Viouwen^
E'
MET DE CERLA
Nieuwe Uitgaven
Wie is de schuldige
^R is een oneerlijkheid je gebeurd onder
de kinderen, en hoewel het geen be
langrijke dingen betreft, moet het
toch uitgezocht worden, want de op
voeders kunnen het niet zonder meer laten
passccren. Dus wordt er naar den dader of
do daderes gespeurd maar de kinderen
weten al wie het gedaan heeft, ten minste
dat zeggen zij.
Die zal het wel gedaan hebben, veronder
stellen zij met een zekere onachtzaamheid
dat is toch zoo.'n naar kind.
Wij ouderen gaan daar ontsteld op in:
„maar daar weet je toch niets zekers van".
Nee. dat weten ze ook niet, maar het is vol
gens hen toch wel erg waarschijnlijk, want het
is immers zoo'n akelig kind.
Dat we ze erover onderhouden, dat het niet
mooi is om zonder eenigen grond van waarheid
een van de kinderen te beschuldigen, alleen
omdat het zoo'n naar of vervelend kind is,
maakt wel indruk op ze, en we stappen maar
gauw van het onderwerp af, terwijl het gezeg
de: Wee den wolf die in een kwaad gerucht
staat, ons door het hoofd gaat.
Hoe vaak gebeurt dat wel, dat er iets mis
daan is, een kleinigheid misschien, en dat
onze eerste gedachte is: dat zal wel de schuld
van die of die zijn, terwijl er verder nog hoe
genaamd niets van is gebleken.
Zooals mevrouw die een ring miste, daarvan
bij zichzelf direct het dienstmeisje beschuldigt
en als zij het ding den volgenden dag op een
ongewone plaats terugvindt, nog veronder
stelt, dat het meisje hem daar uit angst voor
ontdekking heeft teruggelegd.
Of zooals het dienstmeisje zelf, dat een of
ander keu ken voor werp niet kan vinden, en
dat dadelijk een van de kinderen beschuldigt
het te hebben weggemaakt, totdat zij bemerkt,
dat zij niet goed gezocht heeft.
Zoo zijn er velen, die bij de geringste aan
leiding. de eerste beste die in hun gedach
ten komt, beschuldigen, en dat is dan juist
altijd iemand waar zij'eens onaangenaam
heden mee gehad hebben, of die weieens een
streek heeft uitgehaald, of die weieens een
jokkentje heeft gezegd, of zoo maar zonder
meer iemand die zij niet graag mogen.
Dat is niet allèen een gevaarlijke manier
van beschuldigen, maar het is ook onrecht
vaardig. want men kan nog zoo'n onaange
naam karakter hebben, het is toch weer heel
iets anders om oneerlijk te zijn.
Bij sommigen groeit deze neiging om maar
direct te veronderstellen wie ergens de schuld
van heeft, soms uit tot een ziekte: nauwelijks
hebben zij gehoord dat er iets gebeurd is, of zij
weten ook ai zeker, wie er de schuldige van
is. En zelfs als er eigenlijk niets gebeurd is,
noemen zij toch een schuldige, zooals de men-
schen die altijd precies weten, wie hun die
verkoudheid bezorgd heeft, of als er ergens om
iets gelachen' wordt, weten zij heel secuur, dat
die man of die vrouw hun heeft uitgelachen
en meer van dergelijk fraais. Er kan niets ge
beuren in hun kringetje, of het is de schuld
van iemand en die iemand wijzen zij dan ook
prompt aan.
Laten wij bij de opvoeding bedenken dat bij
deze menschen dit kwaad vermoedelijk alleen
maar begonnen is doordat zij thuis altijd
iemand van iets hoorden beschuldigen, of
omdat er nooit aanmerking op werd gemaakt,
dat zij zelf altijd probeerden een zondebok te
vinden. En dat groeit dan uit tot een eeuwig
durend zoeken van een „schuldige", ook als
er niets te zoeken valt. Dat maakt de conver
satie met hen zuur en een prettige omgang
onmogelijk. Waarna zij zeker alles en iedereen
er-van «aan beschuldigen, dat de wereld hen
•links laat liggen.
Wie altijd schuld bij anderen vindt, wordt
een ontevreden mensch, niemand is immers
goed genoeg voor hem; en een ontevreden
mensch is synoniem met een ongelukkig
mensch,
E. E. J.—P.
we van
Sterk cape'je voor broertje.
Van die onverslijtbare loden regenjassen, die
helaas meer en meer uit de mode gaan, maken
we een sterk cape'je voor een kleinen jongen.
Zit er van achteren in de jas een split, dan
stikken we dat eerst dicht, voor we gaan knip
pen. Het cape'je wordt van voren van onder tot
boven met knoopsgaten gesloten, terwijl twee
reusachtige knoopsgaten (10 a 12 c.M.) ervoor
zorgen, dat de handjes gebruikt kunnen worden.
Uit den bovenkant van den rug knippen we
de twee vierkanten, waaraan naad 1 en 2 dicht-
stïkt worden. Dit is het steekmutsje, dat rondom
de hals op- de cape gestikt wordt.
ZE KLAGEN OVER HAAR LOT,
MAAR HET WERK HEEFT
ZE TAAI EN STERK GEMAAKT
„Lavoro!" Lavoro!"
Zondag:
Nieuwe haring.
Bouillon in koppen
Asperges met harde
eieren en gesmolten
boter.
Flensjestaart.
Maandag:
Biefstuk
Peulen en wortelen.
Bloemkool met
kaassaus
Rabarber met
vanillevla
Donderdag:
Kalfslapjes
Spinazie
Drie in de pan
Vrijdag:
Spinaziesoep met
Beschuit met bessensap eiei^caas
Sla met tomaten
Dinsdag: en eieren
SeSa^€n lev5r i Gebakken aardappelen
Gebakken -aar dappelen Beschuit met ka^
Komkommersla Zaterdag
Gnesmeelpap o«hak:t
Woensdag:
Runderrolletjes
Stoof.sla
Yoghurt
GOEDKOOP EN TOCH SMAKELIJK!
Eenige wenken bij het inkoopen
van levensmiddelen.
In een tijd, dat iedereen zuinig moet zijn,
is het zeker noodig dat men zich rekenschap
geeft wat men voor het geld, dat uitgegeven
kan worden voor onze voeding krijgt. Ook wil
men graag waar voor zijn geld hebben. Het is
inderdaad wel mogelijk om met weinig geld
toch goede maaltijden op tafel te brengen.
Men moet dan echter de waren die men in
koopt naar hun waarde kunnen beoordeelen.
Er zijn levensmiddelen, die duur zijn, en wei-
nog waarde hebben, die dikwijls overschat
worden door het publiek.
Wil men goed en zuinig de dagelijksche le
vensmiddelen inkoopen. dan moet men het
yolgende in acht nemen: Let bij het koopen
op. dat men u niets in de handen stopt.
Koop levensmiddelen, die overvloedig aan
de markt zijn.
Koop de groente, die het seizoen oplevert,
de prijs van deze soorten verschilt veel met de
dure kasgroente.
Let op, of wat ge koopt, voldoet aan de
eischen van deugdelijkheid, of het versch is.
niet verontreinigd, niet stoffig.
Koop niet teveel tegelijk in. zeker niet van
spijzen, die gauw kunnen bederven.
Maak alleen gebruik van „koopjes" als wer
kelijk alle aangeboden artikelen voor het ge
zin waarde hebben. Doe wanneer ge een ge
schikte bergruimte hebt, aardappelen e.d. op.
anders in geen geval, daar de kans op beder
ven dan groot is.
Houd rekening met het gezin, waar ge
voor in moet koopen, maar zorg voor een af
wisselende voeding.
Het is een prille lentezondag in het bergdorpje
in Italiaansch Zwitserland, waar ik voor eenige
maanden een huis huurde. Het is een stil dorpje,
nog niet ontdekt door vreemdelingen en daarom
is er nog geen idoof gekomen in het dorpsleven.
Waar veel vreemdelingenverkeer is, krijgt een
dorp twee gezichten, één, dat de gasten glimla
chend aankijkt en eën ander, barscher en
harder, dat voor den vreemdeling verborgen
blijft, maar waarin het eigenlijke karakter zich
zuiver openbaart.
Maar in dit kleine bergdorpje ben ik de eenige
vreemdeling en het leven van de menschen blijft
voor mij niet verborgen. Ik kan het volgen van
dag tot dag, want het ligt meer open dan bij
ons in Holland.
Als ik door het dorp wandelde, zelfs in de kou
de dagen, die aan het stralende lenteweer vooraf
gingen, stonden veel deuren open en de voorbij
ganger kon dan naar binnen kijken en het
vlammend haardvuur zien, waaromheen men
schen zaten en waarboven een pot hing te prut
telen. Men gunt den vreemdeling het kijkje naar
binnen.
En vaak, als ik door de bergen wandel, ont
moet ik vrouwen die haar gerla (de korf, die
zij op haar schouders dragen en die onafscheide
lijk aan haar leven verbonden is), even neerzet
ten om van haar last uit te rusten, en die dan de
gelegenheid te baat nemen, even haar hart uit
te storten over de lasten en moeiten van het
leven.
Toen ik aanvankelijk zoo goed als niets ver
stond van den inhoud dier klaagzangen, werden
ze toch even goed gehouden als nu, nu ik er iets
meer van opvang dan een vaag vermoeden van
de beteekenis dier woorden.
Ze spreken graag over haar leven, de vrouwen
met de gerla. Ze zijn als kinderen, die zonder in
leiding, spontaan meedeelen, wat er in hun we
reldje voor belangrijks geschiedde. Als ik het
groote ronde brood haal bij den bakker, die even
veel hammen als brooden verkoopt, laat de
vrouw me niet gaan, voordat ze alles verteld
heeft, wat ze dien dag deed. Dan spreekt ze over
haar varken en ze wijst hoe dik dat al is somt
de geiten en koeien op, die ze bezit. En altijd
eindigt ze haar relaas met den uitroep: „Lavoro-
lavoro!" „Werk, werk!"
Nu, op een mooien Zondag, nu ik voor 't eerst
buiten zit, op het plaatsje voor mijn huis, ko
men telkens weer vrouwen een praatje maken.
Ze zitten op het trapje, dat het plaatsje met de
straat verbindt en ze vertellen brokstukken uit
haar leven. Ze vervelen zich op Zondag. De dag
is te lang voor haar, nu ze niet mogen werken.
Wel gaan ze 's morgens naar de mis en 's avonds
weer ter kerke, wel moeten de geiten, die in het
wild loopen, naar huis gehaald en gemolken wor
den. Wel hebben de koeien, die nog in de stallen
staan, verzorging noodig, zoodat ook op Zondag
de gerla op de schouders wordt genomen om
vrachten hooi te vervoeren. Wel moet het open
vuur gestookt worden voor de vijf maaltijden,
die hier in zwang zijn en waarvan er drie be
staan uit kommen koffie, waaruit brokken ge
sopt brood met een eetlepel worden opgeschept,
wèl is er de zorg voor de kinderen, maar dit
werk is alles zoo nietig vergeleken bij de dag
taak, die anders wacht. Er zijn vele uren, waarin
niets wordt gedaan. En de vrouwen zijn hier niet
gewend, zooals elders, in de ledige uren van de
feestdagen een handwerk te nemen. Zij laten
haar handen in de schoot rusten, als er niet een
•directe '/rifJceJ s 6ot werk.
Er zijn twee oorzaken, waardoor de vrouwen
in deze streken gedoemd zijn met haar gerla's
de lastdieren van de bergen te zijn.
In de eerste plaats emigreerden de mannen
veel. Nu is, door de moeilijke economische om
standigheden daar eenige verandering in geko
men. Maar bijna elke man is wel een tijdlang
weg geweest, als schilder of schoorsteenveger
of in het hotelbedrijf. Hij was meest weg in de
zomermaanden, als het landbedrijf het drukst
was en dan stond de vrouw voor al de lasten
van de zorg voor land en vee, huis en gezin.
Ongelooflijk, wat zij daarbij had te presteeren!
En nu de man weer thuis is, blijft nog de groot
ste last, ook in letterlijken zin, op haar schou
ders drukken. Bij regenweer en koude zitten
overal de mannen rond den haard en koken de
pot, de „minnestra", de groentesoep of het volks
gerecht „polenta", uit goudgeel maismeel toe
bereid. En de vrouwen werken in de stallen en
verzorgen het vee. Wie spreekt nu nog van het
zwakke geslacht? Wie zegt, dat de vrouw van
nature aangewezen is op het huiswerk? De le
vensgewoonten van deze streek hebben de rol
len omgedraaid en toch bleef de vrouw vrouw.
Toch baart zij haar kinderen en toch houdt
zij vurig van ze, ook al kan zij ze even vurig
uitschelden of afranselen!
In de eerste plaats dus door de veelvuldige
afwezigheid van de mannen in het drukke sei
zoen, maar in de tweede plaats door het ver
spreid liggen van de werkgebieden is de vrouw
als lastdraagster in deze streken onontbeerlijk.
De terreinen liggen her en der verspreid,
deels doordat de bodem wispelturig is met het
uitreiken van zijn vruchtbaar land, deels om
dat de menschen op een vreemde, oneconomi
sche wijze bij erfenis het land steeds verder ver
snipperden. Alles wat naar het land toe moet
en wat van het land komt, moet op de ruggen
der vrouwen worden gedragen. Vandaar dat het
lijkt, alsof ze den heelen dag met haar gerla's
wandelen. Soms verrijst daaruit een vracht hooi,
die tweemaal zoo hoog is als de draagster. Onder
die vracht bewegen de voeten zich als kleine
machines. Dit hooi moet naar de stallen, die
buiten het dorp liggen en waar de koeien nog
gevoederd moeten worden en waar ze moeten
staan op een dek van bladeren, dat de vrouwen
in de bosschen bijeen harken en ook alweer in
haar gerla's vervoeren. En dan komt later de
hooioogst en nog later het fruit, dat veelvuldig
maar miezerig klein groeit aan de talrijke vrucht
boomen, die aan de genade der natuur worden
overgelaten. Geen wonder dat de vrouwen met
de gerla's geen tijd hebben om zich te verdiepen
in de fruitteelt. Maar voor den vreemdeling is
het bijna onbegrijpelijk, dat er nog streken zijn,
waar de vruchtboonen in 't geheel niet verzorgd
worden en waar de oogst daardoor uit veel arm
zalige appeltjes bestaat. Och ja, er moet zoo
veel onverzorgd blijven, daar de vrouwen met
de gerla's te veel te doen hebben en mis
schien ook, daar ze het leven verder niet zoo
zwaar opvatten „Lasciare" laat maar gaan
dat is het devies van deze streek.
Zijn ze gelukkig of ongelukkig, deze vrouwen
met de gerla's? Wie vermag haar leven te pei
len? Ze zijn primitief en ze zullen de vreugden
en droefenis kennen, die bij het primitieve le
ven behooren. Ze vinden haar ontspanning door
de praatjes met de buren, verder is haar leven
een tredmolen en de gang van het werk is
zwaar en laat niet veel speling over.
Maar ze hebben nog het geluk van degenen,
die zich niet bewust zijn van haar lot, ze ver
gelijken niet, ze wegen niet, ze leven. En daar
door zijn ze sterk en gaaf,, gezonder naar li
chaam en ziel dan de meer ontwikkelde vrou
wen, die vaak een cultus maken van haar wo
ning, haar kinderen en zichzelf!
HERMIEN VAN DER HEIDE.
Kunt U lachen?
Een overpeinzing bij 't naderen van de
vacantie.
Er is lachen en lachen
't Heerlijkste lachen is dat, wat in de va
cantie gehoord wordt. Dat is een soort ge
nezing: het heeft een schijnbaar oppervlak
kige en toch diepe klank.
Menschen, die voor een poosje hun inge
spannen arbeid hebben stopgezet, lachen niet
alleen om alles wat maar eenigszins op een
grapje lijkt, maar ook „zoomaar", schijnbaar
zonder de geringste aanleiding. Het genezende
laat zich niet herleiden tot een bepaalde oor
zaak. Het is eigenlijk meer een diep adem
halen van de ziel, een eenvoudige voldoening,
waarvan men zich geen rekenschap geeft. Ge
lukkig hij of zij, die dit lachen nog niet ver
leerd heeft! De vacantie moet er vol van zijn
anders is 't geen échte vacantie.
Deze lach hangt in iederen boom, ligt in het
kabbelende water van de beek, wuift over
de gouden korenvelden, springt langs stoffige
wegen, speelt om den mond van menschen, die
we tegenkomen, rust in het hooge gras, plukt
bloemen, loopt opeens weg en komt weer te
rug, heeft lief en verlangt enbeslist over
winst of verlies van onze vacantie. Die lach
regelt en verfrischt onze levenskracht.
Een mensch, die het genezende lachen te
rugvindt, lééft weer na tijden van alleen-
maar-werken. En een mensch, die zijn best
doet om uit te rusten' maar aan dit lachen
geen deel neemt, moet lange omwegen maken
door bloeiende weiden, door schaduwrijke
bosschen. moet misschien bergen beklimmen
in verre landen en zich doodmoe maken, vóór
hij het vindt.
Kent u de eenzame wandelingen, waarin
men moeizaam zijn eigen ik meesleept, tot
datmen opeens zijn omgeving, de schoon
heid van het omringende landschap ziet?
Dan volgt het bevrijdende gevoel van ontspan
ning en het breekt zich baan in den lach der
genezing.
Ik wensch u toe, dat u allemaal in uw va
cantie dit lachen vindt of terugvindt
De „hoofddoek-hoed'' heeft den laatsten tijd
veel opgang gemaakt en wordt vooral veel
gedragen als het stevig waait.
Mr. G. T. J. de Jongh: Herinne
ringen van een kinderrechter.
De vroegere Amsterdamsche kinderrech
ter, mr. G. T. J. de Jongh, heeft een aantal
van zijn herinneringen uit zijn langdurige
practijk in een klein boekje doen samenvat
ten. Het zijn gevoelige schetsjes van een
fijnbesnaard mensch, die de kinderziel dooi
en door kent en van elk der „gevallen" het
„hoe en waarom" duidelijk laat uitkomen. De
schrijver is een sober verteller, die soms nau
welijks twee a drie bladzijden noodig heeft om
van het lot van het meisje dat den verkeerden
weg opging of van den jongen, die met de
maatschappelijke orde overhoop ligt, te ver
halen. Maar in dat korte bestek wordt ons de
jeheele tragedie van een klein menschenle-
ven voor oogen gesteld.
Een boekje, dat, al moge het niet tot de
„groote literatuur" gerekend worden, door zijn
diepe menschelijkheid, waard is gelezen te
worden.
D. Vis illustreerde deze bij de Hollandia
drukkerij N.V. te Baarn verschenen uitgave.
Antisemietisme en Jodendom.
Onder dezen titel verscheen bij Van Loghem
Slaterius' Uitgeversmaatschappij N.V. te Arn
hem een bundel studies over het Joodsche
vraagstuk onder redactie van prof. dr. H. J.
Pos, hoogleeraar aan de Universiteit van Am
sterdam.
De medewerkers zijn dr. Menno ter Braak,
Jos. de Gruyter, ds. J. P. Kruyt, prof. dr. J.
Lindenboom, dr. van Oyen, Wouter Paap, dr.
J. Presser, dr. Joh. van der Spek, prof. mr. B.
M. Telders en dr. P. J. Waardenburg.
Bij J. Philips Kruseman, uitgever te Den
Haag zijn verschenen:
,'n Jonge man zonder geld", door Maysie
Greig (vert, door G. J. Werumeus Buning
Ensink); „Wie op geluk vertrouwt", door
Denise Robins (vert, door Jeanne Kloos
Reyneke van Stuwe); „De held van Pine
Creek", door Frank C. Robertson (vert, door
Jan W. A. Kessels) en „Schapen-oorlog" door
Raymond A. Berry (vert, door J. A. W. van
Hacht)
Süsz, de Jood het bekende boek van Lion
Feuchtwanger verscheen in de uitstekende ver
taling van Victor van Vriesland in een goed-
koope doch zeer verzorgde uitgave bij de N.V.
de Arbeiderspers te Amsterdam. De vijf deelen
zijn tot een boekwerk gebundeld en in fraaien
band gebonden.
Lord Baden Powell," de chief scout, maakte
op zijn 82ste jaar een bezoek aan Afrika. Hij
huurde een bungalow in Nyeri, een klein dorpje
in Kenya en daar schreef hij: „Een verkenning
in Afrika".
Het boek bevat vele humoristische schetsen
over de bewoners van het zwarte werelddeel.
J. M. Meulenhoff te Amsterdam gaf het aardige
boek in een aantrekkelijken band uit.
Een bundel vlot geschreven schetsen over
Texel schreef F. L e M a i r e, onder den titel
„Wij wonen op een eiland". Le Maire is een
pseudoniem voor een zeer bekende Texelsche
ingezetene, die met kennis van zaken en een ver
rassend originieelen stijl, menschen en zaken
op dit Waddeneiland beschrijft. Het boek ver
scheen bij Bigot en Van Rossum te Amsterdam
Bij Bigot en Van Rossum N.V te Amsterdam
verscheen van de hand van Herman de Graaf
een publicatie getiteld „Wij kunnen den oorlog
voorkomen! Een practische bijdrage tot den we
reldvrede".
Weet u dat u van eenige restanten wol een
aardig plaston kunt breiden, bij elke «w?
te dragen? nori
Het voorbeeld is een combinatie van griis
blauw (hoofdkleur)donkerblauw, wit en geel"
maar men kan dit natuurlijk op alle mogeliike
manieren varieeren. Het patroon van het
voorbeeld is: twee toeren donkerblauw twen
toeren grijsblauw, twee toeren wit, tien toe
ren grijsblauw, twee toeren geel, tien toeren
grijsblauw. Dit herhalen we nog een keer en
dan na den derden keer geel alleen nog 4
pennen recht. Ook dit patroon is 0p alle
manieren te veranderen.
We breien met dunne wol op pennen no 2
en zetten voor den boord 126 st. op we'
breien 1 r. verdraaid, 1 a. Hiervan 16 toeren
en in den eerstvolgenden toer, die we °ewoon
recht met donkerblauw breien, minderen we
20 st. dus om de 6 st. twee st. tezamen Het
verdere patroon wordt gebreid; een pen recht
een pen averecht.
Boven den boord gaan we langs den zijkant
afminderen, en wel bij de eerste 10 toeren
bij elke pen voor en achter twee st. tezamen
en bij de volgende 36 toeren om de pen voor
en achter twee st. tezamen. Er blijven nu 50
st. over waarin niet meer geminderd wordt
maai- waarmee we doorbreien tot we 74 toeren
hebben. Nu breien we nog 4 pennen recht met
wit en kanten daarna stevig af.
We breien nu een bies van 16 st. van grijs
blauw telkens recht- en 180 ribbels lang. Daarna
nog twee reepen ook van 16 st., maar 20 rib
bels lang. De laatste twee stukken loopen pun
tig uit, door na die 20 ribbels om de pen voor
en achter twee st. tezamen te breien, tot we
4 st. over hebben, dan afkanben.
De twee laatste gebreide stukken worden
links en rechts aan den boord genaaid en de
lange bies langs de zijkanten, zoodat die om
den hals door loopt. Van de kleur waarvan
we nu nog de meeste wol hebben draaien we
twee dikke koorden, die we links en rechts
bevestigen.
Het breiwerk wordt onder een vochtigen
doek gestreken.
SP.—TH.
Tips voor de zuinige huisvrouw
De „Stichting voor Huishoudelijke voorlich
ting ten Plattelande" een zeer nuttige instelling,
die zich beijvert goeden raad te geven aan huis
vrouwen, die meest in kleine dorpen of heele-
maal buiten uit een zuinige beurs moeten
huishouden, zendt ons de volgende nuttige wen
ken, waarmede onze lezeressen stellig haar voor
deel kunnen doen:
Rabarber en stamppot.
Kookt U ook al geregeld stamppot? Zoo gauw
U kunt moet u weer veel spinazie, sla, andijvie
e.d. groenten gaan gebruiken. U weet, dat vooral
de kinderen ze na de lange wintermaanden weer
hard noodig hebben. Heeft U ook rabarber in den
tuin? Misschien vindt U hem te duur aan sui
ker. Suiker kunt u uitsparen voor een gedeelte
als u de rabarber opzet met wat water en het
moes later bindt met aardappelmeel. Ook kunt
u zoodra de rabarber kookt een mespunt zuive-
ringzout toevoegen. Hierdoor wordt het zuur ge
bonden. Ook scheelt het, als U de suiker pal
toevoegt als de rabai'ber al is afgekoeld. Geeft u
hem de kinderen ook wel eens zoo op de boter
ham gesmeerd? Het is nog lekkerder dan jam
en de boterham glijdt eens zoo goed naar binnen.
Kookt u wel eens rabarberstamppot? Probeert
u het eens als volgt: Zet ongeveer 1 kg. aardap
pels op met een bodempje water. Leg hierop de
stukjes rabarber zoodra de aardappels flink door
koken. U heeft ongeveer 1 kg. rabarber noodig.
Giet er zoodra alles gaar is een flinke scheut
melk door en als u het heeft wat vleeschjus, voeg
een paar lepels suiker toe en zout naar smaak en
maak de stamppot af met wat vet ofwel vet en
een klontje boter.
'n Degelijke vatenkwast.
Als de vatenkwast versleten is, moet U eens
het volgende probeeren: Haak van katoenen ga
ren no. 8 een boord van ruim een halven meter
lang van heele losse steken (kettingsteek). Hier
op een toer gaatjes van een stokje, een losse, een
stokje, een losse enz. Hierop de laatste toer: een
vaste, 40 losse, een vaste, 40 losse enz. Wil men
een groote vatenkwast hebben, dan neemt men
om te beginnen een meter kettingsteek, en haakt
bij de laatste toer 50 a 60 steken tusschen de
vaste. Met zoo'n kwast kunt U het afwaschwater
altijd kokend heet nemen. Wees zuinig op het
afwaschmateriaal door pannen, die in het vuur
hebben gestaan eerst af te wrijven met een
krant. Als er iets is aangebrand of aangezet, ga
dan niet in de pan krabben en schuren, maar
week het korstje in sodawater, waarmee U de
pan het beste achter op de kachel kunt zetten.
Dit is beter voor de pannen en bespaart u werk
en tijd.
Oud fluweel.
kunt u weer „als nieuw" maken door het bloot
te stellen aan stoom. Vul een keteltje met kokend
water en houd de lap een tijdje in den wasem.
Rookerige kamers.
zijn een last voor de huisvrouw. Is er visite ge
weest en hebben de mannen stevig gedampt, dan
kan zij de rookerige atmosfeer wegkrijgen door
een paar kaarsen aan te steken. De vlam zuigt de
rook op.
Strepen op de ruiten?
Als u de ruiten gezeemd hebt, blijven ze soms
erg streperig.
In dit geval moet u ze even nawrijven met een
schoonen doek, waarop wat poederkrijt. Ze wor
den dan in een oogwenk prachtig!
Een radio-encyclopaedie.
J. J. L. van Zuylen heeft een encyclopaedic
voor radioluisteraars samengesteld, waan
aller hande wetenswaardigs over hen, die ai-
rect of indirect aan het radiowezen in ons lan
medewerken, vermeld zijn. De radioluisteraar
bij wien ongetwijfeld vaak de lust opko
om iets meer over de radiomedewerkers
weten te komen, zal in deze encyclopaedie ve
van zijn gading vinden. Bovendien een
staan er veel bijzonderheden ir. over t
sche kanten van het radiowezen.
r techni-