BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! ,v Deze week heb ik het jullie al extra gemak kelijk gemaakt. Een briefje in de rubriek, zon der vooraf een briefje geschreven te hebben, Maar nu is de pret weer uit. A.s. Woensdag hoop ik van alle rubriekertjes weer schrijven te ontvangen. Hoe hebben jullie de vacantie en Pinksterdagen doorgebracht? 'k Denk dat de meeste van jullie flink van de buitenlucht heb ben geprofiteerd. Het weer was hoewel fris, uitstekend om er op uit te trekken. Ook ik heb deze week volop genoten. Dit briefje schrijf ik, het is Dinsdagmoi-gen, op een rustig plaatsje in een mooie tuin te Doi-di-echt. A.s. Dinsdag ben ik verhinderd visite te ontvangen. De invitatie blijft dus heden achterwege. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Wel meisje lief, hoe heb je het tijdens de vacantiedagen gehad? Ben je nog met de gymnastiekclub uit geweest? Tot m'n spijt had ik voor m'n uitgaan geen tijd even bij je moeder aan te wippen. De laatste dagen was er nog zoveel te doen dat ik voor visite maken, tijd te kort kwam. Maar nu kom ik toch weer eens gauw. A.s. Maandag heb ik weer school. De pret is dan weer voorbij. Wil je je ouders en Rie m'n groeten doen? Dag Boodschapsterlje. Best BIJDEHANDJE. Wat tref jij het met het weer zeg. Het is heerlijk om buiten te spe len. Ook ik geniet volop van het buiten zijn. M'n kleine nichten vinden het dolletjes dat ik er ben. Als m'n briefjes klaar zijn, gaan we met z'n drieën op de tuinbank in een gezellig hoekje van de tuin zitten, 'k Moet dan voorlezen waar ze verbazend op gesteld zijn. Het boek waar ik aan bezig ben heet „Jaap en Gerdientje". Het is een snoezig boek. Heb je m'n kaart ontvangen? Dag Bijdehandje. Lief ZANGERESJE. In je eerstvolgend briefje wil je me zeker wel iets van je bezoek aan de luilakmarkt te Haarlem vertellen? Ik ben niet gegaan, omdat ik met de trein, die om ongeveer half tien' uit IJmuiden vertrok, mede moest. Was je moeder blij met je kleedje? 'k Denk het wel. Het was snoezig. Je volgend handwerkje is bestemd voor den Bazar ten bate van de T. B. C.-bestrijding. Dag Zangeresje. Beste WINNETOU. Vriend, hoe staat het leven? Heb je nog iets van Polly vernomen? Je komt nu weer gauw op het visite invitatielijstje vooi-. Je hebt natuurlijk reeds zeer veel dieren uitgezaagd. We zullen tijdens het visiteuur aan de afwerking beginnen. Tot ziens dus. Dag Winnetou. Best BERGKONINGINNETJE. Wel koningin netje heb je prettige Pinksterdagen gehad? Je bent; natuurlijk naar de duinen en Velserbeek geweest. Wat zal het in laatst genoemd park tijdens de feestdagen druk zijn geweest. De hertjes en andere dieren zullen overvloedig van lekkernijen voorzien zijn. Je moest 1.1. Donder dag weer naar school. A.s. Maandag is ook mijn vacantie om. Denk je a.s. Woensdag er aan me een briefje te brengen? Dag Bex-gkoninginnetje. Beste ANEMOON. Wat fijn dat je moeder m'n hortensia's tijdens m'n afwezigheid wilde verzorgen. Ze hebben iedere dag water nodig als men er prijs op stelt, ze lang goed te houden. M'n kaart heb je natuurlijk ontvangen, 'k Vond een kinderkaart aardiger, dan een straatgezicht van Dordt. 'k Heb het hier dol gezellig. Het weer j is uitstekend, zodat ik ook van het buiten zijn kan genieten. Wil je aan je ouders en Bep xn'n groeten doen? Dag Anemoon. Lieve BENJAMIN. Hoe gaat het met je vriend Jan, is hij weer beter? Kleine Rommi heb je ook gemist. Zij ging met haar zus en moeder naar haar grootouders in Fi-iesland. Tot Velsen reisden we toevallig samen. Maar je zult jebest vermaakt hebben, daar ben ik niet bang voox". Tot ziens. Dag Benjamin. Best TEKENAARSTERTJE. Wat zal ik nu a.s. Woensdag een xnooie teekening van je krij gen. Door de schrijf vacantie, bleef er tijd voor tekenen disponibel, 'lt Verheug me nu al op het xnoois dat ik te zien zal kx-ijgen. Waar ben je met de Pinksterdagen geweest? Natuurlijk heb je flink van de buitenlucht genoten. M'n groeten aan je moeder. Dag Tekenaarstertje. trttu vamLaépO OP DE MARKT door W. B.Z. DE FAMILIE KNAGELIJN W. B. Z. Is 't niet keurig? Is 't niet fijn? Bij de familie Knagelijn? Mevx'ouw staat bij de huishoudkast En geeft aan kleine Puntneus last Wat kaaskorstjes te halen Of jonge kaas gemalen. Een vette spekzwoei-d ook daarbij Die hangt in 't keldertje op zij. Maar pas op voor de mensen, Want wat die ons wel wensen, Dat is een nare muizenval. En daarvoor voel ik niemendal Na moeders wijze praatje, Springt puntneus je door 't gaatje Dan luistert moeder bij 't gordijn Of daar ook mensen bezig zijn. Haar muizenhart klopt rikketik, Maar spoedig is ze in haar schik. Daar komt haar dappre puntneus aan, Met beide zakken volgelaan. Straks komen alle broertjes thuis. En dan is 't feest in 't muizenhuis. Bij de familie Knagelijn Daar smaakt een spekzwoerd wonderfijn. Lief GOUDHAARTJE. - Jij schrijft me na tuurlijk over het bezoek aan de luilakmarkt te Haarlem. Of vergis ik me en is je zus er op uit getrokken? Dan moet zij me maar het één en ander van haar uitje schx-ijven. Hoe staat het met je handwerk, kan je nog verder en heb je voldoende werkzijde? Je weet, je kunt me in je briefjes steeds om hulp vragen. Dag Goud haartje. Best KRULLEKOPJE. Ook jij krijgt een briefje dat ik te Dordt geschi*even heb. Ondanks m'n vacantie xnoest de verzorging van de rubriek toch doorgaan. Heb je de som, door Winnetou ingezonden, opgelost? Zo ja .schx-ijf me dan de oplossing in je eerst volgend briefje, 'k Ben be nieuwd naar de antwoorden die ik krijg. Kan je met je werk nog verder? Anders weet je wat je doen moet. Dag Krullekopje. Best GOUDMUILTJE. Meisjeliëf wat bofte jij met het weer. Het zonnetje heeft tijdens de Pinksterdagen behooi'lijk geschenen. Ook mo menteel, Dinsdag, schijnt ze. Het zal in het zwembad „de Heerenduinen" verrukkelijk zijn geweest. Je zult er wel extra van geprofiteerd hebben. Te meer, omdat je Dinsdag nog vrij van school was. Goudmuiltje zwem en geniet maar zoo veel je kunt. Het mooie weer is meestal kort van duur en daarom de gelegenheid be nutten. Dag Goudmuiltje. Lief REPELSTEELTJE. Jij hebt met je vriendin natuurlijk tijdens de vacantiedagen fijn van het buiten zijn genoten. De Zaterdag be loofde voor de feestdagen niet veel goeds. Het. weer is echter uitstekend geweest. De tempera tuur liet het maken van een fikse wandeling toe. Hoe heb je de dagen doorgebracht? Dag Repelsteeltje. Best CROCUS JE. M'n briefkaart heeft je moeder natuurlijk ontvangen. Ben je 1.1. Woens dag met haar naar het opgegeven adres ge weest? 'k Ben benieuwd naar de uitslag van het bezoek. Maar dat verneem ik nog wel. Dag Crocus je. Lief ZONNESTRAALTJE. Ook jij hebt deze week fijn buiten gespeeld en bent er met je zusjes op uit getrokken. Je wordt, als het zon netje steeds haar best blijft doen, dit jaar zo dorxker als een zwarte Piet. Dag Zonnestraaltje. Best ZONDAGSKIND. Met de courant heb ik geen goede regeling kunnen treffen. Het weer was echter mooi en meen ik, dat je vader haar niet erg gemist heeft. A.s. Dinsdag mag je de bladen weer bij mij op school komen halen. Je vader krijgt ze dan weer geregeld. Ben je nog bij Rina geweest? Komt ze a.s. Maandag weer op school? Enfin, dat hoor ik nog wel van je. M'n groeten aan je moeder. Dag Zondagskind. Met veel groeten van: Mej. E. VIJLBRIEF. «HBHatxLAeS J Ga je mee naar de markt, De markt op het plein. Daar is het zo druk En daar is het zo fijn. Daar schreeuwen de kooplui En prijzen hun waar, Daar staan weer de kramen Voor iedereen klaar. Wat daar niet te koop is, Een bont allei-lei Van kleren en lappen Ook fruit is erbij. Daar loof je en bied je En zoek je maar uit Maar als je niets koopt, Dan heb je 't verbruid. Ga je mee naar de markt? De markt op het plein? Daar haal je de koopjes Voor groot en voor klein, EEN GRAPJE VAN MENEER BLUMCHEN Mijnheer Blumchen had een reis naar liet Oostzeebad Sassnitz gemaakt en er voor 't eerst van zijn leven een grote watervlakte gezien. Hij had zelfs de moed gehad er een bad in te nemen. Teruggekeerd in de kx-ing van zijn vrienden sneed hij geweldig op over de avonturen, die hij be> leefd had. „Heeft u ook een souvenir van de zee meege- bi-acht? een paar zeldzame schelpen of een stuk barnsteen?" vroeg een van de toehoorders be langstellend. „Schelpen-barnsteen, bah!" antwoordde Blum chen geringschattend. „Iets veel beters heb ik in mijn bezit, n.l. een fles vol echt zeewater! Ik heb het zelf in de fles gedaan, toen 't eb was". En om het feit te bewijzen haalde hij uit zijn slaap kamer een bierfles, half gevuld met het door hem genoemde kostbare vocht. „Maar waarom heeft u de fles niet helemaal gevuld?" merkte de nieuwsgiei-ige spreker van voox-heen op. „Domme vraag!" sprak Blumchen. „Heb ik niet zoeven verteld, dat ik de fles vulde, toen 't eb was? Als ik- ze vol gedaan had, dan was er im mers geen ruimte wanneer de vloed opkomt!' HET VERLEGEN HEERTJE. Hoe moest hij 't aanleggen om z'n jas terug te krijgen? Toen ik laatst in een melksalon zat, zag ik 't volgende, vermakelijke geval zich afspelen. In 't hoekje bij het buffet zat een klein heertje met een heel vriendelijk, zachtmoedig gezicht. Hij dronk tevreden z'n koffie en scheen het leven opperbest te vinden Opeens echter veranderde zijn gezicht als een blad aan een boom. Hij zette grote ogen op, schoof onrustig op z'n stoel heen en weer, wendde zenuwachtig 't hoofd naar rechts en dan weer naar links. Hij staarde een anderen heer, die juist bezig was met den kellner af te rekenen, strak en stijf aan en schudde van tijd tot tijd wanhopig het hoofcl. Deze heer, ge kleed in een keurige grijze jas, was eindelijk klaar en stapte door de draaideur naar bui ten. Het kleine heertje liep zenuwachtig hoofd schuddend achter hem aan. Ik moest er het mijne van hebben en ging ook de straat op. Ik zag hoe het kleine heertje den ander haastig in haalde en bescheiden zijn hoed afnam. „Pardonstamelde hij. „U wenst?" Het heertje draaide verlegen zijn hoed om en om „mag ik u iets vragen, mijnheer?" „Zeker". „Heb ik misschien het genoegen met dr. Knoppers te spreken?" „Neep. die ben ik niet". „Wex-kelijk niet?" „Neen. Ik ben geen dokter en heet ook geen Knoppei's". „Vergist u zich niet?" „Ik zal toch wel weten, wie ik ben!" „Natuurlijk, natuurlijk! En toch...." De aangesprokene schudde geërgerd het hoofd. „Ik zeg u nogmaals, dat ik n i e t dr. Knoppers ben". „Neen?" „Wel alle.neen, zeg ik u". „Vreemd. Heel vreemd. En ik had toch zo stellig gedacht, dat u dr. Knoppers was". De ander begon nu te lachen en zei: „Maar hoe komt u dan aan dat gekke idee? Lijk ik zoveel op dien dokter?" „Neen, helemaal niet". „Lijk ik niet op hem?" „Neen maar „Nu, wat dan?" ,Uu hebt de nieuwe jas van dr. Knop pers aan". „Wat??" „Ja, u hebt zijn nieuwe jas aan". De heer schreeuwde: „Wat haalt u in uw hoofd? Hoe kunt u zoiets zeggen! Wie bent u eigenlijk?" Waarop het verlegen heertje heel vriende lijk antwoordde: „Wel, ik ben dr. Knoppers". EEN MOOIE DROOM door W. B. Z. Een spi-ookjesfee, die kwam heel zacht Eens bij mij midden in de nacht. Ze droeg een lichtje in de hand En vleugeltjes aan elke kant. Ik zei: „Hè mag ik met U mee, En vlieg ik dan ver over zee? Toe, mag ik kijken in uw huis En brengt U mij daarna weer thuis?" De fee bracht mij naar 't feeënland, Kabouters gaven mij een hand, Daar was een huisje van banket, Sneeuwwitje lag daar op een bed. Ik zag ook Klein-Duimpje in een schoen, Wat er daax-na gebeurde toen 't Was net, of 'k rolde van een berg, 'k Huilde opeens zó erg, zó erg. Dat moesje bij mijn bed kwam staan. „Maar Miesje kind, wat scheelt eraan? Ben jij aan 't di-omen, malle meid?" „Och moesje, heb ik toen gezeid, Ik viel zo akelig naar beneê En 't was toch heexTijk bij die fee." DAT, WAT JE NIET HEBT! De ware geschiedenis van een oud heertje, dat weer jong werd. Er was eens, ergens in Tirol geloof ik en dan zal het er nu nog wel zijn, een prachtig, spiegel glad meer. De bex-gen eromheen waren zó glad en schoon, dat de boeren er hun middagboter ham van eten konden, het water was zó door schijnend helder, dat je een boomstam, die in 't meer gevallen was, op dertig meter diepte kon zien liggen. En de lucht was zó x-ein en zuiver, dat je ieder kiezelsteentje aan de overkant van het meer, dat was op 1 kilometer afstand, kon zien liggen! Er was aan dit heerlijke oord maar één nadeel verbonden: juist door de kristallen helderheid van de lucht hoorde je ieder klein geluidje. De mensen die aan de overkant van het meer stonden te praten, behoefden volstrekt hun stem niet te verheffen om zich aan deze kant duidelijk verstaanbaar te maken, 't Was eenvoudig onmo gelijk aan de oevers van dat meer een geheim te hebben, in minder dan geen tijd wist iedereen het, of je 't nu hcél zachtjes je besten vriend in 't oor gefluisterd had óf het met héél kleine let tertjes op een stukje papier had geschreven! Ja, dat was wel eenigszins een bezwaax-, maar verder was het meer met zijn omgeving eenvou dig een paradijs op aarde! Dit had ook een oud heertje begrepen. Hij kwam een paar keer in de zomer aan het meer logeren, en toen hij nu eindelijk na jarenlange arbeid in een drukke, rumoerige fabriek zijn schaapjes op het droge had, liet hij aan het meer een keurige villa bou wen om hier rustig en tevreden zijn levensavond door te brengen. „Heerlijk," zoo dacht hij, „nooit meer lawaai van hamex-s en drijfriemen om me heen! Rust, rust, rust. is.v. h.. Maaroch ja, kinderen, er komt alwéér een „maax-" bij! Op de dag, dat het oude heertje zich in zijn villa kwam vestigen, zag hij iets vreemds: op de brede weg, die rondom het meer liep, lagen van afstand tot afstand hoge bergen granietblokjes, die in de loop der vol gende dagen als een mooie gelijkmatige laag over de weg werden uitgestort. De. weg was al zoveel jaren verwaaxToosd., zeiden de mensen tot het oude heertje, daar moest nu spoedig een eind aan komen! Nu, dit vond het oude heex-tje ook wel, maar hij ging er een klein beetje an ders over denken, toen de steentjes eenmaal op de weg lagen. Toen hij de eerste moi-gen wak ker werd, klonk er een geluid in zijn oren alsof een reuzenkabouter verwoed met de tan den knarste. Hij keek en keek uit het raam, maar zag niets. „Wat is dat?" vroeg hij aan zijn tuinman. „Dat geluid?" zei de man, „o, dat is 't knar sen van de steentjes op de weg, 't schijnt, dat er in de verte een kar aankomt." „In de verte? Hoe ver?" „Nu, na ongeveer twee uur kan de kar hier zijn," zei de tuinman. En zoo was het ook. Twee uren lang werd het geknars steeds heviger, toen minderde het weer en na nog twee uren was het weggestorven. Maai er klonk meteen alweer een nieuw geknars. „Daar schijnt wéér in de verte een kar aan te komen," zei de tuinman. En ja, toen ging het zo de hele dag door en de nacht erbij. Steeds meer zat het oude heertje wanhopig op zijn terras en ex-gerde zich over het afgx-ijselijke geknars op de weg. En als hij wilde proberen te slapen, bond hij een doek om zijn hoofd, maar 't hielp niets! En 't vreselijke van de zaak was, dat 't ver keer langs deze weg volstrekt niet druk was: zes karren per etmaal waren voldoende om het lawaai dag en nacht onafgebroken te doen voort duren! 't Oude heei-tje had geen moment rust meer! Hij klom de bergen in, maar daar was 't geluid nog sterker! Hij klaagde zijn nood aan de boei-en in de omtrek, maar die hoorden het geknars niet eens; als hij erover sprak hieven zij hun hoofden schuin omhoog, alsof ze probeerden iets op te vangen en dan zeiden ze: „o ja, 't knarst een beetje, maar dat u daar zoo'n last van hebt1" Wat moest het oude heertje nu beginnen? Hjj ging onmiddellijk aan 't werk: schx-eef wel hon derd brieven naar de burgemeestex-s van allerlei dorpen in de omtx-ek, naar de ministers en naar de hoge raad. En toen ze geen antwoord gaven schreef hij wel honderd ingezonden stukken in de kranten. En toen ook dat niet hielp, reisde hij zelf naar Weenen om bij den minister zijn zaak te bepleiten. Er moest en zou een wals komen om de weg glad te maken ,want dat ellendige geknars was geen dag langer uit te houden! En intussen wex-d het heertje bij de dag jonger en vrolijker. Hij zeurde niet meer, hij schreef maar en reisde maar en praatte maar en des nachts sliep hij als een roos, zonder doek om zijn hoofd! En na drie jaren had hij eindelijk de strijd gewonnen. Er kwam een grote wals en dié ging over de weg heen en maakte hem glad. Toen het oude heertje de eerste morgen, nadat de wals zijn wex-k gedaan had, wakker werd vertrouwde hij zijn oren niet. Er heerste een dodelijke, weldadige stilte Weldadig? Ja, je zou denken van wel hè? Maar 't oude heertje vond het helemaal niet! ,,'t Is hier zo akelig stil!" zuchtte hij „ik ge loof, dat ik nog veel te jong ben om zo'n plan tenleven te lijden!" En toen bouwde hij zelf een grote schuur waarin hij de hele dag stond te timmeren. En hij kocht een hond, Icippen en pauwen om maar een klein beetje leven om zich heen te hebben! Zo zie je alweer: „dat wat je niet hebt" is het aller begeerlijkste in het leven! Streven we er naar, dan blijven we jong en hebben we 't een maal. dan worden we in een ommezientje oud, tenzijwe weer vlug beginnen te streven naar iets anders „dat we niet hebbexx". SOLDATENGRAPJES Tijdens de slag bij Tannenberg hield de oude Hindenburg met zijn staf halt op een heuvel in de heerlijke bloeiende heide. Er kwamen vluch tende boeren voox-bij, die opgewonden riepen: „Vlucht, vlucht, de Russen komen! Ze zijn al vlak achter ons!" Hindenburg bleef onbeweeglijk staan. Toen de troepen vluchtelingen steeds groter werden, be gonnen echter zijn officieren onrustig te worden. Hindenburg bemex-kte dit wel. Hij wendde zich tot zijn adjudant en zei: „Wat bloeit die hei prachtig! Zorgt U er alstublief voor, dat een gx-oot bouquet aan mijn vrouw in Hannover wordt gestuurd!" Dit hielp, De officieren kwa men tot kalmte en bleven op hun post. AN uitstel'komt afstel" is een be kend gezegde, dat gelukkig niet w altijd uitkomt. Er zijn dikwijls oor- 3® zakerf die het noodzakelijk ma ken, dat iets uitgesteld wordt, maar dat toch wel gedaan wordt als de omstandigheden gewijzigd zijn of als de oorzaken, die het eerst hebben te gengehouden, verdwenen zijn. Hieraan dacht ik, toen ik las van de aanstaande feesten ter her denking van de opening van den eersten spoor weg in ons land. Ik herinner me nog heel goed, dat we in 1914 de 75 jarige herdenking zouden vierexx. Er kwam echter niets van. Voor het zo ver was,, brak de wereldoorlog uit en de grote mensen van toen, hadden wel aan wat anders te denken dan aan spoorwegfeesten. Laten we hopen dat er nu geen kink in de kabel komt en we met opgewektheid dit honderdjarig bestaan van de spoorweg kunnen herdenken. In jullie jaax-tallenboekje staat het er zo eenvoudig: 1339. De eerste spoorweg in ons land tussen Amstex-dam en Haax-lem geopend. Als je dit zo leest, zou je denken, dat het net zo eenvoudig en gemakkelijk ging, als je tegenwoordig een nieuwe zaak opent of een nieuwe autoweg in ge bruik neemt. Maar zo gemakkelijk is het niet gegaan. T jen in 1825 Stephensons stoomlocomo tief voor 't eex'st gereden had tussen Stockton en Darlington duurde het niet lang of ook in an- dere landen o.a. in Duitsland en Frankrijk werden dergelijke ijzeren wegen aangelegd. Ook in ons land gingen er stemmen op om een der gelijke weg aan te leggen. Maar zoals het_ al tijd gaat, zoo ging het ook hier. Het nieuwe vindt altijd bestrijders. Als we nu lezen wat voor be- zwaren men tegen zoo'n ijzeren weg had, dan kunnen we onze ogen bijna niet geloven. Het vervoer tussen Haarlem en Amsterdam werd tot die tijd ondex-houden door postwagens en trekschuiten. Dat de ondexmemers van deze za ken schade van de nieuwe x-eisgelegenheid ducht ten was heel natuurlijk maar men voorspelde ook schade voor landbouwers en paardenfokkers en wat wel het gekste was, men duchtte zelfs gevaar voor de reizigers zelf. Men beweerde in alle ernst, dat er grote kans was dat de grote snelheid de mensen, die zich in het nieuwe voertuig zouden wagen, kans liepen om te stik ken of wel een hersenziekte konden krijgen ten gevolge van het vx-eselijke geraas, dat het ding veroorzaken zou. Bovendien konden volgens deze tegenstanders ontsporingen en ketelontploffin gen niet uitblijven en 't aantal slachtoffers dien tengevolge zou zeer groot zijn. Hoeveel branden zouden er niet ontstaan door de vonken uit de locomotieven en hoeveel paai-den zouden er niet op hol slaan als het nieuwe monster langs zijn ijzeren baan voortvloog. Al deze bezwaren en nog vele andere hebben gelukkig de aanleg van de spooi*weg ten slotte toch niet kunnen tegen houden en 25 Augustus 1839 was de lijn Amster damHaarlem gereed. Op 19 en 20 September daaropvolgend werden proefritten gehouden, waarna de spooi-weg voor het publiek openge steld werd. Toch schijnt men wel iets van de bovengenoemde bezwaren gevoeld te hebben, want op sommige plaatsen had men langs de spoorweg een schutting gebouwd van 5 M. hoog te, van onderen helemaal dichten van boven van van onderen heelemaal dich en van boven van latwerk voorzien om het ijzige gezicht van het loiivwn vuuiilCU Uiil IJCt 6^"'i snelheidsmonster voor publiek en paarden verminderen. De eerste dag werden 1850 per sonen verwoerd en in de eerste 3 dagen ruim 4000. Snelheidsmonster noemde men die eer ste spoor-ti-ein; wij wensen van 100 jaar late moeten om die benaming lachen, want ae 81- stand AmsterdamHaarlem werd afgelegd bijna een half uur. B.—Zj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8