PRINS BERNHARD BEZOEKT DRENTE Avontuur in Venezuela FEUILLETON Naar het Ainerikaansch van R. H. DAVIS. (Nadruk verboden.) 1) L Eens op een dag pakte een leeuw een muis in zijn klauw. Laat me leven!, smeekte de muis, en misschien zal ik op een dag hetzelfde voor u kunnen doen. Dat is zóó aardig gezegd, bralde de koning der dieren, dat wij je zullen los laten. Wij hadden nooit gedacht, dat muizen gevoel voor humor zouden hebben. En toen werd, zooals ge u herinneren zult, de leeuw gevangen in het net van een jager en hij worstelde en vocht en sloeg blindelings, tot zijn moed en kracht gebroken waren en hij hulpeloos neersloeg. En de muis, die daar toevallig langs kwam, knaagde en knabbelde aan het net en redde den leeuw het leven. De moraal is dat waardeering van humor iets kostelijks is en.dat „je het nooit kunt weten". Ten opzichte van deze fabel wordt wel eens beweerd, dat het buitengewoon onwaarschijn lijk is, dat juist op hetzelfde oogenblik dat de leeuw gevangen en hulpeloos was, precies dezelfde muis zou voorbijkomen. Maar de ver klaring is eenvoudig en logisch. Het is deze: dat de wereld zoo klein is. Thuisblijvers gaan gelooven dat het dorp v&axin zij wonen de geheele wereld Is. De trekvogels beweren, dat als men maar ver en lang genoeg reist, de geheele wereld als één dorp wordt, dat men vroeg of laat met ieder een er in vriendschap sluit; dat het eenige verschil tussohen de thuisblijvers en de zwer vers is, dat de eersten plaatselijke telefoon gesprekjes voeren en dat de anderen ansich ten krijgen. Ik ken een verhaal, dat de klein heid van deze wereld schijnt te illustreeren. Hier is het. Toen generaal Don Miguel Roj as, die als jonge man den bijnaam van „den Leeuw van Valencia" had gekregen en die later Venezuela met eere gediend had als minister van Bui- tenlandsche Zaken, als minister van Oorlog, als gezant aan het Hof van St.-James en bij de Fransche Republiek, den leeftijd van zes tig jaar bereikt had, bevond hij zich in een kerker onder het fort, dat bij de haven van Porto Cabello staat. Hij was daar toen twee jaar geweest. De kerker was donker en vochtig en bij vloed sijpelde het water door de poriën van de muren van kalksteen. De lucht was er als in een grafkelder. Generaal Rojas zat ineengedoken op een met zeildoek bespannen krib met een deken om zich heen geslagen en een andere over zijn knieën en las bij het licht van een kaars de geschiedenis van Don Quichotte. Af en toe viel er een druppel water in de kaars zoo dat ze even sputterde en bijna geen licht meer gaf. En ook vielen er soms zooveel druppels op het witte hoofd van den Leeuw van Valencia, dat hij eveneens zat te sputteren en zoo hevig hoestte, dat pijn hem zijn zwakke handen op de borst deed slaan. Aan den anderen kant van den aardbol za ten vier jonge Amerikanen met gekruiste bee- nen en zonder schoenen op de matjes van het Theehuis der Honderd-Een-Treden. Op hun gebruinde gezichten lag de stralende zonne schijn van de Yokohama Baai, in hun oogen glansde het licht van de jeugd, van intelli gente belangstelling, van avontuur. Ze had den elk een kopje met bittere thee in de hand. Drie van hen waren nog geen dertig en alle vier droegen ze pakken van Chineesche zijde, zooals C. Tom of Little Ah Sing, de Chinee sche King, die binnen achtien uur voor ieder een maakt die in het verre Oosten het ken merk zijn van iedereen, die tot het genus der toeristen hoort. Eén van die drie was Rod man Forrester. Zijn vader (behalve dat hij de „ouwe heer" was van .Roddy" Forrester, vroeger de gevierde cricketer van Yale Uni versity) stond lang niet ongunstig bekend bij heel wat gouvernementen als bouwer van sky scrapers. pieren, bruggen, kaden en vuurto rens, welke laatste hij gewoonlijk oprichtte op de glibberige rotsen aan onbereikbare kusten. Bij zijn mede-industrieelen stond hij bekend als de Forrester Construction Company, of kortweg, de F. C. C. In die kwaliteit deed Mr. Forrester nu een poging om aan de Japanners drie vuurtorens kwijt te raken, die de binnen zee tusschen Kobe en Yokohama moesten verlichten. Om het tot stand komen van deze transactie te bevorderen, had hij „Roddy" re gelrecht van de machinefabrieken naar Yoko hama „verscheept". Voor drie jaar, toen Roddy de universiteit van Yale verliet, had zijn vader hem naar Europa gestuurd om door reizen zijn blik te verruimen en om een paar vuurtorens en pie ren te inspecteeren aan allebei de kusten van het kanaal. Terwijl hij van Dover naar Calais overstak, inspecteerde Roddy de vuurtorens op hoogstvluchtige wijze en berichtte, dat ze, voor zoover hij bij daglicht zien kon, nog op hun plaats stonden. Zijn vader, die zelf ook niet van gevoel voor humor ontbloot was, trok Roddy's credietbrief in, telegrafeerde dat hij thuis moest komen en zette hem aan het werk in zijn fabriek. Daar rapporteerde de bedrijfs leider, dat hij zijn vijftien dollar per week niet waard was, alleen had hij getoond een goed „cocktailmixer" te zijn, had hij een picnic in elkaar gezet voor de arbeidersvereeniging en een base-ball negental samengesteld. Toen Roddy bij hem werd geroepen, zei zijn vader: Het is zonde, dat jouw zeldzame aanleg voor „mixer" achter een draaibank verknoeid wordt. Callahan vertelt me, dat jij je een weg zou kunnen redeneeren door gloeiend ijzer, dus ik zal je de kans geven om zóó tegen de Japanners te boomen, dat ze ons een contract geven. Maar denk er aan, Roddy, vervolgde zijn vader, de Japanners zijn niet gemakke lijk. Wees beleefd, maar alsjeblieft niet te happig. Als je dat doet zullen ze gaan pinge len. Misschien was deze afscheidsredevoering de reden waarom Roddy van het oogenblik af dat hij arriveerde in het land van de Rijzen de Zon. zich geheel en al had gewijd aan de theehuizen van Yokohama en het baseball negental van het Amerikaansche marine hospitaal. Hij probeerde, zei hij, niet al te be- geerig te lijken. Hij hoopte dat zijn vader tevreden zou zijn. Met Roddy was, als gezelschap, vriend en medetoerist, mee naar Japan gekomen Peter de Peyster, die van de oevers van de I-Iudson kwam en die, zooals Roddy het noemde, af stamde van „een van onze ouwe families van hazeharten". In Yale waren ze kamergenoo- ten geweest, al was Peter Roddy twee jaar voor en ze waren dikke vrienden geworden. En nadat ze twee jaar universiteitsleven door- gekibbeld hadden, stonden ze op zoo'n vol maakten voet van vriendschap met elkaar, dat ze onafscheidelijk waren. De derde van het gezelschap was de „Orchi deeën Jager". Zijn vader fabriceerde het bier. dat volgens Roddy de heede stad katterig maakte. Hij was geen echte orchideeën-jager, maar op zijn reizen rond den aardbol had hij er zich zoo over geschaamd, dat hij de men- schen moest vertellen, dat hij niets anders te doen had dan zijn vaders geld uit te geven, dat hij besloten had te zeggen, dat hij orchideeën verzamelde. Dan kunnen ze zien dat je fantasie hebt, legde hij uit, en ik heb genoeg geld verspild aan orchideeën in Fifth Avenue, dat het niet heelemaal een leugen is. De vierde van het clubje droeg de uniform en de onderscheidingsteekenen van luitenant van de Amerikaansche marine. Hij heette Perry en van het popperige balkonnetje van het theehuis, dat als een vogelnestje tegen de rots gedrukt stond, konden ze zijn slagschip voor anker zien liggen. Het was Perry geweest, die ze naar o Kin San en haar verrukkelijk thee huis had geëscorteerd en 't was Perry, die aan het woord was. Maar het allerbelangrijkste lid van de be manning op een onderzeeër, zei de zeeman, vraagt heelemaal geen gage en hij krijgt geen rantsoen, 't Is een muis. Wat is ie? vroeg de Orchideeën-jager. Hij had juist heel vaderlandslievend de aankomst van het Amerikaansche eskader gevierd. On der de lunch had het zien van de witte uni formen in het hotel zijn vaderlandsliefde op gewekt en na de lunch had het vertrek van de Pacific Mail, die zoo veel „puike kerels" weer meenam, 't verder opgewekt. Tot den vorigen avopd in de billard-zaal had hij nog nooit één van de puike 'kerels ontmoet, maar de ge dachte, dat hij ze misschien nooit meer terug zou zien, drukte hem. En de thee, die hij dronk, maakte hem noch vroolijk, noch tipsy. Dus toen de Orchideeënjager iets zei, was er iets geprikkelds in zijn manier van praten. Praat geen zeemanstaal tegen me, beval hij; wat bedoel je met een muis? Ik bedoel een muis, zei de zee-officier. Een witte muis met roode oogen. Hij maft in de machinekamer en als hij ergens ontsnap pend zwavelgas ruikt, dan piept-ie en de chef van de machinekamer vindt het lek en het schip vliegt niet in de lucht. Soms redt zoo'n kriel van een witte muis het leven van dozijnen zeelieden. Roddy en Péter zaten vol waardeering te knikken, (Wordt vervolgd). sss Ciano, de Italiaansche minister van Buiteniandsche Zaken, tijdens het défilé der phalangisten ter gelegenheid van zijn bezoek aan Barcelona Bij zijn aankomst op Le Bourget werd Lord Gort, de chef van den Engelschen generalen staf, door generaal Gamelin (links) verwelkomd Cloarec, Van Schendel en Gianello na hun ontsnapping aan het peleton in de étappe Rennes-Brest van den Tour de France Het m.s. „Algarve", dat door de N.V. Boele's Scheepswerven te Bolnes werd gebouwd voor rekening van de N.V. Hammerstein's Reederij, maakte Don derdag zijn proefvaart op den Nieuwen Waterweg. Een overzicht aan boord Koning Boris van Bulgarije woonde persoonlijk de gymnastiekfeesten bij, waaraan meer dan 30.000 sokols van Bulgarije, Yugoslavië, Polen en Rusland te Sofia deelnamen De groepNederlandsche volks dansers, welke zal deelnemen aan het te Stockholmte houden 3de Internationale Volksdans- festival, gaf Donderdag een demonstratie te Rotterdam In den „strijd" om het schaakkampioenschap van Nederland speelden de heeren J. A. O. v. d. Bosch (links) en G. R. D. van Doesburgh Donderdag avond te Amsterdam, onder het critisch oog van schaakmeester Landau, hun partij Z. K. H. Prins Bernhard heeft Donderdag tijdens zijn bezoek aan Drente de demonstratie van fok- vee te De Wijk in oogenschouw genomen. De hooge gast bij den rondgang op het expositie-terrein De aankomst van Z. K. H. Prins Bernhard op het expositie terrein te De Wijk, waar Hij tijdens zijn bezoek aan Drente Donderdag de groote demonstratie van fokv^e in oogen schouw nam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 12