BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES MiERiMKOninari W' Aan allen! Heden heb ik niets mede te delen. Jullie krijgt, dus geen briefje vooraf. Beste POLLY. Vriend, ik ben blij weer eens iets van je vernomen te hebben. Wat jam mer dat je gezondheid nog niet is, zoals men het zou wensen, 'k Begrijp dat je, wanneer je maar even kimt, hard moet werken om bij te blijven, 'k Hoop dat Berendman een voldoend toelatingsexamen aflegt zodat hij met September e.k. naar de H. B. S. kan gaan. De uitslag van het examen schrijf je me wel bij gelegenheid. Het beste met je. Dag Polly. Lief KRULLEKOPJE. Wat ga je de laatste tijd veel met je klasseonderwijzer en medeleer lingen uit. Genoemde ijsfabriek heb ik jaren geleden ook eens bezichtigd. Het was buiten ontzettend warm, in de koelcellen kon men niet lang vertoeven met de zomerkleding aan. Het vroor er enige graden. Je zult van het vers ge fabriceerde ijs wel gesmuld hebben. Welk bezoek staat nu weer op het programma? Dag Krulle- kopje. Best TEKENAARSTERTJE. Volgende week zal ik je precies opgeven hoeveel centen je voor het uitstapje gespaard hebt, Je hebt een keurige tekening ingeleverd. Ook ik vind dat je de laatste maanden steeds beter gaat schrijven. Blijf maar goed je best doen. Je zult er nimmer spijt van hebben. Dag Tekenaarstertje. Lief ZANGERESJE. Prettig dat je thans op de fiets je briefje mag wegbrengen. In een wipje ben je dan heen en terug. M. heeft mij je spaargeld gegeven. Op de lijst is het bedrag aangetekend. Jammer dat R. zo vaak ziek is. Ze moet, als ze gezond is, maar veel buiten ver toeven. De buitenlucht versterkt en daardoor is men minder vatbaar. Fiets met veel genoegen, doch wees vooral voorzichtig en neem de ver keersregels in acht. Dag Zangeresje. Best BOODSCHAPSTERTJE. De zaken gaan vooruit zeg. Heb je nu reeds een vulpen houder? Die mijnheer B. houdt er van kinderen te verwennen. Hoe staat het met de zwemlessen? Heb je het bezoek 1.1. Woensdag prettig gevon den? Ik wel, ik vond het dol gezellig. Veel suc ces in het zwembad. Dag Boodschapstertje. Lief BIJDEHANDJE. Inderdaad zo is het. Alleen die kinderen mogen van tijd tot tijd op visite komen, die geregeld schrijven. Jij bent gelukkig een trouw schrijfstertje en krijgt bin nenkort nog eens een invitatie. Wat zei je vader wel, toen je hem vertelde dat je wel drie boter hammen bij mij gegeten hebt? Hij hoopt natuur lijk dat je nu voortaan ook thuis je best doet om wat meer dan gevvoonlijk te eten. .Eén sneetje 's avonds is veel te weinig voor een meisje dat graag spoedig groot wil zijn. 'lc Hoor bij gelegenheid wel ééns hoeveel boterhammen je na 1.1. Woensdag 's avonds eet. Dag Bijde handje. Lief RAMENLAPSTERTJE. Gelukkig dat je zus weer ongeveer beter is. Ze zal dan bin nenkort ook wel naar school mogen. Je hebt nuttige verjaarscadeaux gevraagd. De datum heb ik aangetekend en zal je een kaart sturen. Weet je hoe je je rugzak gemakkelijk kunt merken? Je neemt een stukje leukoplast. Op de rose zijde schrijf je in blokletters met inkt je naam. De kleefzijde plak je tegen de binnenzijde van de klep van de zak. Het is een eenvoudige,; doch goede manier. Veel genoegen a.s. Dinsdag.' Dag Ramenlapstertje. Best BLONDJE. Gelukkig ben je weer her stellende. 'k Hoop dat je spoedig geheel opge knapt zult zijn en weer geregeld naar school kunt gaan. Het beste hoor. Dag Blondje. Lief GOUDMUILTJE. Jouw partij verstaat de kunst van het slagballen. Tweemaal achter elkander winnen met een flink aantal punten is niet mis. Je handwerk is af en moet nog in elkander gemaakt worden. Zodra je op visite mag komen, breng je je werk mede. 'k Zal je dan helpen met tegenvoeren en verdere afwer king. Dag Goudmuiltje. Best BERGKONINGINNETJE. Je schijnt het niet prettig te vinden als het regent. Het is ook gewoonlijk niet prettig. Maar weet je wel dat er momenteel massa's mensen zijn, die naar regen verlangen? Mensen die moeten leven van de opbrengst van land en tuin. Als het steeds droog blijft dan kan het gewas niet groeien, de vruchten verdrogen of vallen af, het gras wordt dor, enz. De landbouwers en tuinders kunnen dan weinig aan de markt brengen en wat ze bren gen is niet mooi van kwaliteit. Het zou heus eens enige dagen flink moeten regenen of wat ook goed zou zijn, 's nachts flink regenen en overdag zonneschijn. Tijdens de eerst komende regendagen dus niet mopperen. Na regen komt altijd zonneschijn, al laat het zonnetje soms wel eens lang op zich wachten. Dag Bergkoninginnetje. Beste WINNETOU. Je besluit kan ik onder schrijven. Misschien wordt het in de toekomst nog wel eens anders, zodat je ook van de partij kunt zijn. De zaagvoorbeelden heb ik gevonden. Als je eens hulp nodig mocht bebben, mag je gerust altijd bij me aankloppen. Dag Winnetou. Lief ZONDAGSKIND. Nu kan je weer ver der met je werk en zal het wel spoedig af zijn. Wat wordt er toch altijd over het weer ge klaagd. Dan is het te nat, dan te koud, soms te i stormachtig, dan weer te warm, enz. Gelukkig dat de mensen de weersgesteldheid niet kunnen verandeien. De onaangenaamheden zouden dan niet van de lucht zijn. Heb je het 1.1. Donderdag middag gezellig gevonden? Dag Zondagskind. Best ZONNESTRAALTJE. 'k Begrijp dat het gezellig is, nu je grootouders over zijn. Gaan ze a.s. Zondag weer naar Duitschland terug? Wat zal het in het begin stil zijn, als ze pas weg zijn. Nog een prettige Zaterdagavond met je grootouders. Dag Zonnestraaltje. Lief CROCUSJE. Ziezo, je bent nu zeker wel gerustgesteld, nu je de zekerheid hebt dat je werk tijdig klaar komt. Voor de bazariverkjes blijft bovendien nog tijd genoeg over. Als ieder rubriekertje flink haar best doet, komt er een flinke collectie gereed, 'k Zal binnenkort wel een goede werkregeling treffen, zodat alles op rolletjes loopt. Dag Crocusje. VISITE. A.s. Dinsdag 4.15 mogen BOODSCHAPSTER TJE, BIJDEHANDJE. RAMENLAPSTERTJE en BERGKONINGINNETJE op visite komen. Tot ziens dus. Veel groeten van, Mej. E. VIJLBRIEF. WE GAAN ZWEMMEN door W. B.-Z. Jongens, jongens, dat is fijn, Nu we met zijn drieën zijn. We gaan met grote zus Marie Naar het zwembad alle drie. Ik ben Toos, ik kan 't een beetje, O, veel beter dan zus Greet je. Maar zus Rie zal 't haar wei leren, Ik ga 't los maar eens proberen. Het water is vandaag wel koel Dat scheelt bij laatst een hele boel. Maar vooruit: ik spring een twee drie Dicht bij Greet en zus Marie. Greet leert nu haar benen strekken En haar armen zijwaarts rekken, „Kom," zegt Rie, „kom zwem nu maar Van de brug en dan tot daar." Jongens, jongens, 't gaat zo fijn Nu we met zijn drieën zijn. LEENTJEBUUR SPELEN De beeldhouwer Steegemann was zeer bij Fre- derik den Grote in de gunst, tot groot leedwezen van allerlei andere kunstenaars. Maar al hun po gingen om Steegemann bij den koning in dis- crediet te brengen, faalden. Eens op een feest in Sanssouci, waar vele vooraanstaande diplomaten en artisten waren uitgenodigd, trOk'de koning Steegemann aan zijn mouw en duwde hem in een zijkamertje, waar hij een gezellig gesprek met hem begon. Toen Steegemann na geruime tijd weer in de feestzaal terugkwam, zagen zijn benijders geel en groen van jaloersheid. Ze trachtten echter niets te laten merken en omringden hem met hui chelachtige vriendelijkheid. Natuurlijk wilden ze dolgraag weten, wat de koning wel allemaal met hem verhandeld had. Steegemann lachte echter geheimzinnig, legde de nieuwsgierigen zeer ernstig het stilzwijgen op en vertelde tenslotte, dat de koning hem had toe vertrouwd, dat hij in vreselijke geldnood zat en.20 dukaten van hem had geleend! Onmid dellijk betrokken de nieuwsgierige gezichten. Allen begrepen, dat Steegemann hen voor den gek had gehouden en ze werden woedender op hem dan ooit. Dat moest gewroken worden! Nu hadden ze eerst recht een gelegenheid, om den gehaten beeldhouwer bij den koning in on genade te doen vallen. Vierentwintig uur later was Frederik precies van 't verhaal op de hoogte. Toen Steegemann drie dagen daarna in zijn ate lier stond 31- -- '=n, werd er geklopt en tot zijn verbazing stond de koning in hoogst eigen persoon voor hem. Nadat hij met veel belangstelling Steegemann's werk bekeken had, trok de koning zijn beurs en met de opmerking „wie zijn schulden betaalt, verarmt niet" legde hij 20 dukaten op tafel. Stee gemann schrok en wilde zijn excuses aanbieden, maar de koning weerde hem lachend af en zei: „Stil maar, Steegemann, in jouw plaats had ik 't zelfde gedaan. Maar we spreken één ding af: als ik weer eens in 't nauw zit, leen ik wat meer van je! Je zult er geen schade van hebben!" WILDE BEN door W. B.-Z. Ben, wat heb jij nu gedaan? Je mocht niet met 't stokje slaan. Heb je (ja dat kan misschien) Het vogelnestje niet gezien? Kleine vogels met zijn twee Vlogen angstig naar benêe. Gooi je stok nu maar eens weg. We moeten ze toch helpen, zeg. Elk moet er eentje pakken 't Nestje hangt in de takken. Kom maar beestjes piet, piet, piet. Treur nu toch maar langer niet. Wilde Ben zegt: ,,'k doe 't niet meer k Sla nooit met mijn stokje weer. Kijk, daar vliegt hun moeder aan. Zouden ze 't vertellen gaan? TENGLONG, DE GRAPPENMAKER. Avonturen van een tamme casuaris Dat er onder de hoger georganiseerde wezens zoogdieren en vogels, zowel slimmerds als dom oren zijn, weet iedereen. De intelligentie van de chimpansé, de olifant en de hond is alge meen bekend, terwijl os en ezel, terecht of ten onrechte, als aartsdomkoppen gedoodverfd wor den. Papegaaien en kraaien zijn buitengewoon schrander en leerzaam, terwijl de gans de repu tatie van de ezel heeft. Begint niet een kinder ijmpje met de woorden: Een domme vogel is de gans? Ik weet niet in hoever dit versje waarheid be vat, maar ik weet wel. da er veel dommere vo gels zijn. De kroon spant wel de Casuaris, een op Nieuw Guinea en Ceram levende struisvogel. Dit dier wordt 1.70 hoog, kop en hals zijn kaal en blauwachtig getint. Evenals de kalkoen heeft hij twee rode halslappen; overigens is het logge lichaam met zwarte veren bedekt. Op het hoofd draagt hij een eigenaardig helmvormig uitgroeisel. De mooie staartveren worden door de Alfoerse stamhoofden als hoofdtooisel ge- oruikt. De eieren zijn lichtgroen, 2 a 2'/-2 pond zwaar en zeer smakelijk, maar een heel ei is wel een beetje teveel, zelfs voor een hongerig mens. Toen ik (van 1902 tot 1904) op Ceram vertoef de, bezat ik een tamme casuaris, die door zijn ongelofelijke domheid dikwijls mijn lachlust op wekte. Op een goede dag keerde een door mij uitgezonden patrouille in het fort terug. Tot mijn verbazing droeg de korporaal, die het troepje commandeerde, de helmhoed in zijn hand en deed erg geheimzinnig, toen hij mij naderde, om rapport uit te brengen. „Commandant," berichtte hij, „wij hebben niets bijzonders ontmoet, maar ik heb uit het bos iets voor u meegebracht!" En meteen hield hij mij de helm onder de neus. Daar zat, gehurkt op een bed van droge bladeren, een kleine ca suaris, zo groot als een krielkipje. Het leek wel een groot ei op lange poten. Het gedrochtje was met vuilgele borstels bedekt want veren kan men die sprieten onmogelijk noemen terwijl donkerbruine strepen van kop en hals naar het staarteinde liepen. Toen ik hem op de grond zette, keek hij eerst een poosje dom om zich heen, toen wilde hij zich bij een grote kloekhen, die juist met haar kroost passeerde, aansluiten, maar die was van de ongewenste familieaan- was niet gediend, zette haar veren op en wilde hem wegbijten. Om een drama te voorkomen, nam ik hem weer op en besloot hem tot een bruikbaar lid van ons klein gemenebest op te voeden. Mijn pogingen werden met succes bekroond Tenglong zo noemden hem de Javaanse sol daten groeide voorspoedig op; na vier weken reeds beantwoordde hij de geniepige aanvallen der kippen met krachtige schoppen van zijn ste vige poten. Over het voedsel hoefde ik mij niet bezorgd te maken; bananen, meloenen, papaiers en andere Indische vruchten met schil en al, rijst en maniokwortel, alles was hem welkom. En om het maal te kruiden, verslond hij een aantal kleine witte steentjes. Na een jaar was hij haast volgroeid. De helm en de rode lelletjes sierden hoofd en hals en zijn veren waren glanzend zwart. Ik had naast de cantine een hok laten timmeren, opgeven door een stevig bamboehek. Maar de deur van deze „vogelkooi" stond steeds open, zodat mijnheer Tenglong naar verkiezing in en uit kon gaan. Meestal wandelde hij om het fort heen op zoek naar voedsel en vruchten ste lend, waar hij de kans schoon zag. Als hij bij dit snood misdrijf gesnapt werd, dan greep zijn oppasser Bongsotirto hem met de linkerhand bij de lange hals en trakteerde hem met de be zemsteel op een pak slaag. Dan vluchtte de mis dadiger wel naar zijn hok en mokte een uur lang, maar daarna verscheen hij weer rustig alsof er niets gebeurd was op het toneel en her vatte zijn strooptochten. Uit een opvoedkundig oogpunt beschouwd waren alle tuchtigingen waardeloos. Het meest was Tenglong in zijn schik, als de soldaten op het terrein voor het fort exerceer den. Dan liep hij langs het gelid met langzame stappen en opgeheven hoofd, als een prins, die de ere-compagnie inspecteert. Onder het mar- cheeren liep hij als opsluitend gelid achteraan, maar als bij het tirailleren de stormaanval be oefend werd en de soldaten een afstand van 100 meter in de looppas moesten afleggen, dan was hij niet te houden. Eerst bleef hij een poosje na turen, om hun een voorsprong te geven, dan ech ter stak hij de kop en de iange struisvogelhals horizontaal vooruit en, met de korte vieugel stompjes roeiende, liep hij in gestrekte draf met passen van twee meter lengte de troep ach terna, bral-, door het gelid heen en stormde ver vooruit, om eerst voor de hoge doornhaag aan 't andere eind van het terrein stokstijf te blij ven staan, met. de kop tussen de takken. Na zó een minuut of drie te hebben gestaan, keek hij dom verbaasd naar achteren en marcheerde ein delijk als iemand, die zich bewust is een over winning te hebben behaald, naar zijn hok, waai de beloning in de vorm van een tros bananen hem wachtte. Met de bewoners van het fort, mensen en dieren, leefde hij op voet van vrede. Niettegen staande zijn enorme kracht een casuaris is in staat een mens met één trap van zijn geweldige poten te doden was hij een zachtzinnig, steeds goed gehumeurd dier. Alleen met mijn honden had hij soms kleine meningsverschillen. Ik be zat er vijf, twee huis- en waakhonden en drie jachthonden. De beide huis-exemplaren, Ama- deus en Constance waren jonge speelse dieren. Wanneer Tenglong rustig op het plein voor het fort zat en wijsgerig met zijn ogen lpiipperde naderden hem de beide plaaggeesten luidruchtig, maar voorzichtig. Constance van voren en Ama- deus van achteren. Dan stond de casuaris lang zaam op, lichtte beurtelings zijn poten op, om het armzalige, keffende wezen voor hem een ge voelige schop toe te dienen. Maar Constance was veel te vlug, ze wist het gevaar steeds te ontwij ken. Terwijl nu Tenglong uitsluitend op de front- aanvallen bedacht was, nam Amadeus de gele genheid waar, sloop stiekum van achteren na derbij en kneep hem in de beenen. Dan had je de poppen aan het dansen. De casuaris draaide zich woedend om, de beide boosdoeners maak ten dat ze uit de richting kwamen en vluchtten door de keukendeur het huis in en achter het edele tweetal raasde Tenglong, blazende en schoppende, en daarachter de drie jachthonden, die hun kameraden te hulp snelden. Zo vloog de wilde jacht onder onzettend lawaai door keu ken en woonkamer en over de voorgalerij het huis aan de voorkant weer uit, alles wat in de weg stond, tafels, stoelen en huisraad, omver lopend. Dan stond de huishoudster in de keuken, sloeg de handen in wanhoop boven haar hoofd samen en riep 'de beesten alle verwensingen na, welke de Maleise taal rijk is. De pret eindigde zodra Bongsotirto'met de bezemsteel verscheen en vrede stichtte. Ik heb reeds verteld, dat Tenglong de gewoon te had kleine witte steentjes in te slikken. Toen hij groter werd, bevredigde hij zijn eetlust ook met andere onverteerbare voorwerpen. Eens speelden twee Javaanse soldaten van de wacht op de bank voor het wachtlokaal eein partijtje domino. Onder het aflossen van de schildwacht bleven de stenen een minuut onbe heerd op de bank liggen, en de casuaris, die juist voorbij wandelde, maakte van die gunstige ge legenheid gebruik om haastig zeventien domino stenen in te slikken. Maar toen had hem ook de wrekende rechtigheid in de gedaante van Bong sotirto met zijn tuchtroede 'bij de kraag. Behalve een geducht pak ransel werd hij ook twee uur lang in zijn hok opgesloten, niet zo zeer om hem tot nadenken over zijn misdaad te brengen, dan veeleer om de stenen de tijd te geven langs de natuurlijke banen weer te voorschijn te ko men, hetgeen dan óok prompt geschiedde. De ondervinding, die algemeen als de beste leermeesteres beschouwd wordt, was niet in staat een vonkje meer licht in het verduisterde brein van de casuaris te brengen. Op een morgen wandelde ik naar het zee strand, om mijn zeilboot voor een tocht naar een naburige kampong in orde te brengen. Terwijl ik de keuken passeerde, zag ik daar Tenglong wonderlijke hoogtesprongen maken. Onder het rieten dak had de kok een groten tros bana nen op veilige hoogte opgehangen en nu trachtte de domme vogel de lekkere vruchten te be machtigen, tevergeefs. De kok vermaakte zich kostelijk over zijn gymnastische oefeningen en zei: „Laat hem maar springen, commandant. Ein delijk zal hij toch inzien dat het hem niets baat." Toen ik een uur later van het strand terugkeer de, stond Tenglong nog op dezelfde plaats, de hals uitgerekt en nu en dan opspringend. „Hij leert het nooit," merkte de kok op; „hij is nog stommer dan een ezel." Ik kreeg werkelijk medelijden met het domme dier en maakte aan de betovering een eind, door hem met een papaaia weg te lokken. Ik zou op 't ogenblik niet in staat geweest zijn. Bongso- tirto's methode van opvoeding toe te passen. R. O. UIT HET LEVEN DER WITTE MIEREN. Nieuwe, interessante ontdekkingen over de Koningin. Natuurlijk heb je al vaak allerlei leuke din gen gelezen over de mieren en hun interessant leven. 't Is dan ook enig, te zien hoe de miertjes hun eigen reusachtig huis bouwen, hoe ze met blaad jes en takjes sjouwen, de eitjes in de zon slepen, de kinderen voeren enz. enz. De rode mier, die bij ons voorkomt, bouwt de grootste nesten van alle inheemse miersoorten. In warme landen echter komen wel soorten voor, wier hopen 20 M. in de omtrek zijn. Hiervan ga ik je eens iets vertellen. Een Afrikaans geleerde, Marais geheten, heeft onlangs een heel boek erover geschreven. Hij vertelt daarin, hoe hij al meermalen bij ter- mietenhopen op het vrije veld getracht had, de cel der koningin bloot te leggen. (De termieten hebben n.l. evenals de bijen, een koningin, die reusachtig groot is en die haar hele leven lang niets doet dan eitjes leggen om de bevol king op peil te houden). Dit gelukte hem echter niet, totdat hij ein delijk in Pretoria in de gelegenheid kwam, al deze interessante dingen op zijn gemak te be studeren. Daar lag midden in de stad een huis, dat reeds jarenlang door mieren werd over stroomd. Alle pogingen om de hardnekkige witte diertjes weg te krijgen, waren vruchteloos ge bleven. Men had de koningin nooit kunnen vin den en telkens als het huis weer in orde was ge bracht, begonnen de termieten hun vernietigings werk opnieuw. Eindelijk besloot de stadsreini- gingsdienst het werk over te nemen. Alle vloe ren van het huis werden opgebroken en men begon ijverig te zoeken naar de koningin! De Marais, die hierbij steeds aanwezig was. merkte al spoedig op, dat alle mieren om één punt heen draafden. Het gelukte hem spoedig de konin ginnecel met nog een groot stuk van de termie- tenhoop uit te snijden en nu lag het „hart" van de mierenmaatschappij in volle werking voor hem. Hij kreeg nu het volgende te zien: De koninein was ontzaglijk groot. Haar lichaam lag in Oost Westelijke richting met de kop naar het Wes" ten. Een grote menigte werkmieren van dè kleinste soort liep voortdurend over en om d koningin heen. Onmiddellijk voor haar kop was een opening in de celwand, die echter veel te klein was om het geweldige lichaam door te la ten. Twee stromen werkmieren bewogen zich voortdurend door deze opening heen en weer de eerste stroom kwam binnen, de andere ginê naar buiten. De onderzoekers konden al gauw vaststellen, dat deze mieren drie verschillende talken te verrichten hadden: De ene stroom mieren voedde de koningin, Ieder miertje kwam vlak bij haar kop, rekte zich even om haar mond te bereiken en onmiddellijk verscheen een druppeltje heldere vloeistof tus- schen haar kaken, dat als een diamant schitterde en in de mond van de koningin verdween. Zo dra het dit werk verricht had, ging het miertje om het reusachtige lichaam heen en verdween in de uitgang. Het werk geschiedde met de grootst mogelijke snelheid, zonder dat één mier de andere hinderde. Tegelijkertijd met de stroom „voedsters" kwamen de andere werkmieren bin nen, die tot taak hadden, de eieren naar buiten te dragen en ervoor te zorgen. Ook deze liepen om de koningin heen om zich dan, ieder met een ei, bij de weggaande stroom aan te sluiten. Dr, Marais stelde vast, dat de koningin in vieren twintig uur vijftigduizend eieren legde; nu kun je je voorstellen, hoe vlug het vervoer moest ge schieden! Een kleine groep werkmieren had een nog veel interessanter werk. Die wriemelden de hele tijd over het lichaam van de koningin heen en weer en streelden haar zachtjes met de sprie ten. De onderzoekers konden vaststellen, dat ze daarna een kleurloze vloeistof tussen de ka ken meedroegen. Hadden ze die uit de huid van de koningin gezogen? Zeker is het, dat door deze zelfde mieren daarna de jonge larfjes ge voerd werden. Wellicht heeft men hier dus te doen met een soort melkvoorziening. Verder zagen de onderzoekers nog veel meer interessante dingen, bijv. een kring van solda ten om de koninginnecel heen,, die steeds weer door anderen werden afgelost. Maar 't zou te ver voeren dat allemaal te gaan vertellen. IE in deze dagen met de fiets over de Veluwe trekt of door Twente of door de Achterhoek, zal zeker met verba zing zien, dat hier en daar mensen bezig zijn grote dikke boomtakken netjes op te stapelen in de vorm van een hooimijt. En als hij in Augustus hier weer mocht langs trekken, zal hij misschien met nog meer verbazing zien, dat de houtstapels bezig zijn te verbranden of liever te versmeulen. Men is daar dan bezig houtskool te branden. Deze houtmijten hebben de eigenaar dige naam van meiiers. Het bouwen van zo'n meiier is lang niet ieders werk. Het bedrijf van kolenbrander gaat dan ook in de regel van vader op zoon over, zodat de man eigenlijk bij het ko- lenbranden is opgegroeid. Zo'n meiier heeft een koepelvorm en is in de regel een meter of 3 hoog. Op de bodem heeft ze een. middellijn van onge veer 5 meter, zodat ze ongeveer 40 kub. m. hout bevat. Het hout dat men in ons land er voor ge bruikt is meestal afgekeurd mijnhout, in Ame rika gebruikt men meer hardhout. In 't mid den is, door de hele hoop een opening gehouden, een z.g. schoorsteenopening. Als de meiier ge reed is, wordt hij geheel met zand en plaggen bedekt en door de schoorsteenopening wordt er de brand ingestoken. Daarna wordt ook die ope ning door een ijzeren plaat bedekt met plaggen en zand afgesloten. Nu worden er aan de onder kant openingen gemaakt in de plaggen en zand- bedekking. Door deze gaten kan de buitenlucht toetreden om de verbranding te bevorderen, maar omdat het niet de bedoeling is het h°u* *e laten verbrander» maar te verkolen, mag dus de luchttoevoer niet te groot worden en om te voor komen dat het hout vlam zal vatten, wordt de mijt voortdurend nat gehouden. De kolenbran der moet dus dag en nacht op zo'n smeulende meiier toezicht houden. Soms moet hij de brand tempex-en, soms wat aanwakkeren óf door een ol meer luchtgaten dicht te stoppen óf door er nog een luchtgat, een trekgat, bij te maken. Dit han„t voor een groot deel van de wind af. Na 2 hoog stens 3 weken is de gehele houtmassa verkoold en kan de kolenbrander weer nieuwe meiier» bouwen. Gewoonlijk bouwt hij er telkens een stuk of 10, die dan tegelijk in brand gestolce worden. Wat doen we nu met al die houtskool. Wie op school nog met houtskool tekent, zal wei al begrepen hebben, dat zoveel houtskool m alleen voor tekenen nodig is. Nu dat is hét Q<V niet. Veel houtskool wordt ook in de huishouding gebruikt om kachels aan te maken. Ook xn veehoudei-ij gebruikt men veel houtskool, daa het uitstekend werkt in de ingewanden. V® veel meer wordt echter gebruikt in de staa - dustrie. Je weet misschien wel dat staal £el?a*\ ijzer is en nu schijnt men van ijzer, dat S'oeien gemaakt is in een houtskoolvuur het beste s te kunnen maken. Men spreekt ook van hou - koolijzer. Men kan het hout ook laten verK0 in z.g. retorten op de manier waaruit men g uit steenkool stookt, Men kan dan ook de o wikkelde gassen en dampen opvangen en da uit weer artikelen bereiden, die men in dustrie gebruiken kan. Ook kan men op j- manier als bijproduct z.g. houtteer opvangen- ontwikkelde gassen kan men weer gebruiken de retox-ten te stoken. Per M3. kan men zowa kenen op 9 kg. houtskool. B—&

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8