h.can
idï
;rs
en
de roode schoentjes
Zieitsexsehe feesten
in crisis-tijd
OPRUIMING
Ui J-ntima
Morgen begint de
Half Jaarlijksche
Spelling und kein N-de.
Het vaderlandslievende karakter
der Zwifsersche feesten.
Se [eestetiike hetdenkma cum den sCaa geen Eedgenootschap". Want de kleine oer-
- - kantons met hun weinig eerzuchtige, slechts
£aupea Ut 1339.
GENèVE, 6 Juli 1939.
(Van onzen correspondent).
Sinds den wereldoorlog heeft in de wereld
geen zoo uiterst bezorgde stemming geheerscht
als thans in dezen zomer. Desniettemin is het
aantal nationale feesten in Zwitserland ver
moedelijk nimmer zoo groot geweest als juist
thans. De Zwitsersche Nationale Tentoonstel
ling te Zürich, die weldra door reeds vier
miilioen (stellig voor meer dan 90% geestdrif
tige!) bezoekers zal zijn bewonderd, is reeds
op zich zelf een zich dagelijks voor 50.000 en
méér bezoekers vernieuwend feest, waar de
feestelijke stemming echter minstens twee
dagen per week nog versterkt wordt door de
zoogenaamde „kantonale dagen", waarop dui
zenden uit één der 25 kantons de banden van
saamhoorigheid met de andere Zwitsers komen
versterken, en door de feestelijke samenkom
sten van een der groote nationale organisaties,
die dit jaar alle de tentoonstellingsstad tot
plaats van samenzijn hebben uitverkoren. Met
deze tallooze feestdagen te Zürich zijn in de
laatste weken feesten gepaard gegaan te
Genève, waar het feit herdacht werd, dat
Genève 125 jaren deel van den Zwïtserschen
staat uitmaakt, te Bern, waar de 600ste ge
denkdag van den slag bij Laupen feestelijk
gevierd werd, en te Luzern, waar het vijfjaar
lij ksche nationale schietersfeest niet minder
dan 50.000 Zwitsers met hun familie vereenigd
heeft!
Wat bezielt de Zwitsers, hoort men door
buitenlanders vaak vragen, om juist in dezen
tijd zoo voortdurend feest te vieren? Zien zij
den hoogen ernst van het oogenblik niet in?
Willen zij dien wellicht opzettelijk niet inzien,
het voorbeeld van den struisvogel volgend die
schijnt te meenen dat het gevaar niet aan
wezig is, wanneer men het maar zelf niet ziet?
Of zijn de Zwitsers wellicht zoo van de ko
mende wereldramp overtuigd, dat zij de laatste
weken vóór de catastrofe het liefst maar in
lichtzinnig feestvieren laten voorbijgaan, om
daardoor hun sombere gedachten van het
naderende onheil te verdrijven?
Nóch de eene, nóch de andere veronderstel
ling is juist. De Zwitsers zien met open oogen
het dreigende gevaar tegemoet, vastbesloten
in heldenmoed voor hun voorvaderen niet
onder te doen, indien zij de onafhankelijkheid
en vrijheid van hun land zelfs met gevaar
voor het eigen leven zouden moeten verdedi
gen. Doch zij willen nog steeds de hoop niet
opgeven, dat de wereldvrede toch nog behou
den zal blijven en grijpen intusschen gaarne
de gelegenheid aan, om door de Nationale
Tentoonstelling en door de andere reeds jaren
van tevoren voorbereide nationale feesten het
onderlinge Zwitsersche saamhoorigheidsge-
voel nog meer te versterken en bij alle Zwit
sersche burgers nog meer het bewustzijn te
verdiepen, dat Zwitserland een land is, dat de
grootste offers voor zijn verdediging waard is.
Zoo worden al deze feesten in een ernstige
vaderlandslievende stemming gehouden, die
natuurlijk oogenblikken van kunstgenot en
van humor niet uitsluit, doch die toch steeds
aan het einde van het feest tot uiting komt
in een geestdriftige hulde aan het tegenwoor
dige Zwitsersche volksleger en de rood-witte
nationale vlag.
Het was de Zwitsersche hoofdstad Bern zelf,
waar de vertegenwoordigers der 25 Zwitser
sche kantons waren samengekomen, om den
600sten terugkeer van den „dag van Laupen"
feestelijk te herdenken. Zeshonderd jaren ge
leden had Zwitserland nog volstrekt niet den
vorm van thans.
Slechts de kern van de tegenwoordige
Zwitsersche Eedgenootschap bestond toen
reeds. De drie kleine „oerkantons" (Schwijz,
Uri en Unterwalden) hadden zich in 1291 tot
den bond aaneengesloten, waartoe in den
loop der eeuwen steeds meer kantons toe
traden, totdat Zwitserland eindelijk in 1814
door de toetreding van Genève zijn tegen
woordige samenstelling verkreeg.
In 1339 leek de Zwitsersche Eedgenoot
schap echter nog slechts heel weinig op de
tegenwoordige. Zelfs de hoofdstad van Zwit
serland Bern maakte toen nog geen deel er
van uit. Bern had echter in 1323 een tijde
lijk begrensd bondgenootschap met de drie
bovengenoemde oerkantc-ns aangegaan, zon
der reeds tot de Eedgenootschap voor goed
toe te treden. Op grond van dit bondgenoot
schap richtte Bern in 1339 een verzoek om
hulp tot Schwyz, Uri en Unterwalden, omdat
het door den Duitschen Koning Ludwig van
Beieren, door het onder het Oostenrijksche
gezag staande Fribourg (thans een Zwit-
sersch kanton) en door verschillende edelen
van het tegenwoordige Fransch-Zwitserland
en Frankrijk bedreigd werd. Al deze adellijke
machthebbenden wilden aan het voortdurend
zijn macht over de naaste omgeving uitbrei
dende Bern een vernietigende slag toebren
gen en waren daarom met de belegering van
het in de burt van Bern en sinds enkele jaren
tot Bern behoorende stadje Laupen begon
nen. De stedelingen van Bern verzochten
daarom de hulp van de boeren bevolking van
de oerkanons, om Laupen te bevrijden. Dit
gelukte op 21 Juni 1339. Ofschoon Bern en de
oerkantons slechts 7000 strijders tegenover de
16,000 troepen van den koning van Beieren
en zijn adelijke bondgenooten konden stellen,
wisten zij dankzij hun moed en het groote
veldheerstalent van hun aanvoerder Rudolf
von Erlach Laupen te bevrijden en de be
legeraars op de vlucht te slaan. Ofschoon de
Berners nog een jaar lang nu eens hier, dan
weder daar zich tegen hun aanvallers te ver
dedigen hadden, voordat de vrede gesloten
werd die Bern voor goed van Duitsch- en
Oostenrijkscb gezag bevrijdde, was de over
winning van Laupen toch feitelijk de beslis
sende factor in dezen strijd geweest.
Of men de overwinning van de stad Bern
en van de boeren der oerkantons op de adel
lijke bondgenooten van den Duitschen Koning
terecht als de eerste overwinning der Zwit-
srsche democraten mag vieren, werd in deze
dagen door velen betwijfeld. De machthebbers
te Bern waren volstrekt geen democraten in
de tegenwoordige beteekenis van dit woord.
Zij waren zeer „autoritair" en nog „imperia
listisch" bovendien. De groote beteekenis van
Laupen voor de Zwitsersche geschiedenis ligt
echter hierin, dat de onafhankelijkheid van
Bern erdoor bevestigd werd, evenals de ban
den tusschen Bem en de oerkantons.
Inderdaad trad Bern in 1353 definitief tot
de Zwitsersche Eedgenootschap toe. En daar
Bern na de overwinning van Laupen ook met
Fribourg en de Zwitsersche districten ten
Westen der stad in vriendschappelijke verbin
dingen getreden was, slaagde Bern later erin
ook de West-Zwitsers tot de Eedgenootschap
te doen toetreden. In zooverre kan men zeg
gen: „Zonder Laupen geen Bern; zonder Bern
op eigen verdediging bedachte boerenbevol
king zouden waarschijnlijk nimmer aan de
Eedgenootschap dien glans gegeven hebben,
die in den loop der volgende eeuwen van de
onder leiding van Bern staande „Confedera
te Helvetica" uitstraalde en steeds meer ge-
biedsdeelen van het tegenwoordige Zwitser
land tot aansluiting bewoog. Onder het motto
„Zonder Laupen geen Bern; zonder Bern geen
Eedgenootschap" konden dan ook alle kan
tons, ook de burgers uit het bij Laupen over-
womien Fribourg, van harte aan dit Zwitser
sche feest deelnemen, overtuigd, dat de Ber-
ner overwinning bij Laupen voor vorming der
Zwitsersche Eedgenootschap inderdaad van
beslissend belang geweest is.
Een prachtige historische optocht, waarin
een echte nakomeling van den overwinnaar
van Laupen Rudolf von Erlach aan het hoofd
der ruiterschare reed die de bevrijders van
Laupen voorstelde, was het glansnummer van
de feestelijke herdenking van den slag bij
Laupen. Doch enorme belangstelling bestond
ook voor de herdenkingsrede van den Presi
dent van Zwitserland Etter den volgenden dag-
op het slagveld bij Laupen zelf. De geestdrif
tige bijval die weerklonk, toen President Etter
verzekerd had dat de tegenwoordig levende
Zwitsers in heldenmoed niet zouden ten ach
ter staan bij de dappere stedelingen en boe
ren, die in 1339 te Laupen van een overmaeh-
tigen vijand gewonnen hadden, bevestigde
weder de bekende vastberaden gezindheid van
het liedendaagsche Zwitsersche volk en de
vaderlandslievende stemming, waarmede het
dezen zomer ondanks den tijd van ernstige
internationale crisis zijn nationale feesten
viert.
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK
Driehonderd politici in Slowakije
gearresteerd.
De vroegere minister-president Hodza
bevindt zich onder hen.
BRATISLAVA, 12 Juli (Havas).
Wegens corruptie zijn driehonderd
politici van het oude regiem gearres
teerd. Onder hen bevinden zich Milan
Hodza, de vroegere minister-presi
dent. Vavro Srobar, minister van
Slowakije en verscheidene oud-kamer
leden en senatoren.
Engelsche gevangenen uit Spanje
ontsnapt.
Vier kanonniers van de Britsche artillerie te
Gibraltar, die de vorige maande de Spaansche
grens hadden overschreden en door de Spaan
sche autoriteiten waren gevangen genomen,
zijn uit de militaire gevangenis te Lalinea ont
snapt. Zij zijn half gekleed en half verhon
gerd te Gibraltar teruggekeerd.
De Britsche grenswacht heeft hen een goed
maal gegeven en vervolgens in arrest gesteld.
De uitwijzing van Pettinato zet
kwaad bloed.
ROME, 12 Juli (Havas). Het besluit
van de Fransche regeering den Italiaan-
schen journalist Pettinato uit te wijzen wordt
door de Italiaansche pers scherp gecritiseerd.
De „Regime Fascista", het blad van Fari-
nacci, noemt het Fransche volk verwekelijkt
en gedegenereerd en de Fransche regeering
een regeering van „dwazen en misdadigers."
Het blad schrijft verder te hopen, dat onmid
dellijk represailles zullen worden genomen.
Alle Italiaansche journalisten moeten uit Pa
rijs teruggeroepen worden en de vertegen
woordigers van de Fransche pers te Rome
moeten naar hun land worden teruggebracht.
Het blad besluit met de woorden: „Gelukkig
leven we in een internationaal klimaat, dat
doet hopen, dat eens alle, thans nog uitstaan
de rekeningen vereffend zullen worden".
Vuurgevecht tusschen stakers en
politie.
Te Harlan (Kentucky) is in de buurt van
een mijn van de „Mahan Ellison Coal Com
pany" een vurugevecht geleverd tusschen een
afdeeling van de nationale garde en stakende
mijnwerkers; tijdens het gevecht werd een
mijnwerker gedood. Drie mijnwerkers en een
der manschappen van de nationale garde
werden gewond.
De gouverneur heeft direct bevel gegeven
versterkingen naar Harlan te sturen, die
voorzien zijn van twee tanks en een aantal
machinegeweren.
Haarlem's grootste
in LAMPEN en
KRUISSTRAAT 42
over de Hema.
speciaalzaak
KRONEN.
TELEF. 10311
CHURCHILL:
„Een stap van Hitier op
den verkeerden weg en
een betere toekomst zal
in vlammen verdwijnen"
LONDEN, 13 Juli. Havas-A.N.P.) De
„Daily Mirror" publiceert een beschouwing
van Churchill over den internationalen toe
stand; o.a. schrijft hij:
De poging der Nazi's, de Britsche en Fran
sche democratieën te vermoeien door middel
van een „zenuwenoorlog en beleedigingen" zijn
tot mislukking gedoemd. Het Britsche rijk en
zijn Fransche bondgenooten zullen zich in
hun vastbeslotenheid niet laten schokken.
Niemand weet, wat in het buitenland zal ge
beuren, noch wanneer het ergste zal gebeuren,
doch wel weten wij wat wij in zoo'n geval zul
len doen. Nooit was er in vredestijd op ons
oude eiland grootere eenstemmigheid.
(Adv. Ingez. Med.)
Churchill.
Na verklaard te hebben, dat de beslissing
over vrede of oorlog geheel in handen van
Hitier ligt, betoogt Churchill, dat het ver-
geefsche moeite is, met het zwaard in de hand
levensruimte te zoeken. De barbaarsche
methoden zijn ondoeltreffend en verouderd.
Slechts de wetenschap telt en het is noodig,
het vertrouwen en den goeden wil te her
stellen. Churchill hoopt dat Hitier, nu het nog
tijd is, over deze eenvoudige doch duidelijke
waarheden zal nadenken, Doch doet hij
slechts enkele schreden op den verkeerden weg
of pleegt hij een enkele daad van agressie,
dan zullen de vooruitzichten op een betere
toekomst voor onze generatie in vlammen en
rook verdwijnen.
I. R. A.-leden veroordeeld.
Ontplofbare stoffen in hun bezit gevonden.
Twee Ieren, Duggan en Mac Nessa, zijn door
de rechtbank te Manchester veroordeeld tot
twintig jaren dwangarbeid, daar zij in het be
zit waren bevonden van ontplofbare stoffen.
Zij waren beiden lid van het Iersche republi-
keinsche leger en hebben geweigerd zich te
verdedigen.
Copyright P. I. B. Box 6 Copenhagen
Daar, in bet boseh, zag zij iets glinsteren tusschen de boomén, én li Maar het was niet de maan: het was de oude soldaat met zijn
2é dacht, dat het de maan was, want het leek wel een gezicht. wonderlijk lange baard. H-ij knikte, en knikte, en zei: „Kijk toch
eens, wat een mooie dansschoentjes!"
Toen begon ze bang te worden, en probeerde de roode schoentjes
uit te schoppen; maar die zaten vast. Zij rukte uit alle macht,
maar de schoentjes waren aan haar voeten vastgegroeidEn nu
bleef ze dansen; dansen moest ze over velden en weiden, in regen
en zonneschijn, overdag en bij nacht; maar als het nacht was,
was het allerverschrikkelijkst!
Zjj danste het open kerkhofhek binnen, maar de dooden dansten
niet mee die hadden wel wat beters te doen dan dansen. Zij
wilde gaan zitten op het graf van een arme, waar bittere varens
groeiden, maar geen rust werd haar gegund. En toen zij naar de
open kerkdeur danste, zag zij daar een engel staan in lange, witte
kleeding, met vleugels die van de schouders afhingen tot op den
grónd. Zijn gezicht was ernstig en streng, en in zijn hand hield hij
een zwaard, dat breed was en fonkelde
.(Wordt vervolgd).
Wij-van-het-onderwijs, wij zijn den minis-
ter dankbaar
Want nu de kogel door de kerk is en het
Koninklijk besluit afgekondigd, nu wil ik wel
bekennen, dat wij er in den laatsten tijd
schandalig de kantjes afliepen.
We gaven wel les - zeker. We deden in de
lagere klassen zelfs aan spelling. Daar was
de zaak dus nog vrij aardig in orde. Maar in
de hoogere! We lazen Mul'tatuli of 't zoo
niets was. We bespraken wel eens een vers of
een stuk proza en probeerden te begrijpen,
waarom 't mooi of leelijk, boeiend of vervelend
was. En af en toe een dicteetje om de zaak
warm te houden. Maar met dat gelanterfant
is het nu afgeloopen, der Regeering zij dank,
1 September beginnen wij. Twee uur in de
week. Ik heb het programma al in mijn hoofd,
Punt 1 is: afkeer wekken van alle schrij-
vers die gezondigd hebben tegen de geslacht
regels. Hooft schrijft: „de rechterhand mijns
vrouwen" weg met dien kerel. Vondel: „op
den weg des deugds" trap 'm eruit! Frede-
rik van Eeden: „zijn gelaat nam denzelfden
plooi aan" verbannen uit de literatuur.
Scharten-Antink: „Hij nam eiken kans waar"
opgemarcheerd, echtpaar!
Zoo zullen wij in den hof der Nederlandsche
taal eens duchtig aan het wieden slaan. Het
onkruid en zij die het gezaaid hebben zullen
verdwijnen en ons veldje zal schoon worden,
schoon en kaal. Maar dit werk, hoe nuttig
ook, is slechts afbrekend. En onderwijs moet
opbouwend zijn. Daarom gaan wij thans over
tot punt 2: De bestudeering der geslachts-
regels van De Vries en Te Winkel.
Wij doen dit aan de hand van door den
leeraar zorgvuldig gekozen zinnen.
Ik bied u de volgende toekomst-dialoog aan
tusschen den Docent en den Leerling.
D. Jullie weet waarschijnlijk niet, waarom
tafel vrouwelijk is en stoel mannelijk. Dat
wisten ze in de 16e eeuw al niet meer en ieder
een schreef toen, zooals hij gebekt was. Maar
Vondel en Hooft, met hun groote liefde voor
de klassieken, hebben geprobeerd er wat orde
en regelmaat in te brengen. Later heeft een
zekere David van Hoogstraten een kilometers
lange geslachtslijst aangelegd, waarin hij 't
soms met Vondel en soms met Hooft eens is
want die twee verschillen ook weer! die
lijst is aangevuld en verbeterd door Prof.
kluit en door Siegenbeek en daarop berust nu
in hoofdzaak de geslachtsonderscheiding van
De Vries en Te Winkel. Je ziet, 't had net zoo
goed anders kunnen zijn met die tafel en dien
stoel, 't Is min of meer een toeval dat het is
zooals her is. Da's de theorie en nu gaan we
gezellig een beetje practijk doen.
Jan, kom eens voor 't bord en schrijf eens
op: De visser ving een dikke paling. Mooi zoo.
Moet't nu dikke of dikken zijn?
L. Dikken, meneer.
D. Waarom?
L. Regel één ten twaalfde, meneer.
D. Wat staat daar dan?
L. De niet-persoonsnamen op -ing en -ling
zijn mannelijk.
D. Goed zoo, Jan. Schrijf nu eens op; We
aten gisteren een dikke paling.
L. (aarzelt, want hij voelt nattigheid).
D. Toe maar.
L. Ik dacht dikken.
D. 't Spijt me Jan. Maar 't is dikke.
L. Waarom meneer? 't Is toch dezelfde pa
ling?
D. Natuurlijk. Maar 't is hier niet regel één
ten twaalfde, maar regel één ten twaalfde bis.
En daar staat: stofnamen op -ing en -ling
zijn vrouwelijk.
L. Maar is 't dan een stofnaam? 't Is toch
een beest?
D. Dat begrijp je verkeerd. Toen hij zwom
en gevangen werd. was hij een beest, of liever
een niet-stofnaam, maar toen zij ter tafel
kwam, was zij een stof.
Ga maar zitten, Jan. En nu ik het toch over
die stofnamen heb, wie weet daar nog iets
meer van?
L. Ze zijn vrouwelijk.
D. Allemaal?
L. Ik denk wel van niet.
D. Anders zou 't geen regel zijn. bedoel je?
Je hebt gelijk. Schrijf de uitzonderingen maar
in je schrift, ze vormen een alleraardigst
rijmpje:
honing, room, nectar, wijn,
mosterd, inkt en azijn.
Dat is betere poëzie, hè jongens, dan van
dien vervelenden Vondel of dien saaien Kloos.
Voel jullie het pittige rhythme, dat de dichter
in die twee simpele regeltjes heeft gelegd?
Merk eens op, hoe hij de aangenaam smaken
de in de eerste en de scherpe, bijtende in de
tweede heeft samengebracht.
Tot slot van deze les zal ik nu nog even
de vruchtennamen met jullie bespreken. Dat
is doodeenvoudig. Ze zijn allemaal vrouwelijk.
Behalve dan als ze op -oen of op -ling uit
gaan en de inheemsche op -el en -er. De uit-
heemsche op -el en -er zijn meestal vrouwe
lijk. Snap jullie?
L. Meneer, noemt u eens een vrueht op
-ling?
D. Pippeling
L. Wat is dat, meneer?
D. Dat isdat is net zoo iets als een
Kruiling.
L. Wat is dèt dan, meneer?
(de bel gaat.)
Wij weten van het onderwijs nu tenminste
één ding zeker: ons Onderwijs zal een Kunst
worden. Maar met Wetenschap heeft dit alles
helaas niet veel te maken.
PH. SCHRÖDER.
Aardverschuiving in Tasikmalaja.
Veertien dooden.
TASIKMALAJA 13 Juli (Aneta). Door
aardschuivingen zijn gisterenmiddag in de desa
Tjikondang, in het district Manondjaja, vele
huizen bedolven. Hierbij werden veertien per
sonen gedood.
Bij een badjir van de Tjibandjaran zijn drie
personen verdronken.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag heeft
de rivier Tjikembang gebandjird. Hierdoor zijn
vele huizen meegesleurd, o.a. de bale-desa (ge
bouwtje voor inheemsche rechtsspraak) te Tji-
haoer. Een houten brug is geheel vernield. Het
verkeer is gestremd. Bij deze laatste bandjir
kwamen geen persoonlijke ongelukken voor,
doch de schade is groot.
Complot tegen Chileensclie
regeering ontdekt.
De Chileensche autoriteiten hebben uit de
verklaring van een zestal personen, die Zon
dag werden gearresterd wegens het verwek
ken van ongeregeldheden, de overtuiging ge
kregen dat een uitgebreid complot is gesmeed
tegen den staat. Hieraan wordt toegevoegd,
dat het plan omver geworpen ls. Na huiszoe
king bij den Spanjaard Soleri den leider van
de Ibanistische jeugd, zijn verscheidene per
sonen gearresteerd. Het blad „La Opinion"
bericht, dat de samenzweerders beschikten
over vijftien miilioen piasters.