar ik denk, dat we veel drukte
maken om niets en dat Bessie wel gauw weer
zal komen opdagen. Misschien is ze bezig
paddestoelen te zoeken. Ik zag net, toen ik
hierheen ging. dat die er al zijn.
Hij geloofde zelf niet wat hij daar zei, hij
wist zelf niet wat hij er vaiï denken moest,
maar hij greep zich aan een stroohalm vast
om Martha niet ongerust te maken. Zijn ge
dachten gingen opnieuw naar het verhaal van
Cooper over dien kreet, maar hij dacht er geen
oogenblik aan om den Londenaar met de
slappe schouders en den smallen lichaamsbouw
te verdenken van een daad van geweld. Eerder
vermoedde hij, dat Bessie niet had kunnen
slapen, opgestaan was en naar het strand ge
wandeld, waar haar misschien een ongeluk
was overkomen. Misschien was ze op de oude
pier geklommen en daaraf in zee gevallen. Hij
wilde Martha niet verontrusten met zijn som
bere veronderstellingen, voor hij zekerheid
had en daarom was hij juist bezig om een
voorwendsel te verzinnen om dadelijk weer
heen te gaan, toen het fluiten ophield, een
kamerdeur geopend werd en Mapleton's stem
vriendelijk verwijtend klonk:
Ik hoor u praten, juffrouw Calloway,
maar hoe zit het met mijn ontbijt? Mijn kamer
is nog niet in orde en mijn tafel nog niet ge
dekt en we hadden toch afgesproken, dat ik
vroeg zou ontbijten?
In haar verwarring en onrust wist Martha
niet dadelijk, wat ze moest antwoorden en een
oogenblik later stond Mapleton in de keuken
deur met iets op zijn gezicht, dat een glim
lach bij hem beteekende, terwijl hij over zijn
lange snor streek.
Ah, goeden morgen meneer Budge Het
spijt me, dat ik uw gezellig gesprek stoor, maar
ik wil graag weg, voor een langen tocht over
de rotsen. Wat dat ontbijt betreft, juffrouw
Calloway, maak maar niet te veel drukte
met
En toen, zichzelf in de rede vallend, vroeg
hij? Is er iets niet in orde?
We weten het nog niet zeker, meneer,
maar we maken ons erg ongerust. Bessie is
weg en ze heeft vannacht ook niet thuis ge
slapen.
Goede hemel! En heeft u eenig vermoeden
waar ze zijn kan?
Neen, absoluut niet. Meneer Budge had
vermoedens maar die bleken niet juist te zijn
Mapleton keek den opzichter onderzoekend
aan, alsof hij half verwachtte te zullen hooren,
wat die vermoedens waren geweest. Maar de
ander maakte geen aanstalten om hem iets
te vertellen. Martha op haar beurt keek haar
huurder onderzoekend aan, bijna tegen beter
weten in hopend, dat de geleerde onderzoeker
haar meer van dienst zou kunnen zijn dan
haar landelijke aanbidder.
Al spoedig bleek het, dat mijnheer Smyle
Mapleton een vermoeden had, ofschoon hij er
min of meer aarzelend mee voor den dag
kwam en niet voor hij langen tijd aan de pun
ten van zijn snor had staan draaien. Budge
had geen oog van hem af.
Ik weet natuurlijk niet veel van uw doch
ter, behalve dat ze mij keurig bedient, zei hij
eindelijk. Ik bedoel wat betreft menschen
wier sympathie ze geniet. Dat zult u zelf beter
weten. Is er niet iemand naar wien ze om de
een of andere reden kan zijn toegegaan? Meis
jes hebben soms van die vreemde invallen.
Martha staarde hem wezenloos aan. Als
raadgever bleek hij al even weinig waard als
Budge.
Zoo iemand is er niet, protesteerde ze.
En al was er iemand, dan is Bessie nog niet
het soort meisje om er midden in den nacht
stilletjes van door te gaan en mij de doods
angst op het lijf te jagen.
Ja, u weet het natuurlijk het beste, zei
Mapleton op een toon van iemand, die wel
graag vriendelijk wil zijn, maar die een zaak.
die hem niet aangaat, een beetje vervelend
begint te vinden. Temeer waar hij er de dupe
van werd!
En zou u me misschien iets voor ontbijt
willen geven? Het spijt me, dat ik u op dit
oogenblik moet lastig vallen.
U zult direct uw ontbijt hebben, meneer,
zei Martha zich flink houdend. Het was den
man niet kwalijk te nemen, dat hij om eten
vroeg en hij deed het vriendelijk genoeg.
Mapleton keerde zich om en verliet de
keuken, terwijl de peinzende oogen van Budge
nem nastaarden Hij was nog geen tien secon
den weg geweest en de twee hadden nog geen
woord verder gewisseld, toen hij zijn hoofd
weer om de deur stak. Ik hoop niet, dat u
me indringerig vindt, 't is alleen om u te
helpen, zei hij, als juffrouw Calloway
plotseling op reis zou zijn gegaan, dan moet
ze toch een mantel en een hoed hebben mee
genomen. Zonder verder iets te zeggen ver
dween hij weer. Het was Budge, die de stilte
verbrak. Hij heeft misschien gelijk, zei hij
rustig. Kijk eens boven in haar kamertje,
of ze ook iets heeft meegenomen. Kijk me maar
niet boos aan, ik heb mijn reden om dit te
vragen.
Martha ging weer de trap op naar Bessie's
kamertje, Een oogenblik later deed een luide
kreet den trouwen Budge naar boven stormen.
Hij vond Martha geknield voor de commode,
waarvan de onderste lade opengetrokken was.
Een hoedendoos met het deksel eraf, stond
leeg naast haar.
Haar beste mantel en roic zijn weg, riep
ze, en haar Zondagsche hoed ook.
O John wat is er met mijn kind gebeurd?
Aan boord van de „Meermin".
Toen Hector de eetkamer in zijn Londensche
flat binnenkwam en daar Lord Purbeck vond
zitten in een van de gemakkelijke stoelen,
stond de onverwachte bezoeker op en kwam
met uitgestrekte hand op hem toe, lachend
om de verbazing van den ander.
Mijn waarde meneer Yeldman, ik vraag
duizend maal excuus, dat ik u op zulk een
onmogelijk uur lastig kom vallen. Een uur ge
leden vroeg ik naar u aan de „Daily Lynx" en
hoorde, dat u al weg was; men gaf me uw
adres, waar ik al even weinig succes had. Uw
hospita was evenwel zoo vriendelijk om mij toe
te staan hier op u te wachten en het feit. dat
ik dit heb gedaan, zal u overtuigen, dat de
reden van mijn komst dringend is.
(Wordt vervolgd).