BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES N' Aan allen! Hartelijk dank ik jullie voor de vacantie- en Paaschwenschen. Wederkeerig wensch ik jullie met ouders en verdere familieleden een prettige vacantie en gezellige Paaschdagen toe. Schrijt'- vacantie geef ik gedurende de Paaschvacantie niet. De rubriekertjes, die echter graag vacantie hebben, mogen haar nemen mits ze na de va cantie weer trouw de wekelijksche correspon dentie hervatten. Nogmaals prettige vacantie en gezellige Paaschdagen. Beste ANEMOON. Meisjelief, wat jammer dat ik vorige week verzuimd heb je briefje te beantwoorden, 'k Kan me zelfs niet herinneren een briefje van je gelezen te hebben. Misschien is het tusschen andere paperassen geraakt en in de papierbak terecht gekomen. De laatste dagen komen vele verkiezingspamfletten door m'n bus die alle, zonder uitzondering, terstond ongelezen in den papierbak terecht komen. Je hebt nu va cantie en kunt nu van je vrije uurtjes genieten. Nu maar de hoop gevestigd op een weinig voor jaarsweer zoodat je van de buitenlucht kunt profiteeren. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Wat zal je vriend Jan het dolletjes vinden dat je voorloopig, n.l. tot September, niet naar school gaat. Het waterbal let van 1.1. Maandag of Dinsdag vond ik echter niet mooi. Kaplaarzen zijn wel om, wanneer het regent en je er door moet, je voeten droog te houden maar niet om moedwillig in diepe plas sen te stappen of met de autoped door te rijden om daarna de stoepen enz. vuil te maken. Veel genoegen met je vriend en veel mooi weer. Dag Benjamin. Lief MADELIEFJE. Ja, de foto is helaas mislukt. Bij informatie vernam ik, dat de op name niet geslaagd was. Wel jammer. Een vol gend maal zullen we buiten opstellen. Misluk ken is dan ongeveer uitgesloten. Je hebt gelijk dat je je over het a.s. verkeersexamen niet ze nuwachtig maakt. Zenuwachtig zijn helpt niets, integendeel het werkt ongunstig, 'k Wensch je 19 April a.s. goed succes. Schrijf je me de af loop? Dag Madeliefje. Beste WINNETOU. Mijnheer D. ken ik zeer goed. Grappig dat hij interesse heeft voor de ru briek. Ook ik vond de versjes aardig en houd mij voor meerdere aanbevolen. Het geld voor het reisje heb ik gevonden en op de lijst inge vuld. Neen, ik ben niet door het onweer naar school gegaan. Ik was op school gedurende het onweer. M'n klas heeft school van 8.452.30, uitgezonderd 's Woensdags en Zaterdags. Ik ben dus tusschen de middaguren vier van de zes werkdagèn in school. Het onweer was spoedig voorbij. Nogmaals m'n dank voor je zaagwerk. Dag Winnetou. Lief ZANGERESJE. Je hebt dit keer toch weer geen geld voor het uitstapje ingesloten! Ik heb het althans niet gevonden. Is Repelsteeltje weer ziek? 'k Hoop dat ze spoedig beter zal zijn zoodat ze ook van haar vacantie kan genieten. Prettig, dat Goudmuiltje je briefje mede wil nemen. Natuurlijk krijg je ook een invitatie voor de visite. Dag Zangeresje. Beste GOUDHAARTJE. Het beste met je zus. 'k Hoop, dat ze spoedig beter zal zijn. Je rapportcijfers vind ik vrij goed. De 5'/2 voor aardrijkskunde moet je trachten te verbeteren. Hoe kom je aan slechts een 6 voor handwerken? Het is toch zeker geen kunst om er een 7 of 8 voor te halen? Je vraagt hoe het mij gaat? Ge lukkig uitstekend, 'k Geniet van de rust na een winter van hard werken. Dag Goudhaartje. Lief ZWARTKOPJE. Gelukkig dat je pianospel in het openbaar goed geslaagd is. Neen, schrijf vacantie geef ik niet. Je mag echter wel vacantie nemen, wanneer je na de vacantie maar weer trouw gaat schrijven. Je moeder vond je kussenblad nu zeker wel erg mooi, nu het recht gespannen en opgeperst is? Je hebt trouwens keurig gewerkt. Ik denk dat je grootvader wel heel trotsch zal zijn op z'n keurig handwerkende kleindochter. Dag Zwartkopje. Best TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank voor de keurige, gekleurde teekening. Prettig dat je nu weer een nieuw bloc schrijfpapier hebt. Ook ik heb vacantie tot Dinsdag, 18 April. Geniet maar volop van je vrije dagen. Veel buiten ver toeven, in tijds naar bed en vroeg op. Dag Tee- kenaarstertje. Lief KRULLEKOPJE. Je bent dus op ex cursie naar Beverwijk geweest? 'k Begrijp dat je tegen zoo'n uitje geen bezwaren hebt. Het is maar niet even gezellig, 'k Heb ook drie jaar van een dergelijk instituut genoten. Jammer dat ik toen juist een periode van veel ziek zijn door maakte en dus veel verzuimen moest. Hetgeen ik toen geleerd heb komt me voor m'n klas bij zonder goed te pas. 'k Geef de oudste meisjes o.m. ook huishoudonderwijs (poetsen, strijken, wrijven, koken, schuren, enz.) Dag Krullekopje. Best GOUDMUILTJE. Je bent dus ver huisd. Je nieuwe adres heb ik genoteerd. Je schrijft iedere week 2 cent te zullen sparen voor het uitstapje. Weet je dat je dit keer slechts 1 cent in je briefje gedaan hebt? Het briefje zat goed dicht geplakt. Het geld kan er dus niet uitgevallen zijn. Geniet maar volop van je va-; cantie. Dag Goudmuiltje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Wat heb je een keurige teekening ingesloten. Ik dank je er hartelijk voor. Prettig dat je het ringetje steeds draagt. Wat een geluk dat ik precies je maat wist. Natuurlijk plaats ik bij gelegenheid weer eenige raadsels. De voorjaarsvacantie, waarin men zooveel mogelijk van de buitenlucht moet genieten, is er echter geen geschikte tijd voor. Dag Boodschapstertje. Klein BIJDEHANDJE. Ja, 27 April is de groote dag daar. Je bent dan jarig. Dat zal een feest zijn zeg. 'k Hoop dat ik 's nachts te voren slapen kan. Prettig dat je zus vacantie heeft. Ze kan nu veel met je spelen. Dag Bijdehandje. Lief ZONNESTRAALTJE. Prettig meisje, dat je veel buiten speelt. Je zult er zoo langza merhand als een echt buitenkind gaan uitzien. Geniet maar volop, 't Is goed voor je. Dag Zonne straaltje. Best ZONDAGSKIND. Jammer dat er geen gelegenheid voor je was om het geleerde ge dicht op te zeggen. Een teleurstelling, waar je wel overheen gekomen zult zijn. Ja, de liederen zijn me allen bekend. Jullie hebt ze trouwens vaak op de club gezongen. Wil je nu voortaan 's namiddags tusschen 6 en 7 uur de couranten voor je vader komen aanhalen? Is de vacantie om, dan maar weer 's morgens voor schooltijd op school. Dag Zondagskind. Lief CROCUSJE. M'n dank voor je bood schap. Volgende week hoop ik in de gelegenheid te zijn R. v. d. V. te bezoeken. Het gedichtje van Zondagskind en jou zal ik heden laten plaatsen. Flink zoo. 'k Houd me voor meerdere maaksel- tjes sterk aanbevolen. Ga je nog steeds te S. op bezoek? Dag Crocusje. Onderstaand gedichtje is gemaakt door Zon dagskind. HET LAMMETJE Er was eens een lammeke klein, Dat speelde zoo graag in den zonneschijn. Het dartelde en speelde met zijn makkers, En dacht „wat is t hetoch fijn in den zonneschijn' Onderstaand gedichtje is gemaakt door Corrie Goedhart, Van Wassenaerstraat 28D, schuilnaam Crocusje. LENTE. De lente breekt aan, De boomen en bloemen ontspruiten. De lente breekt aan. De lammetjes dart'len al buiten. Zij eten van het malsche gras En denken „dat komt ons goed van pas". Beste POLLY. Je gedicht, getiteld „Gefopt' zal ik heden doen opnemen. Je voorbeeld vindt navolging vriend. Eerst „Winnetou" vervolgens „Crocusje" en thans heeft ook „Zondagskind' een eigen maaksel ingezonden. Zoo zie je „goed voorgaan, doet goed volgen". Grappig een schrift te bezitten met zelf gemaakte verhalen en ge dichtjes. Het is een leuk idee om de stukjes, wanneer ze in de rubriek staan, uit te knippen en in een cahier te plakken. Veel succes. Dag Polly. GEFOPT Een matroos zei eens tot zijn baas, Zeg ouwe: kijk, een haas. Die, is zeker uit zijn kooi ontsnapt. „Wel, wie heeft hem dat gelapt?" De ouwe met zijn pijpje in zijn mond; Keek scherp in het rond. Doch hij kon 't haasje niet ontdekken, 't Was zeker aan 't vertrekken. Ha, ha, ha, 't was geen haas Heb 'k je er effe tusschengenomen, baas", Zoo lachte de matroos Heijn. „Hij had de ouwe gefopt, wat fijn!" M. G. VOET, Leeuwerikl. IJmuiden. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. VOOK DEN KABOUTERKONING W. B. Z. Voor wie zou dit mooie ei wel zijn, Met roode rozen wonderfijn? 't Is juist voor Paschen klaar gekomen, Nu moet 't worden weggenomen. Puntmuts, zijn vrouw en de kleine fee Nemen het straks op een wagentje mee. Ze dragen het saam naar 't donkere bosch En zetten het neer op hett groene mos. Dan luiden de klokjes kling-kling-klang, Dan zingt 't elfje een feeën-zang. De kabouterkoning nadert heel stiL En vraagt: wat dit alles beduiden wil. Kabouter Puntmuts zegt: „die ei zoo fijn, Zal voor den kabouterkoning zijn. Ik heb het geverfd in dezen nacht En samen hebben we 't hier gebracht." Dan komen alle kabouters erbij En dansen te zaam in een bonte rij. De koning zegt: „Ik ben toch zoo blij, Maar ieder krijgt straks een stukje van mij." 't GEKOELDE BED. In Britsch-Indië heeft men iets moois bedacht. Daar kan je gedurende den heeten tijd in ge koelde bedden slapen. Om het bed zóó, dat het hiermee een soort diepe bak vormt is een 60 c.M. hoog katoenen gordijn. Aan 't voeteneinde staat een koelma chine die in een verdamper, die in 't bed is aan gebracht, een koelmiddel tot verdamping brengt. Door den verdamper valt koude lucht op de ma tras en verdrijft de hitte. De vochtige warmte der lucht wordt in een reservoir opgevangen. Bij proeven mét dit bed werd bij 28 gr. kamertemperatuur en 80 gr. vochtigheid de lucht op een temperatuur van 21 gr. gebracht. In de gebruiksaanwijzing staat, dat men het koelapparaat een kwartier voor het ver laten van het bed moet afzetten. Door het plot selinge temperatuursverschil zou men anders licht verkouden kunnen worden. DE LENTEFEE door W. B. Z. Eene twee, eene twee, Daar nadert zacht de lentefee. Met haar wond re tooverstafje Huppelt zij dan op een drafje Alles, alles wordt nu wakker. In 't bosch en op den akker. Eene twee, eene twee, Daar nadert zacht de lentefee. Ook de vogels in de boomen, Willen nu niet langer droomen. Ieder zingt zijn lenteliedje, Wie-de-wiet, wie-de-wiet je. Eene twee, eene twee, Daar nadert zacht de lentefee. 't Kuikentje komt uit het eitje. En springt vroolijk door het weitje. Kukele, kukele-ku-ku-ku Wat is alles prettig nul DE WARMSTE PLAATS TER WERELD. Deze plek ligt in Italiaansch Somaliland. Hier werd in de woestijn een temperatuur van 63 gr. Celsius gemeten. Op één na de hoogste tempe- atuur werd opgenomen in Oostelijk Iran in de stad Nasrabad. Zij bedroeg 58 gr. Celsius in de schaduw. Deze woestijn is omgeven dioor gebergten van 3 tot 4000 M. hoog. De hooge temperatuur ont staat door de heete siroccowinden, die van de bergen neerstrijken, en door den hoogen zonne stand. In 1922 mat men ook 58 gr. Celsius in de scha duw in Tripolis in de stad Aziziga. Dan volgt het Doodendal in Zuid-Californië met 56.7 gr. Moer- zoek in Noord-Triplolis met 56.2 gr. De Oase Wargla in Algiers met 53 gr. en Jacobadad in Beloetsjistan met 52.5 gr. UIT HET LEVEN VAN EEN TOONEELSPELER Adalbert Matkowsky, die in 1858 geboren werd. was de beroemdste tooneelspeler van zijn tijd. In zijn jeugd had hij echter een ander beroep, daar hij eigenlijk niet voor het tooneel was op geleid. Hij was echter zoo dol op voordragen en had hiermede onder zijn kennissen zooveel suc ces, dat hij eindelijk besloot, eens een theater directeur op te zoeken om een staaltje van zijn kunnen te geven. De directeur liet hem inderdaad een stuk voor dragen en Matkowsky speelde zóó meesleepend dat de man totaal onder den indruk was. Vooral, toen Matkowsky in het vuur zijner rede met een plof op een stoel neerviel. De stoel bezweek en in een oogwenk zat de tooneelspeler plat op den grond. Toen zei de directeur: „Jongeling, gij hebt ta lent! Ga bij 't tooneel, speel, roer het publiek tot tranen maarspaar de stoelen!" Een groot tooneelspeler, groote uitgaven! Dit klopt bijna altijd en Matkowsky maakte geen uitzondering op den regel. Bijna iedere maand was zijn geld reeds na een paar dagen op en dan moest hij bij den directeur voorschot gaan vragen. Eens, op een bitterkouden Januaridag was er repetitie. Matkowsky scheen het echter zeer warm te hebben. Hij trok tenminste zijn jas uit en repeteerde in z'n hemdsmouwen. De directeur zag dit en riep: „Matkowsky, ben je nu dol geworden om bij deze kou zonder jas te werken? Doch Matkowsky antwoordde kalmpjes: „Neen, 't is juist goed zoo, want met m'n voor schot ben ik al in den zomer"! Toen hij op 't hoogtepunt van zijn roem was, leerde Matkowsky bijna nooit meer een rol. Als hij op het tooneel een brief of een ander ge schrift moest voorlezen, moest het schrift zeer duidelijk zijn. Een van de jongere collega's wilde Matkowsky daarmede eens een poets bakken. Hij bracht een brief binnen, waarop geen woord te lezen stond. Matkowsky was echter niet zoo gauw uit het veld geslagen: hij deed net of hij flauw viel, reikte met bevende hand den brief aan zijn col lega en stamelde: „Lees voor, m'n zoon!" ANECDOTEN VAN BEROEMDE MANNEN. William Gladstone, de Engelsche staatsman (18091898) zag eens bij een antiquair een schitterend schilderij uit de zeventiende eeuw, dat een edelman in Middeleeuwsch gewaad voor stelde. Hij bood erop, maar kon het niet koopen, omdat de eigenaar er al te duur mee was. Enkele dagen later zag hij het mooie schilderij in het huis van lord Green en bekeek het vol belang stelling. „Ja, een oud erfstuk," zei Lord Green, „een van mijn voorouders, eerste minister aan het hof van koningin Elisabeth". „Jammer!" antwoordde Gladstone, „een paar pond meer en 't was mi» voorouder geweest!" DE ZEEKOE. Fantastisch verhaal van een Deensch boertje. Een Deensche boer, die op z'n eerewoord ver klaarde dat het allemaal echt gebeurd is, ver telde me laatst de volgende fantastische ge schiedenis: Ik sta op een prachtigen zomermorgen met heerlijk zonnig weer rustig op m'n land, dat gelegen is op een eilandje in de Scherenzee. Daar hoor ik opeens uit de richting van de Sont woeste kreten. Er is vast iets bijzonders gebeurd! Ik hol naai den oever, ga* op den steiger staan, waar de booten aanleggen endaar zie ik zooiets geks, dat ik opeens in lachen uitbarst! Een koe is van het naburige Perseilandje in 't water ge plompt en komt nu kalmpjes op mijn eilandje toe gezwommen. Aan den anderen oever staan twee mannen hard te schreeuwen om het dier tot om- keeren te bewegen. Maar de koe stoort er zich geen haar aan en zwemt rustig door. Een van de mannen zwaait met een stok, dat is de eigenaar, die is dus het bangste, dat het sportieve dier verdrinken zal. Ik kom dichterbij en hoor de man met den stok zeggen: „Een strop, dat mijn boot niet aan het andere eind van het eiland ligt, anders gingen we haar achterna!" Wacht", denk ik, „m ij naboot kan ook wel dienen". En ik. zet m'n handen als een toeter aan den mond en schreeuw: „Wacht even", maak mijn boot los en roei naar het Perseiland!" De beide boeren stappen in en weldra roeien we met volle kracht de koe achterna. Maar alsof ze voelt, dat wij haar op de hielen zitten. opeens slaat ze een andere richting in en zwemt naar zee. Gelukkig zwemt een koe meestal niet zoo bijster snel. We hebben haar weldra ingehaald, varen om haar heen en versperren haar met de boot den weg. Maar de koe bekommert zich hier geen ziertje om. Ze zwemt rustig door en om haar niet bovenop onze boot te krijgen, moeten we op 't laatste nippertje zijwaarts uitwijken. „Wat nu?" steunt de baas van de koe. „Heeft ze meer van die kuren?" „O ja. Ze vindt het eiland blijkbaar vervelend: zoodra ze een zwak plekje ontdekt in de om rastering neemt ze de beenen!" „Een merkwaardige koe! Nou enfin, misschien dat ze tegen melktijd naar huis gaat verlangen!" De baas van de koe barst nu haast van woede: .Melktijd.melktijd. Ze wordt pas vanavond gemolken en tegen dien tijd is ze al in volle zee, als ze 't zoolang uithoudt!" Dat lijkt het andere boertje toch zeker wat bar! Hij buigt zich tenminste zwijgend over boord en grijpt met een forschen greep de koe bij den staart. 't Gevolg van deze manoeuvre is, dat de boot een halven slag omdraait en de koe ons voort trekt. De baas van de koe haalt de riemen in en ik vind voor in de boot een eind touw, dat ik stevig aan den staart vastbind en daax*na 't andere eind aan een riemdol. De koe zwemt rustig voort, het bootje achter zich aantrekkend, steeds verder naar de zee toe Goede raad is duur. „Ik weet wat," zegt de eigenaar van de koe opeens, „als we eens den buitenmotor aanzetten, volle la-acht achteruit? Misschien bewegen we de koe dan, terug te keeren." „Goed", zeg ik, „maar op uw eigen verant woording. Als de motor defect raakt. De man stemt zuchtende toe en ik laat den motor aanslaan, terwijl ik hem op achteruit zet. De motor begint inderdaad te brommen. De staart van de koe krijgt een schokje en onze vaart mindert.maar 't is slechts voor een oogenblik: dan zwemt de koe, hoewel iets lang zamer dan daareven, weer rustig verder. We zuchten en steunen alle drie hoorbaar! Wat een pech, wat een pech! ,We kunnen den motor net zoo goed weer afzetten," zeg ik. En ik doe het meteen maar. En de koe schiet een forsch eind vooruit en zwemt verder-... We wetê&i nu alle drie welhaast zeker, dat er aan deze malle vertooning géén eind zal komen vóór onze levende tractor van 1 koeiekracht uitgeput raakt. En wanneer zal dat zijn? Maar stil, wat is dat? Daar ontdekken we achter de boomen van mijn eilandje plotseling den rook van een stoomboot, en 't volgende oogenblik zien we reeds den romp van h* c u- om de landtong heen te voorschiin l 't Is een groote, witte romp en hii knmt en' op ons toegevaren. Ik zie, hoe een massa L schen in helkleurige zomerkleeren zich vph?611" op het dek. De kapitein laat stoppen koe, die zeker gevaar voorziet, buigt'af in h we langszij komen te liggen. otl^ De menschen hollen naar stuurboord en ai ze ons zien, ontstaat een geweldig rumoer Doch de koe knipt zelfs niet met de oown maar zwemt rustig voort. 8 n> Als ze echter langs het achterdek komt beurt er iets onverwachts en heel wonderlijk Daar staat een dame: een heel eigenaa„£ dame. Een dame met een langen neus en e bril op. Ze heeft een bontgekleurde zijden doS om het hoofd geknoopt met een strikje onder de kin. Ze zwaait met een zwaren bergstok draagt een heel kort broekje inplaats van rok ken. Als ze de koe ziet, begint ze hard te gillen Ze roept „O, wat een origineel beest! Wat een schattig dier! Wat een lieverd!" En nog veel meer van dien onzien. Dat is blijkbaar te veel voor onze zeekoe! Ze heft den kop op, kijktligt plotseling stil, dan draait ze kalm haar log lichaam om en zwemt spoor, slags naar huis terug! Generaal Foch had eens in zijn prille jeugd van een kennis tien francs geleend en was dat feit totaal vergeten. Vijftien jaar later zocht deze hem te Parijs op en herinnerde hem beleefd maar dringend aan deze „leening". „Jean", riep Foch tot zijn bediende „haal eens een ladder en kijk, of daar boven op de kast niet een oud boek ligt". De bediende klom den ladder op en kwam terug met een stoffig, half door de motten op gegeten boek. Daarop zei Foch tot zijn kermis: „Hier, dit boek is voor jou. Een premie, die ik eens als schooljongen kreeg voor m'n goed ge- heugen. Ik zie, dat jij ze meer verdient dan ik." De koning van Denemarken maakte in 1768 eens een reisje incognito door ons land. In een klein stadje werd hem door een welgesteld in- woner een geslachtsregister aangeboden, waar uit moest blijken, dat deze heer nog in de verte familie van den koning was. „Waarde neef," zei hierop de koning, „ik ben incognito. Volgt u mijn voorbeeld." A de Decembermaand is dit jaar de Aprilmaand de eerste, die ons weer en kele feestdagen geeft. Eerst was het Palmzondag, waar we hier in onze stad en omgeving niets bijzonders van merken, maar die vooral voor de jeugd in onze oostelijke en zuidelijke provincies een echte feestdag is. Dan volgt Goede Vrijdag; ook alweer een dag die bijna overal in ons land zich niet van de anderen onderscheidt. In verschillende andere landen nog wel. In Portugal en in sommige Zuid-Amerikaan- sche republieken wordt door de matrozen een stroopop in den mast geheschen. Deze pop stelt Judas voor en als op een gegeven oogenblik de scheepsklok luidt, wordt de pop naar beneden gelaten en door de matrozen met knuppels be werkt. In sommige plaatsen in Westfalen wordt op Goeden Vrijdag een processie gehouden, die den kruisweg moet voorstellen. Er wordt door één een zwaar kruis gedragen; de drager is in 't wit gekleed.en draagt een doornenkrans op het hoofd. Langs den weg, di enmen volgt, staan op 14 plaatsen afbeeldingen van schilderijen, die den kruisweg van Jezus voorstellen. In Engeland is het op dezen dag gewoonte om bijna niet an ders dan krentenbrood te eten. Vroeger geloofde men, dat men, wanneer men op Goeden Vrijdag warm krentenbrood at, het geheele jaar geen brand zou krijgen. Dit bijgeloof zal wel verdwe nen zijn, maar 't krentenbrood eten is gebleven. Zoo zijn er meer landen, waar men op Goeden Vrijdag vasthoudt aan allerlei oude gebruiken. In ons eigen land hebben we wel in eere gehou den het Paaschvuurbranden op den tweeden Paaschdag. Niet in de steden, waar het brand gevaar bij het ontsteken van zoo'n groot vuur, veel te groot is, maar wel op het platteland en dan vooral in 't Oosten en Zuiden van ons land. Waar we nu in deze dagen komen, in Overijsel of Drente, in Gelderland of Brabant, of Lim burg, overal vinden we hoog opgestapeld al wat brandbaar is. Met de Paaschdagen zal hier de brand in gestoken worden, soms alleen in 't bij zijn van de jeugd, maar vaker in 't bijzijn van groot en klein, van oud en jong. Allen dansen en springen al zingende om 't vuur heen. Dit bran den van de Paaschvuren is ook alweer een feest dat we overgenomen hebben van onze heidensche voorouders. Waar in dien ouden tijd Germanen woonden werden bij den aanvang der Lente vreugdevuren ontstoken, ter eere van hun godin van het licht, de godin Ostra. Ook toen danste oud en jong om het vuur, vreugdeliederen zin gende. Wel hebben de eerste christenpredikers getracht deze heidensche gewoonte uit te roeien, doch het is hun niet gelukt. Nog in 742 werd door de bisschoppen gelast om het ontsteken der vuren te staken, maar ook dit baatte niet. He volk bleef vasthouden aan dit oude gebruik en men heeft het ten slotte aangepast aan het Chris telijk Paaschfeest. Ook behoort tot de oude Paaschgebruiken nog het gaan van jongen en ouden, maar vooral van de jongeren naar de zoogenaamde Paaschwei. Zoo trekt men in De venter naar de Worp, te Zwolle naar den Spooi- dérberg, te Lochem evenals te Wageningen naar den Paaschberg, te Winterswijk naar de Wenne, te Ootmarsum naai- den Paaschkamp, te Dwinge- j lo naar het Dwingelerzand. Op al deze plaatsen vermaakt men zich met eiertikken of 't schieten met eieren alsof het knikkers zijn. Al bran men hier in 't Westen van ons land dan geen Paaschvuren, en al gaan we niet naar de Pa,as" wei, we eten gelukkig wel met de Paaschdag een eitje meer dan gewoonlijk en doen ons e goed aan krentenbrood. Maar laten we ons niet zoo aan te buiten gaan, zooals er opgeschre ven is van iemand in Amsterdam die in een bierhuis in 't begin der 19e eeuw 50 eieren en-a liters bier naar binnen sloeg. Of dit hem go bekomen is staat er niet bij vermeld. K. B.S

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8