BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Ook deze week geen briefje vooraf.
Beste WINNETOU. Handig van je om de
tent voor de dieren van een margaxmekistje
te cnaken. Heb je reeds acht dieren uitgezaagd?
■k Hoop dat ze er keurig uitzien. Je weet.met
kleuren en afwerken even wachten tot IK ge
legenlieid heb je te helpen. Je dan pre
cies hoe je te werk moet gaan. Voorloop® kan
je met ragen verder. Zorg jeer voor dat de
zaagkanten mooi reeht worden? Dag Win
"liet BLONDJE. Met jou en met
lapstertje ben ik steeds m de war. Nog wel ge
feliciteerd. Heb je een prettigen da geh;a
M'n kaart heb je zeker wel ontTO^nf "u
mag je spoedig met je vriendin op visite
komen. Tot ziens dus. Dag Blondje
Best GOUDMUILTJE. Prettig dat je weel
een zwemabonnement hebt. Nu ermaarwm
genieten. Op de U.L.O. zal het werk neuten
wel meevallen, vooral als je, zooals totheden,
je best blijft doen. Heb je al wat aanije hand
werkje gedaan? Als je met verder kunt, schrijt
je me maar even. Dag Goudmuiltje.
Lief GOUDHAARTJE. - Ja, het
Woensdag prachtig weer. Prettig dat de gym
nastiekles buiten werd gegeven Hoe heeten
de salamanders die men op school heeft? Vroe
ger heb ik ook eens salamanders in een aqua
rtumgehad Dat waren vuursalamanders.
•k Vond echter visehjes voor de kinderen aar
diger De salamanders heb ik toen weggege
ven. Momenteel heb ik =een aqum'iuni nieer.
Dag meisje metNeen dat schrijf ik n
^es^BENJAMINNETJE.
weer fijn met je vriend op reis geweest, t Is
toch maar echt zoo'n uitje. Gemet nog m
volop. Met September is de pret 8edaa" e"
bent dan op de vacanties aangewezen. Mn
groeten aan je vriend. DagTBe?iaIS".nsda£,.
Lief ANEMOONTJE. Ja, 1.1. Woensdag
middag ben ik met eenige la"lmlfeettIan0êzS'
„Doornroosje" gegaan, 'k Vond het snoezig.
Natuurlijk behoef je me er nu niets over te
schrijven. Toen ik je er naar vroeg wist ik
nog niet dat ik zelf zou gaan. Van^een mid
dagvoorstelling was toen nog niets bekend. Dat
1 p aan ie handwerkje nog mets gedaan hebt, t
niet erg. Je schoolwerk gaat voor en
wanneer het weer mooi is, moet je,
ie huiswerk af is, ex van genieten Je hand
werkt maar wanneer je door minder gunstig
weer, thuis moet blijven. Dag Amemoon
Lief ZONNESTRAALTJE. Dat zal in Juni
een weerzien zijn zeg. Gaan je GrOTtouders
weer naar D. terug? Heb je prettig gewandeld?
^BesZ°ZONDAGSKIND. - Dat is een gezeUig
uitje geweest zeg. prettig dat je met Sefhem
ber naar den avondcursus mag. Mijhet
het volgen van den dagcursus veel beter. Bren
gen de jongens nu nog een bezoek aan de
ambachtsschool of zijn ze «eds geweest? Kan
je met je handwerkje nog steeds verder. Dag
ZLJef BOODSCHAPSTERTJE. - Het op visite
komen is je dus best bevallen. Het was ook
een gezellig uurtje en jammer genoeg, veel te
gauw voorbij. Ja, nog veertien dagen en dan is
het weer Pinksteren. Is de gymnastiekuitvoe-
ring op den Ouderavond goed geslaagd? Dag
Bcodschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Wel, wat heeft je
moeder van je werk, dat je op het visiteuur
gemaakt hebt, gezegd? Ze vond je zeker wel
erg knap? Je hebt het natuurlijk een goed
plaatsje op je kamertje gegeven. Dag Bood-
schanstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Je mag a.s. Maan
dag om 6.30 even met Je werk bij me thuis
komen, 'k Zal je dan verder helpen en de zijde
die je nog noodig hebt, geven. Tot Maanda0
dus. Dag Krullekopje.
Best TEEKENA ARSTERTJEHaltelij k
dank ik je voor de kleurige, keurige en fleuuge
teekeningen. Je doet je naam eer aan. Zeg
heb je wel eens een soort gezicht op de zon
gezien, zooals op de maan? Je hebt op je tee-
kening de zon oogen, neus en mond gegeven.
Dag Teekenaarstertje.
Lief REPELSTEELTJE. Heb je met eenige
meisjes naar de Huishoudschool te Beverwijk
gewandeld? Dat was een flinke wandeling,
maar best te doen. Het weer was prachtig,
zonnig, niet warm, kortom echt wandelweer.
Van de overleden krab heb ik gehoord. Jam
mer dat men het beest vergeten had op tijd
voedsel te geven. Op de salamanders nu maar
beter gepast. Dag Repelsteeltje.
Lief RAMENLAPSTERTJEJe hebt het
prettig gevonden bij mij op visite te zijn. Nu
maar trouw blijven schrijven, dan mag je nog
eens komen. Kom a.s. Maandag om 6.30 maar
even bij me thuis. Krullekopje komt dan ook.
'k Zal jullie dan verder met het werk helpen
en werkzijde mede naar huis geven. Tot Maan
dag dus. 'k Vertel je dan ook, waarom ik je op
stel getiteld „De raaf en de vos" niet heb doen
opnemen. Dag Ramenlapstertje.
Lief BRUINOOGJE. Meisjelief ik zal van
je moeder's invitatie gaarne eens gebruik ma
ken 'k Kan echter onmogelijk van te voren
afspreken. In ieder geval kom ik voor de a.s.
Pinksterdagen. Je gedichtje zal ik laten plaat
sen. Flink dat je ook eens geprobeerd hebt
een bijdrage voor de rubriek te leveren. Maakt
ie zus het nog steeds goed? Dag Bruinoogje.
Best MADELIEFJE. De uitslag van het 1.1.
gehouden „Verkeersexamen" is dus nog niet
bekend. Ook ik denk dat je, naar je werk te
oordeelen, wel geslaagd zult zijn. Dat je vorige
'week niet geschreven hebt, neem ik je niet
kwalijk. Je was zoo vol van het af te leggen
examen, dat je vergat een briefje te schrijven.
Nu mij maar niet meer vergeten. Dag Made
liefje.
Onderstaand gedichtje is gemaakt door
Bruinoogje. „LENTF."
„De paarden en koeien zijn blij,
Want de winter is voorbij."
„De bijen zitten op de bloemen
Zij zoemen, zoemen."
„De kransjes en dotters bloeien in de wei
Ze lijken ook blij."
VISITE.
A s Dinsdag 16 Mei, mogen BLONDJE,
BRUINOOGJE.MADELIEFJE en ZWARTKOP-
OP MOEDERDAG,
door W. B.Z.
Ik was al heel vroeg uit mijn bed
En heb toen eerst maar theegezet.
De bloemen heb ik toen begoten
En ook de huisdeur weer ontsloten.
Toen alles klaar was keurig net
Ging ik heel stil naar moeders bed.
Ik bracht haar nu een kopje thee
En nam een vaas met bloemen mee.
Wat keek die moeder reuze-blij,
Dat had ze niet gedacht van mij.
Weet je waarom ik 't heb gedaan
En al zoo vroeg ben opgestaan?
't Is immers moederdag vandaag,
Dan doe je al die dingen graag.
Dan denk je moes zorgt altijd maar
En zet voor ons de dingen klaar,
„Ziezoo moes, ik werk nu voor jou
En zeg maar, hoe je 't hebben wou".
Moes zegt alleen: „Kind, dat is fijn,
Wat zal 't een heerlijk dagje zijn"
JE op visite komen. Ik verwacht ze om 4.15,
terwijl ze om 5.15 weer naar huis gaan. Aan
de handwerkjes van de club wordt dan ge
werkt. Tot Dinsdag dus.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
SLAKKENHUIS
In de 46 hokjes moet je plaatsen 6 x de letter
1 x de letter b. 1 x de letter d. 8 x de letter
e. 2 x de letter g. 2 x de letter i. 1 x de letter ij.
3 x de letter 1. 3 x de letter m. 3 x de letter n.
2 x de letter o 3 x de letter r, 3 x de letter s, 6
x de letter t en 2 x de letter v en wel zoo van:
A3 is de naam van den eersten mensch.
16 is fijn linnen weefsel
48 is herfstbloem
5-^11 is zonder bacteriën
1014 zijn feeën
1216 is een plaats in Limburg
1518 is een deel van den schouwburg.
1721 zijn tanden en kiezen
1924 is de smaal? van gal
2227 is een bepaald tijdstip
2530 is gas uit de mijnen
3034 is een metaal
3238 is een gave aan een bedelaar
3641 is een schelpdier.
3945 is een eiland in de Moukken.
45A is de vrouw van A3
't Volgende toeval is niet minder merk
waardig: Een verloofd paar, dat binnenkort
zou gaan trouwen, deed eens inkoopen te Am
sterdam waar de jongeman woonde en 't meisje
zoolang logeerde; nadat ze een heelen morgen
gewinkeld hadden, zagen ze in een muziek
winkel, die ze nooit eerder gezien hadden,
enkele mooie piano's staan en ze besloten daar
eens te gaan kijken.
Nadat ze verschillende Instrumenten had
den geprobeerd, besloot het meisje even haar
gastvrouw c.p te bellen om te zeggen, dat ze
niet kon komen koffiedrinken. Nauwelijks had
echter de eigenaar van de zaak haar .naam
gehoord, of hij kwam aandragen met een
brief, die zooeven voor haar bezorgd was. Het
meisje begreep er niets van immers ze
had dezen winkel neg nooit eerder gezien!
en dacht, dat het een vergissing moest
zijn.
Maar neen, de brief was werkelijk aan
haar gericht en bevatte een uitnoodiging van
een bevriende familie om dien avond te komen
eten. Het adres van den winkel en het huis
nummer klopten precies.
Dien avond werd er natuurlijk lang en
breed over dit merkwaardige toeval gepraat
Toen bleek het volgende: haar vrienden wis
ten den naam van haar gastvrouw, maar niet
het adres. Ze sloegen dus het telefoonboek
op, maar noteerden bij vergissing het adres
van den muziekwinkel, dat vlak daaronder
stond. De brief met 't verkeerde adres bereik
te dus toch degene, voor wie hij bestemd
was!
EEN PRAATJE OVER SLANGEN
Van „eierelers", spuvvslangen en tweekoppige
monsters
„Bit! Griezelige beesten!" zul je zeggen, als je
over slangen hoort spreken of ze in Artis ziet.
Nu, iets griezeligs hebben ze zeker, die lange,
kronkelende lichamen, maar tevens zijn slangen
heel interessante dieren, waarvan je misschien
nog heel weinig weet.
Wie zou ons over deze lieve diertjes beter het
noodige kunnen vertellen dan dr. Fitz Simons, de
directeur van een „slangenlaboratorium" in Zuid-
Af rika? Zijn werkplaats is eigenlijk een groote
boerderij, waar hij, in verschillende getraliede
hokken, allerlei soorten slangen bijeenbrengt om
uit hun gif tegengif te bereiden ten behoeve van
menschen, die door een vergiftige slang gebeten
zijn en tevens om hun gewoonten te bestudeeren.
Heel grappig is het b.v. om een „eiereter" aan
den maaltijd te zien. Dit is een niet vergiftige
slang wier eenig voedsel bestaat uit eieren, die
ze in hun geheel inslikt. Het wonderlijkste van
de geschiedenis is nog, dat de kop van dit slan
getje niet grooter is dan een flinke wijsvinger.
Ze spert haar kaken zoo wijd mogelijk open,
neemt èen gewoon kippenei in den bek en....
werkt het in z'n geheel naar binnen. De kaken
van deze slang zijn bezet met kleine tandjes, die
nauwelijks uit het tandvleesch te voorschijn ko
men. Doch veel belangrijker dan deze tanden
zijn de meer dan dertig beenige uitsteeksels, die
aan den binnenkant van den slokdarm zitten.
Het ei verdwijnt in de keel, waarbij de huid van
de slang zóóver wordt uitgerekt, tot ze lijkt op
het fijnste zijdepapier, 't Glijdt verder en ver
der tot het terecht komt tusschen de slokdarm
uitsteeksels en blijft zitten. Eerst dan trekt de
slang zijn huid samen, waardoor het ei wordt ge
broken. De inhoud wordt verteerd, de schaal
weer uitgespuwd. Eens op een dag was een
„eiereter" van dr. Fitz Simons erg gulzig en dom.
Zij slikte twee gewone eieren op de gebruike
lijke manier in en maakte zich toen meester van
een porceleinen nestei, dat ei'naast lag, met het
droevige gevolg, dat ze het harde, onbreekbare
ei niet weer kon uitspuwen en jammerlijk stikte.
Een heele reeks krasjes op het nestei toonde aan,
hoe wanhopig ze met haar „slokdanritandjes"
geprobeerd had, het ei te breken.
Hoe keurig netjes een slang een ei inslikt zon
der dat er een bax-stje inkomt, bewijst de vol
gende geschiedenis: Een millionnair wilde een
nieuw soox-t kippen fokken en had daartoe een
aantal zeer kostbare eiex-en onder een broedhen
gelegd. Een week later hoort hij een verwoed ge
kakel, vliegt naar het kippenhok en ziet daar
opeens een slang bezig, een der eieren in te
slikken. Hij vex-liest geen oogenblik zijn tegen
woordigheid van geest, roept zijn staljongen en
wacht tot de slang het ei geheel heeft ingeslikt.
Dan pakken ze samen het dier beet met een
mestvox-k en de jongen snijdt het den kop af.
Als ze het lichaam openmaken, kunnen ze het
kostbare ei weer in het nest terugleggen; er is
zelfs geen barstje in en na eenigen tijd komt er
een gezond, flink kuikentje uit.
Wonderlijke snuiters onder de slangen, zoo
vertelt dr. Fitz Simons, zijn die met twee kop
pen. Dit is niet een bepaald soox-t, maar ze ko
men zoo nu en dan onder verschillende slangen
soorten voor. In Amerika in een dierentuin werd
eens zoo'n wonderlijk beestje of moet ik zeg
gen twee beestjes? gehouden. Aan haar lijf
zaten twee halzen van ongeveer 5 c.m. lengte,
ieder uitloopend in een kop. 't Leek in uitge-
strekten toestand wel wat op een mestvork. Beide
koppen konden ademhalen en eten. doch alles
kwam in één maag. De koppen waren echter
zoo dom om dit niet te begx-ijpen, want als men
een van hen, b.v. een kikker voox-hield, hapten
ze er allebei gretig naar en ontstond een verbit
terd gevecht. Daar ze niet giftig waren, konden
ze elkander gelukkig geen ernstige schade doen.
Om echter alle ruzie te voorkomen, kregen de
koppen altijd tegelijk ieder een hapje eten.
Met een andere giftige slang, die dx-. Fitz Si
mons zelf bezat, liep het treuriger af. Op een
dag kregen de koppen twist om 'n stukje vleesch,
beten elkaar zoo hevig en spoten elkaar zooveel
vergif in, dat ze dood in het hok werden ge
vonden.
Tot slot nog iets interessants over de z.g.
„spuwslangen". In Afrika doen vele verhalen
over zulke slangen, die den menschen hun gif in
de oogen spuwen, de ronde.
Dr. Fitz Simons had nooit in die praatjes ge
loofd tot hij er op een alleronpleizierigste' ma
nier kennis mee maakte. Op een dag, dat hij te
paard op de slangenjacht was om exemplaren
voor een museum te verzamelen, zag hij opeens
van achter een dikke struik een prachtige slang
te voorschijn kronkelen. Bij het naderen van
haar vijand ging zij rechtop zitten en spuwde dr.
Fitz Simons van een afstand van één en een
kwart meter ongeveer een fiksche lading gif in
't gezicht, 't Gevolg was, dat z'n oogen verblind
werden en hij ondragelijke pijnen leed, die hij
tevergeefs met speeksel trachtte te vex-zachten.
Na een half uurtje dat hem een eeuwigheid leek,
kon hij genoeg kracht verzamelen om. z'n hon
den te fluiten. Hij zag ze nog aankomen, doch
viel vlak daarop flauw. Er was misschien door
een wondje wat gif in zijn bloed gekomen.
Toen hij weer bijkwam, riep hij zijn paard,
heesch zichzelf er met moeite bovenop en liet
zich door het trouwe .dier, dat den weg kende,
naar huis rijden. Vlak voor de deur viel hij
neex-, werd door zijn huisgenooten in bed ge
dragen en verzorgd.
Eerst tien dagen latev kon hij weer zien!
DAT HEEFT MIES GEDAAN,
door W. B.—Z.
Mies is aan 't klei bewerken,
Dat kun je heel goed merken,
Ze maakt: een kopje met een oortje.
Een theepot en een comfoortje.
Een hondje, dat heet Does je
En dan nog een leuk poesje.
Mies kan ook popjes maken,
En nog zoovele zaken:
Ze maakt: een huisje met een dakje,
Een boompje met een takje,
Een vogel met een kuifje
Een wagen met een huifje.
Nu kneedt ze met haar handje
Een keurig bloemenmandje,
En straks als 't moederdag zal zijn,
Komt er 'n plantje in, heel fijn.
Ziet moeder dan 't mandje staan,
Dan zegt ze: „Dat heeft Mies gedaan"
TOEVAL, OF.
Het leven is avontuurlijker dan
het wonderlijkste boek!
Als je eens een verhaal leest, dat van toe
valligheden aan elkaar hangt, roep je soms
uit: „Je kunt wel ziexi, dat 't maar een boek
is! Zooiets gebeurt in het werkelijke leven
niet!"
En toch.in 't werkelijke leven gebeuren
soms zulke wonderlijke dingen, dat de vin
dingrijkste verteller 't niet gekker zou kunnen
bedenken. Luister maar:
Een dame vertelde me eens ,dat ze als
klein meisje 'n schoolreisje zou meemaken
Haar boterhammen lagen den avond tevoi-en
al klaar op het buffet en een flesch met
limonade stond erbij. Opeens merkte de
moeder dat de flesch gebai'sten was en de
limonade over 't buffet druppelde. Het meisje
wei-d dadelijk van de straat gehaald waar ze
aan 't spelen was en kreeg een vreeselijk
standje, omdat zij aan de limonadeflesch ge
zeten had. Haar ontkenning hielp niets, de
moeder ging zelfs zoover, dat ze zei: „Beken
nu maar, dat jij de flesch gebroken hebt, of
anders mag je morgen niet mee met 't
schoolreisje".
Het meisje huilde en snikte, maar „be
kende" tenslotte maar tegen beter weten in.
Maar nog jaren na dit voorval hinderde het
haar, dat ze gejokt had en dat moeder haar
niet gelcoven wilde. Toen ze nu later zelf kin
deren had en deze haar eens vroegen, iets uit
haar jeugd te vertellen, deed ze 't heele ver
haal van de gebroken limonaleflesch
„Maar moeder", vroeg toen een van h^r
dochtertjes „kan dan een flesch met limonade
zoomaar uit zichzelf stukspringen als er
niemand aankomt?"
„Ja" zei de moeder,, dat weet ik ook niet'"
En.... oip 't zelfde oogenblik hoorden L
een knal! Een flesch water, die op 't buffet
stond was gebarsten!
Een detective kreeg uit Amsterdam de op
dracht, te Rotterdam een vrouw op te sporen,
die een misdaad had gepleegd. Hij wist den
naam van de schuldige, en hij wist cok, dat
haar man zelf (onschuldig) te Amsterdam
woonde en dat de vrouw naar Rotterdam
was gevlucht.
Een heelen tijd bleef zijn zoeken vergeefs.
Maar toen begon een heele reeks van toeval
ligheden, die de zaak boven verwachting
deden gelukken. De detective zat in een café,
toen twee dames aan zijn tafeltje plaats na
men. De eexie dame kende hij oppervlakkig en
hij werd dus ook de andere voorgesteld.
Na een kort gesprek over koetjes en
kalfjes gingen de drie menschen weer uit
een.
Maar een paar dagen later, toen de detec
tive na een vergeefschen tocht weer in 't
zelfde café ging uitrusten, trof hij er weer de
tweede dame. Deze vroeg hem, of hij mis
schien een postzegel voor haar had en legde
tegelijkertijd een brief op tafel, waarop het
adres van den man de gezochte misdadig
ster.
De detective vroeg: „Kent u dien heer?"
„Ja zeker".
„Zijn vrouw ook?"
„Ja, maar die woont op 't moment hier in
Rotterdam. Ik geloof daar en daar, dat en dat
nummer". Een uur later was de vrouw opge
spoord en gearresterd.
Toeval, ofGa eens na hoevele malen
hier het slimme kaboutertje, dat we „toeval"
noemen, zijn wei-k moest doen om den detec
tive tot de arrestatie te leiden!
IS het jullie ook opgevallen, dat dit jaar de
iepen zoo laat in bloei staan? Het viel mij
vanmiddag bij 'n wandeling langs den bui
tenkant van de stad op. Ook viel 't me op,
dat van soxnmige boomen al duidelijk de bloem
knopjes, net of 't kleine roodachtige knobbeltjes
zijn, te zien waren en dat van andere nog niets
daarvan te bespeuren was. Op een enkele plek
lagen al de groene vruchtjes onder de boomen.
Of dat vex'schil in groei zit in verschil van plaats
of dat het verschillende soorten van iepen zijn
durf ik niet uit te maken; maar als ik kijk naar
de wijze waarop bij verschillende iepen de tak
ken gericht zijn, dan ben ik geneigd om aan het
laatste te denken. Onze heidensche voorouders
kenden de iep reeds en meenden dat de droomen
woonden in zijn takken. Zij en ook de menschen
die honderden jaren na hen leefden, schreven
aan de iepenblaadjes genezende kracht toe. Zij
beweerden dat verschillende wonden, die gebaad
werden in een afkooksel van iepenbladeren, zou
den genezen, ja gebroken beenen konden zelfs
op deze wijze geheeld worden. Of ze het ooit ge
probeerd hebben betwijfel ik. Dat dit bijgeloof
nog niet overal verdwenen is, blijkt dunkt me
wel uit het feit, dat men in sommige streken van
Engeland en ik meen, dat ik het ook wel eens
in ons land gezien heb, bij het karnen een iepen-
tak in de karton steekt. Men meent dan, dat
men daax-door de boter gauwer voor den dag
zal zien komen. Toen vroeger de menschen des
avonds nog tijd hadden om na afloop van het
dagwerk, met elkaar een gezellig babbeltje te
houden of omdat men zoo goed als geen krant
las, de dox-psaangelegenheden gezamenlijk be
sprak, geschiedde dat meestal op de bank onder
een iep op het dorpsplein. De bank heette de
klapbank en de iep was bekend onder den naam
van dorpsiep. Iepen groeien heel langzaam; eerst
een veertigjarige iep kan men als volwassen
beschouwen. Dit langzame groeien is misschien
de oorzaak dat iepen heel oud kunnen worden.
Iepen van 400 jaar oud zijn dan ook geen zeld
zaamheid. Zoo staat bij de Duitsche stad Worms
een boom, waarvan verteld wordt, dat Luther
onder zijn takken gepreekt heeft. Deze iep of
olm is dus veel meer dan 400 jaar oud en is be-
kend als de Lutherolm. Tot 1810 kon ook Amerika
I zich beroemen op het bezit van een merkwaar-
digen olm. Het was de iep waaronder William
Penn in 1681 een verdrag van vrede en vriend»
schap teekende met de Indianen. Deze boom
stond in de nabijheid van Philadelphia.
Een andere beroemde Amerikaansche iep of
olm vinden we in den Amerikaanschen Staat
Massachusetts, in de stad Cambridge. Het was
onder dezen boom, dat in 1775 George Washing
ton het bevel over de Amerikaansche strijd
krachten op zich nam in den Amerikaanschen
vrijheidsoorlog. Hoe lang zullen we ons nog kun
nen verlustigen in 't gezicht van een bloeienden
iep. De gevi-eesde iepenziekte doet er duizenden
bij duizenden sneuvelen. In 6 jaar tijds is reeds
meer dan een vierde van hun aantal bezweken,
alleen in de Haarlemmermeer bijna 9000. Vol
gens deskundigen staan er in ons land nog ruim
1 mïllioen. Zullen we die behouden of zullen ook
die langzamerhand verdwijnen? Men zegt, dat
de sterfte op de kleigronden het geringst, maar
op het veen het grootst is en dat meer dan een
dex'de van alle iepen die ons land nog telt te
vinden zijn in N. Holland boven het IJ. Laten we
hopen dat men ten slotte ook deze gevreesde
plantenziekte weet te bedwingen.
W. B.-Z.