Staatslieden «|éf -më kijken U aan Chamberlain Sinclair Churchill Litteraire Kantteekeningen. Churchill „Engeland garandeert Polen!", schreeu wende vetgedrukte koppen in de kranten. „Londen zoektcontact met Moskou". „Brit- tannië steunt Griekenland". In deze vreemde taal wordt u medegedeeld, dat een kleine groep menschen, gewone stervelingen zooals wij zelf, na veel gepraat en geharrewar be sluiten hebben genomen, die een geheel volk binden en ook buiten de grenzen van dat volk van onmiddellijken invloed kunnen worden op het lot en leven van millioenen en mil- lioenen mannen, vrouwen en kinderen over de geheele wereld. Wie zijn deze menschen, die zich Engeland noemen? Wat voor menschen zijn het, die deze beangstigende verantwoor ding dragen? Laat ik trachten enkelen hun ner van namen en kleurlooze fotografieën tot levende persoonlijkheden te maken. Ik neem u daarvoor mee naar een Lagerhuiszitting, waar alle groote kopstukken de een na den ander voor het parlementaire voetlicht tre den. Wanneer wij op de buitenlandsche perstri bune worden toegelaten, kort nadat de oude kreet „Speaker is in the chair!" door de gothi- sche gangen van het parlementsgebouw heeft gegalmd, zijn zij voor het ongeoefende oog nog moeilijk te onderscheiden. Voor de groote tafel, die de regeeringsbanken van die der oppositie scheidt, staat een nog jonge man, die een lang betoog over een of ander onbelang rijk wetsvoorstel afsteekt, waar niemand naar luistert. Het is rumoerig op de tot de laatste plaats toe gevulde banken. Er wordt geginne gapt en door elkaar heen gepraat en de heele stemming van het Huis doet sterk denken aan die van een klas schooljongens, kort voordat de rapporten worden uitgedeeld. De nog jonge man, die zoo onverstoord door blijft redeneeren, is dan ook .kennelijk niet een van de kopstukken waarvoor wij gekomen zijn. Eindelijk gaat hij zitten en, terwijl plotse ling een golf van „Hear hear" 's uit de opeen gepakte gelederen der regeeringsbanken aan zwelt, maakt een schrale figuur zich uit de opeengedrongen rij van ministers los en staat een oogenblik lichtelijk gebogen voor de groote tafel, wachtend tot het koor van toejuichingen achter hem is weggestorven. Ondanks zijn 70 jaren loopt er nog slechts een enkele wit grijze streep door zijn glanzend zwart haar. Ook de oogen onder de zware, donkere wenk brauwen schijnen nog vol jeugdige levens kracht en alleen de schrale en met rim pels doorgroefde hals, die uit een veel te groote stijve boord steekt, verraadt zijn vergevorder den leeftijd. Wanneer het dan doodstil in de steeds in schemering gehulde zaal is gewor den begint hij te spreken, bedachtzaam, za kelijk en zonder eenig rhetorisch effect. Zoo- koel en rustig sprak hij zelfs bij de meest dra matische gelegenheden, dat hem vaak harte loosheid is verweten geworden. Ook wanneer hij een enkele keer den effen toon van zijn betoog verbreekt en zijn stem lichtelijk ver heft om op een bepaald puntverschil den na druk te leggen is er nog geen spoor van harts tocht in zijn optreden. Altijd blijft hij zichzelf onderbrekingen kunnen hem niet van zijn Als u op een bepaalden weg overdag zonder ge vaar 90 kilometer per uur kunt rijden, beteekent dit nog heelemaal niet, dat daar bij avond Zonder risico's een 60 kilometer vaart kan worden ontwikkeld. Op den weg hangt alles van de omstan digheden afregelt d&arnaar uw snelheid 1 gaan trekken, zij zullen met elkaar gelukkig zijn en buiten de misdaad en de drankzucht ook leven kunnen. „Grensland" is een kleurig verhaal, dat men met sympathie voor de schrijfster zal lezen. G. van NesUillcens; PastoralesDezelfde uitgevers. Een andere bekende schrijfster heeft in dit boek een aantal schetsen en novellen verza meld, waarvan ik de grootste, „Ondergang" gelezen heb. Ze geeft de mislukking van een jong onderwijzeresje in haar eerste praktijk jaar, nadat ons haar laatste schooljaar op „de kweek" een buitengewoon begaafd en levendig, geestig kind in haar heeft doen kennen. Een ongelijkmatige, in den grond melancholische natuur, waarmee ze misschien erfelijk belast is, wordt hier met kennis van schoolzaken ge- teekend, hoewel de mislukking als onderwij zeres niet geheel uit die natuurlijke gesteld heid verklaard schijnt. Men kan zich het be loop van zaken ook anders denken, noodzake lijk is dat niet. Wel weer, dat het kind zich van kant maakt als we de mislukking eenmaal aanvaard hebben. Met dat al is het een boeien de novelle, die zich onder blijvende belang stelling laat lezen. H. Graevenbergh. De Walmende Lantaarn. A'dam. Salm Co. Onschuldige grapjes over menschen en din gen zonder pretentie, maar toch ook niet boven, het peil der litteraire" bijdragen in „Leven" of „Stuiversblad" uitkomend. Daar een boek van te maken lijkt me luxueus. •T. H. DE BOIS. stuk brengen wars van alle emotioneel wr toon en rhetorisch vuurwerk, schern ma altijd weer beheerscht, soms sarcastisch wï fel de parlementaire storm ook om ziinhnnw mag woeden hij blijft uiterlijk volkomen on beroerd en het is deze onverstoorbaar^ deze volstrekte zelfverzekerdheid die ook tegenstanders een mate van bewonderine af dwingen. Juist in de laatste weken is deze tv pische trek, die zoo uitermate irriteerend kan werken en toch op een zekere grootheid van karakter wijst, weer duidelijk gebleken Een ander man zou bij hetgeen Chamberlain overkomen is, aan zichzelf zijn gaan twijfelen Maar bij de rustige, onvermoeibare 70-jaiW die het lot van het Britsche rijk in handen houdt, is er van ontmoediging of van ge schokt zelfvertrouwen geen spoor te vinden Hij blijft ook nu nog uiterlijk althans een toonbeeld van koele zelfverzekerdheid. Wat ook het oordeel van de geschiedenis over deze raadselachtige figuur mag zijn, niemand zal hem ooit het bezit van een buitengewone do sis geestelijke moed kunnen ontzeggen. Een half uur nadat de zachte, nadrukke lijke stem is begonnen te spreken wekt een nieuw koor van „hear hear'"s ons uit deze overpeinzingen over het wonderlijk karakter van Engeland's premier. De schrale, u-~ figuur zit weer weggedoken tusschen zijn collega's en het woord is aan den leider van de Oppositie. Hij is moeilijk te verstaan, want anet de onbeleefdheid die in de politiek nu een-' maal gebruikelijk schijnt te zijn, loopen op een handje vol na alle regeeringsaanhangers druk pratend de vergaderzaal uit zoodra Major Attlee begint "te spreken. Het is hun misschien moeilijk kwalijk te nemen, want deze kleine kale, doctrinaire man is de belichaming van fatsoenlijke middelmatigheid. Wat hij zegt is zelden interessant en wanneer hij eens een enkele keer gebruik maakt van de gelegenheid de fouten van de regeering te exploiteeren, wordt de doeltreffendheid van zijn betoog vrij wel geheel genivelleerd door de wijze waarop het wordt voorgedragen. De onaangename harde stem, de onnoodige bitterheid, het ont breken van eenige humor of goedmoedigheid, de schoolmeesterachtige toon, het zijn allé dingen, die de toehoorder doen verlangen naar een spoedig einde van deze weinig-im?. poneerende vertooning. Met een zucht van verlichting ziet hij daar om, nadat Attlee zijn rede beëindigd heeft, den leider van de zoo deerlijk verminkte liberale partij opstaan: Sir Archibald Sinclair. Want nu weten wij dat wij ten minste ouderwetsche rhetoriek te hooren zullen krijgen. Rijzig en uitermate romantisch om te zien is hij, dese Schotsche grootgrondbezitter. Hollywood zou hem onmiddellijk een contract aanbieden zoo jong is hij nog, Zoo knap en zoo vol edelmoe dige hartstocht. De volzinnen rollen hem in het vuur van zijn edele verontwaardiging of nobele geestdrift als bruisende watervallen van de lippen, alleen zoo nu en dan pijnlijk onderbroken door het gestotter, waaraan hij lijdt. Maar omdat de leider van de Engelsche liberalen naar alle waarschijnlijnheid geen groote rol meer zal spelen, zullen wij bij den romantischen Sir Archibald niet langer stil staan. Een andere figuur vraagt nu onze aan dacht. Zoo groot is zijn prestige, en zoo be wonderd zijn vele talenten, dat het Huis weer tot de laatste plaats toe bezet is, wanneer hij van zijn boekplaats naar de regeeringsbank opstaat om een bijdrage aan het debat te leveren. Het is een korte, gedrongen figuur, deze telg uit het roemrijke geslacht van Marlborough, jonger dan Chamberlain in ja ren maar in uiterlijk veel ouder. Hij is, zooals een groot man in ons eigen land, een onver moeibaar sigarenrooker en hij is, zooals deze zelfde man, iemand die 't leven van meer dan een kant heeft leeren kennen, die gevochten heeft op de slagvelden van zijn land, glorie heeft geoogst en die avenals onze minister president in alle opzichten den naam van een mannetjesputter verdient. Maar hij is nog meer dan een mannetjesputter, hij is ook een groot redenaar. Zijn hortende voordracht en het lichte spraakgebrek, waar hij aan lijdt, berooven hem van die vloeiende welsprekend heid, waarover mannen als Mussolini en Lloyd George beschikken en toch voelt de toehoorder zich al spoedig gevangen in den ban van zijn doordringenden geest, want het geheim van Churchill's macht over zijn gehoor ligt niet alleen in de wijze, waarop hij de dingen zegt, maar in wat hij zegt. Bi' is in dezen man een combinatie van hartstocht, intellect, verbeeldingskracht en meesterschap over het woord, die tezamen een fascineerenae werking uitoefenen, waaraan weinigen zich weten te onttrekken. Ondanks al de fouten die hij tengevolge van zijn impulsief temperament in het ver leden heeft begaan, blijft hij in de meenrng van velen verreweg de grootste politieke fi guur in het huidige Engeland. Wellicht ten deele als gevolg van zijn aristocratische af komst, is hij een geboren leidersfiguur. Het is juist omdat hij zich voor het democratische Engeland niet genoeg moeite heeft gegeven om zijn autocratische neigingen te verbergen, dat hij al zoovele jaxen in de politieke wilder nis verkeert. Ook nu maakt deze man, ore vele als een genie betitelen en wiens somoere voorspellingen van de laatste jaren zoo over vloedig bewaarheid zijn geworden, nog steeas geen deel uit van de regeering, die totnogtoe geweigerd heeft naar de moderne Cassanar te luisteren. De profeten ontbreken ecnte* niet, die verkondigen dat er, in geval EngeM in de naaste toekomst ten strijde zou moeie trekken, slechts één nationale leider den baar zou zijn, en dat is de korte, geawno figuur naast de regeeringsbank: Winston Churchill. Londen. 26 Anrtl '30 Hoe het onderzoek der dialecten in zijn werk gaat? Een kaart van Nederland met vele roode stippen, welke achter den heer Meertens aan den muur hangt, maakt den weetgierige iets wijzer omtrent het merkwaardige werk van den taalvorscher. Op de plaats, waar gewone atlas sen Amsterdam vermelden staat hier E. 108. En Haarlem is aangeduid door E 97. De onwetende zou kunnen denken dat dit de kaart der nieuwe zakelijkheid is, een efficiente kaart, waar al die rompslomp van moeilijke namen vervangen is door keurige cijfers! Maar de heer Meertens laat u niet lang in onwetend heid. Dit is een der werkkaarten. In al die plaatsen zitten medewerkers van het bureau, 2000 in totaal, hoofden van scholen en onderwijzers, maar ook boeren, bakkers, smeden, geestelijken e.a. en zij dragen allen hun steentje bij tot de samenstelling van een Dialectenatlas, En dat De Nederlandsche folklore vormt het onderwerp voor het onderzoek van het Volkskunde Bureau, dat haar werkzaamheden in samenwerking met het Dialectenbureau verricht. schiedenis van onze taal en onze volksgebruiken. Nutteloos werk? Voor zoover men de waarheid nutteloos acht, ja. Het stemme hen, die van het tegendeel overtuigd zijn, evenwel tot blijdschap dat zelfs in deze verzakelijkte en chaotische tij den de waarheid metterdaad gediend wordt. v. H. Het dialectenbureau zoekt naar waarheid Het nieuwe land staat onder controle. De dialecten zijn zeer taai. De bedoeling van ons Dialecten Bureau is de geschiedenis dei- dialecten na te gaan. Het land der taal kent namelijk zijn eigen wetten, en aan de hand dezer wetmatigheid kan het ontstaan worden gereconstrueerd. Uit de dialecten maakten zich verschillende dialecten los, welke gesproken werden door menschen, die wat in de melk te brokken hadden; een pastoor, een dominé, een landheer of een rijke zakenman. In de drooggelegde Zuiderzeepolders komen menschen uit verschillende deelen van ons land bij elkaar, en daar willen we nagaan hoe het dialect ontstaat: ook daar hebben we over 50 jaar of zoo een eenheidsdialect. De menschen gaan een machtige boer navolgen of bijv. een geestelijke. Wij zullen dat proces op den voet volgen; de burgerlijke stand van die polders wordt hier bijgehouden, er is geen mensch, die door de mazen van ons net heen slipt. Drs. P. J. Meertens secretaris van het Bureau voor Dialectonderzoek en 't Volkskundebureau. 2000 menschen werken mee. steentje is eigenlijk een vel papier, een vragen lijst. Het Bureau stuurt zulke vragenlijsten rond en de 2000 medewerkers vullen hierop in hoe Nederlandsche woorden in hun dialect ge schreven en uitgesproken worden. In 1931 werd de eerste vragenlijst uitgestuurd. Er zijn 60 woorden onderzocht, en van elk woord komt een kaart. Dit jaar de eerste uitgave. Als de atlas dus klaar is bestaat die uit kaar ten van Nederland en boven elk van die kaar ten staat een woord, bijv. „nagel", en op de kaart worden de streken, dialectgebieden, aan gegeven, waarin dat woord „nagel" verschil lend voorkomt. Dit jaar wordt de eerste aflevering van den atlas, inhoudend 12 kaarten, uitgegeven. Op de eerste verschenen kaart zien wij bij voorbeeld dat het woord „wreef" in Friesland en een deel van Groningen „krop" heet, in een deel van Groningen en Drente ,.Vry(e)", in een ander part „wringe", in Gelderland „Vrieje", in Noord-Holland „wreef" in Zuid-Holland „vi-eef" en Zuidelijker „vreeg", „vricht", „woste", „vost" enz. De taalgrenzen vallen heelemaal niet samen met de provinciale afbakening. J. P. ZoomersVermeer Grensland. Van HolJcema Warendorf. Amsterdam. Grensland is een roman van een schrijfster die haar métier door en door kent en dus een verhaal weet op te bouwen in logische stijging en daling der belangrijkste feiten, waardoor de lezer tot het eind geboeid blijft en het boek niet uit handen legt omdat hij, halverwege ge komen, de rest wel gelooft. Werk van goede constructie is het hare in de eerste plaats, waarin een groote genegenheid voor den mensch meer op den voorgrond treedt dan een streven naar woordkunstige schoonheid. Precieus maakwerk is ook Grensland niet; naar den vorm is dit boek eenvoudig goed geschre ven, maar zijn waarde ontleent het aan het zuiver begrip van en meegevoel met karakters van menschen, die niet alledaagsch zijn en in sterke mate het goede met het minder-goede in hun wezen vermengd hebben meegekregen. Grensland voert den lezer binnen den kring van een volkje dat uit traditie en van nature zoo'n beetje binnen en buiten de wet leeft, maatschappelijk blijft, zoolang het kan en on maatschappelijk wordt, uit sport of uit nood zaak, zoodra de kans zich voordoet. Zij zijn smokkelaars en smokkelaarsvrienden, helers en helpers, sommigen uit professie, anderen uit armoe, en dan slechts bij gelegenheid, een enkele uit sportieven aandrang, maar allen riskeerend het voortdurend gevaar, allen de de straf, waar die soms valt, gering achtend en van geen belang voor de onderlinge waar deering. Daar zijri rauwe knapen onder die voor geen moord terug deinzen, maar ook wel goedhartige kerels wier hart is als weeke was, en pientere boerennaturen, die door de winst alleen gelokt zijn en die, gesnapt, het ergst door angst en berouw gekweld worden. Dit volkje, in al zijn verscheidenheid, heeft de schrijfster blijkbaar goed kunnen waar nemen en er haar verhaal uit opgebouwd. De verschillende leden der familie Broks leveren van die verscheidenheid de uiteenloopende voorbeelden. Een is het met zijn winkelbedrijf, annex handel in smokkelwaren, voor den wind gegaan, hij is steeds den dans ontsnapt en de rustige bezitter der familie geworden. Een broer, met meer fantasie dan de werkelijk heidszin van den ander, kon het niet verder dan tot helpertje en manusje-van-alles bij hem brengen en een derde broeder mislukt in alles en wordt zwerver, na vrouw en kind ver laten te hebben, 't Zijn rare lieden, die Broks'en, en drinken doen ze allen. Maar buiten de smokkelarij zijn het geen misdadi gers, zooals anderen uit de buurtschap. Het blijft bij vermogensdelicten, waar ze welge moed een poosje brommen voor over hebben. De zwerver is het ergst afgezakt en het is zijn dochter Alida, die de schrijfster tot bindende hoofdfiguur van haar roman gemaakt heeft. Alida, met haar moeder in de nabije provin ciestad alleen gelaten, probeert uit den doem der familie te ontsnappen. Zij beproeft een eerlijk handeltje op de markt en het lukt haar, voor moeder en zichzelf een boterham te ver dienen. Zij maakt kennis met een netten jon gen, die zijn brood verdient en haar trouwen wil. Maar zij is zoo dom geweest hem nooit te zeggen dat zij een Broks is en dat haar vader van tijd tot tijd als dronken zwerver wordt op gepakt en opgestuurd naar daarvoor bestemde verblijfplaatsen. In haar angst voor den kwa den reuk, waarin haar familie staat heeft de stakker nog meer leugentjes om bestwil ver zonnen, en de bom barst als de jongeman achter de waarheid komt en haar afschrijft. Alida, die een lieve en knappe meid is, zooals later nog meer blijken zal, is er kapot van. Zij heeft van den jongen gehouden en zich een toekomst gedroomd die haar uit de Broks- familie zou verwijderen. Als dan ook nog haar moeder sterft weet zij niet beter te doen dan naar het grens- géhucht en naar de Broks'en terug te keeren. Zij komt daar bij den oom-winkelier in huis, waar ze wordt uitgebuit voor den sïmpelen kost dien ze krijgt, tot ze in het gezin Gros man, dat een café vlak tegenover het tolkan toor houdt, wordt opgenomen en moeder Grosman, overigens ook geen doetje, haar als een eigen dochter behandelt. Daar bij Grosman komen 's avonds de smokkelaars, komt ook de verloopen secreta ris van de grenspost en zullen voor Alida nog wel andere perikelen zich voordoen, doch Grosman en zijn vrouw zullen haar blijvend beschermen. In het boek begint hier misschien de beste helft. Mocht in het hierboven verhaalde nog wel eens een schuchtere bevreemding over het relatief waarschijnlijke van het verhaal opko men, leven en bedrijf rondom Grosman's huis worden daarna reëel, met een indringende ge negenheid voor dat meisje en haar romanti sche omgeving, geschilderd. De trieste kanten van het leven, zooals die in het huwelijk van den secretaris en zijn vrouw of in de beest achtigheid der Van Beuninge's tot uiting ko men zijn met even zuiver gevoel beschreven als de meer hartelijke verschijningen, waartoe moeder Grosman en de- Os behooren. Met dien Harm, den Os, zal Alida een nieuw leven be ginnen en letterlijk en figuurlijk de herinne ringen aan haar eerste liefde verscheuren. Al zal zij, na die eerste poging tot ontvluchting, toch weer in de sfeer der Broks'en opgenomen zijn en zelfs met Harm mee op smokkeltocht Van het land van de taal met zijn eigen grenzen en wetten en zijn geschiedenis Een resultaat van den ar beid van het Dialectenbur. 'n kaart waar op de verschil lende schrijf wijzen van het woord „wreef" in de Neder landsche dia lecten zijn aan gegeven. ER zijn tegenwoordig menschen, die den neus ophalen voor iemand, die een dialect spreekt. Ze noemen dat „plat" en slor dig Nederlandsch, maar zij vergeten of hebben nooit geweten dat de dia lecten de oudste eigenlijke talen vor men, en dat het „algemeen beschaafd" wat we in de wandeling het zuivere Ne derlandsch plegen te noemen eigen lijk het jongste dialect is, dat zich uit de andere dialecten heeft losgemaakt. De moderne mensch rekent graag naar zich toe, hetgeen veroorzaakt dat hij. wel eens in den waan verkeert dat de mensch, die een dialect spreekt zoo onopgevoed is om zijn zuivere Nederlandsch te ver basteren, instede van te bedenken dat zijn zuivere Nederlandsch uit de dialec ten gegroeid is. Indien ge dus iemand ontmoet, die er een plat taaltje op na houdt, buigt dan als cultuurmensch en beoefenaar van het „algemeen be schaafd" diep voor een medemensch, die een oudere taal spreekt dan de uwe, want het past u als beschaafd mensch eerbied te hebben voor het verleden, waaraan ge het heden dankt. Het is prettig in deze zakelijke tijden te zien dat zulk een eerbied voor het oude, voor de geschiedenis, niet alleen in woord bestaat doch in daden wordt geuit. Want in het Amsterdamsche Trippenhuis waar de Koninklijke Academie is ondergebracht arbeidt Drs. P. J. Meertens, secretaris van het dialectenbureau en 't Volkskundebureau, om de geschiedenis van de taal te leeren kennen. Het is de geschiedenis van een wereld waarvan de letters de bewoners zijn, die zich rijen en in zinnen aan ons geestes oog voorbijtrekken. Het is een wereld met eigen grenzen en eigen wetten. En omdat het woord het uitdrukkingsmid del van de ziel is, weerspiegelt zich in de geschiedenis der taal de geschiede nis van het menschelijke leven. „Wij weten van de geschiedenis van de menschheid nog weinig af", zoo maakt ons Drs. Meertens duidelijk „Onze Indo-Germaansche voorouders hebben waarschijnlijk in het Oosten van Pruisen geleefd. Op een goeden dag kre gen ze onderling ruzie, en een deel trok weg naar een ander plekje op de wereld. Daar zijn ze anders gaan spreken, kregen ze misschien een andere uitspraak doordat ze dicht bij de zee zaten en de mond voor den wind meer dicht moesten houden om geen griep te krijgen, en vormden andere woorden, doordat zij nieuwe dingen waar namen. Van deze groep scheidde zich weer een deel af om zich elders te vestigen, en zoo ontstonden in den loop der eeuwen vele groepen, die elkaar onderling weer ontmoetten, waaruit taalvermengingen voortsproten. Tijdens de volksverhuizing werden allen, die uit Duitschland en Frankrijk kwamen in dat hoekje bij de zee gedrukt. Nu nog zijn de drie groote groepen Friezen in Friesland, Saksen in Groningen, Drente, Overijsel en Gelderland en de Franken in de rest van ons land te onder scheiden. Gepaard aan het dialectonderzoek gaat het werk van het bureau voor Volkskunde. Het houdt zich bezig met de geschiedenis en den huidigen stand der volksgebruiken. Dit dialect en volkskunde-onderzoek is in ons land eigen lijk een jonge tak van wetenschap. Weliswaar werd in 1879 reeds door het Aard rijkskundig Genootschap een dialectenquête in gesteld, welke in 1895 werd herhaald, doch ver der dan de uitgave van 2 kaarten kwam men niet. Menschen als Joh. Winkler uit Haarlem hebben individueele pogingen gedaan om dè dialectstudie uit te breiden, doch pas in 1931 werd het dialecten-onderzoek systematisch ter hand genomen. Drs. Meertens maakte een stu diereis en door een onder leiding van Prof. J. v. Ginneken ingestelde commissie werd het dialec ten- en volkskundebureau als een semi-over- heidsinstelling met een subisdie van de Kon. Academie in werking gesteld. En deze beide wetenschappelijke bureaux doen thans hun werk met vrucht. Met een staf van medewerkers wordt in de Kamers van de academie gevorscht naar waarheid in de ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10