fyetqVi Bejiéeit de 3Cownqm~ Instantine ijR-HARTELIJKSTE ^ivancst allerwece TOESPRAAK Kunst in Haarlem en daarbuiten. Twee mannen in brand. tröEX 5 D X C 2i MEI 1939 n, treinreis ran Den Haag naar de Neder- L,S»i-Be!gisd»« «rells werd nieegemaakt Sïrfp directie der Ned. Spoorwegen, waar- roor tet directterijtuig aan den trein was |!S"het' station van Esschen werd Hare «Ssteit namens Koning Leopold door Prins gj'tegroet, waarna H.M. de eere-wacht m- ^slfmspectie stelde Prins Karei de aan- "r Belgische autoriteiten aan de Ko- Sovoor, in de eerste plaats mevrouw Mas- S en de overige personen van den Belgi schen eeredienst. Nadat aan de Koningin bloemen waren "".joden door twee jongedames onderhield Sm de Koningin zich eenige oogenblikken S' den burgemeester van Esschen. De Koningin zeide tot hem, dat zij zeer verrast was door de hartelijke ontvangst, tor te Esschen bereid en zij verzocht den burgemeester aan de ingezettenen haar dank nver te torengen. Tenslotte stelde de Nederlandsche gezant te Brussel aan de Koningin voor jhr. Snouck Hurgronje, legatieraad, en luitenant Van Voorst Evekink, onzen militairen attaché, beiden uit Brussel en den heer Ruys, den Nederlandschen consul-generaal te Antwer- ^Daarna steeg H.M. in het salonrijtuig van den nieuwen Belgischen koninklijken trein, die getrokken wordt door een locomotief van 24 meter lang, van het zwaarste type in ge bruik bij de Belgische spoorwegen Nadat de leden van het gevolg van de Ko ningin en van Prins Karei waren ingestegen zette de trein zich in beweging, toegejuicht door het talrijke publiek, dat de klanken van bet Wilhelmus bijna overstemde. Aankomst te Brussel. i Precies half vijf kwam de enorme locomo tief langzaam het station Brussel binnen; het duurde lang, te lang naar de meening van de menschen en zij hieven nu reeds een gejuich aan, dat onder de overkapping tot ver weg- kaatst en in echo weer terugkwam als een dubbele hulde. Dan klonk het Wilhelmus. Hare Majesteit betrad den Brusselschen grond, Onmiddellijk trad Koning Leopold op haar toe en de begroeting tusschen beide vorsten was allerhartelijkst De kinderen der Nederlanders, op het sta tion aanwezig, konden zich niet langer be dwingen en zij hieven tegen de maat van de muziek in opnieuw het Wilhelmus aan: fris- sche stemmen, welker zonnigheid verraste en ontroerde, De Koning der Belgen stelde daarna de commissie van ontvangst aan de Koningin voor. De daverende saluutschoten, gelost uit To m,M.-vuurmonden, welke stonden opgesteld in het park Cinquantenaire, drongen door tot bet station, maar het gedreun ging geheel op In het enthousiasme, dat uit de menigte op steeg, toen de Koningin en de Koning tezamen de eerewacht inspecteerden. Op het einde van het perron werden de Ko ningin bloemen aangeboden. Eenige oogenblikken vertoefden de vorsten m de wachtkamer, waar Koning Leopold zijn Koninklijke Gaste eenige woorden van wel- Inmiddels zwollen de toejuichingen van het publiek buiten het station aan. Om twaalf minuten over half vijf stonden Koning Leopold en Neerland's Landsvrouwe m de zon, buiten op het enorme plein, dat in deining was van menschen, die wuifden en zwaaiden, van vlaggen, die groetten wederom klonk het oude Wilhelmus en stram salueerden alle officieren, de soldaten presenteerden het geweer. Toen de vorsten waren ingestegen, zette de stoet zich onmiddellijk in beweging, uan begon de zegetocht, waarbij de toejui- cningen toenamen en toenamen alsof er ten slotte geen fortissimo bestaat ^zegetocht? Ach, het is maar een woord, e beteekems ervan hebben wij Dinsdag- XS-i11 Blllssel> langs den weg van den jnmklijken stoet naar waarheid leeren ken- een jubel over Brussel, welke lang op _^en' welke een grootsche inleiding is Ri 5-de komende dagen. »pn klijk paleis nieuwe uitbarstin- Vwe t ^gejuich; „Leve de Koningin, bi'ipi. ta €}n? Lachend wuifde zij het pu- WsWrKtig juichen bleef. dttoS«s?n'e(,en de beide "eersten langs mwK cadetten, statig schreed de «stiel wSeerdeWaCht' buig<!nd toen zii het scheme inganS van het paleis was intus- den Knni«Iuur van den Grootmaarschalk van Te^chpnpn JTaaf Cornet de Ways Ruart, «tocenbiit m fe. Komngln, nadat zü zich wacht tia/uj l' den commandant der eere- dSSrïnu °evenn'in gel€idde' kl'efc<!11 opstUgen uit het i;tabten S i? lema"d meende gordijnen loggia waai a wegen in de zaal achter de straks' de heiri* kronen brandden en waar NaeenkwaS; vorsten zouden verschijnen, de Koningin55,€r5erd het wachten beloond: gastheer ÏKokntag?n!iten 2ich Zelve" fc™toe°t 0YeiHeCt>,ie<ier een sPeciale persoon- -5ïenFn had aan de vorstin. sham terzijde e ^erug- De Koning stond der Koningin bracht een ffiehs het Nerwi^' ®aar °°k een groet na- te.°P het plein wit w aan deze menig" v°lken. Het wuwLi 4e begroeting van twee Dan waTw e,lmus klonk. Bf»ta mea^^^chao^eener wegstroo- 'zant te Brussel, baron B. Ph. van Harinxma thoe Slooten, zich naar het graf van den on bekenden soldaat op het Congresplein bege ven, waar hij namens H.M. de Koningin een krans heeft neergelegd. Gala-banket ten paleize. Nadat de Koningin te half acht in het ko ninklijk paleis het corps diplomatique, bij het Belgische hof geaccrediteerd, had ontvangen, is te half negen een galadiner gehouden, dat Koning Leopold aan onze Koningin aanbood. Nadat de genoodigden aan de beide souve- reinen waren voorgesteld, geleidde de Koning Koningin Wilheimina naar de balzaal, waar het diner* plaats haid. De aanblik van de spie gelzalen, verlicht door de duizenden lichten der lusters, was feeëriek. De tafel was geschikt in den vorm van een hoefijzer. Aan de rechterhand des Konings zaten aan H.M. de Koningin, kardinaal Van Roey, die echtgenoote van den Engelschen ambassadeur, lady Clive, minister Patijn, de heer Van Cau- welaert. Links van den Koning zaten de echtgenoote van den Japanschen ambassadeur mevrouw Kurusu, de apostolische nuntius, mgr. Micara en de Japansche ambassadeur. Achter in de zaal op een verhooging bevond zich het orkest, bestaande uit de stafmuziek van het regiment Guides, welk corps als het beste militaire muziekcorps bekend staat. De tafels waren versierd met zilveren kan delaars en vazen met bloemen. Rede van Koning Leopold. Tijdens dit gala-banket heeft Koning Leo pold in de Nederlandsche taal de volgende rede uitgesproken. Mevrouw, Het Belgische volk, evenals ik zelf, begroet de Koningin der Nederlanden met diepe en eerbiedige genegenheid. Ik ben er Uwe Majesteit in het bijzonder aankbaar voor, dat zij mijn onvergetelijk be zoek aan Holland zoo spoedig met een tegen bezoek heeft willen beantwoorden. Wij zien er een nieuw en kostbaar blijk in van hare hartelijke gevoelens jegens ons, en van de levendige vriendschap die Noord en Zuid vereenigt. Onze natiën gaan beide trotsch op een roemrijk verleden. Beide vertrouwen in de vrije instellingen die zij voor zichzelf hebben uit gebouwd. Beide ijveren bovenal met geestdrift voor den vrede. Maar beide eischen dat hun lotsbestemming in eigen handen behouden blijft. Het was te Luik dat de Koning der Neder landen voor het eerst den Koning der Belgen ontmoette. Op mijn beurt zal ik morgen het voorrecht hebben uwe majesteit te begeleiden in de hoofdstad van het oude Prins-Bisdom. Luik heeft eeuwenlang haar onafhankelijkheid ge handhaafd. Hare burgers zullen fier zijn Uwe Majesteit te mogen onthalen, en juichen om de eer van uw vorstelijk bezoek. Onlangs heeft Uwe Majesteit tot haar volk een krachtigen oproep gericht in verband met de moreeele en geestelijke herbewapening. Ook bij ons hebben de koninklijke woorden weerklank gevonden. Ware het niet wenschelijk, dat het edel ini tiatief van Uwe Majesteit, uit een zoo helder inzicht van onze menschelijke plichten gebo ren, ook op het internationaal plan zou worden beproefd? De kleine staten tellen in Europa meer dan honderd millïoen inwoners. Waarom zouden zij niet op zedelijk en economisch gebied tot een duurzame eensgezindheid besluiten? Waar om zouden zij niet, naar de wijze woorden van Uwe Majesteit, „deze eensgezindheid in toe passing brengen bij de bestrijding van den hooggestegen nood, en de hinderpalen weg nemen, die den wereldopbouw tegenhouden?" Een dusdanige medwerking zou doelmatig het verheven vredesideaal dienen, dat uw volk evenals het mijne bezielt; zij zou een ge meenschappelijk en sereen onderzoek moge lijk maken van de talrijke vraagstukken, die, thans onopgelost, ons aller levensbelangen be dreigen. Mevrouw, God behoede het Koninkrijk der Nederlan den en zijne heerlijke koloniale gewesten! Ik hef mijn beker op de steeds welvarende gezondheid van Uwe Majesteit en van de Koninklijke Familie! Antwoord van de Koningin. Op deze rede van den Koning der Belgen heeft Hare Majesteit de Koningin als volgt geantwoord: Sire, Diep getroffen door de woorden van Uwe Majesteit breng ik haar daarvoor mijn hart- grondigen dank. Het Nederlandsche volk heeft zich gelukkig geacht den Koning tegen wiens persoon het zoo hoog opziet te begroeten en een uit het hart komend welkom toe te roepen en daarbij tevens uiting te geven aan zijn gevoelens van diepgemeende vriendschap voor het broeder volk. Te meer prijs ik mij gelukkig dat bezoek thans te kunnen beantwoorden en de geest driftvolle wijze waarop het Belgische volk mij heeft verwelkomd heeft een onvergetelijken indruk op mij gemaakt. Wij Nederlanders weten hoezeer uw volk u op de handen draagt en terecht in alles op u vertrouwt ook voor de handhaving dier eigen vrijheden welke in den loop der eeuwen niet zonder moeite en strijd werden verkregen; vrijheden waarop ons beider volken gelijkelijk naijverig blijven, wier streven naar buiten is waar mogelijk bij te dragen tot bevordering van hetgeen ons allen gelijkelijk en bovenal ter harte gaat: de vrede. Gedenkend dat Luik het begin heeft gezien van een steeds hechter wordende vriendschap tusschen onze huizen en onze volken verheugt het mij oprecht met Uwe Majesteit naar die roemruchte stad aan de Maas te gaan, bij ons wel bekend en geëerd om de groote werk kracht en nimmer falende energie harer bur gers, die hen tot groote ding»n in staat stel len, waarvan de door Uwe Majesteit zoo juist geopende tentoonstelling een treffend be wijs is. De sympathieke woorden door Uwe Majes teit gewijd aan de gedachte der moreele en geestelijke herbewapening zullen warmen weerklank vinden in het hart van mijn volk. De gedachte neergelegd in dat persoonlijke, tot mijn landgenooten gerichte woord behoeft niet aan staatkundige grenzen gebonden te zijn en ik zal er mij oprecht over verheugen, wanneer het mogelijk zou blijken haar in rui meren kring een concreten vorm te geven. Evenals Uwe Majesteit acht ik dit geenszins uitgesloten. In het huidig ernstig tijdsgewricht mag tusschen natiën als waar onze beide vol ken toe behooren niets worden verzuimd, wat langs den weg van wederzijds elkander begrij pen, zou kunnen leiden tot een duurzame eensgezindheid, op zedelijk en op economisch gebied. Een ernstige poging om tot dien op bouw te geraken kan bij voorbaat van Neder- land's medewerking verzekerd zijn. Ik vraag mij af, of hier niet zooveel voor Nederland als voor België een belangrijke taak gelegen kan zijn in verband met den sociaal-economischen nood waarin de wereld steeds dieper dreigt te verzinken. Ik besluit dit woord van innigen dank voor het grootsch onthaal dat Uwe Majesteit mij heeft bereid met te drinken op de gezondheid en het welzijn van Uwe Majesteit, van uw huis en van gansch het Belgische land en volk hier en overzee voor wier duurzaam geluk ik mijn beste en hartelijkste wenschen uitspreek. tot een nieuwen haring. door MELIS STOKE. Wie verre reizen doet kan veel vertellen, zoo bij den wil daartoe ook spraakvermogen is. Wie echter zou er aan een stomme vtsch de zware eisch van redenaarsgaven stellen Een nieuwe haring is door verre zee'en zijn allerlaatsten weg tot mij gegaan En daar er één moest spreken van ons twee'en sprak ik hem, noodgedwongen, aldus aan: Gij zijt verstrikt geraakt in menschen-netten, gerukt uit 't element, u zoo vertrouwd, opdat men mij, die zooveel van u houdt, uw sterfelijke lichaam voor kon zetten Maar zeg nu zelf als ge zoudt kunnen spreken - hadt ge die reis vrijwillig ooit gedaan? Hoe lijkt dit vasteland u, vergeleken met 't vreedzaam leven in den oceaan....? Hebt gij 't daarginder ooit zóó zout gegeten..? Valt ge niet van ontzetting van de graat- bij 't zien van den verworden, woesten staat waarin zich 't menschelijk wezen heeft vergeten Uw soort komt ons als ieder jaar verblijden. Ge wordt met vlag en wimpel ingehaald en ziet hoe wij ons, consumeerend, voorbereiden op., wat men duurder dan de visch betaalt.. Wij zitten hier bij 't feest van dood en leven. Gij 7ioodgedwongen lijdend, ik actief En bij dien maaltijd samen door het lief en leed van s' werelds schouivtooneel omgeven. De paradox van deze situatie is deze: gij verdwijnt in heerlijkheid, gezegend en gehuldigd als tractatie. En ik blijf achter in de narigheid AZs men uw school'tje niet had opgeheven hing u misschien een zeeslag boven 't hoofd, ofwel een walvisch had u weggeroofd als het natuurlijk einde van uw leven Maar ge hadt niet de sehrik'lijke ervaring van deze wereld, vol van haat en vrees Want hier wordt ge uiteindelijk, van haring via het menschdom tot kanonnenvleesch.... Nóg heb ik u niet van de graat gekloven.... Want 'k voel het werkelijk als een taak van eer dat ik, alvorens ik u consumeer, u op mijn nuchtere maag iets moet beloven: dat ik te land met al mijn kracht moet streven voor het voorkomen van een wereldstrijd opdat ge, met het offer van uw leven, hier niet voor-nïets van ver gekomen zijt.... ïfvtrto. of Neem Het stelt nooit teleur. 't is van »53f (Adv. tngez. Med.) onhZi9,mng bij het vrat van de" toekenden soldaat. ten iaLïf ud€,taankomst van de Ko" eize heeft de Nederlandsche ge- Marinus van Raalte, een zeldzaam figuur in de Hollandsche kunst. Op de tentoonstelling van Sint Lucas, die Za terdag geopend is, zal men, als naar gewoonte, weer een werk van dezen Amsterdamschen schil der tegenkomen. Daar en op de tentoonstellingen in Arti, pleegt hij als regel een zijner laatste werken als bewijs zijner voortdurende activiteit in te zenden en er even geregeld van collega's een waardeerend woord, en vaak in de persverslagen een loven de aanteekening over te incasseeren. Zoo werd ook het vorige jaar de schilderij, waarvan hierbij een prentje gegeven wordt, ontvangen. Daar blijft het dan verder bij en als ik den schilder, dien ik de vorige week in Amsterdam tegen het lijf liep, gelooven mag, heeft hij nog nooit van zijn leven een schilderij verkocht en werd er nog nooit over hem een artikel met plaatjes in een tijdschrift geschreven of aan zijn werk een spe ciaal daarover handelend krantenartikel gewijd. Dat is nu op zich zelf in dezen tijd al vrij sterk voor een schilder over wiens waarde als artist in de kringen die mee mogen praten, geen twijfel bestaat en die, zoo ongemerkt voortlevend en schilderend het midden der zestiger jaren reeds gepasseerd is. Van Raalte kenden wij reeds in onze Amster- damsche jaren en noch aan hem noch aan zijn positie in de kunstwereld is in die kwarteeuw veel veranderd. Wij zagen zijn werk zoo nu en dan op de exposities en ontmoetten hemzelf bij toevallige gelegenheden: een openingsplechtig heid of een begrafenismaar waren dan in onze gedachten slechts in 't voorbijgaan even bezig met het curieuse feit dat iemand van zijn begaafdheid en kunde zoo buiten iedere publieke belangstelling kon blijven staan. Het is waar dat hem op Arti het vorig jaar de gouden me daille van Hare Majesteit de Koningin ten deel gevallen is, maar dat is nu juist niet de onder scheiding die de waardeering van het groote pu bliek, buiten de kunstenaarskringen, weerspie gelt en deze laatste zou ik wenschen dat voor het werk van Van Raalte werd opgewekt. Toen ik Van Raalte op Hemelvaartsdag in de Concertgebouwbuurt ontmoette, hadden wij blijkbaar beiden en de lezer kent die gemoeds stemming behoefte aan een praatje. Een ta feltje in de zon op het terras van het bekende hoekhuis naast de Muzentempel en een kopje koffie waren spoedig gevonden, en natuurlijk is daar over kunst gepraat en over de ge ringe waarlijke belangstelling voor kunst en den, bij vroeger vergeleken, slechten tijd voor beeldende kunstenaars. Nu is het ourieuse in v. Raalte's positie, dat hij over die dingen betrek kelijk belangeloos spreken kan en zijn intelli gentie hem daarenboven vaak rake opmerkin gen doet maken. Hij is één der zeer weinige ar- tisten wien telkenjare de eer te beurt valt in de vermogensbelasting van ons vaderland op voor een schilder niet onbelangrijke wijze te mogen bijdragen en de slechte tijd oefent daarop in zooverre geen invloed, doordat zijn omzet in vervaardigde kunstwerken vergelegen bij vroe ger, niet achteruitginghetgeen praktisch on mogelijk was. Zoo kan hij gelukkig den toestand van den wijsgeerigen kant blijven bezien en hij ziet dien met den geestigen twinkel in de oogen en den natuurlijken humor in zijn uitdrukkingen, die zijn vrienden in hem waardeeren. Toch ver moffelt hij met zijn zelfspot wel eens de teleur stelling misschien, dat zijn werk niet de plaats krijgt, die het verdient. Er is nog iets anders dan' ironie in zijn toon als hij zoo langs zijn neus weg vertelt dat de inspecteur der belastingen er geen genoegen mee neemt dat hij zijn jaarlijksche uitgaven voor verf, doeken, lijsten enz. als be drijfskosten opgeeft, omdat er nooit inkomsten tegenover staan. De fiscus zou hem als schilder willen schrappen. Hij doet dit verhaal, zoo bij het kopje koffie, met het tragi-comische masker dat als vanzelf ui£ zijn gelaat groeit en ik waag het niet hem te adviseeren, dan maar eens met die gouden medaille van de Koningin voor het aangezicht der strenge heeren te gaan zwaaien. Daar klinken van ons oude IJsclubterrein, waar nu jongelieden van beide geslachten, blauw en zwart geblousd en gezakt, geshirt en gebroekt korfbal, voetbal en andere sport beoefenen, schallende mededeelingen uit een loudspeaker en op het terrein zie ik van onze verte uit, het blauw en zwart zich ordenen en de bewegelijk heid zich verstillen. „Dat is de ergste vijand van de kunst" zegt de schilder, „de sport". We ont kennen het niet, sport en de belangstelling voor de techniek, beide gericht op een bewegelijkheid, waarvan de zin vaak overdreven wordt, staan vierkant tegenover de benoodigde rust der geestelijke genietingen, die een goed schilderij of een goed beeld kan verschaffen. Ik waag het Van Raalte er aan te herinneren en wij gaan direct accoord dat daarmee verband houdt de duidelijk aantoonbare vermindering van het pu blieke respect voor het werk van den levenden schilder. Sinds die wei-ken geen door het bui tenland gestimuleerde beurswaarde meer vor men, is van de zijde van het vaderlandsch pu bliek die belangstelling in wezen belangrijk ge wijzigd en van een zij het baatzuchtige liefde voor het schoone product, tot een philan- tropische genegenheid voor den producent om geslagen. Waardoor, in den breede gezien, de standing der huidige schilderijkunst niet gewon nen heeft. Van die sluipende omwenteling de oorzaken en de gevolgen na te speuren, zou een studie apart opleveren: voor het oogenblik kan men zich met het constateeren van den dus ge- groeiden toestand tevreden stellen. Dat er daarbij een misverstand heerscht, waardoor de zuivere kunstwaardeering in het gedrang komt, zal, wien daarover even doordenkt, duidelijk zijn. Dat in dezen tijd en onder deze omstandighe den voor een maatschappelijk welgesteld schil der als yan Raalte juist zijn welgesteldheid een beletsel is om, anders dan in woorden, gewaar deerd te worden, kan zich laten denken. „Hij heeft het immers niet noodig" is de overweging waaronder hij bij aankoopen voor het een of an der wordt overgeslagen. Nu zou hij, als wijlen H. W. Mesdag, groote doeken aan musea en in stellingen kunnen cadeau doen, maar daardoor zou zijn artistieke eerzucht niet bevredigd wor den. Te goed weet hij bovendien dat, wat zóó ge makkelijk verworven werd, zelden op prijs wordt gesteld. Men ziet hoe soms het welgesteld zijn een impediment is of kan zijn om tot de waardeering die men wenscht, te geraken en dat het nog niet zoo gek was van Van Raalte al van een zeldzame figuur in de kunst te spreken. Zoo maar losjes weg een beetje uit de school klappend over dat koffiepraatje op Hemelvaarts dag, loop ik wel gevaar mij den onwil van den schilder op den hals te halen. Maar ik riskeer zijn verwijt van onbescheidenheid omdat ik er de onbillijkheid en het onverstand van sommig inzicht door kan aantoonen. Hem werd eens woedend door een collega verweten dat hij zich wilde aanmelden voor een prijsje van het genootschap voor het beste werk, in een bepaald genre ter expositie ingezonden. Hij had het im mers niet noodig! Die collega was er mijns in ziens met zijn boosheid vlak naast. Bij de beoordeeling van het werk naar de qualiteit, mag de al of niet bestaande behoefte aan het uitgeloofde sommetje geen rol spelen. Den schilder was het daarom in dit geval zeker niet te doen; wel om zijn werk eventueel erkend te zien. Bovendienhet lijkt mij onwaar schijnlijk dat de booze opposant niet zou gewe ten hebben wat ieder die den schilder kent, wèl weet: dat het bedoelde sommetje stel, het ware hem ten deel gevallen bij verre na niet opwoog tegen wat hij uit eigen beweging en in alle stilte wenscht te doen voor wie minder be voorrecht is dan hij. Marinus van Raalte is een goed mensch en een goed schilder. En in beide hoedanigheden een curiosum. Over den mensch heeft de lezer zich nu misschien reeds eenig idee kunnen vor men, over het werk en daarover alleen zullen we in een volgend stukje spreken en het hierbij gereproduceerde café-interieur met een Amsterdamsch stadsgezicht van zijn hand, ver gelijken. J. H. DE BOIS. ^Café-interieur" van Marinus van Kaalte. Door het ontploffen van een petroleumtoestel en een vat spiritus Dinsdag wilde de slager Voorhof te Put ten (Gld.) een petroleumtoestel, dat hij juist had gevuld, aansteken, toen het ontplofte en in brand geraakte. De slager wilde het bran dende toestel naar buiten werpen, doch ge raakte hierbij zelf in brand. Luide o-m hulp roepend, liep hij den weg op, waar toeschie tende buren zijn kleeren met zand doofden. De man had intusschen over driekwart van het lichaam brandwonden opgeloopen. Per ziekenauto werd hij naar het ziekenhuis Sa lem overgebracht, waar hij werd opgenomen. Men vreest voor zijn leven. Vat spiritus ontploft. Dinsdagmiddag tegen twaalf uur heeft zich in de emballageloods van de firma Kraan en van Kuyk, aan de Julianastraat te Veenen- daai, een ontploffing voorgedaan. De 40-jarige gehuwde Chr. Schoeman was alleen in de groote loods die achter de gros- sierderij gelegen is, bezig met. het vullen van flesschen met spiritus. Juist had hij een groot vat van 500 liter inhoud aangeslagen, toen plotseling, door tot nog toe onopgehelderde oorzaak, met een doffen knal het vat spi ritus uit eikaar sprong. Stukken hout en fles- scher vlogen in het rond, terwijl groote gaten ln het dak werden geslagen. Schoeman werd tegen den grond geworpen en zijn kleeren vatten vlam. Hij rende naar buiten, waar spoedig hulp aanwezig was en men de vlam men doofde. Met ernstige brandwonden over dekt werd hij naar een der plaatselijke dok toren overgebracht, waar spoedig meer as sistentie aanwezig was. Hij zal vermoedelijk naar een ziekenhuis moeten worden overge bracht. Zijn toestand is, naar omstandighe den betrekkelijk goed. Intusschen had het vuur zich snel uitgebreid. De helft van de uit hout opgetrokken loods brandde geheel uit en veel emballage materiaal is verloren gegaan. Verzekering dekt de schade. C. B. P. T. T. pleit voor de arbeidscontractanten. Vaste aanstelling gevraagd. Dinsdag werd het congres van den Centra- len Bond van Nederlandsch Post-, Telegraaf- en Telefoonpersoneel (C.B.P.T.T.) voortgezet. Het beleid van den redacteur van het Bondsorgaan, alsmede dat van den Bondsraad werd met algemeene stemmen goedgekeurd. Besloten werd het volgende telegram te rich ten aan den minister van Binnenlandsche Za ken: „Het congres van den C.B.P.T.T., bespreken de de positie der arbeidscontractanten, is diep Jaren verlangend naar een vaste aanstelling deze werkers bij het groote postbedrijf heerscht en het is van meening, dat aan dezen nood slechts een einde kan worden gemaakt door op korten termijn de noodigc voorzienin gen te treffen ten behoeve van locale krach ten, hulpbestellers, avondwerker.s. adspirant- bestellers en jongelingen bij P.T.T., die reeds onder den indruk van den nood, welke onder uitzien, een aanstelling waardoor gezinsvor ming mogelijk wordt. Er zijn honderden per sonen van bovengenoemde groepen, die eiken dag volle of nagenoeg volledige dagtaken ver richten, zij het dan ook niet alle dagen een te voren in den dienstrooster vastgelegde taak. Deze arbeidskrachten, waarvan vaststaat, dat het bedrijf hen iederen dag beslist noodig heeft, behoort men toch eigenlijk in vaster dienstverband op te nemen. Het congres, over tuigd, dat dit dringend verzoek diep leeft on der de betrokkenen, besluit met algemeene stemmen dit verzoek telegrafisch over te bren gen en een deputatie uit zijn midden aan te wijzen om een audiëntie bij Uwe Excellentie aan te vragen om deze materie mondeling toe te lichten"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 5