BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
,v
Deze week heb ik het jullie al extra gemak
kelijk gemaakt. Een briefje in de rubriek, zon
der vooraf een briefje geschreven te hebben,
Maar nu is de pret weer uit. A.s. Woensdag
hoop ik van alle rubriekertjes weer schrijven te
ontvangen. Hoe hebben jullie de vacantie en
Pinksterdagen doorgebracht? 'k Denk dat de
meeste van jullie flink van de buitenlucht heb
ben geprofiteerd. Het weer was hoewel fris,
uitstekend om er op uit te trekken. Ook ik heb
deze week volop genoten. Dit briefje schrijf ik,
het is Dinsdagmoi-gen, op een rustig plaatsje in
een mooie tuin te Doi-di-echt. A.s. Dinsdag ben
ik verhinderd visite te ontvangen. De invitatie
blijft dus heden achterwege.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Wel meisje
lief, hoe heb je het tijdens de vacantiedagen
gehad? Ben je nog met de gymnastiekclub uit
geweest? Tot m'n spijt had ik voor m'n uitgaan
geen tijd even bij je moeder aan te wippen. De
laatste dagen was er nog zoveel te doen dat ik
voor visite maken, tijd te kort kwam. Maar nu
kom ik toch weer eens gauw. A.s. Maandag heb
ik weer school. De pret is dan weer voorbij. Wil
je je ouders en Rie m'n groeten doen? Dag
Boodschapsterlje.
Best BIJDEHANDJE. Wat tref jij het met
het weer zeg. Het is heerlijk om buiten te spe
len. Ook ik geniet volop van het buiten zijn. M'n
kleine nichten vinden het dolletjes dat ik er
ben. Als m'n briefjes klaar zijn, gaan we met z'n
drieën op de tuinbank in een gezellig hoekje
van de tuin zitten, 'k Moet dan voorlezen waar
ze verbazend op gesteld zijn. Het boek waar ik
aan bezig ben heet „Jaap en Gerdientje". Het is
een snoezig boek. Heb je m'n kaart ontvangen?
Dag Bijdehandje.
Lief ZANGERESJE. In je eerstvolgend
briefje wil je me zeker wel iets van je bezoek
aan de luilakmarkt te Haarlem vertellen? Ik ben
niet gegaan, omdat ik met de trein, die om
ongeveer half tien' uit IJmuiden vertrok, mede
moest. Was je moeder blij met je kleedje?
'k Denk het wel. Het was snoezig. Je volgend
handwerkje is bestemd voor den Bazar ten bate
van de T. B. C.-bestrijding. Dag Zangeresje.
Beste WINNETOU. Vriend, hoe staat het
leven? Heb je nog iets van Polly vernomen? Je
komt nu weer gauw op het visite invitatielijstje
vooi-. Je hebt natuurlijk reeds zeer veel dieren
uitgezaagd. We zullen tijdens het visiteuur aan
de afwerking beginnen. Tot ziens dus. Dag
Winnetou.
Best BERGKONINGINNETJE. Wel koningin
netje heb je prettige Pinksterdagen gehad? Je
bent; natuurlijk naar de duinen en Velserbeek
geweest. Wat zal het in laatst genoemd park
tijdens de feestdagen druk zijn geweest. De
hertjes en andere dieren zullen overvloedig van
lekkernijen voorzien zijn. Je moest 1.1. Donder
dag weer naar school. A.s. Maandag is ook mijn
vacantie om. Denk je a.s. Woensdag er aan me
een briefje te brengen? Dag Bex-gkoninginnetje.
Beste ANEMOON. Wat fijn dat je moeder
m'n hortensia's tijdens m'n afwezigheid wilde
verzorgen. Ze hebben iedere dag water nodig
als men er prijs op stelt, ze lang goed te houden.
M'n kaart heb je natuurlijk ontvangen, 'k Vond
een kinderkaart aardiger, dan een straatgezicht
van Dordt. 'k Heb het hier dol gezellig. Het weer j
is uitstekend, zodat ik ook van het buiten zijn
kan genieten. Wil je aan je ouders en Bep xn'n
groeten doen? Dag Anemoon.
Lieve BENJAMIN. Hoe gaat het met je
vriend Jan, is hij weer beter? Kleine Rommi
heb je ook gemist. Zij ging met haar zus en
moeder naar haar grootouders in Fi-iesland. Tot
Velsen reisden we toevallig samen. Maar je
zult jebest vermaakt hebben, daar ben ik niet
bang voox". Tot ziens. Dag Benjamin.
Best TEKENAARSTERTJE. Wat zal ik nu
a.s. Woensdag een xnooie teekening van je krij
gen. Door de schrijf vacantie, bleef er tijd voor
tekenen disponibel, 'lt Verheug me nu al op het
xnoois dat ik te zien zal kx-ijgen. Waar ben je met
de Pinksterdagen geweest? Natuurlijk heb je flink
van de buitenlucht genoten. M'n groeten aan je
moeder. Dag Tekenaarstertje.
trttu vamLaépO
OP DE MARKT
door W. B.Z.
DE FAMILIE KNAGELIJN
W. B. Z.
Is 't niet keurig?
Is 't niet fijn?
Bij de familie Knagelijn?
Mevx'ouw staat bij de huishoudkast
En geeft aan kleine Puntneus last
Wat kaaskorstjes te halen
Of jonge kaas gemalen.
Een vette spekzwoei-d ook daarbij
Die hangt in 't keldertje op zij.
Maar pas op voor de mensen,
Want wat die ons wel wensen,
Dat is een nare muizenval.
En daarvoor voel ik niemendal
Na moeders wijze praatje,
Springt puntneus je door 't gaatje
Dan luistert moeder bij 't gordijn
Of daar ook mensen bezig zijn.
Haar muizenhart klopt rikketik,
Maar spoedig is ze in haar schik.
Daar komt haar dappre puntneus aan,
Met beide zakken volgelaan.
Straks komen alle broertjes thuis.
En dan is 't feest in 't muizenhuis.
Bij de familie Knagelijn
Daar smaakt een spekzwoerd wonderfijn.
Lief GOUDHAARTJE. - Jij schrijft me na
tuurlijk over het bezoek aan de luilakmarkt te
Haarlem. Of vergis ik me en is je zus er op uit
getrokken? Dan moet zij me maar het één en
ander van haar uitje schx-ijven. Hoe staat het
met je handwerk, kan je nog verder en heb je
voldoende werkzijde? Je weet, je kunt me in je
briefjes steeds om hulp vragen. Dag Goud
haartje.
Best KRULLEKOPJE. Ook jij krijgt een
briefje dat ik te Dordt geschi*even heb. Ondanks
m'n vacantie xnoest de verzorging van de rubriek
toch doorgaan. Heb je de som, door Winnetou
ingezonden, opgelost? Zo ja .schx-ijf me dan de
oplossing in je eerst volgend briefje, 'k Ben be
nieuwd naar de antwoorden die ik krijg. Kan je
met je werk nog verder? Anders weet je wat je
doen moet. Dag Krullekopje.
Best GOUDMUILTJE. Meisjeliëf wat bofte
jij met het weer. Het zonnetje heeft tijdens de
Pinksterdagen behooi'lijk geschenen. Ook mo
menteel, Dinsdag, schijnt ze. Het zal in het
zwembad „de Heerenduinen" verrukkelijk zijn
geweest. Je zult er wel extra van geprofiteerd
hebben. Te meer, omdat je Dinsdag nog vrij
van school was. Goudmuiltje zwem en geniet
maar zoo veel je kunt. Het mooie weer is meestal
kort van duur en daarom de gelegenheid be
nutten. Dag Goudmuiltje.
Lief REPELSTEELTJE. Jij hebt met je
vriendin natuurlijk tijdens de vacantiedagen fijn
van het buiten zijn genoten. De Zaterdag be
loofde voor de feestdagen niet veel goeds. Het.
weer is echter uitstekend geweest. De tempera
tuur liet het maken van een fikse wandeling
toe. Hoe heb je de dagen doorgebracht? Dag
Repelsteeltje.
Best CROCUS JE. M'n briefkaart heeft je
moeder natuurlijk ontvangen. Ben je 1.1. Woens
dag met haar naar het opgegeven adres ge
weest? 'k Ben benieuwd naar de uitslag van het
bezoek. Maar dat verneem ik nog wel. Dag
Crocus je.
Lief ZONNESTRAALTJE. Ook jij hebt deze
week fijn buiten gespeeld en bent er met je
zusjes op uit getrokken. Je wordt, als het zon
netje steeds haar best blijft doen, dit jaar zo
dorxker als een zwarte Piet. Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Met de courant heb
ik geen goede regeling kunnen treffen. Het weer
was echter mooi en meen ik, dat je vader haar
niet erg gemist heeft. A.s. Dinsdag mag je de
bladen weer bij mij op school komen halen. Je
vader krijgt ze dan weer geregeld. Ben je nog bij
Rina geweest? Komt ze a.s. Maandag weer op
school? Enfin, dat hoor ik nog wel van je. M'n
groeten aan je moeder. Dag Zondagskind.
Met veel groeten van:
Mej. E. VIJLBRIEF.
«HBHatxLAeS J
Ga je mee naar de markt,
De markt op het plein.
Daar is het zo druk
En daar is het zo fijn.
Daar schreeuwen de kooplui
En prijzen hun waar,
Daar staan weer de kramen
Voor iedereen klaar.
Wat daar niet te koop is,
Een bont allei-lei
Van kleren en lappen
Ook fruit is erbij.
Daar loof je en bied je
En zoek je maar uit
Maar als je niets koopt,
Dan heb je 't verbruid.
Ga je mee naar de markt?
De markt op het plein?
Daar haal je de koopjes
Voor groot en voor klein,
EEN GRAPJE VAN MENEER BLUMCHEN
Mijnheer Blumchen had een reis naar liet
Oostzeebad Sassnitz gemaakt en er voor 't eerst
van zijn leven een grote watervlakte gezien. Hij
had zelfs de moed gehad er een bad in te nemen.
Teruggekeerd in de kx-ing van zijn vrienden sneed
hij geweldig op over de avonturen, die hij be>
leefd had.
„Heeft u ook een souvenir van de zee meege-
bi-acht? een paar zeldzame schelpen of een stuk
barnsteen?" vroeg een van de toehoorders be
langstellend.
„Schelpen-barnsteen, bah!" antwoordde Blum
chen geringschattend. „Iets veel beters heb ik in
mijn bezit, n.l. een fles vol echt zeewater! Ik heb
het zelf in de fles gedaan, toen 't eb was". En
om het feit te bewijzen haalde hij uit zijn slaap
kamer een bierfles, half gevuld met het door
hem genoemde kostbare vocht.
„Maar waarom heeft u de fles niet helemaal
gevuld?" merkte de nieuwsgiei-ige spreker van
voox-heen op.
„Domme vraag!" sprak Blumchen. „Heb ik niet
zoeven verteld, dat ik de fles vulde, toen 't eb
was? Als ik- ze vol gedaan had, dan was er im
mers geen ruimte wanneer de vloed opkomt!'
HET VERLEGEN HEERTJE.
Hoe moest hij 't aanleggen om z'n
jas terug te krijgen?
Toen ik laatst in een melksalon zat, zag ik 't
volgende, vermakelijke geval zich afspelen. In 't
hoekje bij het buffet zat een klein heertje met
een heel vriendelijk, zachtmoedig gezicht. Hij
dronk tevreden z'n koffie en scheen het leven
opperbest te vinden
Opeens echter veranderde zijn gezicht als
een blad aan een boom. Hij zette grote ogen
op, schoof onrustig op z'n stoel heen en weer,
wendde zenuwachtig 't hoofd naar rechts en
dan weer naar links. Hij staarde een anderen
heer, die juist bezig was met den kellner af
te rekenen, strak en stijf aan en schudde van
tijd tot tijd wanhopig het hoofcl. Deze heer, ge
kleed in een keurige grijze jas, was eindelijk
klaar en stapte door de draaideur naar bui
ten. Het kleine heertje liep zenuwachtig hoofd
schuddend achter hem aan.
Ik moest er het mijne van hebben en ging
ook de straat op. Ik zag hoe het kleine heertje
den ander haastig in haalde en bescheiden zijn
hoed afnam.
„Pardonstamelde hij.
„U wenst?"
Het heertje draaide verlegen zijn hoed om
en om „mag ik u iets vragen, mijnheer?"
„Zeker".
„Heb ik misschien het genoegen met dr.
Knoppers te spreken?"
„Neep. die ben ik niet".
„Wex-kelijk niet?"
„Neen. Ik ben geen dokter en heet ook geen
Knoppei's".
„Vergist u zich niet?"
„Ik zal toch wel weten, wie ik ben!"
„Natuurlijk, natuurlijk! En toch...."
De aangesprokene schudde geërgerd het
hoofd. „Ik zeg u nogmaals, dat ik n i e t dr.
Knoppers ben".
„Neen?"
„Wel alle.neen, zeg ik u".
„Vreemd. Heel vreemd. En ik had toch zo
stellig gedacht, dat u dr. Knoppers was".
De ander begon nu te lachen en zei:
„Maar hoe komt u dan aan dat gekke idee?
Lijk ik zoveel op dien dokter?"
„Neen, helemaal niet".
„Lijk ik niet op hem?"
„Neen maar
„Nu, wat dan?"
,Uu hebt de nieuwe jas van dr. Knop
pers aan".
„Wat??"
„Ja, u hebt zijn nieuwe jas aan".
De heer schreeuwde: „Wat haalt u in uw
hoofd? Hoe kunt u zoiets zeggen! Wie bent u
eigenlijk?"
Waarop het verlegen heertje heel vriende
lijk antwoordde:
„Wel, ik ben dr. Knoppers".
EEN MOOIE DROOM
door W. B. Z.
Een spi-ookjesfee, die kwam heel zacht
Eens bij mij midden in de nacht.
Ze droeg een lichtje in de hand
En vleugeltjes aan elke kant.
Ik zei: „Hè mag ik met U mee,
En vlieg ik dan ver over zee?
Toe, mag ik kijken in uw huis
En brengt U mij daarna weer thuis?"
De fee bracht mij naar 't feeënland,
Kabouters gaven mij een hand,
Daar was een huisje van banket,
Sneeuwwitje lag daar op een bed.
Ik zag ook Klein-Duimpje in een schoen,
Wat er daax-na gebeurde toen
't Was net, of 'k rolde van een berg,
'k Huilde opeens zó erg, zó erg.
Dat moesje bij mijn bed kwam staan.
„Maar Miesje kind, wat scheelt eraan?
Ben jij aan 't di-omen, malle meid?"
„Och moesje, heb ik toen gezeid,
Ik viel zo akelig naar beneê
En 't was toch heexTijk bij die fee."
DAT, WAT JE NIET HEBT!
De ware geschiedenis van een oud heertje,
dat weer jong werd.
Er was eens, ergens in Tirol geloof ik en dan
zal het er nu nog wel zijn, een prachtig, spiegel
glad meer. De bex-gen eromheen waren zó glad
en schoon, dat de boeren er hun middagboter
ham van eten konden, het water was zó door
schijnend helder, dat je een boomstam, die in 't
meer gevallen was, op dertig meter diepte kon
zien liggen. En de lucht was zó x-ein en zuiver,
dat je ieder kiezelsteentje aan de overkant van
het meer, dat was op 1 kilometer afstand, kon
zien liggen!
Er was aan dit heerlijke oord maar één nadeel
verbonden: juist door de kristallen helderheid
van de lucht hoorde je ieder klein geluidje. De
mensen die aan de overkant van het meer
stonden te praten, behoefden volstrekt hun stem
niet te verheffen om zich aan deze kant duidelijk
verstaanbaar te maken, 't Was eenvoudig onmo
gelijk aan de oevers van dat meer een geheim
te hebben, in minder dan geen tijd wist iedereen
het, of je 't nu hcél zachtjes je besten vriend in
't oor gefluisterd had óf het met héél kleine let
tertjes op een stukje papier had geschreven!
Ja, dat was wel eenigszins een bezwaax-, maar
verder was het meer met zijn omgeving eenvou
dig een paradijs op aarde! Dit had ook een oud
heertje begrepen. Hij kwam een paar keer in
de zomer aan het meer logeren, en toen hij nu
eindelijk na jarenlange arbeid in een drukke,
rumoerige fabriek zijn schaapjes op het droge
had, liet hij aan het meer een keurige villa bou
wen om hier rustig en tevreden zijn levensavond
door te brengen.
„Heerlijk," zoo dacht hij, „nooit meer lawaai
van hamex-s en drijfriemen om me heen! Rust,
rust, rust.
is.v. h..
Maaroch ja, kinderen, er komt alwéér
een „maax-" bij! Op de dag, dat het oude heertje
zich in zijn villa kwam vestigen, zag hij iets
vreemds: op de brede weg, die rondom het
meer liep, lagen van afstand tot afstand hoge
bergen granietblokjes, die in de loop der vol
gende dagen als een mooie gelijkmatige laag
over de weg werden uitgestort. De. weg was al
zoveel jaren verwaaxToosd., zeiden de mensen
tot het oude heertje, daar moest nu spoedig een
eind aan komen! Nu, dit vond het oude heex-tje
ook wel, maar hij ging er een klein beetje an
ders over denken, toen de steentjes eenmaal op
de weg lagen. Toen hij de eerste moi-gen wak
ker werd, klonk er een geluid in zijn oren
alsof een reuzenkabouter verwoed met de tan
den knarste. Hij keek en keek uit het raam, maar
zag niets.
„Wat is dat?" vroeg hij aan zijn tuinman.
„Dat geluid?" zei de man, „o, dat is 't knar
sen van de steentjes op de weg, 't schijnt, dat
er in de verte een kar aankomt."
„In de verte? Hoe ver?"
„Nu, na ongeveer twee uur kan de kar hier
zijn," zei de tuinman.
En zoo was het ook. Twee uren lang werd het
geknars steeds heviger, toen minderde het weer
en na nog twee uren was het weggestorven. Maai
er klonk meteen alweer een nieuw geknars.
„Daar schijnt wéér in de verte een kar aan te
komen," zei de tuinman.
En ja, toen ging het zo de hele dag door
en de nacht erbij. Steeds meer zat het oude
heertje wanhopig op zijn terras en ex-gerde zich
over het afgx-ijselijke geknars op de weg. En als
hij wilde proberen te slapen, bond hij een doek
om zijn hoofd, maar 't hielp niets!
En 't vreselijke van de zaak was, dat 't ver
keer langs deze weg volstrekt niet druk was:
zes karren per etmaal waren voldoende om het
lawaai dag en nacht onafgebroken te doen voort
duren!
't Oude heei-tje had geen moment rust meer!
Hij klom de bergen in, maar daar was 't geluid
nog sterker! Hij klaagde zijn nood aan de boei-en
in de omtrek, maar die hoorden het geknars
niet eens; als hij erover sprak hieven zij hun
hoofden schuin omhoog, alsof ze probeerden iets
op te vangen en dan zeiden ze: „o ja, 't knarst
een beetje, maar dat u daar zoo'n last van hebt1"
Wat moest het oude heertje nu beginnen? Hjj
ging onmiddellijk aan 't werk: schx-eef wel hon
derd brieven naar de burgemeestex-s van allerlei
dorpen in de omtx-ek, naar de ministers en naar
de hoge raad. En toen ze geen antwoord gaven
schreef hij wel honderd ingezonden stukken in
de kranten. En toen ook dat niet hielp, reisde hij
zelf naar Weenen om bij den minister zijn zaak
te bepleiten. Er moest en zou een wals komen
om de weg glad te maken ,want dat ellendige
geknars was geen dag langer uit te houden!
En intussen wex-d het heertje bij de dag jonger
en vrolijker. Hij zeurde niet meer, hij schreef
maar en reisde maar en praatte maar en des
nachts sliep hij als een roos, zonder doek om zijn
hoofd! En na drie jaren had hij eindelijk de
strijd gewonnen. Er kwam een grote wals en dié
ging over de weg heen en maakte hem glad.
Toen het oude heertje de eerste morgen, nadat
de wals zijn wex-k gedaan had, wakker werd
vertrouwde hij zijn oren niet. Er heerste een
dodelijke, weldadige stilte
Weldadig? Ja, je zou denken van wel hè? Maar
't oude heertje vond het helemaal niet!
,,'t Is hier zo akelig stil!" zuchtte hij „ik ge
loof, dat ik nog veel te jong ben om zo'n plan
tenleven te lijden!"
En toen bouwde hij zelf een grote schuur
waarin hij de hele dag stond te timmeren. En hij
kocht een hond, Icippen en pauwen om maar een
klein beetje leven om zich heen te hebben!
Zo zie je alweer: „dat wat je niet hebt" is het
aller begeerlijkste in het leven! Streven we er
naar, dan blijven we jong en hebben we 't een
maal. dan worden we in een ommezientje oud,
tenzijwe weer vlug beginnen te streven
naar iets anders „dat we niet hebbexx".
SOLDATENGRAPJES
Tijdens de slag bij Tannenberg hield de oude
Hindenburg met zijn staf halt op een heuvel in
de heerlijke bloeiende heide. Er kwamen vluch
tende boeren voox-bij, die opgewonden riepen:
„Vlucht, vlucht, de Russen komen! Ze zijn al
vlak achter ons!"
Hindenburg bleef onbeweeglijk staan. Toen de
troepen vluchtelingen steeds groter werden, be
gonnen echter zijn officieren onrustig te worden.
Hindenburg bemex-kte dit wel. Hij wendde zich
tot zijn adjudant en zei: „Wat bloeit die hei
prachtig! Zorgt U er alstublief voor, dat een
gx-oot bouquet aan mijn vrouw in Hannover
wordt gestuurd!" Dit hielp, De officieren kwa
men tot kalmte en bleven op hun post.
AN uitstel'komt afstel" is een be
kend gezegde, dat gelukkig niet
w altijd uitkomt. Er zijn dikwijls oor-
3® zakerf die het noodzakelijk ma
ken, dat iets uitgesteld wordt, maar dat toch wel
gedaan wordt als de omstandigheden gewijzigd
zijn of als de oorzaken, die het eerst hebben te
gengehouden, verdwenen zijn. Hieraan dacht ik,
toen ik las van de aanstaande feesten ter her
denking van de opening van den eersten spoor
weg in ons land. Ik herinner me nog heel goed,
dat we in 1914 de 75 jarige herdenking zouden
vierexx. Er kwam echter niets van. Voor het zo
ver was,, brak de wereldoorlog uit en de grote
mensen van toen, hadden wel aan wat anders
te denken dan aan spoorwegfeesten. Laten we
hopen dat er nu geen kink in de kabel komt en
we met opgewektheid dit honderdjarig bestaan
van de spoorweg kunnen herdenken. In jullie
jaax-tallenboekje staat het er zo eenvoudig:
1339. De eerste spoorweg in ons land tussen
Amstex-dam en Haax-lem geopend. Als je dit zo
leest, zou je denken, dat het net zo eenvoudig
en gemakkelijk ging, als je tegenwoordig een
nieuwe zaak opent of een nieuwe autoweg in ge
bruik neemt. Maar zo gemakkelijk is het niet
gegaan. T jen in 1825 Stephensons stoomlocomo
tief voor 't eex'st gereden had tussen Stockton
en Darlington duurde het niet lang of ook in an-
dere landen o.a. in Duitsland en Frankrijk
werden dergelijke ijzeren wegen aangelegd. Ook
in ons land gingen er stemmen op om een der
gelijke weg aan te leggen. Maar zoals het_ al
tijd gaat, zoo ging het ook hier. Het nieuwe vindt
altijd bestrijders. Als we nu lezen wat voor be-
zwaren men tegen zoo'n ijzeren weg had, dan
kunnen we onze ogen bijna niet geloven. Het
vervoer tussen Haarlem en Amsterdam werd
tot die tijd ondex-houden door postwagens en
trekschuiten. Dat de ondexmemers van deze za
ken schade van de nieuwe x-eisgelegenheid ducht
ten was heel natuurlijk maar men voorspelde
ook schade voor landbouwers en paardenfokkers
en wat wel het gekste was, men duchtte zelfs
gevaar voor de reizigers zelf. Men beweerde in
alle ernst, dat er grote kans was dat de grote
snelheid de mensen, die zich in het nieuwe
voertuig zouden wagen, kans liepen om te stik
ken of wel een hersenziekte konden krijgen ten
gevolge van het vx-eselijke geraas, dat het ding
veroorzaken zou. Bovendien konden volgens deze
tegenstanders ontsporingen en ketelontploffin
gen niet uitblijven en 't aantal slachtoffers dien
tengevolge zou zeer groot zijn. Hoeveel branden
zouden er niet ontstaan door de vonken uit de
locomotieven en hoeveel paai-den zouden er niet
op hol slaan als het nieuwe monster langs zijn
ijzeren baan voortvloog. Al deze bezwaren en
nog vele andere hebben gelukkig de aanleg van
de spooi*weg ten slotte toch niet kunnen tegen
houden en 25 Augustus 1839 was de lijn Amster
damHaarlem gereed. Op 19 en 20 September
daaropvolgend werden proefritten gehouden,
waarna de spooi-weg voor het publiek openge
steld werd. Toch schijnt men wel iets van de
bovengenoemde bezwaren gevoeld te hebben,
want op sommige plaatsen had men langs de
spoorweg een schutting gebouwd van 5 M. hoog
te, van onderen helemaal dichten van boven van
van onderen heelemaal dich en van boven van
latwerk voorzien om het ijzige gezicht van
het
loiivwn vuuiilCU Uiil IJCt 6^"'i
snelheidsmonster voor publiek en paarden
verminderen. De eerste dag werden 1850 per
sonen verwoerd en in de eerste 3 dagen ruim
4000. Snelheidsmonster noemde men die eer
ste spoor-ti-ein; wij wensen van 100 jaar late
moeten om die benaming lachen, want ae 81-
stand AmsterdamHaarlem werd afgelegd
bijna een half uur.
B.—Zj