BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
MiERiMKOninari
W'
Aan allen!
Heden heb ik niets mede te delen. Jullie krijgt,
dus geen briefje vooraf.
Beste POLLY. Vriend, ik ben blij weer
eens iets van je vernomen te hebben. Wat jam
mer dat je gezondheid nog niet is, zoals men
het zou wensen, 'k Begrijp dat je, wanneer je
maar even kimt, hard moet werken om bij te
blijven, 'k Hoop dat Berendman een voldoend
toelatingsexamen aflegt zodat hij met September
e.k. naar de H. B. S. kan gaan. De uitslag van
het examen schrijf je me wel bij gelegenheid.
Het beste met je. Dag Polly.
Lief KRULLEKOPJE. Wat ga je de laatste
tijd veel met je klasseonderwijzer en medeleer
lingen uit. Genoemde ijsfabriek heb ik jaren
geleden ook eens bezichtigd. Het was buiten
ontzettend warm, in de koelcellen kon men niet
lang vertoeven met de zomerkleding aan. Het
vroor er enige graden. Je zult van het vers ge
fabriceerde ijs wel gesmuld hebben. Welk bezoek
staat nu weer op het programma? Dag Krulle-
kopje.
Best TEKENAARSTERTJE. Volgende week
zal ik je precies opgeven hoeveel centen je voor
het uitstapje gespaard hebt, Je hebt een keurige
tekening ingeleverd. Ook ik vind dat je de
laatste maanden steeds beter gaat schrijven.
Blijf maar goed je best doen. Je zult er nimmer
spijt van hebben. Dag Tekenaarstertje.
Lief ZANGERESJE. Prettig dat je thans op
de fiets je briefje mag wegbrengen. In een
wipje ben je dan heen en terug. M. heeft mij je
spaargeld gegeven. Op de lijst is het bedrag
aangetekend. Jammer dat R. zo vaak ziek is. Ze
moet, als ze gezond is, maar veel buiten ver
toeven. De buitenlucht versterkt en daardoor is
men minder vatbaar. Fiets met veel genoegen,
doch wees vooral voorzichtig en neem de ver
keersregels in acht. Dag Zangeresje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. De zaken
gaan vooruit zeg. Heb je nu reeds een vulpen
houder? Die mijnheer B. houdt er van kinderen
te verwennen. Hoe staat het met de zwemlessen?
Heb je het bezoek 1.1. Woensdag prettig gevon
den? Ik wel, ik vond het dol gezellig. Veel suc
ces in het zwembad. Dag Boodschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Inderdaad zo is het.
Alleen die kinderen mogen van tijd tot tijd op
visite komen, die geregeld schrijven. Jij bent
gelukkig een trouw schrijfstertje en krijgt bin
nenkort nog eens een invitatie. Wat zei je vader
wel, toen je hem vertelde dat je wel drie boter
hammen bij mij gegeten hebt? Hij hoopt natuur
lijk dat je nu voortaan ook thuis je best doet
om wat meer dan gevvoonlijk te eten. .Eén
sneetje 's avonds is veel te weinig voor een
meisje dat graag spoedig groot wil zijn. 'lc Hoor
bij gelegenheid wel ééns hoeveel boterhammen
je na 1.1. Woensdag 's avonds eet. Dag Bijde
handje.
Lief RAMENLAPSTERTJE. Gelukkig dat
je zus weer ongeveer beter is. Ze zal dan bin
nenkort ook wel naar school mogen. Je hebt
nuttige verjaarscadeaux gevraagd. De datum
heb ik aangetekend en zal je een kaart sturen.
Weet je hoe je je rugzak gemakkelijk kunt
merken? Je neemt een stukje leukoplast. Op de
rose zijde schrijf je in blokletters met inkt je
naam. De kleefzijde plak je tegen de binnenzijde
van de klep van de zak. Het is een eenvoudige,;
doch goede manier. Veel genoegen a.s. Dinsdag.'
Dag Ramenlapstertje.
Best BLONDJE. Gelukkig ben je weer her
stellende. 'k Hoop dat je spoedig geheel opge
knapt zult zijn en weer geregeld naar school
kunt gaan. Het beste hoor. Dag Blondje.
Lief GOUDMUILTJE. Jouw partij verstaat
de kunst van het slagballen. Tweemaal achter
elkander winnen met een flink aantal punten
is niet mis. Je handwerk is af en moet nog in
elkander gemaakt worden. Zodra je op visite
mag komen, breng je je werk mede. 'k Zal je
dan helpen met tegenvoeren en verdere afwer
king. Dag Goudmuiltje.
Best BERGKONINGINNETJE. Je schijnt
het niet prettig te vinden als het regent. Het is
ook gewoonlijk niet prettig. Maar weet je wel
dat er momenteel massa's mensen zijn, die naar
regen verlangen? Mensen die moeten leven van
de opbrengst van land en tuin. Als het steeds
droog blijft dan kan het gewas niet groeien, de
vruchten verdrogen of vallen af, het gras wordt
dor, enz. De landbouwers en tuinders kunnen
dan weinig aan de markt brengen en wat ze bren
gen is niet mooi van kwaliteit.
Het zou heus eens enige dagen flink moeten
regenen of wat ook goed zou zijn, 's nachts flink
regenen en overdag zonneschijn. Tijdens de
eerst komende regendagen dus niet mopperen.
Na regen komt altijd zonneschijn, al laat het
zonnetje soms wel eens lang op zich wachten.
Dag Bergkoninginnetje.
Beste WINNETOU. Je besluit kan ik onder
schrijven. Misschien wordt het in de toekomst
nog wel eens anders, zodat je ook van de partij
kunt zijn. De zaagvoorbeelden heb ik gevonden.
Als je eens hulp nodig mocht bebben, mag je
gerust altijd bij me aankloppen. Dag Winnetou.
Lief ZONDAGSKIND. Nu kan je weer ver
der met je werk en zal het wel spoedig af zijn.
Wat wordt er toch altijd over het weer ge
klaagd. Dan is het te nat, dan te koud, soms te i
stormachtig, dan weer te warm, enz. Gelukkig
dat de mensen de weersgesteldheid niet kunnen
verandeien. De onaangenaamheden zouden dan
niet van de lucht zijn. Heb je het 1.1. Donderdag
middag gezellig gevonden? Dag Zondagskind.
Best ZONNESTRAALTJE. 'k Begrijp dat
het gezellig is, nu je grootouders over zijn. Gaan
ze a.s. Zondag weer naar Duitschland terug?
Wat zal het in het begin stil zijn, als ze pas weg
zijn. Nog een prettige Zaterdagavond met je
grootouders. Dag Zonnestraaltje.
Lief CROCUSJE. Ziezo, je bent nu zeker
wel gerustgesteld, nu je de zekerheid hebt dat
je werk tijdig klaar komt. Voor de bazariverkjes
blijft bovendien nog tijd genoeg over. Als ieder
rubriekertje flink haar best doet, komt er een
flinke collectie gereed, 'k Zal binnenkort wel
een goede werkregeling treffen, zodat alles op
rolletjes loopt. Dag Crocusje.
VISITE.
A.s. Dinsdag 4.15 mogen BOODSCHAPSTER
TJE, BIJDEHANDJE. RAMENLAPSTERTJE en
BERGKONINGINNETJE op visite komen. Tot
ziens dus.
Veel groeten van,
Mej. E. VIJLBRIEF.
WE GAAN ZWEMMEN
door W. B.-Z.
Jongens, jongens, dat is fijn,
Nu we met zijn drieën zijn.
We gaan met grote zus Marie
Naar het zwembad alle drie.
Ik ben Toos, ik kan 't een beetje,
O, veel beter dan zus Greet je.
Maar zus Rie zal 't haar wei leren,
Ik ga 't los maar eens proberen.
Het water is vandaag wel koel
Dat scheelt bij laatst een hele boel.
Maar vooruit: ik spring een twee drie
Dicht bij Greet en zus Marie.
Greet leert nu haar benen strekken
En haar armen zijwaarts rekken,
„Kom," zegt Rie, „kom zwem nu maar
Van de brug en dan tot daar."
Jongens, jongens, 't gaat zo fijn
Nu we met zijn drieën zijn.
LEENTJEBUUR SPELEN
De beeldhouwer Steegemann was zeer bij Fre-
derik den Grote in de gunst, tot groot leedwezen
van allerlei andere kunstenaars. Maar al hun po
gingen om Steegemann bij den koning in dis-
crediet te brengen, faalden.
Eens op een feest in Sanssouci, waar vele
vooraanstaande diplomaten en artisten waren
uitgenodigd, trOk'de koning Steegemann aan zijn
mouw en duwde hem in een zijkamertje, waar
hij een gezellig gesprek met hem begon.
Toen Steegemann na geruime tijd weer in de
feestzaal terugkwam, zagen zijn benijders geel en
groen van jaloersheid. Ze trachtten echter niets
te laten merken en omringden hem met hui
chelachtige vriendelijkheid. Natuurlijk wilden ze
dolgraag weten, wat de koning wel allemaal met
hem verhandeld had.
Steegemann lachte echter geheimzinnig, legde
de nieuwsgierigen zeer ernstig het stilzwijgen op
en vertelde tenslotte, dat de koning hem had toe
vertrouwd, dat hij in vreselijke geldnood zat
en.20 dukaten van hem had geleend! Onmid
dellijk betrokken de nieuwsgierige gezichten.
Allen begrepen, dat Steegemann hen voor den
gek had gehouden en ze werden woedender op
hem dan ooit. Dat moest gewroken worden!
Nu hadden ze eerst recht een gelegenheid, om
den gehaten beeldhouwer bij den koning in on
genade te doen vallen. Vierentwintig uur later
was Frederik precies van 't verhaal op de hoogte.
Toen Steegemann drie dagen daarna in zijn ate
lier stond 31- -- '=n, werd er geklopt en
tot zijn verbazing stond de koning in hoogst
eigen persoon voor hem.
Nadat hij met veel belangstelling Steegemann's
werk bekeken had, trok de koning zijn beurs en
met de opmerking „wie zijn schulden betaalt,
verarmt niet" legde hij 20 dukaten op tafel. Stee
gemann schrok en wilde zijn excuses aanbieden,
maar de koning weerde hem lachend af en zei:
„Stil maar, Steegemann, in jouw plaats had ik 't
zelfde gedaan. Maar we spreken één ding af:
als ik weer eens in 't nauw zit, leen ik wat meer
van je! Je zult er geen schade van hebben!"
WILDE BEN
door W. B.-Z.
Ben, wat heb jij nu gedaan?
Je mocht niet met 't stokje slaan.
Heb je (ja dat kan misschien)
Het vogelnestje niet gezien?
Kleine vogels met zijn twee
Vlogen angstig naar benêe.
Gooi je stok nu maar eens weg.
We moeten ze toch helpen, zeg.
Elk moet er eentje pakken
't Nestje hangt in de takken.
Kom maar beestjes piet, piet, piet.
Treur nu toch maar langer niet.
Wilde Ben zegt: ,,'k doe 't niet meer
k Sla nooit met mijn stokje weer.
Kijk, daar vliegt hun moeder aan.
Zouden ze 't vertellen gaan?
TENGLONG, DE GRAPPENMAKER.
Avonturen van een tamme casuaris
Dat er onder de hoger georganiseerde wezens
zoogdieren en vogels, zowel slimmerds als dom
oren zijn, weet iedereen. De intelligentie van
de chimpansé, de olifant en de hond is alge
meen bekend, terwijl os en ezel, terecht of ten
onrechte, als aartsdomkoppen gedoodverfd wor
den. Papegaaien en kraaien zijn buitengewoon
schrander en leerzaam, terwijl de gans de repu
tatie van de ezel heeft. Begint niet een kinder
ijmpje met de woorden: Een domme vogel is
de gans?
Ik weet niet in hoever dit versje waarheid be
vat, maar ik weet wel. da er veel dommere vo
gels zijn. De kroon spant wel de Casuaris, een
op Nieuw Guinea en Ceram levende struisvogel.
Dit dier wordt 1.70 hoog, kop en hals zijn kaal
en blauwachtig getint. Evenals de kalkoen heeft
hij twee rode halslappen; overigens is het logge
lichaam met zwarte veren bedekt. Op het
hoofd draagt hij een eigenaardig helmvormig
uitgroeisel. De mooie staartveren worden door
de Alfoerse stamhoofden als hoofdtooisel ge-
oruikt. De eieren zijn lichtgroen, 2 a 2'/-2 pond
zwaar en zeer smakelijk, maar een heel ei is
wel een beetje teveel, zelfs voor een hongerig
mens.
Toen ik (van 1902 tot 1904) op Ceram vertoef
de, bezat ik een tamme casuaris, die door zijn
ongelofelijke domheid dikwijls mijn lachlust op
wekte. Op een goede dag keerde een door mij
uitgezonden patrouille in het fort terug. Tot mijn
verbazing droeg de korporaal, die het troepje
commandeerde, de helmhoed in zijn hand en
deed erg geheimzinnig, toen hij mij naderde, om
rapport uit te brengen.
„Commandant," berichtte hij, „wij hebben
niets bijzonders ontmoet, maar ik heb uit het
bos iets voor u meegebracht!" En meteen hield
hij mij de helm onder de neus. Daar zat, gehurkt
op een bed van droge bladeren, een kleine ca
suaris, zo groot als een krielkipje. Het leek wel
een groot ei op lange poten. Het gedrochtje was
met vuilgele borstels bedekt want veren kan
men die sprieten onmogelijk noemen terwijl
donkerbruine strepen van kop en hals naar het
staarteinde liepen. Toen ik hem op de grond
zette, keek hij eerst een poosje dom om zich
heen, toen wilde hij zich bij een grote kloekhen,
die juist met haar kroost passeerde, aansluiten,
maar die was van de ongewenste familieaan-
was niet gediend, zette haar veren op en wilde
hem wegbijten. Om een drama te voorkomen,
nam ik hem weer op en besloot hem tot een
bruikbaar lid van ons klein gemenebest op te
voeden.
Mijn pogingen werden met succes bekroond
Tenglong zo noemden hem de Javaanse sol
daten groeide voorspoedig op; na vier weken
reeds beantwoordde hij de geniepige aanvallen
der kippen met krachtige schoppen van zijn ste
vige poten. Over het voedsel hoefde ik mij niet
bezorgd te maken; bananen, meloenen, papaiers
en andere Indische vruchten met schil en al, rijst
en maniokwortel, alles was hem welkom. En om
het maal te kruiden, verslond hij een aantal
kleine witte steentjes. Na een jaar was hij haast
volgroeid. De helm en de rode lelletjes sierden
hoofd en hals en zijn veren waren glanzend
zwart. Ik had naast de cantine een hok laten
timmeren, opgeven door een stevig bamboehek.
Maar de deur van deze „vogelkooi" stond steeds
open, zodat mijnheer Tenglong naar verkiezing
in en uit kon gaan. Meestal wandelde hij om het
fort heen op zoek naar voedsel en vruchten ste
lend, waar hij de kans schoon zag. Als hij bij
dit snood misdrijf gesnapt werd, dan greep zijn
oppasser Bongsotirto hem met de linkerhand bij
de lange hals en trakteerde hem met de be
zemsteel op een pak slaag. Dan vluchtte de mis
dadiger wel naar zijn hok en mokte een uur
lang, maar daarna verscheen hij weer rustig
alsof er niets gebeurd was op het toneel en her
vatte zijn strooptochten. Uit een opvoedkundig
oogpunt beschouwd waren alle tuchtigingen
waardeloos.
Het meest was Tenglong in zijn schik, als de
soldaten op het terrein voor het fort exerceer
den. Dan liep hij langs het gelid met langzame
stappen en opgeheven hoofd, als een prins, die
de ere-compagnie inspecteert. Onder het mar-
cheeren liep hij als opsluitend gelid achteraan,
maar als bij het tirailleren de stormaanval be
oefend werd en de soldaten een afstand van 100
meter in de looppas moesten afleggen, dan was
hij niet te houden. Eerst bleef hij een poosje na
turen, om hun een voorsprong te geven, dan ech
ter stak hij de kop en de iange struisvogelhals
horizontaal vooruit en, met de korte vieugel
stompjes roeiende, liep hij in gestrekte draf
met passen van twee meter lengte de troep ach
terna, bral-, door het gelid heen en stormde ver
vooruit, om eerst voor de hoge doornhaag aan
't andere eind van het terrein stokstijf te blij
ven staan, met. de kop tussen de takken. Na zó
een minuut of drie te hebben gestaan, keek hij
dom verbaasd naar achteren en marcheerde ein
delijk als iemand, die zich bewust is een over
winning te hebben behaald, naar zijn hok, waai
de beloning in de vorm van een tros bananen
hem wachtte.
Met de bewoners van het fort, mensen en
dieren, leefde hij op voet van vrede. Niettegen
staande zijn enorme kracht een casuaris is in
staat een mens met één trap van zijn geweldige
poten te doden was hij een zachtzinnig, steeds
goed gehumeurd dier. Alleen met mijn honden
had hij soms kleine meningsverschillen. Ik be
zat er vijf, twee huis- en waakhonden en drie
jachthonden. De beide huis-exemplaren, Ama-
deus en Constance waren jonge speelse dieren.
Wanneer Tenglong rustig op het plein voor het
fort zat en wijsgerig met zijn ogen lpiipperde
naderden hem de beide plaaggeesten luidruchtig,
maar voorzichtig. Constance van voren en Ama-
deus van achteren. Dan stond de casuaris lang
zaam op, lichtte beurtelings zijn poten op, om
het armzalige, keffende wezen voor hem een ge
voelige schop toe te dienen. Maar Constance was
veel te vlug, ze wist het gevaar steeds te ontwij
ken. Terwijl nu Tenglong uitsluitend op de front-
aanvallen bedacht was, nam Amadeus de gele
genheid waar, sloop stiekum van achteren na
derbij en kneep hem in de beenen. Dan had je
de poppen aan het dansen. De casuaris draaide
zich woedend om, de beide boosdoeners maak
ten dat ze uit de richting kwamen en vluchtten
door de keukendeur het huis in en achter het
edele tweetal raasde Tenglong, blazende en
schoppende, en daarachter de drie jachthonden,
die hun kameraden te hulp snelden. Zo vloog
de wilde jacht onder onzettend lawaai door keu
ken en woonkamer en over de voorgalerij het
huis aan de voorkant weer uit, alles wat in de
weg stond, tafels, stoelen en huisraad, omver
lopend. Dan stond de huishoudster in de keuken,
sloeg de handen in wanhoop boven haar hoofd
samen en riep 'de beesten alle verwensingen na,
welke de Maleise taal rijk is. De pret eindigde
zodra Bongsotirto'met de bezemsteel verscheen
en vrede stichtte.
Ik heb reeds verteld, dat Tenglong de gewoon
te had kleine witte steentjes in te slikken. Toen
hij groter werd, bevredigde hij zijn eetlust ook
met andere onverteerbare voorwerpen.
Eens speelden twee Javaanse soldaten van
de wacht op de bank voor het wachtlokaal eein
partijtje domino. Onder het aflossen van de
schildwacht bleven de stenen een minuut onbe
heerd op de bank liggen, en de casuaris, die juist
voorbij wandelde, maakte van die gunstige ge
legenheid gebruik om haastig zeventien domino
stenen in te slikken. Maar toen had hem ook de
wrekende rechtigheid in de gedaante van Bong
sotirto met zijn tuchtroede 'bij de kraag. Behalve
een geducht pak ransel werd hij ook twee uur
lang in zijn hok opgesloten, niet zo zeer om
hem tot nadenken over zijn misdaad te brengen,
dan veeleer om de stenen de tijd te geven langs
de natuurlijke banen weer te voorschijn te ko
men, hetgeen dan óok prompt geschiedde.
De ondervinding, die algemeen als de beste
leermeesteres beschouwd wordt, was niet in
staat een vonkje meer licht in het verduisterde
brein van de casuaris te brengen.
Op een morgen wandelde ik naar het zee
strand, om mijn zeilboot voor een tocht naar een
naburige kampong in orde te brengen. Terwijl
ik de keuken passeerde, zag ik daar Tenglong
wonderlijke hoogtesprongen maken. Onder het
rieten dak had de kok een groten tros bana
nen op veilige hoogte opgehangen en nu trachtte
de domme vogel de lekkere vruchten te be
machtigen, tevergeefs. De kok vermaakte zich
kostelijk over zijn gymnastische oefeningen en
zei: „Laat hem maar springen, commandant. Ein
delijk zal hij toch inzien dat het hem niets baat."
Toen ik een uur later van het strand terugkeer
de, stond Tenglong nog op dezelfde plaats, de
hals uitgerekt en nu en dan opspringend.
„Hij leert het nooit," merkte de kok op; „hij
is nog stommer dan een ezel."
Ik kreeg werkelijk medelijden met het domme
dier en maakte aan de betovering een eind, door
hem met een papaaia weg te lokken. Ik zou op
't ogenblik niet in staat geweest zijn. Bongso-
tirto's methode van opvoeding toe te passen.
R. O.
UIT HET LEVEN DER WITTE MIEREN.
Nieuwe, interessante ontdekkingen
over de Koningin.
Natuurlijk heb je al vaak allerlei leuke din
gen gelezen over de mieren en hun interessant
leven.
't Is dan ook enig, te zien hoe de miertjes hun
eigen reusachtig huis bouwen, hoe ze met blaad
jes en takjes sjouwen, de eitjes in de zon slepen,
de kinderen voeren enz. enz.
De rode mier, die bij ons voorkomt, bouwt de
grootste nesten van alle inheemse miersoorten.
In warme landen echter komen wel soorten voor,
wier hopen 20 M. in de omtrek zijn.
Hiervan ga ik je eens iets vertellen.
Een Afrikaans geleerde, Marais geheten, heeft
onlangs een heel boek erover geschreven. Hij
vertelt daarin, hoe hij al meermalen bij ter-
mietenhopen op het vrije veld getracht had, de
cel der koningin bloot te leggen. (De termieten
hebben n.l. evenals de bijen, een koningin, die
reusachtig groot is en die haar hele leven
lang niets doet dan eitjes leggen om de bevol
king op peil te houden).
Dit gelukte hem echter niet, totdat hij ein
delijk in Pretoria in de gelegenheid kwam, al
deze interessante dingen op zijn gemak te be
studeren. Daar lag midden in de stad een huis,
dat reeds jarenlang door mieren werd over
stroomd. Alle pogingen om de hardnekkige witte
diertjes weg te krijgen, waren vruchteloos ge
bleven. Men had de koningin nooit kunnen vin
den en telkens als het huis weer in orde was ge
bracht, begonnen de termieten hun vernietigings
werk opnieuw. Eindelijk besloot de stadsreini-
gingsdienst het werk over te nemen. Alle vloe
ren van het huis werden opgebroken en men
begon ijverig te zoeken naar de koningin! De
Marais, die hierbij steeds aanwezig was. merkte
al spoedig op, dat alle mieren om één punt heen
draafden. Het gelukte hem spoedig de konin
ginnecel met nog een groot stuk van de termie-
tenhoop uit te snijden en nu lag het „hart" van
de mierenmaatschappij in volle werking voor
hem.
Hij kreeg nu het volgende te zien: De koninein
was ontzaglijk groot. Haar lichaam lag in Oost
Westelijke richting met de kop naar het Wes"
ten. Een grote menigte werkmieren van dè
kleinste soort liep voortdurend over en om d
koningin heen. Onmiddellijk voor haar kop was
een opening in de celwand, die echter veel te
klein was om het geweldige lichaam door te la
ten. Twee stromen werkmieren bewogen zich
voortdurend door deze opening heen en weer
de eerste stroom kwam binnen, de andere ginê
naar buiten. De onderzoekers konden al gauw
vaststellen, dat deze mieren drie verschillende
talken te verrichten hadden:
De ene stroom mieren voedde de koningin,
Ieder miertje kwam vlak bij haar kop, rekte zich
even om haar mond te bereiken en onmiddellijk
verscheen een druppeltje heldere vloeistof tus-
schen haar kaken, dat als een diamant schitterde
en in de mond van de koningin verdween. Zo
dra het dit werk verricht had, ging het miertje
om het reusachtige lichaam heen en verdween
in de uitgang. Het werk geschiedde met de
grootst mogelijke snelheid, zonder dat één mier
de andere hinderde. Tegelijkertijd met de stroom
„voedsters" kwamen de andere werkmieren bin
nen, die tot taak hadden, de eieren naar buiten
te dragen en ervoor te zorgen. Ook deze liepen
om de koningin heen om zich dan, ieder met een
ei, bij de weggaande stroom aan te sluiten. Dr,
Marais stelde vast, dat de koningin in vieren
twintig uur vijftigduizend eieren legde; nu kun
je je voorstellen, hoe vlug het vervoer moest ge
schieden! Een kleine groep werkmieren had een
nog veel interessanter werk. Die wriemelden de
hele tijd over het lichaam van de koningin heen
en weer en streelden haar zachtjes met de sprie
ten. De onderzoekers konden vaststellen, dat
ze daarna een kleurloze vloeistof tussen de ka
ken meedroegen. Hadden ze die uit de huid van
de koningin gezogen? Zeker is het, dat door
deze zelfde mieren daarna de jonge larfjes ge
voerd werden. Wellicht heeft men hier dus te
doen met een soort melkvoorziening.
Verder zagen de onderzoekers nog veel meer
interessante dingen, bijv. een kring van solda
ten om de koninginnecel heen,, die steeds weer
door anderen werden afgelost. Maar 't zou te ver
voeren dat allemaal te gaan vertellen.
IE in deze dagen met de fiets over de
Veluwe trekt of door Twente of door
de Achterhoek, zal zeker met verba
zing zien, dat hier en daar mensen
bezig zijn grote dikke boomtakken netjes op te
stapelen in de vorm van een hooimijt. En als hij
in Augustus hier weer mocht langs trekken, zal
hij misschien met nog meer verbazing zien, dat
de houtstapels bezig zijn te verbranden of liever
te versmeulen. Men is daar dan bezig houtskool
te branden. Deze houtmijten hebben de eigenaar
dige naam van meiiers. Het bouwen van zo'n
meiier is lang niet ieders werk. Het bedrijf van
kolenbrander gaat dan ook in de regel van vader
op zoon over, zodat de man eigenlijk bij het ko-
lenbranden is opgegroeid. Zo'n meiier heeft een
koepelvorm en is in de regel een meter of 3 hoog.
Op de bodem heeft ze een. middellijn van onge
veer 5 meter, zodat ze ongeveer 40 kub. m. hout
bevat. Het hout dat men in ons land er voor ge
bruikt is meestal afgekeurd mijnhout, in Ame
rika gebruikt men meer hardhout. In 't mid
den is, door de hele hoop een opening gehouden,
een z.g. schoorsteenopening. Als de meiier ge
reed is, wordt hij geheel met zand en plaggen
bedekt en door de schoorsteenopening wordt er
de brand ingestoken. Daarna wordt ook die ope
ning door een ijzeren plaat bedekt met plaggen
en zand afgesloten. Nu worden er aan de onder
kant openingen gemaakt in de plaggen en zand-
bedekking. Door deze gaten kan de buitenlucht
toetreden om de verbranding te bevorderen,
maar omdat het niet de bedoeling is het h°u* *e
laten verbrander» maar te verkolen, mag dus de
luchttoevoer niet te groot worden en om te voor
komen dat het hout vlam zal vatten, wordt de
mijt voortdurend nat gehouden. De kolenbran
der moet dus dag en nacht op zo'n smeulende
meiier toezicht houden. Soms moet hij de brand
tempex-en, soms wat aanwakkeren óf door een ol
meer luchtgaten dicht te stoppen óf door er nog
een luchtgat, een trekgat, bij te maken. Dit han„t
voor een groot deel van de wind af. Na 2 hoog
stens 3 weken is de gehele houtmassa verkoold
en kan de kolenbrander weer nieuwe meiier»
bouwen. Gewoonlijk bouwt hij er telkens een
stuk of 10, die dan tegelijk in brand gestolce
worden. Wat doen we nu met al die houtskool.
Wie op school nog met houtskool tekent, zal wei
al begrepen hebben, dat zoveel houtskool m
alleen voor tekenen nodig is. Nu dat is hét Q<V
niet. Veel houtskool wordt ook in de huishouding
gebruikt om kachels aan te maken. Ook xn
veehoudei-ij gebruikt men veel houtskool, daa
het uitstekend werkt in de ingewanden. V®
veel meer wordt echter gebruikt in de staa -
dustrie. Je weet misschien wel dat staal £el?a*\
ijzer is en nu schijnt men van ijzer, dat S'oeien
gemaakt is in een houtskoolvuur het beste s
te kunnen maken. Men spreekt ook van hou -
koolijzer. Men kan het hout ook laten verK0
in z.g. retorten op de manier waaruit men g
uit steenkool stookt, Men kan dan ook de o
wikkelde gassen en dampen opvangen en da
uit weer artikelen bereiden, die men in
dustrie gebruiken kan. Ook kan men op j-
manier als bijproduct z.g. houtteer opvangen-
ontwikkelde gassen kan men weer gebruiken
de retox-ten te stoken. Per M3. kan men zowa
kenen op 9 kg. houtskool. B—&