IXéiït
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Deze week ontvangen jullie weder geen
briefje vooraf.
Lief RAMENLAPSTERTJE Ja, we heb
ben elkander nog kort geleden gezien. Was je
weer op tijd in school terug? Je was zoo on
gemerkt een eind uit haar buurt geraakt. Aan
je verjaardag moet je me nog maar eens her
inneren. Gezellig dat je met je verjaardag
je vriendinnetje den geheelen dag te gast mag
hebben.
Da.g Ramenlapstertje.
Best BLONDJE, M'n dank voor de teeke-
ning. De geschiedenis van Bijdehandjes
nieuwe pop is mij bekend. Het is reeds ge
bleken dat m'n vermaning niet overbodig
was.
Ze heeft echter niet geholpen. Li haar
handen hoort geen pop met een steenen kop.
Je hebt met Bruinoogje en Blondje prettig
gespeeld? Fijn zeg. 'k Wensoh je nog vele
aangename' speeluurtjes toe. M'n groeten aan
je moeder.
Dag Blondje.
Lief KRULLEKOPJE. Je bent 1.1. Maan
dag dus niet vroeg naar bed gegaan en bo
vendien druipnat thuis gekomen, 't Heeft mij
verwonderd dat de uitvoering door gegaan
is. Je hebt heel veel spreekwoorden opge
schreven. Drieënveertig vind ik een behoor
lijk aantal. Prettig dat je er een_ schrift
mede gewonnen hebt. Is het .visiteuurtje je
bevallen?
Dag Krullekopje.
Best TEEKENAARSTERTJE. M'n dank
voor de keurige teekening. Je hebt er erg je
best op gedaan. Zouden de nieuwe schoenen
mij ook passen? 'k Begrijp dat je erg blij was
toen je ze mocht gaan koopen .Nu ook maar
erg netjes op de schoenen zijn, zoodat ze lang
mooi blijven. Ja. het was 1.1. Dinsdag een ge
zellig uurtje. Maar trouw blijven schrijven,
dan mag je nog eens komen.
Dag Teekenaa.rstertje.
Lief BRUINOOGJE. Ja, het plaatje op je
briefje vind ik snoezig. De optocht heb ik drie
maal gezien. Eén maal met m'n geheele klas
en twee maal met de oudste meisjes uit m'n
klas. Ze vonden het een fijn uitje. Wil je aan
je moeder zeggen dat ik haar invitatie zeer
op prijs stel? Bij gelegenheid zal ik aan haar
vriendelijk verzoek gehoor geven. Maakt je
zus het nog goed?
Dag Bruinoogje.
Beste BENJAMIN. Je hebt het visite
uurtjes dus heel prettig gevonden. Als je me
nu trouw blijft schrijven mag je binnenkort
nog eens een keertje komen. Je kunt je werk
dan vervolgen en het misschien nog wel
voor jeklaar krijgen.
Dag Benjamin.
Lieve ANEMOON Prettig dat je thuis flink
aan je werk gewerkt hebt. Je krijgt het vast
wel op tijd klaar. Zijn er bij je op schocQ
twee onderwijzeressen ziek? Vertel je me in
je volgend briefje iets van de opvoering
„Doornroosje?" Graag had ik er heen ge
gaan, doch 'k was verhinderd. Je hebt het
visite-uur erg gezellig gevonden. Als je trouw
blijft schrijven, krijg je voor October nog
minstens één uitnoodiging.
Dag Anemoon.
Best ZONDAGSKIND. Groene zijde zal
ik naar school mede nemen. Wanneer je de
courant bij me komt halen, moet je er maar
om vragen. Heb je 1.1. Woensdag een pret-
tigen dag op school gehad?
Dag Zondagskind.
Best CROCUS JE. Dat je grootouders in
het buitenland vertoeven is mij bekend. Ik be
grijp dat je er naar verlangt ze weer eens
spoedig te zien. Je vraagt me, je zoo gauw mo
gelijk figuurzagen te willen leeren, zoodat je
tegen den tijd dat ze overkomen een cadeau
tje van zaagwerk kunt maken. Ik beloof je
niets, omdat ik, al wat ik beloof, moet na
komen. Ik kom echter op je verzoek nog wel
eens binnenkort terug.
Dag Crocusje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Ja, het weer
is tamelijk koud en nu juist niet geschikt om
uren achtereen buiten te spelen. Maar het
blijft zoo niet. We gaan het buitenspeel-weer
tegemoet. Je zult nog genoeg kunnen genie
ten.
Dag Zonnestraaltje.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Wat zal je
lenig worden zeg, door al die gymnastiekles
sen. Tien Mei a-s. moet je voor het voetlicht.
Ik wensch je veel succes. Je gedichtje zal ik
doen plaatsen. Flink, dat je getracht hebt,
ook een bijdrage voor de rubriek te leveren.
Je sokjes heb ik gezien Ze waren netjes ge
breid.
Dag Boodschapstertje.
Best BIJDEHANDJE. Ik begrijp dat je
blij was, toen je de zon weer eens zag schij
nen. Het is niets voor je om je uren achter
een in huis te moeten vermaken. Je speelt
liever buiten met vriendinnetjes en vriendjes.
Wat jammer dat je nieuwe pop gevallen is.
Haar hoofd was tegen de kennismaking met
de straatsteenen niet bestand zoodat een
bezoek bij den poppendokter onvermijdelijk
was. Gelukkig heb je haar des morgens in
goeden welstand op den stoel naast je ledikant
teruggevonden. Wees nu voortaan maar een
weinig voorzichtiger met haar. Het arme kind
kon anders wel eens voor goed ongelukkig
blijven.
Dag Bijdehandje.
Lief ZANGERESJE. Je hebt met je klas-
segenooten gezorgd voor een feestelijke om
geving. Wat zal mijnheer D. M. blij geweest
zijn. Natuurlijk is het een prettigen morgen
geworden. Zijn jullie met het cadeau ook naar
wensch geslaagd? Ja, het weer blijft nog
steeds koud. Ondanks de Meimaand brandt
de haard en draagt men winterkleeding. Het
kan echter spoedig veranderen. Dus moed ge
houden.
Dag Zangeresje.
Best GOUDMUILTJE. Wat heerlijk dat
je vader weer hersteld is en 1.1. Donderdag
zijn arbeid weer heeft kunnen hervatten. Ik
hoop van harte dat hij zijn werk zal kunnen
IK DURF NIET
door
W. B. Z.
„Kom jongen, neem vlug een besluit
En trek je trainingspakje uit.
Dan zwemmen wij fijn in het bad."
Jan: „Ik durf het niet
Ik word zoo nat."
„Toe jongen, wees nu niet zoo flauw,
Kom kleed je uit, maar doe 't gauw,
Dan springen wij saam van de brug."
Jan: „Ik durf het niet
'k Ga gauw terug."
„Zal ik je toonen, hoe het moet,
Wacht eventjes en kijk dan goed.
Ziezoo, daar ga ik: eene-twee."
Jan: „Ik durf het niet
Toe ga nu mee."
„Neen, Jan, wij blijven heusch nog wat
Wij zwemmen heerlijk in 't bad.
Blijf jij maar op het droge hoor!"
Jan: „Atjuus dan saam
'k Ga er vandoor."
blijven verrichten. Nu begrijp ik je vorige
briefje beter. Zwem je nog geregeld? Je
spaargeld heb ik aangeteekend. Je hebt thans
10 cent.
Dag Goudmuiltje.
Onderstaand gedichtje is gemaakt door
Boodschapstertje (Rie Groen)
„LENTE".
„De paardenen de koeien zijn heel blij,
Want de lente is gekomen,
De winter is voorbij."
„De konijnen komen uit hun hol,
Ze dart'len en spelen,
Ze doen o zoo dol".
„Alles is geurend, alles is groen,
Struiken en boomen,
Ja het heele plantsoen".
BOODSCHAPSTERTJE.
„VISITE".
A.s. Dinsdag mogen Goudmuiltje, Bood
schapstertje, Bijdehandje en Blondje op visite
komen.
Ik verwacht ze om 4.15. Om 5.15 gaan ze
weer naar huis. Er wordt aan het werk van
de club gewerkt.
Tot Dinsdag dus.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
JETJE EN NETJE,
door W. B. Z.
Met de zomerjurkjes aan
Zijn ze samen naar school gegaan.
Wat een pretje
Voor Jetje en Netje.
Ieder draagt haar eigen tasch,
Waar toch heelemaal niets in was.
't Was een pretje
Voor Jetje en Netje.
Ze gingen voor 't eerst naar school,
Daarom hadden ze samen jool.
't Leek een pretje
Voor Jetje en Netje.
Om twaalf uur keerden ze vlug
Tezamen naar haar moesje terug,
't Bleef een pretje
Voor Jetje en Netje.
DE ROESTIGE SPIJKER.
Hoe hij een haastigen en een braven
man een lesje gaf
Midden op straat, een beetje aan den
rechterkant, lag een spijker. Hij was erg
roestig en lag op z'n kop met de punt naar
boven. Of hij dit expres' deed, óf per ongeluk
zoo terechtgekomen was? Ik zou 't je niet
kunnen vertellen!
Nu kwam langs die straat een man op de
fiets. Een driftig, kortaangebonden mannetje.
Hij had blijkbaar haast, wat zooals je weet
meestal 't geval is met driftige menschen.
Enzooals 't gewoonlijk met haastige
menschen gaat, er gebeurde opeens iets, waar
door zijn vaart werd stopgezet.
De spijker had op z'n kop gestaan met
de punt naar boven, maar n u stond hij niet
meer: hij zat opeens in den achterband van
de fiets van den driftigen, haastigen man. Een
vreeselijke knal weerklonk en daarna een
stortvloed van booze woorden.
De man sprong van de fiets, keek woedend
naar den spijker, trok hem uit den band, wilde
hem dan ver weg slingeren in den tuin van
een der huizen, die langs de straat stonden,
bedacht zich echter en zette den spijker met
een valsch glimlachje weer net zóó op z'n
kop neer.
Dit keer stond de spijker expres op z'n kop.
De man begon z'n band te repareeren.
In den tuin stond echter een
andere man, een tuinman. Deze was niet
haastig en ook niet driftig, 't Was een kalme,
bezadigde, echt brave man. Hij had gezien,
wat de wielrijder deed en kwam nu, bedacht
zaam hoofdschuddend, langzaam bij het hek
staan.
„Wat u daar doet, is niet goed", zei hij kalm,
„straks rijdt misschien een dokter, die juist
bij een doodziek niensch geroepen is, op de
fiets voorbij en net in den spijker! U weet
niet wat u wel allemaal op uw geweten kunt
laden, als u dien spijker daar zóó neerzet.
U....".
De haastige man keek op. Hij was juist
klaar met 't plakken van den band en nu
bezig, zijn jas over 't stuur te hangen.
„Wat zeg je me daar? voer hij driftig uit,
,mag ik geen spijker neergooien, waar ik wil?"
„Dan kunt u hem tenminste zóó' neer
gooien, dat er niemand in kan rijden", zei
de brave tuinman.
„En waar dan?"
„Nu, in den tuin wat mij betreft".
„Mooie dingen! Dan komen de kinderen en
schrammen zich eraan".
,0, kinderen zijn hier niet".
„Waar bemoei je je mee? Ik gooi een spijker
neer, waar ik wil en jij houdt je grooten
mond erbuiten. Begrepen?"
Nu verloor de brave man zijn geduld. Hij be
gon ook te schelden en de ruzie liep hoe langer
hoe hooger. 't Ging over bemoeizucht, onheb
belijkheid, valschheid, onuitstaanbare men
schen, bedrog, oorlog, politiek.en de roes
tige spijker, die al dit gekijf had ontketend,
stond daar nog totaal vergeten op de straat.
De haastige man greep, steeds scheldend,
z'n pomp en begon den voorband op te pom
pen. En de aderen op het voorhoofd van den
tuinman begonnen op te zwellen. Hij voelde
zich in zijn braafheid aangetast en diep be-
leedigd en stroopte dus z'n mouwen op om
den anderen mores te leeren.
En dit zou hij ook zeker gedaan hebben,
als de haastige man niet, juist toen de tuin
man het hekje uitkwam met een hoonlach
op de fiets gesprongen was. Hij groette spot
tend met de hand en riep den tuinman iets
toe. Zeker niet iets vriendelijks!
Maar nauwelijks had het onvriendelijke
woord het oor van den tuinman bereikt, of
't werd overstemd door een tweeden, he-
vigen knal. Ditmaal was de spijker stilletjes in
den voorband gedrongen.
De beide vechtersbazen zwegen en keken
beschaamd. Een roestige spijker had hun een
lesje gegeven
INBREKER OF LOODGIETER.
Mijn oom Joris Goedbloed is de kalmte in
persoon en hij windt zich nu letterlijk ner
gens over op!
Toen we het laatst eens hadden over inbre
kers en hun streken, zei mijn oompje: „Gunst
is 't anders niet! Ik betrapte laatst nog een
inbreker bij mij thuis".
„Hè, toe oom, vertel u eens!" riepen we.
„Goed! Laatst op een middag kwam ik on
verwachts eerder van m'n wintersportreis terug
dan ik gedacht had. En kijk, toen ik de trap
opkwam, hoorde ik een verdacht geluid. Ik
deed de deur van mijn werkkamer open en
zag een man met twee leege zakken in z'n
hand, in een hoek staan. Juist wilde hij mijn
brandkast aan een nauwkeurig onderzoek on
derwerpen, toen hij me hoorde binnenkomen
Hij schrok en bleef me als versteend staan
aangapen.
Ik deed echter heel vriendelijk.
„Gelukkig, dat u er eindelijk bent!"
riep ik.
„Hoe dat zoo, meneer?"
„Nou ik heb al ik weet niet hoe lang op u ge
wacht!"
„Op mij?"
„Ja. U bent toch immers de loodgieter?"
De man keek eerst wantrouwend en toen
heel vriendelijk.
„Zeker, zeker, ik ben de loodgieter", zei hij
snel.
,,'t Was hoog tijd dat u kwam."
„Ik kon niet eerder", loog de inbreker.
„Weet u wat u doen moet?" vroeg ik.
„Niet precies.. Als mijnheer zoo vriendelijk
wil zijn, het mij' te wijzen
..Goed", zei ik en ik ging hem voor naar de
badkamer. „Ten eerste de douche", zei ik. „Als
je de warme kraai openzet komt er koud en
je de warme kraan openzet komt er koud en
als je ze allebei openzet, komt er heet water.
Zóó kan geen mensch baden".
„Is dat alles?"
Ik schudde 't hoofd. „Verder is de pijp ver
stopt, de douche spuit dwars door de badka
mer en de kuip staat ongelijk. Kunt u het her
stellen?"
„O, ja, gemakkelijk genoeg".
„Goed, begint u dan maar!"
De man zuchtte en haalde z'n gereedschap
voor den dag. Hij dacht zeker „liever een paar
uur werken dan een paar jaar brommen."
Na drie uren was he*- 'karwei klaar. De
kuip stond gelijk, de douche was in orde en
't waper liep behoorlijk weg. Ook de kranen
werkten normaal.
„Mooi" zei ik, „kom nu maar mee naar de
W. C."
„Hè," zei de inbreker.
„Ja, ik heb nog een karweitje. De trekker
functionneert niet goed."
„Maar mijnheer, kan ik nu niet eerst naar
huis gaan en morgen terugkomen?"
„Nee", zei ik „eerst dit karweitje".
En zuchtend ging de inbreker aan 't werk.
Na twee uren was ook dit karweitje klaar,
't Was acht uur geworden.
„Goedenavond zei de inbreker.
„Klaar?"
„Ja, mijnheer. Ik moet nu direct naar huis.
M'n vrouw wacht met het eten".
„Niets ervan", zei ik Eerst gaat u in de keu
ken de waterleiding nog repareeren!"
„Morgenochtend direct!"
„Nee, nu. Bent u loodgieter of niet?"
„Ja, maar
„Niets te maren! Aan den slag!"
„Wat mankeert er aan?" zei de man
„Als je de kraan opendraait komt er geen
water. En als je de kraan dichtdraait, spuit
het je in 't gezicht. En dan 'moet je telkens
weer naar den kelder hollen om de hoofdkraan
dicht te draaien."
Zuchtend en steunend kroop de inbreker in
het kastje onder den gootsteen. En ik maakte
van die kostelijke gelegenheid gebruik om
de politie op te bellen. Na een uurtje was de
waterleiding ook gemaakt.
„Klaar" vroeg ik.
„Ja, klaar."
„Handen omhoog!"
„Watwat?" stotterde de inbreker.
„Handen omhoog!"
Ik trad op hem toe met mijn geladen pistool.
De inbreker hief zijn handen op.
„Wat beteekent dat", stamelde hij.
„Wie bent u?"
„De.... loodgieter!"
„Niets ervan, u bent een inbreker en ik
hoor juist de nolitie aankomen,".
DE VOOROUDERS DER
indianen
Toen in t jaar 1922 in het rivierdal o-
Koe-Tien bij Peking schedel- en kaakr«[
vonden werden, geloofden de ge"
ze hier te doen hadden met overbliifspïf1, dat
den z.g. „homo Pekincnsis", den schakel Van
mensch en aap. Doch verdere opgravinJln 5chett
bij ook werktuigen aan 't licht kwamen W*""
dat de schedels van echte mensS'afc'
moesten zijn. ^omstig
Nu werden op dezelfde plaats kort
weer nieuwe vondsten gedaan. Slecht, „i,"
meters van de oude vindplaats verwijdert
dekte men de geraamten van mensehen dTe
100.000 jaar voor onze jaartelling moetenLm!"
geleefd. Er zijn zeven menschen geweest I
geraamten wijzen uit dat ze waarschijn» 5
een overval in hun hol verslagen werden
Men heeft de schedels zorgvuldig bestudeerd
en rs tot de conclusie gekomen, dat deze
schen behoorden tot stammen, die van j.iJ
de toenhraals nog bestaande „landbrui" i„°Vf
nieuwe wereld zijn getrokken. Het zijn de vr»
ouders der Indianen uit Amerika, die d,„
Oost-Azië afkomstig zijn.
Weineen! Gas los
laten -desnoods wat
bijremmen, als u zoo'n
waarschuwingsbord
passeert. Want dat
staat slechts op plaat
sen, waar onverwacht
gevaar kan dreigen.
Dusweest op uw
hoede
ALS niet dit jaar de verjaardag van
Prinses Juliana op Maandag 1 Mei ge
vierd was, dan waren we zeker de
Meimaand ingetippeld, zonder dat de
meesten van jullie iets bijzonders aan 't begin
van die Meimaand gemerkt hadden. Hoe anders
was dat bij onze voorouders, vooral onze Ger-
maansche voorouders. Ja, wij zijn blij, als de
Mei in 't land is, omdat we hopen, dat nu het
Meizonnetje ons zal komen verkwikken en dat
de wintertijd nu voor goed voorbij zal zijn. Maar
denk nu eens aan die oude Germanen. Hoe blij
moeten die wel niet geweest zijn, als de winter
tijd heeft moeten plaats maken voor 't voorjaar,
als overal het nieuwe leven ontwaakt. Zoo'n win
tertijd was voor hen nog heel wat anders dan
voor ons. Als wij het koud hebbent stoken we de
kachel wat op; als 't ons te donker wordt, draaien
we 't licht op; als we ons vervelen, dan nemen
we een boek of een handwerk of we doen met
elkaar een spelletje. Maar die oude Germanen
konden tot geen van deze middelen hun toe
vlucht nemen. Geen wonder dus, dat ze reuzen-
blij waren als werkelijk de wintertijd voorbij
was. En geen wonder ook, dat ze aan die blijd
schap op de een of andere wijze uiting gaven.
Voor hen was het alsof er strijd gevoerd was,
t.usschen twee machten, die van de duisternis
en het licht. Deze strijd was geëindigd met de
overwinning van het licht en hun vreugde hier
over gaven ze te kennen door-het ontsteken van
groote vuren, hun vreugdevuren. Het moet er
bij die vuren nog al luidruchtig zijn toegegaan,
want het is bekend, dat keizer Augustus deze
feestviering nogal onbetamelijk vond. Toen onze
voorouders al lang geen heidenen meer waren,
bleef het ontsteken van Meivuren toch in
zwang. Niet alleen uitte men zijn vreugde door
het ontsteken van de zoogenaamde Meivuren,
maar ook door het planten van den Meiboom.
Ja, er heeft in verschillende plaatsen van ons
land zelfs een Meigilde bestaan, waarvan de le
den enkel tot taak hadden in den nacht vóór den
eersten Mei een Meiboom te planten. Die boo
men waren versierd met linten en strikken,
loovertjes, appelen en vergulde koeken. Om dien
boom werd natuurlijk gedanst; niet alleen door
de jeugd maar ook volwassenen deden er aan
mee. Regeeringspersonen zag men vaak onder de
dansende menigte. Zoo o.a. in 1412 in Arnhem.
De grootste pret was echter geweest het halen
van den boom uit het bosch en het vervoeren er
van naar het dorpsplein. De wagen, waarop dit
gebeurde, was met slingers van groen en bloe
men versierd evenals de ossen, die den wagen
voorttrokken en werd voorafgegaan door een
aantal jongens, die op fluitjes bliezen, die ze
zelf gemaakt hadden door de bast van een wil-
gentak, die met het heft van een zakmes losge
slagen was, te verwijderen. Bij dit loskloppen
werd het volgende versje gezongen:
Rieke, rieke, taken
Ik wil een fluitje maken
Van wilgen of van esschen,,
Welke zijn de besten?
of ook wel:
Sip, sap, siepe
Wanneer zinst doe riepe
In Mei, in Mei,
Als alle veugelkens leggen een ei.
Die Meiboom werd dan in den regel op het
dorpsplein opgericht, in Gramsbergen heet deze
plek nog het „Meiboomsgat". Alleen in LunWS
kunnen we nog op tal van plaatsen den ,,Me -
boom" zien en op het eiland Texel ontsteekt me
nog het Meivuur, de „Meierblits". Dagen van
voren wordt door de jeugd al wat brandbaar
verzameld en op den avond van den 30sten AP
wordt de massa in brand gestoken, waar dan
alle vroolijkheid om heen gedanst